Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 23/11/2011
Vraag om uitleg van de heer Sas van Rouveroij tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de richtlijnen inzake werelderfgoed en de reactie van UNESCO op de Gentse stadshal
- 432 (2011-2012)
Vraag om uitleg van mevrouw Helga Stevens tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over het statuut van het werelderfgoed en de werken op het Gentse Emile Braunplein
- 481 (2011-2012)
De voorzitter : De heer van Rouveroij heeft het woord.
De heer Sas van Rouveroij : De bouw van een stadshal naast het belfort in Gent verhit niet alleen in Gent de gemoederen, ook UNESCO toont zich in een rapport ongelukkig met de bouw van de stadshal. Ik vertaal letterlijk uit het Frans: die het uitzicht op het belfort belemmert. In de schriftelijke versie van mijn vraag zet ik daar een punt, maar als ik de hele zin vertaal, dan is het: die het uitzicht op het belfort belemmert vanuit zekere richtingen. Dit is een letterlijke vertaling. Het is dus niet in 360 graden, laat dat duidelijk zijn. Vorige week hadden we een rel in de Gentse gemeenteraad over de vraag wat UNESCO al dan niet had gezegd.
Het belfort is door UNESCO beschermd als werelderfgoed. Het rapport gaat uit van the International Council on Monuments and Sites (ICOMOS), een ngo die voor UNESCO de staat van de beschermde monumenten opvolgt. Het rapport kwam er nadat enkele burgers bij UNESCO de bouw van de stadshal hadden aangeklaagd. UNESCO heeft enkele jaren geleden een richtlijn uitgevaardigd waarbij de organisatie zo snel mogelijk moet worden verwittigd bij lokale plannen die de uitzonderlijk universele waarde van het werelderfgoed kunnen beïnvloeden.
Op het moment dat de stad Gent de plannen voor het KoBra-project, het fameuze binnenstadproject, bekendmaakte bij de Vlaamse overheid, was de overheid nog niet in kennis van deze richtlijn. Het Vlaams agentschap Onroerend Erfgoed neemt in een brief aan het stadsbestuur de schuld op zich. Aangezien het een universele richtlijn betreft, kan deze problematiek zich ook stellen in andere steden met werelderfgoed.
Minister, van wanneer dateert de richtlijn en hoe verklaart u dat het agentschap Onroerend Erfgoed niet op de hoogte is van deze richtlijn? Hoe gaat u dit in de toekomst vermijden? Het gaat dan niet alleen over deze richtlijn, maar eventueel ook over het implementeren van andere richtlijnen.
Het agentschap Onroerend Erfgoed heeft reeds gereageerd per brief aan de stad Gent. Zal het agentschap ook officieel reageren bij UNESCO? Kan door de bouw van de stadshal en het rapport van ICOMOS de erkenning van het belfort als werelderfgoed in het gedrang komen? Hebt u weet van andere Vlaamse steden met werelderfgoed die met dezelfde problematiek kampen?
De voorzitter : Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw Helga Stevens : Mijnheer van Rouveroij, we hebben het daar in de gemeenteraad inderdaad over gehad, maar ik heb u daar eerlijk gezegd toen niet over gehoord. Doch dit geheel terzijde.
De werken op het Braunplein laten weinig Gentenaars onberoerd. Niet alleen is er het debat over de stadshal, ook de bouw van de klokkentoren/liftkoker ontlokt hevige discussies. Nu moet vernieuwing binnen een monumentencontext zeker kunnen en ik wil het hier dan ook niet hebben over de architecturale of esthetische waarde van de stadshal en het heraan te leggen Braunplein. Zolang de werkzaamheden niet voltooid zijn, is het weinig zinvol hierover uitspraken te doen.
Maar vanuit het standpunt van onroerend erfgoed rijzen er toch wel enkele vragen. Ten eerste is er het schrijven van ICOMOS dat stelt dat, hoewel de uitzonderlijke universele waarde niet geschonden is, het project onmiskenbaar een aanzienlijke impact heeft op de omgeving en de beleving van het belfort. Er wordt benadrukt dat het belfort nog steeds een dominante plaats inneemt in zijn omgeving, maar dat die toch wat in de verdrukking komt door de nieuwe stadshal.
Ten tweede is er de controverse rond de klokkentoren. De betonnen toren plakt bijna tegen de sacristie van de Sint-Niklaaskerk. Er is nauwelijks een meter tussen de historische muur en de betonnen nieuwbouw. Eind oktober mochten wij in de pers lezen dat zelfs de directeur van de dienst Monumentenzorg van de stad Gent geschrokken was.
Volgens een citaat in de krant is de locatie niet echt van dichterbij bekeken. Enkele lokale historici vrezen zelfs dat de Sint-Niklaaskerk er problemen van zal ondervinden, aangezien het gebouw in zijn eeuwenoude bestaan al onderhevig was aan scheuren en stabiliteitsproblemen.
De laatste weken is het debat een beetje beperkt tot de vraag wie wanneer welke brief had moeten sturen naar UNESCO. Maar dit mag niet de essentie van het debat zijn, hoewel het Gentse stadsbestuur de zaak hiertoe lijkt te willen beperken om lastiger vragen te ontlopen. De essentie is echter of het beschermde onroerend erfgoed schade ondervindt van de werken aan het Emile Braunplein.
Minister, heeft de stad Gent zelf contact opgenomen met het agentschap Onroerend Erfgoed om de impact van de stadshal en de betonnen toren op het omringende erfgoed te bespreken? Is hierbij aandacht besteed aan het werelderfgoedstatuut van het belfort? Is het enkel de Vlaamse overheid die bouwprojecten in de omgeving van werelderfgoed moet opvolgen, of wordt er van de betrokken steden zeker als ze ontvoogd zijn inzake ruimtelijke ordening ook verantwoordelijkheid verwacht? Ik wil eraan herinneren dat de heer van Rouveroij en Open Vld deel uitmaken van de meerderheid in Gent.
Minister, welke initiatieven zijn er in andere steden met werelderfgoed genomen om op een zorgvuldige wijze met het werelderfgoed om te gaan bij grote ontwikkelingen? Is de bouw van de betonnen toren in overeenstemming met het beschermde statuut van de Sint-Niklaaskerk? Zijn de erfgoedwaarden aangetast? Zal de Sint-Niklaaskerk als gebouw problemen ondervinden door de bouw van de betonnen toren op 1 meter?
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Ik wil de discussie over hoe mooi of hoe lelijk dit zou zijn, niet opstarten. De Gentenaars hebben daar allemaal wel een mening over.
