Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vergadering van 01/12/2011
Vraag om uitleg van de heer Johan Verstreken tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over de bijdrage van het beleidsdomein Cultuur aan de herdenking van 100 jaar Groote Oorlog
- 512 (2011-2012)
De voorzitter : De heer Verstreken heeft het woord.
De heer Johan Verstreken : Voorzitter, minister, op het einde van de vorige legislatuur keurde het Vlaams Parlement de resolutie betreffende het Vlaamse beleid voor een levende herinnering aan de Eerste Wereldoorlog goed. Deze beleidsoverschrijdende resolutie vraagt aan elk beleidsdomein inspanningen om honderd jaar WO I op passende wijze te herdenken.
In de resolutie is voor cultuur het volgende opgenomen. Paragraaf 3 vraagt om de mogelijkheden op het vlak van cultuur en vorming maximaal aan te wenden, door onder meer samenwerking tussen de diverse musea na te streven en educatieve pakketten bij musea te ondersteunen; door de kennis en vaardigheden van heemkundige organisaties en gidsenkringen in te schakelen; door de bestaande (jeugd)literatuur onder de aandacht te brengen en door in te zetten op vredeseducatie en voorbeelden in de kijker te plaatsen.
Het beleidsdomein Toerisme werd in het huidige regeerakkoord aangeduid als de trekker van het project dat de herdenking voorbereidt en er werd afgesproken dat de Vlaamse Regering in het kader van een beleidsdomeinoverschrijdend plan rond 100 jaar Groote Oorlog in Vlaanderen initiatieven zal nemen en ondersteunen die inspelen op de eeuwherdenking van de Eerste Wereldoorlog specifiek in de frontstreek. Dat wervend project wordt met toerisme als trekker als een hefboom gebruikt in het beleid voor toerisme, cultureel en onroerend erfgoed, wetenschappelijk onderzoek, internationaal beleid en onderwijs en vredeseducatie. De omroepen worden daarbij actief betrokken en er wordt een projectloket opgezet, dichtbij de relevante plaatselijke netwerken en cruciale actoren. Er werden vanuit Toerisme dan ook al heel wat initiatieven genomen om te investeren in projecten en evenementen. Aan de vooravond van Wapenstilstand benadrukten de minister-president en coördinerend minister Bourgeois dat de verschillende beleidsdomeinen betrokken zijn bij de realisatie van dit ambitieuze project.
In de beleidsbrief Cultuur 2011-2012 is de bijdrage van het beleidsdomein cultuur beperkt tot het volgende. Aan de projectgroep van de eeuwherdenking van de Eerste Wereldoorlog neemt ook Cultuur deel. Binnen de cultureel-erfgoedsector lopen al heel wat initiatieven ter voorbereiding van de eeuwherdenking. Voor het IJzertorenmemoriaal voorzag de minister in 2011 in een bijkomende subsidie voor vier deelprojecten ter voorbereiding van de herdenking.
Minister, welke initiatieven werden er reeds genomen om de aanbevelingen uit de bovengenoemde resolutie op het vlak van cultuur te realiseren? Op welke manier wordt bijvoorbeeld de sociaal-culturele sector betrokken bij de herdenking? Hetzij nu, hetzij later?
In de resolutie wordt ook gevraagd om schoolreizen naar musea en sites aan te moedigen. Door de invoering van de 1 euromaatregel in 2008 werden jongeren en schoolgroepen reeds aangemoedigd om musea te bezoeken. Alleen musea erkend op het landelijke niveau, zoals het In Flanders Fields Museum, genieten echter van een financiële compensatie voor het verlies aan inkomsten door de invoering van deze 1 euromaatregel. Het Memorial Museum Passchendaele 1917 geniet niet van deze compensatieregeling. Omdat het museum sinds de invoering van de maatregel een grote achteruitgang van groepen kende, heeft het zich dan zelf, zonder financiële tegemoetkoming, aangesloten bij de maatregel. Deze situatie is voor dit belangrijke maar gemeentelijke museum op termijn niet houdbaar, want zij verliezen hierdoor jaarlijks 60.000 euro aan inkomsten en 63.000 bezoekers. Minister, bent u zich bewust van deze problematiek? Bent u bereid om in het kader van de herdenking van de Groote Oorlog deze compensatieregeling eventueel tijdelijk uit te breiden naar andere erkende musea in de frontstreek of om een andere oplossing uit te werken? Indien niet, waarom niet?
Er is een debat gehouden naar aanleiding van de herdenking van WO I en een wetenschappelijk onderzoek van het Vredesinstituut. Uit dat debat kwam sterk naar voren dat scholen zoveel mogelijk die sites zouden moeten bezoeken en/of daartoe worden aangemoedigd. Dat valt onder Onderwijs en daar hebben we de maximumfactuur. De 1 euromaatregel kan misschien wel helpen.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege: Mijnheer Verstreken, o p het einde van de vorige legislatuur werd gestart met de organisatie van de herdenking van Wereldoorlog I. De regering richtte een projectstructuur op vlak voor het einde van de legislatuur. Deze structuur bestaat uit een centraal projectsecretariaat dat geadviseerd wordt door een centrale projectgroep.
