Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 19/01/2012
Vraag om uitleg van de heer Johan Verstreken tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over het tweede Zzzip-onderzoek naar de leefsituatie van holebis in Vlaanderen
- 648 (2011-2012)
De voorzitter : De heer Verstreken heeft het woord.
De heer Johan Verstreken : Voorzitter, minister, uit het tweede Zzzip-onderzoek dat u liet uitvoeren om te peilen naar de leefsituatie van holebis in Vlaanderen, blijkt dat een glazen plafond voor holebis niet bestaat. Homos en lesbiennes zijn zelfs vaker in een leidinggevende functie terug te vinden dan gemiddeld.
Uit de studie die uitgevoerd werd bij 2400 holebis en 1000 heteros, blijkt echter ook dat heteros vrij negatief tegenover holebis staan. 12 procent van de hetero-ondervraagden vindt dat er te veel aandacht besteed wordt aan holebis, 16 procent vindt dat holebis abnormaal zijn en de helft is van mening dat kinderen op school niet moeten leren dat homoseksualiteit normaal is. Bovendien waardeert de doorsnee Vlaming het holebihuwelijk, adoptie door homomannen en ouderschap door lesbische moeders doorgaans ook minder dan de holebis zelf vermoeden.
Ik heb de kranten van de afgelopen maanden bekeken en, toeval of niet, ik heb vastgesteld dat er bijna dagelijks iets in de krant stond over dergelijke zaken die in de 21e eeuw nogal vreemd overkomen. Zo las ik bijvoorbeeld iets over discriminatie van holebis in rusthuizen. Vorig week stond in de Nederlandse Volkskrant een artikel waarin sprake is van een belangrijke rabbijn die zegt dat homos ziek zijn en dat ze moeten worden geholpen met therapie. Ik las ook een artikel over John Travolta die geholpen kon worden door de Church of Scientology. Zo doet men allerlei dingen om zieltjes te winnen voor het ene of het andere geloof. Blijkbaar kun je gered worden door therapie. In een artikel in de Volkskrant van gisteren staat hierover letterlijk dat men verdwaalde joden terug op het rechte pad kan krijgen.
Gelukkig zijn er ook verbeteringen. Door de toegenomen zichtbaarheid van homoseksualiteit komen vooral jongeren eerder uit de kast. Het is ook gemakkelijker geworden om informatie op te zoeken of om verhalen over anderen te lezen, wellicht heeft dit ook met het internet te maken. Jongeren kunnen hierdoor alles voor zichzelf vroeger op een rijtje zetten.
Toevallig las ik eergisteren in de krant dat er nu iets op de markt zou worden gebracht om homofoob geweld onder de aandacht te brengen, een applicatie tegen gaybashing voor de smartphone. Ik dacht daarbij: Oei, help, is dit vandaag de dag nog nodig? Blijkbaar is dat wel het geval, want bijna zes op tien holebis kregen al te maken met verbaal geweld, 20 procent werd al een keertje bedreigd en één holebi op tien was slachtoffer van fysieke agressie. Toch leggen slachtoffers van homofoob geweld niet gemakkelijk een klacht neer waardoor het probleem minder groot lijkt dan het in realiteit is dit zijn woorden van voormalig minister van Binnenlandse Zaken, mevrouw Turtelboom.
Minister, in het kader van dit Zzzip-onderzoek had ik u graag de volgende vragen gesteld. Trekt u nog andere conclusies uit het onderzoek? Zo ja, welke? Wat is uw visie op de conclusies van het onderzoek?
In de beleidsbrief Gelijke Kansen 2012 geeft u te kennen dat op basis van de resultaten van het onderzoek beslist zal worden over het opzetten van eventuele verdere beleidsinitiatieven. Hebt u hierover reeds een beslissing genomen? Wat is de stand van zaken?
De voorzitter : Mevrouw Vermeiren heeft het woord.