Minister, om te beginnen had men UNESCO vooraf advies moeten vragen, want de torens van Gent behoren tot het werelderfgoed, en daar speel je niet mee. Ik citeer uit dezelfde brief waaruit de heer van Rouveroij citeerde: Met andere woorden, het stadsbestuur heeft zich van UNESCO lekker niets aangetrokken. Minister, klopt de stelling dat het stadsbestuur zich van UNESCO lekker niets heeft aangetrokken?
Een ander citaat: Als kritiek kan dat tellen. Beter eerst nadenken en dan bouwen. De Vlaamse Regering gaat UNESCO een brief met verontschuldigingen schrijven. Klopt het dat de Vlaamse Regering UNESCO een brief met verontschuldigingen gaat schrijven?
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Deze vraag om uitleg is absoluut terecht. Als er een richtlijn is, dan moet die worden nageleefd. We kunnen niet voorzichtig genoeg zijn met ons erfgoed. Daar moet een antwoord op komen. Het moet duidelijk zijn dat, als UNESCO dat vraagt, we daar moeten op antwoorden. Ik denk dat er op de vragen van de heer van Rouveroij al een antwoord is gekomen door de brief van het agentschap aan het Gentse stadsbestuur. Eigenlijk is daarover nog maar weinig onduidelijkheid.
Er is inderdaad een aanzienlijke impact op het uitzicht op het belfort. We moeten daar behoedzaam mee omspringen, maar we moeten dat doen met de volledige bouwkundige context rond het Braunplein. Rond het Braunplein zijn er al verschillende nieuwe projecten vergund door het Gentse stadsbestuur, waar Open Vld inderdaad deel van uitmaakt. Ik denk aan het Metselaarshuis. Daar bestaan ook veel vragen rond.
Het is verwonderlijk dat er rond het project van de stadshal meer commotie is vanuit bepaalde hoek. We moeten hier niet de grote discussie aangaan. Mevrouw Stevens heeft gelijk, we kunnen nog niet veel zeggen zolang het project niet afgewerkt is. Er was alleen maar een draagvlak voor dit project. Er werden vier kandidaat-projecten voorgesteld aan de bevolking. Twee daarvan werden door een meerderheid positief geapprecieerd. De bevolking verkoos een ander project boven de stadshal, maar de stadshal werd ook positief gepercipieerd. Er was een jury waarin niet de minsten zetelden, namelijk onder meer bOb Van Reeth die toen Vlaams bouwmeester was. De jury besloot unaniem dat dit het beste project was. In de Gentse gemeenteraad werd er uitgebreid gediscussieerd. Een meerderheid koos voor dit project. CD&V, sp.a en Groen! hebben het project gesteund. (Opmerkingen van de heer Jan Roegiers)
Neen, Open Vld niet, Open Vld stemde voor een ander project. (Opmerkingen van de heer Sas van Rouveroij)
Er waren drie aftoetsingen. De bevolking was positief voor de stadshal, de jury was zeer positief voor de stadshal en een meerderheid van de gemeenteraad was positief. Mevrouw Stevens heeft gelijk, de waarde van dit project zal pas blijken als het afgewerkt is.
Mevrouw Stevens heeft zeker gelijk in verband met de klokkentoren. Er is iets mis met de verhouding, dat zal iedereen toegeven. Schade aan de Sint-Niklaaskerk kan natuurlijk niet. Ik kijk uit naar uw antwoord, minister. Ik sluit me aan bij de vragen van mijn collegas.
De voorzitter : De heer Yüksel heeft het woord.
De heer Veli Yüksel : Voorzitter, minister, dames en heren, zoals d e heer Watteeuw zegt, CD&V staat achter dat project en blijft erachter staan. Ik ga hier niet aan lokale politiek doen en ik zit evenmin in de Gentse gemeenteraad.
Ik wil aandacht vragen voor twee zaken. Ik ben onvoldoende technisch onderlegd om alles te duiden. Het oorspronkelijke bestek vroeg om de rond de eeuwwisseling vrijgemaakte monumenten in hun aanzien te respecteren. Het resultaat wordt vandaag steeds meer zichtbaar. De hal is 40 meter lang en 20 meter hoog. Een stalen constructie wordt bekleed met speciaal hout en glazen dakpannen in de zestienhonderd dakraampjes. De liftkoker doet meteen ook dienst als klokkentoren voor de Mathildisklok en werd zo goed als tegen de sacristie van de Sint-Niklaaskerk gezet. Daar wringt het schoentje volgens mij.
Vandaag blijkt dat er op bepaalde punten wordt afgeweken van de oorspronkelijke plannen. Minister, zijn er afwijkingen op het oorspronkelijke KoBra-project (heraanleg van Korenmarkt en Emile Braunplein)? Er zit vooral een verschil tussen de maquette die aan de bevolking werd getoond en de vergunning die is afgeleverd door de Vlaamse overheid.
Hoe zal het agentschap Onroerend Erfgoed andere gelijkaardige projecten bekijken in andere steden met werelderfgoed? Het is belangrijk dat we dit soort zaken niet meer meemaken. Het is goed dat het aan het licht gekomen is met KoBra. Wanneer is de richtlijn van UNESCO precies uitgevaardigd? Ik lees hier en daar dat het 2010 was, ik lees ook dat het al een paar jaar oud is.
Ik heb nog een bouwtechnische vraag. De Sint-Niklaaskerk heeft inderdaad scheuren en kampt met een stabiliteitsprobleem. Zal daar bij het vervolg van de bouw rekening mee worden gehouden? Kan er eventueel worden afgeweken van de oorspronkelijke bouwplannen om werelderfgoed te beschermen?
De voorzitter : Minister bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois: Voorzitter, het dossier beroert de Gentse gemoederen.
Vooraleer ik overga naar mijn antwoord, wil ik erop wijzen dat in dit dossier een vergunning werd afgeleverd, dat de bouwwerken gestart zijn, en dat ICOMOS zegt dat het niet in strijd is met het werelderfgoed. Ik lees dat aan u voor: ICOMOS considers that although the setting has been quite drastically changed, the Belfry is still a dominant landmark and can be read and understood. It therefore does not consider that OUV has been compromised. OUV is outstanding universal value.
Dat is de conclusie, dat wil ik als setting meegeven voor we overgaan tot de discussie over de naleving van de procedures, over de communicatie vooraf, over hoe en wie had dat moeten doen en over hoe kunnen we dat vermijden in de toekomst.
Mijnheer van Rouveroij, u zegt dat het Vlaams agentschap in een brief aan het stadsbestuur de schuld op zich neemt. Dat vind ik nergens terug. Ik heb wel de brief aan de UNESCO, die hebt u waarschijnlijk ook. Daar staat in: Pourtant, nous nous sommes bien conscients des préoccupations exprimées par lICOMOS. Dans ce sens, je vous assure que le gouvernement flamand et son agence du Patrimoine de Flandre veilleront à ce que les dossiers ayant un impact potentiel sur la Valeur Universelle Exceptionnelle dun bien du patrimoine mondial sur le territoire flamand seront envoyés au préalable au Centre du Patrimoine Mondial.