Eerder dit jaar heb ik reeds geantwoord op een vraag van de heer De Gucht dat Cultuur in tegenstelling tot de beleidsdomeinen Onroerend Erfgoed en Toerisme niet kan beschikken over een specifieke medewerker binnen het projectsecretariaat. Het secretariaat fungeert als loket voor de voorbereiding, coördinatie en opvolging van het project. Aan het einde van de vorige legislatuur werd zon medewerker vanuit Cultuur wel gevraagd, maar dat bleek niet haalbaar omdat de structuur te log werd. Het werd beperkt tot een aantal beleidsdomeinen.
Binnen deze projectstructuur zouden op termijn projectmiddelen moeten komen. Die specifieke projectmiddelen kunnen dan worden ingezet voor alles wat met de herdenking te maken heeft. Momenteel zijn er nog geen gecentraliseerde middelen.
Er wordt gewerkt aan een actieplan, daar nemen wij actief aan deel. Het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media (CJSM) leverde hiervoor een bijdrage. Het actieplan zal worden voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Het zal naar de projectstructuur worden gestuurd. Op basis daarvan zullen de middelen worden toegekend.
Betekent dat dat er vandaag binnen Cultuur niets gebeurt? Neen. We hebben een heel sterk erfgoedbeleid. Heel wat van de acties sluiten aan bij de reguliere werking van Erfgoed en onze erfgoedorganisaties. Er zijn heel specifieke zoals de Wereldoorlog I-musea en het IJzertorenmemoriaal, maar ook andere musea. We kunnen dit ook ruimer zien. Ook andere musea, culturele archiefinstellingen en heemkundige verenigingen in Vlaanderen leveren inspanningen met betrekking tot deze themas.
Ik wil uitdrukkelijk vermelden dat het Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed (FARO) zich ook op die herdenking focust. In de beheersovereenkomst wordt uitdrukkelijk naar de Groote Oorlog verwezen. In de periode 2014-2018 zal een gedeelte van de werkzaamheden hier specifiek betrekking op hebben.
Daarnaast zijn er natuurlijk nog de decretale projectsubsidies die we sowieso toekennen. Deze subsidiemogelijkheid staat open voor projecten die in dit kader passen. Er zijn trouwens al een aantal projecten gesubsidieerd. Ik denk hierbij onder meer aan het project Spiegel van de Grote Oorlog van de stad Poperinge en aan een project van het Centrum Vlaamse Architectuurarchieven over de wederopbouw in de Westhoek na de Eerste Wereldoorlog.
In juni 2011 heeft het Vlaams Parlement de structurele subsidiëring van het IJzertorenmemoriaal goedgekeurd. De verschillende subsidies worden gebundeld en een vijfjarige beheersovereenkomst wordt afgesloten. Hierbij wordt uiteraard rekening gehouden met het onderwerp dat we nu bespreken.
In het cultureel erfgoed zijn er nog een paar voorbeelden te vinden wat er specifiek gebeurt. Die voorbeelden zijn onder meer de goedgekeurde projecten die bij het projectsecretariaat zijn ingediend.
Uiteraard kan ook de kunstensector een waardevolle bijdrage leveren. We denken hier momenteel over na. Het agentschap Kunsten en Erfgoed werkt samen met het projectsecretariaat. Samen willen ze achterhalen hoe de kunsten een specifieke bijdrage kunnen leveren. Hetzelfde geldt voor het sociaal-culturele werk. Volgens mij wordt de informatie op een brede wijze verspreid. Op die manier kunnen we echt tot een sensibilisering komen. Deze sectoren kunnen hier zeker een rol in vervullen.
Ten gevolge van een door het Vlaams Parlement goedgekeurde resolutie is de 1 euromaatregel van kracht geworden. Die maatregel geldt echter enkel alleen voor de musea die onder de Vlaamse verantwoordelijkheid vallen. Het geldt, met andere woorden, niet voor alle instellingen in de sector: het gaat om de instellingen van de Vlaamse Gemeenschap en om het IJzertorenmemoriaal. Niet enkel het In Flanders Fields Museum vertelt een belangrijk verhaal over de Eerste Wereldoorlog.
Om in een compensatie voor de invoering van de 1 euromaatregel te voorzien, leveren we belangrijke inspanningen om drempels weg te werken en de mensen nog meer te laten participeren. Het lijkt me in dit verband belangrijk dat de erkende musea, culturele archiefinstellingen en bibliotheken worden ingedeeld in niveaus die passen bij de bestuursniveaus die er beleidsmatig verantwoordelijk voor zijn. Het gaat dan om een indeling in een gemeentelijk, provinciaal of Vlaams niveau. Op basis van die indeling wordt dan een beslissing genomen.