Mevrouw Goedele Vermeiren : Voorzitter, minister, in het Zzzip-onderzoek staan een aantal aanbevelingen. De heer Verstreken heeft al verwezen naar de gewelddelicten. We hebben het hier al over gehad in een plenaire vergadering, ik meen in juni, naar aanleiding van een aantal heel concrete gevallen hier in Brussel. Ik meen ook dat we het hier al even over hebben gehad bij de bespreking van de beleidsbrief Gelijke Kansen. De collega verwees ook al naar de nieuwe iPhone-applicatie waardoor je anoniem kunt aangeven waar je slachtoffer wordt van holebigeweld. Blijkbaar voelen holebis zich niet altijd veilig op straat en zijn er buurten waar ze niet graag komen. Dat zou niet mogen.
Ik wil u vragen naar de stand van zaken. Ik weet dat dat niet onmiddellijk kan worden opgelost. Die iPhone-applicatie is één stap die wordt gezet door een holebi-organisatie in samenwerking met een reclamebureau. Minister, is er vanuit de overheid al een onderzoek gedaan naar wie vooral die gewelddelicten pleegt en hoe holebis kunnen worden aangezet om aangifte te doen? Dat is toch belangrijk, want holebis blijken vaak geen aangifte te willen of te durven doen.
Toekomstige welzijnswerkers zouden tijdens hun opleiding geïnformeerd moeten worden over holebispecifieke problematieken. Is er in dat kader al overleg geweest met minister Vandeurzen? Zijn daar al stappen gezet?
De heer Boudewijn Bouckaert : Ik heb twee korte opmerkingen. Ik ben voorstander van een complete normalisering in de verhoudingen ten aanzien van holebis. Dat zou geen issue meer mogen zijn. Daarom vind ik het goed nieuws dat er geen glazen plafond blijkt te bestaan. Blijkbaar is daar geen discriminatoir effect. Homos en lesbiennes zijn vaker in een leidinggevende functie terug te vinden dan gemiddeld. Dat komt misschien omdat ze minder gezinslasten hebben. Dat is dan maar zo, geen probleem.
Ik heb deze enquête ook gelezen. Had ik de antwoorden op die vragen blind mogen voorspellen, ik had veel ergere cijfers opgegeven. Ik vind dat de antwoorden dus wel meevallen. Mijn dochter gelooft nog in Sinterklaas, maar ik heb haar al uitgelegd wat lesbiennes en wat homos zijn.
De vraag is of dat een nulmeting is. Mij interesseert de evolutie. Evolueert dat in goede zin of in ongunstige zin?
De voorzitter : Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Ik was niet echt van plan om het woord te voeren, maar ik ga het toch doen. Ik denk dat het Zzzip-onderzoek het gewone boerenverstand aantoont. Waarom is er geen glazen plafond? Het glazen plafond bestaat vooral bij vrouwen die willen doorstromen naar hogere kaderfuncties, maar die wat geremd worden door hun gezinssituatie en vooral door de kinderen. Natuurlijk gezien hebben twee mannen nog altijd geen kinderen, twee vrouwen misschien wel, maar die kunnen misschien beter met elkaar afspraken maken over hun gezinssituatie.
Vervolgens is er het geweld. Er is nu een onderzoek verricht op geweld op homos. Dat geweld keur ik absoluut af. Maar het geweld in de maatschappij in het algemeen, verhoogt. Het geweld op vrouwen verhoogt ook. Situaties waar er geweld voorkomt op holebis, zijn er op plaatsen waar er ook meer geweld voorkomt op vrouwen, in stedelijke plaatsen. Ik zal niets specifieks zeggen, maar we zien toch wel dat het geweld in het algemeen op minderheidsgroepen verhoogt.
Het is een tweede Zzzip-onderzoek. De heer Verstreken vraagt welke maatregelen u zult nemen naar aanleiding van de resultaten van het tweede Zzzip-onderzoek. Mijn vraag is: wat is de verhouding tussen het eerste en het tweede Zzzip-onderzoek? Zijn er markante verschillen merkbaar? Zie je in het tweede Zzzip-onderzoek resultaten op basis van maatregelen die genomen zijn naar aanleiding van het eerste Zzzip-onderzoek? Er moet toch wel een evolutie zijn als er maatregelen worden genomen? Mijn vraag is vooral gericht op de verhouding tussen de twee Zzzip-onderzoeken.