Dat vooraf opsturen was hier niet gebeurd. Het agentschap gaat dat in de toekomst doen, maar dat kan maar gebeuren als de steden en gemeenten het agentschap eerst op de hoogte brengen ik kom daar op terug over wat had moeten en/of kunnen gebeuren. We moeten ons afvragen waarom dat niet gebeurd is, en vooral welke lessen we daar moeten uit trekken. Dat is voor mij het belangrijkste, aangezien het dossier gelukkig wat betreft de essentie van de zaak geen kwalijke gevolgen heeft.
Ik zal de vragen van mevrouw Stevens en de heer van Rouveroij samen beantwoorden. Aangezien mevrouw Stevens eerder naar het voortraject informeert, en de heer van Rouveroij voornamelijk naar de evaluatie door de UNESCO, zal ik de vragen in die volgorde behandelen. Ik begin dus met de vragen van mevrouw Stevens. Zoals u wellicht weet, is het project er niet van vandaag op morgen gekomen. De ontwerpwedstrijd voor KoBra dateert reeds van 2003. We zouden zelfs kunnen teruggaan tot het einde van de jaren 90 van de vorige eeuw, toen de krijtlijnen al werden uitgezet in het mobiliteitsplan en in de beslissing om over te gaan tot de heraanleg van dit gebied.
De krachtlijnen voor de huidige heraanleg van het Emile Braunplein, zoals de inplanting en het volume van de Stadshal en het aanleggen van een groene ruimte tussen het belfort en de Sint-Niklaaskerk, werden echter pas vastgelegd door de keuze voor het ontwerp van Robbrecht & Daem en Marie-José Van Hee in 2003. Kort daarop werden de gewestelijke diensten bevoegd voor het onroerend erfgoed door het stadsbestuur uitgenodigd op de plenaire besprekingen.
De erfgoedconsulenten die het proces begeleidden, waren van mening dat de herinrichting van het Emile Braunplein, die momenteel in uitvoering is, geen invloed had op de intrinsieke erfgoedwaarde van het belfort. Er was, collegas, op dat moment geen specifieke aandacht voor het werelderfgoedstatuut van het belfort. Dat was in alle Vlaamse werelderfgoedsteden en -gemeenten overigens zo: een erkenning als werelderfgoed bracht geen bijzondere richtlijnen of voorwaarden met zich mee. Gedurende ongeveer tien jaar leverde deze manier van werken ook geen problemen op. De richtlijn van UNESCO uit 2005, die hier vandaag al is aangehaald, was in die periode ook niet bekend bij de administratie of de stedelijke diensten.
Er was enige tijd sprake van om de nieuwe Mathildisklok, zijnde de nieuwe grote beiaardklok besteld door de Gentse stedelijke dienst Monumentenzorg en de vzw Beiaardvrienden, niet in een afzonderlijke klokkentoren, maar in het belfort onder te brengen. Dit voorstel werd door Onroerend Erfgoed uitdrukkelijk ongunstig geadviseerd, onder meer vanwege de nefaste invloed van de ingreep op de stabiliteit van de belforttoren. Deze ingreep zou de intrinsieke erfgoedwaarde van het monument in aanzienlijke mate negatief hebben beïnvloed. Dit advies was bindend.
Het belangrijkste motief was de wettelijke bescherming als monument. Deze wettelijke bescherming is nog steeds de basis waarop het erfgoedbeleid in Vlaanderen rust. Dat is in de meeste andere landen ook zo. Het is dus niet toevallig dat UNESCO zo veel belang hecht aan een wettelijke bescherming op het geëigende nationale of, in ons geval, Vlaamse niveau.
De betrokkenheid van de Vlaamse overheid in de behandeling van vergunningsdossiers in de onmiddellijke omgeving van werelderfgoederen is inderdaad in veel gevallen beperkt. Onroerend Erfgoed geeft weliswaar in een aantal gevallen een niet-bindend advies, maar dat beperkt zich meestal tot de onmiddellijke omgeving van beschermde goederen. Het al dan niet erkend zijn als werelderfgoed speelt in dat geval geen bijkomende rol.
Het gaat dus in de meeste gevallen om een niet-bindend advies. Dat betekent dat de vergunningverlenende overheid het advies naast zich neer kan leggen of slechts gedeeltelijk kan volgen. Dat is de afweging die elke vergunningverlenende overheid kan en moet maken.
In die zin is het essentieel dat de Vlaamse werelderfgoedsteden en -gemeenten zich bewust zijn van hun bijkomende verantwoordelijkheid. Die verantwoordelijkheid slaat enerzijds op het grondig in overweging nemen van het advies dat door mijn administratie is voorbereid en anderzijds kan een gemeente in een aantal gevallen ook vrijwel autonoom oordelen, omdat er geen adviesverplichting van toepassing is. Dan ligt de verantwoordelijkheid dus volledig bij het lokale bestuursniveau.
In beide gevallen kunnen ingrepen een impact hebben op werelderfgoed. We moeten de lokale besturen erop wijzen dat het in die gevallen noodzakelijk is om UNESCO op de hoogte te brengen. Mijn agentschap heeft daarvoor de eerste stappen gezet: alle Vlaamse werelderfgoedsteden en -gemeenten werden op 19 oktober uitgenodigd voor een eerste bijeenkomst op 21 november.
Die eerste bijeenkomst heeft plaatsgevonden. Alle steden en gemeenten waren uitgenodigd. Enkele gemeenten waren verrast dat ze werelderfgoed hebben. Niet alle steden en gemeenten waren aanwezig. Gent en Leuven hebben zich op het laatste moment laten verontschuldigen, maar zullen uiteraard worden betrokken bij de verslaggeving en de verdere werking.
Het agentschap wil met deze eerste bijeenkomst de steden en gemeenten overtuigen van het nut van een meer geïntensifieerde samenwerking tussen Vlaanderen en de steden en gemeenten met werelderfgoed op hun grondgebied. Het is de bedoeling om hen de komende maanden ook te begeleiden in het ontwikkelen van wat je een werelderfgoedreflex zou kunnen noemen: een extra gevoeligheid voor ingrepen die de uitzonderlijke universele waarde van werelderfgoederen zouden kunnen schaden.
