Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme
Vergadering van 06/12/2011
Vraag om uitleg van de heer Jan Verfaillie tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over arbeidsongevallen bij Vlaamse ambtenaren
- 463 (2011-2012)
De voorzitter : De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie : Voorzitter, minister, collegas, veiligheid op de werkvloer is een zeer belangrijk item waar de Vlaamse overheid ook zeer veel aandacht aan besteedt. Ik heb hierover onlangs een schriftelijke vraag gesteld. De cijfers lagen in de lijn van de verwachtingen, met uitzondering van de cijfers van het aantal arbeidsongevallen van en naar het werk. Uit het antwoord blijkt dat het aantal arbeidsongevallen van en naar het werk stijgt met 59 procent tussen 2007 en 2010.
Minister, hoe staat u ten opzichte van deze cijfers? Ziet u een mogelijkheid om voor deze spectaculaire cijfers concrete maatregelen te nemen? Hebt u al initiatieven genomen of bent u van plan om initiatieven te nemen?
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Voorzitter, collegas, het is een interessante vervolgvraag op uw schriftelijke vraag. Ik onderschrijf samen met u het belang van de veiligheid op het werk. We voeren er trouwens een zeer uitgebreid beleid over waarbij het de leidend ambtenaren zijn die telkens de verantwoordelijkheid hebben. Er is natuurlijk de gemeenschappelijke dienst die zeer goed werk verricht en die er ook in slaagt het aantal arbeidsongevallen tijdens de uitvoering op een laag peil te houden. Het peil stijgt ook nauwelijks.
Ik geef de cijfers. Het aantal arbeidsongevallen tijdens de uitvoering van het werk in 2007 bedroeg 389, in 2008 404, in 2009 331 en in 2010 396. We zitten op 400 of er iets onder. Bij het aantal arbeidsongevallen naar en van het werk daarover gaat uw vraag en het is ook beleidsmatig een andere zaak is er inderdaad een stijging: in 2007 waren er 120 ongevallen, in 2008 162, in 2009 190 en in 2010 225.
We doen veel aan preventie en nemen maatregelen, met goed gevolg, want ze leiden tot een beheersing van het aantal arbeidsongevallen. Al is elk arbeidsongeval er natuurlijk een te veel. Elke kritieke situatie wordt aangepast waar dat kan.
Ik concentreer me op het aspect waarop uw vraag betrekking heeft, namelijk arbeidsongevallen op weg van en naar het werk. Er moet geen arbeidsongevallenonderzoek gebeuren, zoals dat wel gebeurt voor ongevallen op de arbeidsplaats. Reden is dat de werknemer bijna nooit enige impact heeft op het gebeuren. Bij de Vlaamse overheid worden de arbeidsongevallen op de weg ook niet verder onderzocht en enkel statistisch aangemeld en verwerkt.
Wel kunnen we over de jaren heen vaststellen dat er een stijging is. Belangrijk daarbij is dat de ongevallen op de weg naar en van het werk kunnen worden ingedeeld in enkele groepen. In dalende volgorde qua aantal ongevallen zijn het: ten eerste struikelen en vallen op het voetpad en de openbare weg, ten tweede struikelen en vallen bij gebruik van openbaar vervoer, vooral de trein, en ten derde vallen met de fiets.
Het aantal arbeidsongevallen van en naar het werk is ook sterk afhankelijk van het weer. Bij een strenge winter met veel ijzel en sneeuw zijn er veel meer valpartijen, vaak met breuken tot gevolg. Het aantal aangiften van ongevallen stijgt sterk als er sneeuw of ijzel ligt. Spoed- en hulpdiensten krijgen in die periode ook duidelijk meer oproepen. De verschillen per jaar kunnen verband houden met het al dan niet strenge karakter van de winter.
Het aantal ongevallen van werknemers die zich met de wagen verplaatsen naar het werk is klein. Gelukkig zijn dat vaak ongevallen met enkel blikschade en geen verwonding. Dan gebeurt er een aangifte bij de verzekeringsmaatschappij.
Dat de Vlaamse overheid met succes het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets aanmoedigt bij haar werknemers is een verklaring voor het feit dat het overgrote deel van de ongevallen zich daar situeert. Slechts een kleine minderheid komt met de wagen.
Uit het voorgaande volgt dat we de verschillende factoren van arbeidswegongevallen niet altijd zelf in de hand hebben, aangezien we uit ervaring weten dat de meeste incidenten zich voordoen met de fiets, door te struikelen op het voetpad of bij het in- en uitstappen van trein of bus. Het bestrijden van de oorzaken van arbeidswegongevallen ligt buiten mijn bevoegdheid of zelfs heel vaak buiten de bevoegdheid van de Vlaamse overheid. Ik kan daarvoor dus ook moeilijk een concreet actieplan opzetten. Lokale besturen staan in voor het onderhoud van de voetpaden. Als er zich iets voordoet in de onmiddellijke omgeving van onze overheidsgebouwen, treden wij wel op en signaleren het probleem aan de lokale overheid met de vraag om op te treden. Je kunt als werkgever uiteraard niet op elke traject dat de werknemers afleggen, de staat van de voetpaden controleren.
Er gebeuren bij treinen heel wat ongevallen bij het op- en afstappen. In de nieuwe treinstellen zullen de opstaptreden tot op de kade komen. Ik ken heel wat mensen die zon ongeval hebben gehad. Voor die zaken kunnen actoren als De Lijn, de NMBS, de gemeentelijke overheden en wij voor de gewestwegen de verantwoordelijkheid dragen. Ik herhaal dat, als het in de onmiddellijke omgeving van onze overheidsgebouwen is, onze leidinggevende ambtenaren of de preventiedienst van de Gemeenschappelijke Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk (GDPB) optreden.
De heer Jan Verfaillie : Ik dank u voor uw antwoord.
De voorzitter : Het incident is gesloten.