Het Memorial Museum Passchendaele 1917 is bij het regionaal niveau ingedeeld. Ten gevolge van het gehanteerd compensatiebeginsel zou de heer Verstreken zijn vraag dan ook tot het provinciebestuur van West-Vlaanderen moeten richten. Ik ben ervan overtuigd dat die vraag daar op een of andere manier ook wel zal terechtkomen.
Ik begrijp de bezorgdheid om de negatieve gevolgen. We evalueren momenteel de 1 euromaatregelen. De resultaten zouden eind 2012 moeten worden afgerond. Indien nodig, zullen we op basis van die evaluatieresultaten een aantal bijsturingen doorvoeren. We zullen zeker rekening houden met de opmerkingen die zijn gemaakt. Hier en nu geldt de maatregel echter enkel voor de instellingen die op het Vlaams niveau zijn ingedeeld. Dit kan soms tot een zekere concurrentie leiden. Ik ken echter veel gemeenten en provincies die zelf een dergelijke maatregel hebben ingevoerd voor de instellingen waar zij verantwoordelijk voor zijn.
De voorzitter : De heer Verstreken heeft het woord.
De heer Johan Verstreken : Ik heb daarnet Zonnebeke als specifiek voorbeeld aangehaald. Dit is in feite de enige uitzondering. In het licht van de herdenking van de Eerste Wereldoorlog heeft de minister van Toerisme vijf projecten goedgekeurd. Zonnebeke hoort hierbij, maar valt als enige uit de boot. Het gemeentebestuur bekostigt de 1 euromaatregel dan maar met eigen middelen. Dat kost jaarlijks meer dan 60.000 euro.
Ik vind dit eigenaardig. We kunnen natuurlijk vinden dat het provinciebestuur een bijdrage moet leveren. Volgens mij zou het echter handig zijn de lat voor iedereen gelijk te leggen. Ik begrijp natuurlijk hoe dit historisch is gegroeid. Het zou echter handig kunnen zijn iedereen op dezelfde manier te behandelen.
Een ander punt betreft de sociaal-culturele verenigingen. Een aantal grote, wetenschappelijk ondersteunde projecten zijn natuurlijk heel tof en heel mooi. Her en der in het land bevinden zich echter ook ontelbaar veel sociaal-culturele verenigingen. Volgens mij kan de herdenking van de Eerste Wereldoorlog een en-enverhaal worden.
Het lijkt me in elk geval niet onbelangrijk de heemkundige kringen, kleine lokale toeristische organisaties, de gidsenkringen en dergelijke in de toekomst kansen te bieden. We kunnen die mensen aanmoedigen zelf kleinschalige zaken te organiseren. We kunnen daar op een of andere manier in de toekomst zelfs middelen voor uittrekken.
Ik weet dat we nog tijd hebben. Ik zou het echter mooi vinden als de minister nu al binnen haar budgettaire kader zou nagaan wat in de toekomst de mogelijkheden zouden kunnen zijn. Ik weet dat veel organisaties zich vragen stellen. Die mensen hebben de provinciale vergaderingen bijgewoond en hebben het projectsecretariaat in Diksmuide bezocht. Ze hebben gevraagd op welke manier ze een steentje kunnen bijdragen. Er zijn veel mogelijkheden. Ergens moet een vorm van beperkte subsidiëring mogelijk zijn. We moeten de herdenking ook op deze manier laten leven en aan deze organisaties denken. Zij vormen immers het sociaal kapitaal van het verenigingsleven. Ik weet dat de minister die sector genegen is. We mogen die verenigingen in elk geval niet vergeten.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Ik wil toch nog even reageren. Wat de eerste vraag betreft, zullen we de situatie nog eens bekijken. Het lijkt me echter niet evident. We zullen nog eens grondig bekijken wat de mogelijkheden zijn.
Uw tweede vraag betreft extra subsidie, extra ondersteuning. Ik heb daarnet gezegd dat er een centrale projectgroep is en daar zullen ook gecentraliseerde projectmiddelen zijn. Als er sprake van kan zijn, zal het van daaruit gecoördineerd moeten worden.
Het is niet evident om voor elk apart beleidsdomein nog eens extra middelen vrij te maken. U weet dat volgend jaar een budgettair erg lastig jaar zal worden doordat er heel wat federale zaken op ons afkomen, maar ook door de algemene financiële situatie en een aantal operaties die we op de financiële markt hebben moeten doen. Het zal niet evident zijn om plots massaal veel middelen te hebben om allerlei kleine organisaties extra te ondersteunen. We moeten daar realistisch in zijn.
Ik heb hier al eens opgemerkt dat ik week na week vragen om extra middelen krijg. In elke vraag komt dit aan bod. Het zal niet evident zijn, niet alleen voor mijn beleidsdomein, maar ook voor alle andere, om volgend jaar in extra middelen te voorzien. Ik neem uw vraag mee en mocht er toch ruimte zijn, zullen we daar uiteraard graag gebruik van maken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.