Mijn agentschap hoopt trouwens dit initiatief structureel te kunnen inbedden en deze samenwerking verder uit te bouwen tot een platform van Vlaamse werelderfgoedsteden en -gemeenten, naar Nederlands en Frans voorbeeld. In Nederland is er in 2010 een stichting Werelderfgoed Nederland opgericht. Dit platform brengt beheerders van werelderfgoedsites en de betrokken lokale en provinciale overheden bijeen. De stichting organiseert jaarlijks een drietal bijeenkomsten. Tijdens deze bijeenkomsten, telkens in een ander werelderfgoed, wordt een specifiek thema besproken. Verder bieden de bijeenkomsten ook de gelegenheid om te netwerken.
In Frankrijk is het sowieso de gewoonte om voor elk werelderfgoed een afzonderlijke vereniging op te richten. Deze specifieke vereniging neemt de opmaak van het nominatiedossier op zich en blijft daarna bestaan als beheerstructuur. Er bestaat dus bijvoorbeeld een vereniging Beffrois & Patrimoine voor de Franse belforten. Daarnaast bestaat er een koepelvereniging, die alle Franse werelderfgoedverenigingen samenbrengt. Deze koepelvereniging vervult min of meer dezelfde taken als Werelderfgoed Nederland.
Brugge uitgezonderd, zijn er voor zover mij bekend in andere werelderfgoedsteden nog niet echt systematische afspraken gemaakt over grote ontwikkelingen in de buurt van werelderfgoedsites. We willen daarvan werk maken.
In Brugge wordt er wel intensief samengewerkt tussen de stedelijke diensten en mijn agentschap Onroerend Erfgoed in functie van de erkenning als werelderfgoed, maar deze samenwerking bevindt zich in mijn ogen op een ander niveau. Om te beginnen is de hele Brugse binnenstad erkend door UNESCO. Ingrepen in het stedelijke weefsel zouden dus veel sneller een impact kunnen hebben op het werelderfgoed zelf. Het grote aantal projecten en vergunningsaanvragen in Brugge zorgt overigens voor een specifieke problematiek: het is praktisch onmogelijk om deze continu door te sturen naar UNESCO. Nochtans bestaan er geen duidelijke criteria om te bepalen welke dossiers voorgelegd moeten worden en welke niet. Zowel Vlaanderen als de stad Brugge heeft al herhaaldelijk geprobeerd om hierover een dialoog aan te gaan met het Werelderfgoedcentrum, maar vooralsnog zonder resultaat. Deze inspanningen worden niettemin voortgezet.
Voor ik de vraag over de betonnen toren beantwoord, wil ik een tweetal zaken verduidelijken. De heraanleg van het Emile Braunplein omvat veel meer dan enkel de bouw van de betonnen lift- en klokkentoren: er komt een ondergrondse fietsenstalling, een grand café dat aansluit bij een nieuw afhellend parkje en een stadshal. De lift- en klokkentoren wordt inderdaad opgericht naast de sacristie van de Sint-Niklaaskerk. Deze sacristie zelf is een begin 20e-eeuwse reconstructie van de oorspronkelijke sacristie, die zich op een andere locatie bevond. De gereconstrueerde sacristie is wel mee opgenomen in de afbakening van de bescherming van de Sint-Niklaaskerk.
De klokkentoren voor de Mathildisklok kent ook een voorgeschiedenis die in deze context niet onbelangrijk is. Enkele jaren geleden werd door de Gentse stedelijke dienst Monumentenzorg en de vzw Beiaardvrienden een grote beiaardklok Mathildis besteld en gegoten. De stad wou deze in eerste instantie onderbrengen in het belfort, maar Onroerend Erfgoed zag dit zoals ik al zei niet zitten.
Het stadsbestuur ging op zoek naar een nieuwe locatie voor deze klok. De herinrichting van het Emile Braunplein leek een opportuniteit te bieden: in het oorspronkelijke ontwerp werd ter hoogte van de sacristie van de Sint-Niklaaskerk een bovengronds volume van een viertal meter hoog gepland als uitloper van een publieke lift naar de ondergrondse fietsenberging. De ontwerpers suggereerden om de Mathildisklok boven het liftvolume te plaatsen en zo in het openbaar domein te integreren. Onroerend Erfgoed kon met dit voorstel, en met het bijhorende ontwerp dat op 14 april 2008 werd voorgelegd, akkoord gaan.
Hierbij werd de lift- en klokkenstoel als een open constructie voorgesteld, waardoor de zichtbaarheid op de sacristie gewaarborgd bleef. Zowel de inplanting, de voetafdruk als de hoogte is immers afgestemd op de aanwezige huizen en stratenpatronen. De constructie wordt als het ware geclusterd met de aanwezige bebouwing in Klein Turkije, en staat er niet als een geïsoleerd item. Functioneel sluit de toren ook aan bij de nieuwe ondergrondse fietsenstalling.
De vormgeving in de definitieve vergunningsaanvraag van 15 april 2009 is enigszins gewijzigd: geen open maar een betonnen constructie, uitgevoerd in zichtbeton. Het huidige uitzicht is dus het definitieve. Op de plannen en bij visualisaties is dit slechts schematisch weergegeven en niet volledig zichtbaar. Het ontwerp dat besproken werd was wel degelijk een transparante toren, met enkel verticale ribben op de hoeken, voor de rest open. Bij de bouwaanvraag is dat gewijzigd: langs een aantal zijden zijn gesloten wanden geplaatst, om de geluidsoverlast bij het luiden van de klok langs de kant van Klein Turkije te beperken. Die wijziging is er gekomen op vraag van de omwonenden. Dat is dus ontsnapt aan de aandacht van of niet voorgelegd aan Onroerend Erfgoed.
In het advies van Onroerend Erfgoed van 1 december 2009 werden dan ook geen opmerkingen geformuleerd, omdat ervan uitgegaan werd dat er geen invloed was op de intrinsieke waarde. Vandaag zijn de werkzaamheden nog steeds bezig, waardoor nog geen definitieve evaluatie gemaakt kan worden.
Wel houdt het nieuwe ontwerp van de site rekening met het aanwezige erfgoed, door onder andere van het Gouden Leeuwplein weer een pleintje te maken van middeleeuwse grootte. Het zicht vanuit de omliggende straten op de waardevolle stadhuisgevels, het belfort, de Sint-Niklaaskerk en de beschermde historische huisgevels is, voor zover kan worden nagegaan, behouden.
Belangrijke zichten van en naar Klein Turkije, Donkersteeg en Belfortstraat worden ook niet verstoord door de nieuwe lifttoren en klokkenstoel. Enkel de sacristie van de Sint-Niklaaskerk wordt gedeeltelijk aan het zicht onttrokken vanaf het Emiel Braunplein. Van hieruit is de nieuwe klokkentoren inderdaad prominent in beeld. Binnen het geheel van het project is de visuele impact echter beperkt. Mijn administratie blijft met andere woorden van oordeel dat de betonnen toren geen invloed heeft op of schade toebrengt aan de intrinsieke erfgoedwaarde van de Sint-Niklaaskerk en het overige omliggende beschermd onroerend erfgoed.