De heer Boudewijn Bouckaert : Uit statistieken van een paar jaar geleden blijkt dat het aantal gewelddelicten in onze samenleving afneemt. Dat staat tegenover de perceptie. Of dat zo is voor geweld op vrouwen, weet ik niet.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Ik had het over geweld op minderheidsgroepen. Het gaat hier over gelijke kansen, ook voor holebis en vrouwen. Er is ook een vraag gesteld over de afstemming op de maatregelen van minister Vandeurzen. Ik heb toen ook vragen gesteld over het actieplan tegen geweld op vrouwen en op minderheidsgroepen. Vlaanderen wordt bijna niet betrokken in het nationaal actieplan tegen geweld.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Het Zzzip-onderzoek is een grootschalige survey waarbij 3400 respondenten werden bevraagd over een brede waaier aan themas. Uiteraard zijn er dus een heleboel conclusies te trekken. Voor een exhaustief overzicht verwijs ik naar het rapport zelf, dat terug te vinden is op de website van het Steunpunt Gelijkekansenbeleid.
Ik licht er enkele opvallende resultaten uit, maar ik ga die meteen ook voor een stukje relativeren. Vooreerst blijkt uit het rapport dat er bij de heterorespondenten sprake is van een relatief grote homonegativiteit. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat, in tegenstelling tot de vorige editie van het Zzzip-onderzoek, er deze keer ook heteros bevraagd werden. Meer bepaald gaat het om afgerond 2400 holebis en 1000 heteros. De heteros fungeerden als controlegroep en dienden om stigmatisering, attitudes en stereotypering te bevragen.
Ondanks actieve pogingen om het tegendeel te bewerkstelligen, was de totale steekproef niet representatief voor de Vlaamse bevolking. De Zzzip-respondenten zijn overwegend jong, hoog opgeleid en, op de spreekwoordelijke uitzondering na, autochtoon. Dit geldt zowel voor de holebi- als de heterorespondenten. Vermits de heterorespondenten op dezelfde manier gerekruteerd werden als de holebirespondenten, namelijk via de campagne die het in kaart brengen van de leefsituatie van holebis als primaire focus heeft, kan worden aangenomen dat het hier gaat om mensen die bijzonder gemotiveerd zijn om deel te nemen aan deze bevraging, bijvoorbeeld omdat ze een uitgesproken mening hebben over holebis of omdat ze een vriend of familielid hebben die holebi is.
Uit de socio-demografische kenmerken van de heterosteekproef jong, hoog opgeleid, en vrijzinnig menen de onderzoekers te mogen besluiten dat de heterosteekproef een gemiddeld progressiever profiel heeft dan de doorsnee Vlaming. Hiervan uitgaand, zijn enkele resultaten opmerkelijk.
Homonegativiteit komt immers, afhankelijk van de in de survey geponeerde stelling, voor bij minimaal afgerond 12 procent van deze heterosteekproef. Dat is opvallend, maar net zoals je 10 procent racisten in de samenleving hebt, zul je ook wel 10 procent mensen in de samenleving hebben die een probleem hebben met holebis. Net iets meer dan de helft van de heterosteekproef is het er zelfs mee eens dat gelijke rechten voor holebis een bedreiging zijn voor onze normen en waarden. Blijkbaar hebben de Leonard-adepten of pausadepten toch nog enige invloed in Vlaanderen als je die steekproef mag geloven.
Als ik even een zijdelingse opmerking mag maken: ik begrijp niet dat men dat als een bedreiging van de normen en waarden ziet. Je zou het ook zo kunnen stellen dat als holebis willen trouwen, dat de ultieme bevestiging betekent van het gezin als hoeksteen van de samenleving. Het is eigenlijk een conservatief standpunt, zoals de voorzitter het vertaalt. Als je daar heel objectief, ontdaan van de problematiek van de seksualiteit, naar kijkt, is dat in de klassieke termen eerder een conservatief standpunt en eerder een bevestiging van de normen en de waarden in die groep. (Opmerkingen van mevrouw Gerda Van Steenberge)
Ik denk dat die mensen eigenlijk meer problemen hebben met de seksuele dimensie en zich beter meer zouden richten op het concept daarvan. Maar dit was even mijn persoonlijke mening tussen haakjes, maar ik denk wel dat ze de waarheid is.