Ik zal nu verder ingaan op de vragen die gesteld werden door de heer van Rouveroij. Paragraaf 172 van de Operationele Richtlijnen bij de Werelderfgoedconventie werd ingevoerd bij de herziening van deze richtlijnen in 2005. Deze herziening werd op de agenda gezet door het Werelderfgoedcomité in 2004 op de bijeenkomst in Suzhou in China. Ik ben nagegaan hoe het komt dat het agentschap niet op de hoogte was van de gevolgen die dienden gegeven te worden aan deze richtlijn.
Enerzijds heeft dit mogelijkerwijze te maken met de mijns inziens weinig adequate communicatie tussen UNESCO en de voorgangers van Onroerend Erfgoed in Vlaanderen. Over aangelegenheden die alle lidstaten aanbelangen, wordt voor zover kon worden nagegaan niet specifiek gecommuniceerd. Het gaat hier vrijwel steeds om onderwerpen die plenair worden besproken tijdens ofwel de tweejaarlijkse algemene vergadering, ofwel tijdens de jaarlijkse bijeenkomsten van het Werelderfgoedcomité. Wel worden de lidstaten per brief of via e-mail geïnformeerd over het feit dat de beslissingen online geconsulteerd kunnen worden. Aanpassingen aan de operationele richtlijnen worden aangenomen door het Werelderfgoedcomité, dus de relevante beslissingen, met het begeleidende informatieve document, kunnen via een dergelijke mededeling in het geheel van beslissingen en documenten teruggevonden worden.
Anderzijds kreeg in het verleden het internationale aspect niet de aandacht die het verdiende vanwege de voorganger van Onroerend Erfgoed. De Vlaamse overheid is pas naar aanleiding van alle commotie over Brugge opnieuw op de hoogte gesteld over het bestaan van deze richtlijn. Op dat moment was het al te laat om het KoBra-project en de nieuwe stadshal in Gent nog aan UNESCO voor te leggen.
Ik zal dit in de toekomst vermijden, in de eerste plaats door, zoals al gezegd, ervoor te zorgen dat in het vernieuwde agentschap de internationale werking een meer prominente plaats krijgt. Daar horen ook alle aangelegenheden bij die met UNESCO te maken hebben. Verder zijn de erfgoedconsulenten van het agentschap inmiddels duidelijk op de hoogte gebracht hoe er met werkzaamheden aan of in de buurt (niet gedefinieerd door UNESCO) van Werelderfgoed moet worden omgesprongen. De problematiek werd toegelicht aan alle erfgoedconsulenten op 17 maart 2011 en kwam aan bod op het GEA-overleg.
In de processen die het nieuwe agentschap aan het uittekenen is, zal uitdrukkelijk opgenomen worden dat deze dossiers indien nodig aan UNESCO worden voorgelegd. Dit sluit aan bij de aanbeveling die ICOMOS en het Werelderfgoedcentrum hebben bezorgd. Ik wil u er graag op wijzen dat ondertussen al twee projecten aan UNESCO werden bezorgd, conform de bepalingen van de door u aangehaalde richtlijn. Het gaat om het voorstel voor de bouw van nieuwe windturbines ten noorden van de Brugse binnenstad. Dit project werd door ICOMOS als raadgevend orgaan van het Werelderfgoedcomité negatief beoordeeld. Ik heb begrepen dat het Brugse stadsbestuur, dat het dossier had samengesteld, dit advies heeft opgevolgd. Het tweede dossier werd door mijn administratie aan UNESCO voorgelegd. Het betrof de verbouwing van het stadhuis met belfort van Eeklo. Het gunstige advies dat mijn administratie in dit dossier had afgeleverd, is door ICOMOS bijgetreden.
In het kader van een beter gestructureerd overleg met de steden en gemeenten met werelderfgoed op hun grondgebied heeft Onroerend Erfgoed op 21 november een eerste bijeenkomst gehouden waarop alle Vlaamse werelderfgoedgemeenten waren uitgenodigd. Op deze eerste bijeenkomst van Vlaamse werelderfgoedsteden en -gemeenten waren elf gemeentebesturen vertegenwoordigd. Er zijn 27 Vlaamse werelderfgoedsteden en -gemeenten.
Er is aan de aanwezigen uitgelegd dat Onroerend Erfgoed graag zou komen tot een structureel overleg. Het agentschap zal alle Vlaamse werelderfgoedsteden en -gemeenten in functie daarvan uitnodigen voor een vervolg, bijvoorbeeld in het voorjaar van 2012. Tijdens deze bijeenkomst zou een specifiek onderwerp aangekaart kunnen worden. De thematiek van de bufferzones bleek op deze bijeenkomst duidelijk te leven bij de aanwezigen, dus dat lijkt een goed thema. Onroerend Erfgoed zal de afwezige gemeentebesturen waarschijnlijk aansluitend bij deze bijeenkomst ook de kans bieden om de toelichting van de voormiddag in te halen. Ik heb aan de administrateur-generaal voorgesteld om eventueel een extranet te openen waartoe al die gemeentebesturen en steden toegang hebben, waar een aantal instructies, raadgevingen en richtlijnen kunnen worden meegegeven en waar die steden en gemeenten met elkaar bepaalde uitwisselingen kunnen doen. Er wordt onderzocht of dit een onderdeel van de website kan zijn. Op de website zal ook een internationaal luik komen om er meteen de aandacht op te vestigen.
Het agentschap Onroerend Erfgoed heeft inderdaad op 7 november aan UNESCO een ontvangstbevestiging gestuurd met betrekking tot het ingenomen standpunt. In dit schrijven wordt ook verzekerd dat de Vlaamse overheid erover zal waken dat dossiers met een mogelijke impact op de uitzonderlijke universele waarde van de Vlaamse werelderfgoederen in de toekomst op voorhand aan het Werelderfgoedcentrum zullen worden voorgelegd. Ter info geef ik u mee dat het agentschap natuurlijk niet kan garanderen dat alle dossiers met impact op werelderfgoed zullen voorgelegd worden, enerzijds omdat Onroerend Erfgoed niet steeds op de hoogte zal zijn van ontwikkelingen in de buurt van werelderfgoed en anderzijds ook omdat dit in overleg moet gebeuren met het betrokken lokaal bestuur en met de initiatiefnemers. Een dergelijke stap vergt immers tijd, en de andere betrokkenen moeten het ermee eens zijn dat UNESCO en ICOMOS de tijd krijgen om het project te onderzoeken. Onroerend Erfgoed zal wel steeds, in de mate dat het agentschap op de hoogte is van bepaalde projecten, de betrokken partijen informeren over het mogelijke risico dat men loopt indien men ervoor kiest om UNESCO niet te informeren. Uiteraard moet ook het overleg met de betrokken gemeentebesturen in dit licht gezien worden. Onroerend Erfgoed onderneemt de nodige stappen om hen te informeren over deze bepalingen, en om hen te wijzen op hun verantwoordelijkheid. Dit is ook de centrale boodschap geweest van de toelichting maandag jongstleden.