Ik wil nog een andere vaststelling aangeven. Bij de holebisteekproef werd onder meer gevraagd hoe de respondenten dachten dat heteros staan tegenover het holebihuwelijk, de adoptie door een holebikoppel en het lesbienne-ouderschap. Opvallend is dat holebis de reactie van heteros ter zake positiever inschatten dan de effectieve reactie van de heterosteekproef.
Een tweede belangrijke conclusie van het rapport betreft het mentaal welzijn van holebis. Het Zzzip-onderzoek bevestigde jammer genoeg eerdere bevindingen uit binnen- en buitenlands onderzoek: holebis zijn kwetsbaarder voor subklinische symptomen van depressie en hebben een groter risico op het ondernemen van een suïcidepoging in vergelijking met heteros. Opvallend is dat het suïciderisico vooral verhoogd is bij jonge lesbische en biseksuele vrouwen. Als indicator voor mentaal welbevinden werd onder andere het gebruik van genotsmiddelen onderzocht. Hieruit blijkt dat lesbiennes en biseksuele vrouwen vaker drugs gebruiken en een verhoogd risico lijken te hebben op het overmatig consumeren van alcohol.
Een derde opvallende conclusie uit het rapport is dat de daders van discriminerende feiten en van verbale en fysieke agressie meestal jonge mensen zijn van West-Europese afkomst. Wel blijkt er, in vergelijking met het aandeel dat ze vertegenwoordigen in de totale Vlaamse bevolking, een oververtegenwoordiging van enkele etnische minderheidsgroepen, Arabische maar ook Oost-Europese, en dan vooral uit de katholieke landen daar.
Een vierde conclusie die trouwens eerder gevoerd kwalitatief onderzoek bij jongeren bevestigt is dat er een link is tussen genderconformiteit en het ervaren van homonegativiteit. Holebis die zich meer gender-nonconform gedragen, ervaren meer discriminatie. Die link is daar heel duidelijk zichtbaar. Dat merk je ook in heel wat problematieken die daarmee verwant zijn.
Om te eindigen met een positieve noot: zowel de holebi- als de heterosteekproef vinden dat het behoorlijk goed zit met de holebitolerantie in de Vlaamse scholen en bedrijven. Iedereen die de evolutie van de laatste twintig, dertig jaar in de samenleving heeft gezien, kan niet anders dan dat beamen. Er is een heel grote stap voorwaarts gezet. Maar er zijn nog problemen. De moeilijkste stappen moeten worden gezet bij een kleine groep van mensen. Je moet daar individueel werken. Maar op haar geheel is de evolutie in onze samenleving toch positief te noemen. Dat wil niet zeggen dat er geen problemen meer zouden zijn, bijvoorbeeld met de aanvaarding in de individuele gezinnen. Iedereen kent verhalen over de moeilijkheden die zich daar voordoen. Uit andere onderzoeken dan het Zzzip-onderzoek weten we dat de evolutie ook bij de Arabische jongeren in de goede richting gaat.
De conclusies van het onderzoek bevestigen mijn vermoeden en ik denk: ons vermoeden dat het vrij goed gaat met de holebis in Vlaanderen, maar leren ons ook dat de al geleverde beleidsinspanningen absoluut moeten worden voortgezet. Het is te gemakkelijk om te stellen zoals we ook in de pers zagen gebeuren dat veel holebirespondenten leidinggevende jobs hebben, en dat er dus geen roze plafond is, en bijgevolg dat er geen problemen meer zijn op de werkvloer. Een dergelijke redenering gaat toch weer iets te kort door de bocht.
De zin die ik nu lees, is door mijn administratie geschreven. Hij slaat een beetje op mij, maar goed.
Het is een prima evolutie dat iemand die zich als holebi geout heeft bedrijfsleider, minister of zelf premier kan worden. (Opmerkingen)
Het is gek om jezelf in een antwoord geobjectiveerd te zien. Ik word een object.
Dit toont aan dat iemands seksuele identiteit tegenwoordig niet langer automatisch een obstakel hoeft te betekenen op de carrièreladder. Ik praat niet over mijn privéleven, maar ik merk toch wel dat ik in het uitoefenen van mijn functie daarmee in de scholen geen problemen heb ondervonden zelfs niet in katholieke of heel katholieke scholen. Het is belangrijk om te erkennen dat dit in de contacten goed verloopt. De beste houding die je kunt aannemen als je van holebischap of homoseksualiteit geen issue wilt maken, is er zelf geen issue van te maken. Dat is volgens mij de juiste houding.