Het advies van ICOMOS dat door het UNESCO-Werelderfgoedcentrum aan mijn administratie is bezorgd, is zeker niet ongenuanceerd. ICOMOS stelt een aantal zaken vast die mogelijk minder gelukkig genoemd kunnen worden. Er wordt aangehaald dat het volume van de nieuwe stadshal de aandacht enigszins afleidt binnen de setting van het belfort. Ook het zicht vanuit bepaalde richtingen zal gedomineerd worden door het nieuwe gebouw. Het advies van de organisatie spreekt voor alle duidelijkheid niet over belemmerd, maar heeft het over gedomineerd worden.
ICOMOS noemt het project ook een ingrijpend project. Ik denk dat niemand dat zal ontkennen. Niettemin is de eindconclusie van ICOMOS in mijn ogen duidelijk: de organisatie besluit dat de uitzonderlijke universele waarde niet aangetast is. Ik ga ervan uit dat dit dossier hiermee, tenminste wat UNESCO betreft, afgesloten is.
Het aantal werelderfgoedsteden dat de jongste jaren geconfronteerd werd met problemen bij het realiseren van kleinere of grotere projecten valt bijna niet meer te tellen. De problematiek van Brugge is al besproken in deze commissie en is dus niet onbekend, maar ook in de ons omringende landen zijn er verschillende steden die ik kan aanhalen. Ik vermeld er slechts enkele.
In het Verenigd Koninkrijk lopen momenteel verschillende onderzoeken. In Londen zijn er ernstige bezwaren bij de hoogbouw in de Londense City die de als werelderfgoed erkende Tower inmiddels bijna letterlijk overschaduwt. In Liverpool, erkend als werelderfgoedstad, zorgt de grootschalige herontwikkeling van vroegere haventerreinen voor kopzorgen.
In Nederland zijn er tot nu toe geen echte onderzoeken geweest door ICOMOS of UNESCO. Nederland worstelt nochtans ook met de kwestie, bijvoorbeeld rond de luchthaven van Schiphol. De luchthaven zelf en ook de belangrijke economische ontwikkeling die ermee samenhangt, sluit immers aan bij het gebied van de in 1996 als werelderfgoed erkende Stelling van Amsterdam. Een essentieel onderdeel van deze verdedigingsgordel is immers het onbebouwde geschutsgebied of glacis voor de forten. De roep om deze terreinen vlakbij de luchthaven te mogen bebouwen, wordt almaar groter.
In Duitsland zijn er al verschillende steden en sites het voorwerp van onderzoek geweest. In Keulen was er bijvoorbeeld veel te doen over een hoogbouwproject tegenover de Dom, aan de overzijde van de Rijn. Het Keulense stadsbestuur is daarop in overleg getreden met UNESCO en heeft uiteindelijk de hoogte van de geplande torens en ook het aantal torens teruggebracht. In Dresden heeft het effectief starten met de bouw van een brug over de Elbevallei er uiteindelijk toe geleid dat het goed van de werelderfgoedlijst geschrapt werd. Ik wijs u er hierbij graag op dat er aan deze zware beslissing een intensief consultatie- en overlegproces is voorafgegaan dat verschillende jaren in beslag heeft genomen. Een schrapping is met andere woorden niet iets waarover van vandaag op morgen wordt beslist. Momenteel wordt in Duitsland nog altijd gezocht naar een oplossing voor een gelijkaardig dossier, namelijk een nieuwe brug over de Vallei van de Middenrijn, ter vervanging van een bestaand veerpont. Deze brug wordt als noodzakelijk geacht, omdat de pont niet meer aangepast is aan de verkeersstromen van vandaag. Ook het bestaande alternatief, tientallen kilometers omrijden, is om diverse redenen niet aanvaardbaar. In dit dossier is voor zover ik heb kunnen nagaan, nog geen doorbraak bereikt.
Ik verwijs ten slotte naar een voorbeeld waarbij men wel tot een akkoord is gekomen. Het is een voorbeeld bij onze Franse buren. In Bordeaux was er namelijk ook nood aan een nieuwe brug over de Garonne. Deze brug moest een veilige en vlotte verbinding tussen de beide rivieroevers vormen voor de zwakke weggebruikers. Ik bespaar u de details, maar na overleg kon er een akkoord worden bereikt over een voor alle partijen aanvaardbaar project, dat momenteel in uitvoering is. Eind volgend jaar zullen bewoners en bezoekers in principe gebruik kunnen maken van de nieuwe brug.
Zoals u kunt afleiden, staat Vlaanderen hierin niet alleen. Heel wat landen kampen met gelijkaardige problemen. Om mee voor een oplossingsgerichte aanpak te ijveren, heb ik mij ertoe geëngageerd om op 31 mei en 1 juni 2012 een internationaal congres te organiseren voor werelderfgoedsteden, juist met de bedoeling om die problematiek, namelijk het verzoenen van de erfgoedwaarde met de eigentijdse evoluties in onze steden, aan te pakken. De leden van deze commissie zijn hiervan al een tijd op de hoogte.
De voorzitter : De heer van Rouveroij heeft het woord.
De heer Sas van Rouveroij : Voorzitter, minister, ik dank u voor de omstandige uiteenzetting. Ik heb een paar bedenkingen. Ik keer even terug naar het werkwoord dat ik heb gebruikt: belemmeren. U zegt dat dat niet in het advies staat. Ik heb vanwege de stad Gent alleen maar de Franstalige versie gekregen en ik ga er even van uit dat er tussen de Franse en de Engelse versie geen verschil is. Er staat wel degelijk: Le project [...] obstrue la vue à partir de certaines directions. Er staat dus obstrue en ik meen dat ik vrij accuraat ben als ik dit in het Nederlands vertaal met het werkwoord belemmeren: het project belemmert het uitzicht op het belfort vanuit bepaalde richtingen.
Minister Geert Bourgeois : Als dat de enige versie is, dan hebt u gelijk.
De heer Sas van Rouveroij : Ik heb die zo overhandigd gekregen. Ik heb het verslag van de gemeenteraad van Gent bij. Schepen De Regge begon met: Vervolgens schrijven ze: en dan citeert ze een lange Franse tekst waaruit ik deze passage heb gehaald.
De paragraaf begint met LICOMOS apprécie lanalyse rigoureuse effectuée sur le site [...].