Dat wil niet zeggen dat er geen problemen meer zouden zijn voor holebis op de arbeidsmarkt. Zo kunnen we op basis van het Zzzip-onderzoek weinig of geen uitspraken doen over de werksituatie van laaggeschoolde holebis, aangezien de steekproef grotendeels bestond uit hoogopgeleiden. Het vermoeden leeft echter dat precies in het werkmilieu van laaggeschoolden de kans op homonegativiteit het grootst is.
Ondanks een aantal mooie evoluties is er toch nog sprake is van een verrassend hoge score op homonegativiteit bij de heterorespondenten en van een hoger risico op een lager welbevinden bij holebis. Dat heeft volgens de onderzoekers te maken met de aanwezigheid van wat Nederlandse onderzoekers moderne homonegativiteit noemen: geen flagrante afwijzing zoals in het verleden, maar een dieperliggend onbehagen en een subtielere vorm van afkeuring. Persoonlijk denk ik dat het veel te maken heeft met onzekerheid. Wie zeker is van zichzelf, zal daar weinig problemen mee hebben. Wie onzeker is, zal er wel problemen mee hebben. Dat is een persoonlijke stelling, die door sommige onderzoeken al werd bevestigd, en die enige grond van waarheid bevat. Daarom vind ik het belangrijk om te blijven werken aan een holebivriendelijk klimaat. Iedereen heeft recht op een goed welbevinden.
De onderzoeksresultaten sterken mij vooral in de overtuiging dat we het al ontwikkelde beleid moeten voortzetten.
Er is ook verwezen naar het homofoob en gender based geweld, dat we hier al hebben besproken. Ik heb ondertussen bewerkstelligd dat er een leerkracht gedurende een jaar zal worden vrijgesteld om samen met de onderwijsverstrekkers en pedagogische begeleidingsdiensten te werken aan een pakket om voor de hele holebiproblematiek een onderwijspakket uit te werken. Ik wil dit echter uitbreiden en er ook de genderproblematiek bij betrekken. Vaak zijn het dezelfde mensen die problemen hebben met holebis die ook problemen hebben met vrouwen met een kort rokje en een diep decolleté, om een karikatuur van dat beeld te gebruiken. De scholen moeten beslissen of ze daarmee omgaan of niet, maar ik zou graag met de onderwijsverstrekkers een protocol afsluiten waarbij men zich engageert om minstens één keer per jaar, maar liefst wat meer, deze problematiek aan bod te laten komen in de lessen.
Ik weet van heel wat leerkrachten, zowel homo- als heteroleerkrachten, dat ze vaak onzeker zijn over dit thema. Zij weten niet goed hoe ze daarmee moeten omgaan. Merkwaardig genoeg bestaan er daarover geen echte standaardpakketten. Daarom lijkt het me nuttig om samen met de onderwijsverstrekkers en de holebibeweging die pakketten, gebaseerd op buiten- en binnenlandse ervaring, uit te werken en om zo de leerkrachten te helpen om dat allemaal bespreekbaar te maken in de scholen. We weten allemaal dat het in technische scholen met een bepaalde bevolkingsgroep allesbehalve evident is om daarover te spreken. Het is belangrijk dat de leerkrachten daarin begeleid worden door het beleid.
U weet dat we intussen ook alle leerboeken hebben gescreend. We hebben een protocol met de uitgeverijen ondertekend.
Ik ben er ook van overtuigd dat mijn collega-minister Vandeurzen in zijn beleid van suïcidepreventie rekening houdt met die studie. Een nieuwe uitdaging voor de toekomst is de holebisensitiviteit in de ouderenzorgsector. We bereiken het moment waarop heel wat oudere holebis die zich hebben geout, in rusthuizen terechtkomen. Vaak zitten er daar leeftijdsgenoten die in een totaal ander klimaat zijn opgegroeid. Je hoort dat er daar problemen rond bestaan.
In verband met de genoemde applicatie, die ik net heb gedownload, is er geen rechtstreekse betrokkenheid met ons geweest. We hebben wel contacten met de vereniging Outrage. We bespraken met hen onze plannen inzake onderwijs. Ze zijn heel blij dat we het op die structurele manier willen aanpakken. Dat is ook de duurzaamste manier. Een mooi Vlaams spreekwoord zegt: Jong geleerd is oud gedaan.
De voorzitter : De heer Verstreken heeft het woord.
De heer Johan Verstreken : Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Het is goed dat de leerboeken worden gescreend. Gebeurt dat ook in die bepaalde school in Antwerpen, waar er een leescomité is en waar bepaalde zaken zoals holebi worden geschrapt? De studenten mogen dat niet lezen. Er was daarover vorig jaar een tv-reportage.
Onlangs las ik in een verslag over een enquête dat bijna de helft van de ouders het moeilijk hebben dat in het basisonderwijs andersgeaarde leraren daarover zouden vertellen tegen hun leerlingen. En toevallig lees ik vandaag op een website van een Vlaamse krant: Homoseksualiteit is geen geaardheid maar een behandelbare afwijking. Psychologen zouden op zoek zijn naar een homotherapie om mensen te helpen om ervan af te geraken. Gaan we terug naar de jaren stillekes? Dat zijn enkele kleine zaken die mijn wenkbrauwen doen fronsen in de 21e eeuw.
De voorzitter : Mevrouw Vermeiren heeft het woord.
Mevrouw Goedele Vermeiren : Minister, in de plenaire vergadering van juni hebt u naar aanleiding van geweld tegen homos gezegd dat het heel moeilijk is en dat u geen pasklaar antwoord hebt, en dat u in de komende maanden duidelijke acties gaat voorstellen in samenwerking met Brussel, Antwerpen en Gent. Is daar al iets van in huis gekomen?
Minister Pascal Smet : Ik heb toen samen gezeten met de burgemeesters en politiehoofdcommissarissen van Antwerpen, Brussel en Gent. Toen bleek uit de cijfers dat dat heel moeilijk vast te stellen is. Dat is ook de reden waarom die jongeman samen met een reclamebureau en in samenwerking met holebiverenigingen die applicatie heeft gemaakt. Dat was om meer meldingen te krijgen.
Eigenlijk was iedereen het erover eens dat de meest duurzame manier om hieraan te werken, via onderwijs is. Daarom heb ik die leerkracht vrijgesteld, om samen met onderwijsverstrekkers een pakket uit te werken. We nemen daar wat meer tijd voor omdat het beter is dat we dat goed doen zodat het enkele jaren mee kan gaan. Men is blij dat we dat gaan doen.
Ik merk een grote bereidheid in Antwerpen, Brussel en Gent om daar op een correcte manier mee om te gaan. Het belangrijkste is dat holebis, wanneer ze daarmee worden geconfronteerd, dat melden aan de politie om het probleem juist te kunnen inschatten. Uit officiële politiecijfers blijkt dat er op het terrein een probleem is en dat we dat niet moeten ontkennen. Vaak zijn het Oost-Europese en Arabische jongeren, maar soms ook West-Europese jongeren. Het beeld is genuanceerd, maar er is een oververtegenwoordiging van die groepen in vergelijking met hun aandeel in de Vlaamse bevolking.
Ik heb ook de moslimgemeenschap gezien om daarover te praten. Ze hebben hun medewerking toegezegd. Het was niet evident om die vergadering te hebben, maar ze vinden ook dat dat niet kan. Ze hebben zich geëngageerd om samen te werken. In die school zijn er nog andere dimensies. De toekomst zal via de geëigende kanalen uitwijzen of daar al dan niet een probleem is.
Mevrouw Goedele Vermeiren : Ik heb dan toch goed begrepen dat dit via het onderwijs zal lopen en dat er geen acties zijn op korte termijn. De iPhone-applicatie is los van Onderwijs gebeurd. Het is belangrijk dat holebis dat melden. Dat is een eerste stap. De andere kant moet er dan natuurlijk voor open staan.
Ik sluit me ook aan bij de voorzitter, die zei te hopen dat we het nog meemaken dat dit geen issue meer is, dat het kan passeren zonder er zelfs nog over te praten.