Minister Geert Bourgeois : Ik heb hier een Franse tekst en daarin staat: LICOMOS apprécie l'analyse rigoureuse effectuée sur le site de la nouvelle construction dun point de vue historique et archéologique. Globalement, le projet ajoute à la fonctionnalité de la place en face du beffroi, mais lensemble du nouveau batiment perturbe quelque peu le site du beffroi et obstrue la vue a partir de certaines directions.
De heer Sas van Rouveroij : Voilà, we zijn er: obstrue la vue.
Minister Geert Bourgeois : Ja, mijn excuses. Ik heb voorgelezen wat men mij heeft bezorgd, maar ik heb de tekst niet meer gecontroleerd.
De heer Sas van Rouveroij : Minister, het zal ons niet scheiden, maar juist is juist. Het is belangrijk dat we duidelijk zijn, het gaat wel degelijk over het belemmeren van het zicht vanuit bepaalde directies.
Uw diensten maken een groot onderscheid tussen de stadshal en de klokkentoren. Ik ben het daarmee eens. Ik ben het ook eens met mijn collegas uit de Gentse gemeenteraad, hier goed vertegenwoordigd, wanneer ze zeggen dat het definitieve oordeel pas kan worden geveld wanneer het gebouw is afgewerkt. Dat is met kunst meestal het geval.
Minister Geert Bourgeois : Excuseer, maar ik zie dat in de Engelse tekst staat: The project [...] dominates the view from certain directions. De Engelse tekst is de originele tekst, wat ik heb voorgelezen is de vertaling van die tekst. Dus blijkbaar is er een verschil in de Franse tekst. Dominates the view from certain directions wordt in het Frans: Obstrue la vue.
Ik vroeg me af waarom ik in het Nederlandstalige antwoord van mijn administratie die vertaling niet heb. In de Engelse en Franse tekst staat er: Original anglais.
Wat ook het resultaat is, er is geen obstructie tegen wat hier is gebeurd vanwege ICOMOS. Er is geen procedure van declassering als werelderfgoed. Dat is het belangrijkste. De Engelse tekst is de originele tekst.
De heer Sas van Rouveroij : Dat is inderdaad zo, minister. We hebben het daarover uitgebreid gehad in de gemeenteraad van deze week. We hadden het over de wijze waarop het stadsbestuur de tekst had vertaald. Daarom is het hier nog wat doorgesijpeld. Het is goed dat het bij deze is uitgeklaard.
Er is een verschil tussen de stadshal laten we het oordeel daarover vellen als die volledig is afgewerkt en de klokkentoren. Minister, het oordeel van uw administratie dat u overneemt in het antwoord op mijn vraag om uitleg is nogal mild. Ik nodig u uit, minister, om eens ter plaatse te gaan.
Wij zijn hier in functie, wij moeten dat overstijgen. Minister, u bent in functie en u wordt geadviseerd door uw administratie, maar u moet uw eigen geweten eens confronteren met het resultaat ter plekke. Neem dan alvast een stoel mee, want u zult moeten gaan zitten. Op dit ogenblik is die klokkentoren een afschuwelijk onding.
Minister, ik ben blij dat u verwees naar de basisdocumenten bij de start van dit binnenstedelijk proces, naar het mobiliteitsplan voor de Gentse binnenstad. Ik ben daar inderdaad de geestelijke vader van. In dat kader had Open Vld gekozen voor een ondergronds gebouw dat heet dan een parking , maar we zijn dan geëvolueerd naar een bovengronds gebouw. Sta me toe om de geschiedenis eer aan te doen. Beide worden gedreven door dezelfde zorg. Alle stedenbouwkundigen waren het er doorheen de jaren over eens geraakt dat dit plein een bronbestemming moet krijgen, anders zou het desolaat worden. Een bronbestemming betekent dat je mensen een reden moet geven om er te zijn en te vertoeven. Je moet het plein een erffunctie geven. Daar kan een parking voor zorgen omdat de wagens ondergronds rijden en geparkeerd worden en de automobilisten stappen uit, maar daar kan een bovengronds gebouw ook voor dienen.
Via een referendum is het ondergrondse gebouw afgevoerd. Daar hebben we ons bij neergelegd. Vervolgens zijn er vier projecten tot stand gekomen, waarvan er twee een draagvlak hadden. We hebben ons inderdaad niet eens verklaard met het project zoals het vandaag voorligt. Ondertussen schrijven we wel geschiedenis. Dat was mijn mededeling aan de collega die even twijfelde aan onze houding in dit dossier. Al vele jaren voeren we uit wat ooit werd beslist, weze het dat we toen voor een ander project kozen. Zo hoort het ook als een loyale coalitiepartner. Wij hebben ons achter dat project geschaard en voeren het bijna dagelijks uit met vallen en opstaan. We steunen het project. Als het is afgewerkt, zullen we zien of het ons ook zal bevredigen.
Tot slot nog een opmerking. Minister, uw administratie zegt in haar antwoord aan de stad Gent: Vlaanderen is hier maar in 2010 van op de hoogte gesteld. Op dat moment was het al te laat om nog werkelijke stappen te ondernemen in het KoBra-project. Ja en neen. Natuurlijk was het dan al te laat omdat het project op dat moment al volop in uitvoering was. U hebt echter ongelijk als u zegt dat Vlaanderen pas in 2010 op de hoogte is gebracht.
In het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 wordt verwezen naar UNESCO, meer in het bijzonder waar het gaat over de afbakening van de bufferzone rond de betrokken werelderfgoedsites. Dan zegt men: Deze afbakening geschiedt in uitvoering van artikel 11, paragraaf 5 van de UNESCO World Heritage Convention.. Dan wist u in 2009 toch al dat deze richtlijn bestond. Dan was het nog niet te laat of misschien nog net op tijd.
De voorzitter : Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw Helga Stevens : Ik zal me beperken tot een punt uit het antwoord. Oorspronkelijk was de klokkentoren bedoeld als een open constructie waardoor het zicht op de sacristie gewaarborgd bleef en de voetafdruk en de hoogte werden afgestemd op de aanwezige huizen en stratenpatronen. Dat betekent dat de constructie werd geclusterd in de omgeving van Klein Turkije. Blijkbaar werd de vormgeving in de definitieve vergunningsaanvraag van 15 april 2009 gewijzigd. Op dat moment was er geen open, maar een gesloten betonnen constructie met zichtbaar beton in de uitvoering. Waarom is er onderweg een wijziging doorgevoerd?