De voorzitter : Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Minister, ik ben zelf absoluut geen Leonard-adept, maar het is intellectueel oneerlijk als u zegt dat de Leonard-adepten nog vrij veel invloed hebben. In deze discussie is er een verschil tussen een sociologische en een antropologische evolutie. In de Senaat heb ik de discussie meegemaakt over het homohuwelijk dat zou worden ingevoerd. Toen zijn antropologen daar het ontstaan van het woord huwelijk komen uitleggen. Wij staan daar niet bij stil, maar antropologisch heeft het woord huwelijk een betekenis. Sociologisch gaan we sneller evolueren dan antropologisch.
U zegt dat het suïcidegedrag bij lesbiennes hoger ligt dan bij homos. Dat is te verklaren. Vrouwen hebben ook hun biologische gevoelens, die niet altijd te rijmen zijn met sociologische gevoelens van de lesbiennes. De onderzoeken, die altijd snel moeten gebeuren, gaan daar niet dieper op in. Misschien moet de affiniteit tussen sociologie en antropologie ook eens worden bekeken. Daarom vond ik het intellectueel oneerlijk dat u het had over de Leonard-adepten. Dat heeft er niets mee te maken. Dat had u niet moeten zeggen.
De voorzitter : Mevrouw De Knop heeft het woord.
Mevrouw Irina De Knop : Ik heb nog een vraag over de geweldsdelicten. In de aanbevelingen die werden gepubliceerd in het Zzzip-onderzoek, staat over tolerantie onder andere dat er in Vlaanderen nood is aan een onderzoek over deze geweldsdelicten. Pas wanneer er een goed beeld is van de omstandigheden waarin dit geweld plaatsvindt, kan er worden gewerkt aan een doeltreffende oplossing. Minister, dat vond ik een interessant gegeven. Zult u dat onderzoek voeren?
Minister Pascal Smet : Mijn uitspraak over Leonard-adepten was al schertsend gezegd. Dat hebt u uit mijn toon wel begrepen, mevrouw Van Steenberge. U hebt gelijk dat er een andere antropologische discussie aan verbonden is.
Ik had een professor familierecht, Alfons Heyvaert, en die had een originele definitie van het huwelijk. Ik ben naar de universiteit van Antwerpen gegaan en daar was het profiel van de studenten niet het meest progressieve. Hij provoceerde graag en noemde het huwelijk een wettelijke vorm van prostitutie. Dat was een mooie doordenker en gaf aanleiding tot veel hilariteit.
Er zijn ook andere definities. Het huwelijk heeft ook een economische connotatie. We weten allemaal waarom het is ontstaan. Ik begrijp dat. Anderzijds begrijp ik het verzet niet, tenzij het een seksuele dimensie heeft. Als mensen uit de holebigemeenschap de wens hebben om te huwen, is dat een conformeren aan het traditionele gezinsverband in de samenleving. Het is een bevestiging. Daarom begrijp ik niet goed dat de kerk zich daartegen verzet, buiten het feit dat ze veel problemen heeft met seksualiteit. Dit was het enige dat ik wou zeggen en de verwijzing naar de Leonard-adepten was veeleer schertsend.
Of we bijkomend onderzoek moeten doen, weet ik niet onmiddellijk. Ik wil vooral tijd stoppen in het uitwerken van het pakket. Zo reiken we een bouwsteen aan om duurzame veranderingen mogelijk te maken.
De heer Boudewijn Bouckaert : Volgens de kerk is het huwelijk een sacrament tussen man en vrouw gericht op procreatie. Dat is de leer van de katholieke kerk, en die wil dat zo goed mogelijk vertaald zien in de burgerlijke wetgeving. Als je het homohuwelijk toestaat, staat dat haaks op hun leer. Ik zeg niet dat ik ermee akkoord ga, maar er zit wel een logica in die redenering.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Homoseksuelen die het huwelijk eerst hebben afgekraakt, wilden dan per se een huwelijk, terwijl een samenlevingscontract evenwaardig is. Toch wilden ze dat niet, en wilden ze het woord huwelijk gebruiken. Daar zijn lange discussies over geweest.
De voorzitter : Het incident is gesloten.