De administratie Onroerend Erfgoed heeft een advies gegeven op basis van die oorspronkelijke bouwaanvraag die was bedoeld voor een open constructie. Later werd dan een wijziging doorgevoerd. Het is het stadbestuur van Gent dat de bouwaanvraag heeft ingediend en dus in de fout is gegaan. Men kan dat de administratie niet verwijten. De oorspronkelijke aanvraag behelsde een open constructie, waarbij het zicht op de kerk bewaard zou blijven. Later was er een wijziging. Wiens schuld is dat dan? Diegene die de bouwaanvraag heeft ingediend, namelijk het stadsbestuur van Gent. Ik kan alleen maar vaststellen dat de aanvraag in de loop van het project is gewijzigd in een massieve, grote constructie. Waarom niet die open constructie? Ik heb eveneens mogen vernemen tijdens de gemeenteraadszitting dat die open constructie blijkbaar ook te licht was. Wie wat kennis heeft van techniek en klokken, moet dat toch op voorhand weten. Minister, de gang van zaken is natuurlijk niet uw verantwoordelijkheid, maar die van het Gentse stadsbestuur. Dit dossier heeft heel wat gemoederen beroerd. We zullen zien wat het eindresultaat zal zijn.
De voorzitter : De heer Yüksel heeft het woord.
De heer Veli Yüksel : Minister, u hebt een uitgebreid antwoord gegeven, waarvoor dank. Uit uw antwoord blijkt dat bij de uitvoering inderdaad is afgeweken van het oorspronkelijke ontwerp en de aanvraag. Mevrouw Stevens stelt dat het stadsbestuur daarvoor verantwoordelijk is en dat u daar niets aan kunt doen. Voor welke bouwaanvraag en welk ontwerp heeft uw administratie groen licht gegeven?
U zegt dat de richtlijn van 2005 dateert en dat u dat wist in 2010. Als ik me niet vergis, zetelen in ICOMOS ook mensen van het agentschap Onroerend Erfgoed. Volgens mijn informatie zijn daar ook mensen van uw administratie bij betrokken. Ik vraag me dan ook af hoe het komt dat een dergelijke richtlijn pas vijf jaar later wordt ontdekt, per toeval, waarna men probeert die in de procedures in te passen.
Mijnheer van Rouveroij, ik vroeg me af of Open Vld al dan niet achter dit project staat. U hebt uw bezwaren gegeven. De meerderheid staat uiteraard achter dit project, of achter de uitvoering, maar met lange tanden.
De heer Sas van Rouveroij : Dat klopt.
De heer Veli Yüksel : Wij zullen dat blijven volgen.
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Minister, ik ben blij dat u uitvoerig citeert uit het bronnenmateriaal van UNESCO. U geeft daarmee ook aan dat met dit gebouw de waarde van de historische site van het belfort niet wordt ondermijnd. Daar komt het eigenlijk op neer. De intrinsieke waarde die er is, blijft.
In dat licht vind ik de discussie van daarnet over de belemmering van het zicht toch wel wat raar. Met betrekking tot erfgoed is de visie dat monumenten vrij van context en de belemmering van zicht moeten worden gemaakt, dat ze bijna geïsoleerd moeten staan zodat iedereen ze kan bekijken, immers totaal achterhaald. Emile Braun is met die visie begonnen. Nog in de jaren 60 zat onder meer Le Corbusier op dezelfde lijn. Dat is achterhaald. De context is zeer belangrijk. Als er een context was, dan moet die ook blijven. Dan vind ik het veel belangrijker dat in dertig jaar tijd bijna 20 procent van de gebouwen die in Bouwen door de eeuwen heen voor Gent stonden, verdwenen zijn. Dat blijkt uit een onderzoek dat ik in 2008 heb gedaan. Die context takelt dus voortdurend af. Dat vind ik een veel belangrijkere discussie in Gent dan die over de stadshal, die duidelijk haar waarde heeft.
Het probleem van de klokkentoren blijft. Diverse leden hebben daarop gewezen. Daarover zijn we het eens, denk ik. Misschien moet daar echt wel een oplossing voor worden gezocht. De waarde van de klokkentoren staat echter vast. Het is jammer dat sommige mensen in de Gentse politiek, zoals Siegfried Bracke, op een zeer ongenuanceerde manier over dit project spreken. Hij zegt dat dit ondoordacht is. Ik denk dat er zeer goed over nagedacht is. We zullen zien wat het waard is wanneer het is afgewerkt.
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Mag ik daaruit opmaken dat het dus niet klopt dat het stadsbestuur zich niets heeft aangetrokken van UNESCO? Mag ik eveneens afleiden dat er geen brief met verontschuldigingen van de Vlaamse Regering aan UNESCO komt? Ik had graag een formeel antwoord op die vragen die ik u had gesteld.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Ik geloof dat mijn antwoord duidelijk was: er is geen sprake van verontschuldigingen. Ik heb voorgelezen wat de administratie heeft geschreven aan UNESCO. Ze heeft gesteld in de toekomst over bepaalde dingen te zullen waken enzovoort.
Het agentschap en de werelderfgoedsteden hebben geen rekening gehouden met de richtlijn, hoewel die al bestond, sinds 2005. Ik kan de leidend ambtenaar van toen natuurlijk niet vragen waarom dat is gebeurd. Ik kan alleen vaststellen dat dit het geval is. De richtlijn bestond. Men kan tegenwerpen dat ze ons niet individueel is meegedeeld. Dat klopt, maar een internationaal gericht agentschap had daar weet van moeten hebben en er rekening mee moeten houden. Ook de werelderfgoedsteden en -gemeenten zouden dat moeten weten. In het verleden is dat fout gelopen. Ik zoek daar geen excuses voor. Voor de goede orde wijs ik erop dat ik de huidige administrateur-generaal daar niet op kan aanspreken. Ik kan haar niet vragen waarom ze dat in 2005 niet heeft geïmplementeerd. Ze was toen geen administrateur-generaal. Eigenlijk had het agentschap daar toen al rekening mee moeten houden, net als de werelderfgoedsteden.
Ik heb geprobeerd dit dossier objectief te schetsen. Ik heb al vermeld wat de administratie als verontschuldiging heeft ingeroepen. De ambtenaren worden verondersteld de wet te kennen. Indien er een internationale regelgeving is, moeten ze die regelgeving volgen en hier actief mee kunnen omgaan.
De buitendienst van het agentschap heeft een advies verstrekt over de definitieve bouwaanvraag met de gesloten constructie. Die ambtenaren hebben daar geen aandacht aan geschonken. Ze hebben niet gemerkt dat de toren anders was dan in het traject dat heel de tijd was besproken. Tijdens alle vergaderingen met het agentschap ging het om een open constructie met vier pijlers. Onder druk van de omwonenden, de inwoners van de wijk Klein-Turkije, die geluidsoverlast vreesden, werd uiteindelijk besloten die toren aan een kant te sluiten. Dat stond ook in de bouwaanvraag.
De bouwaanvraag maakt melding van een betonnen toren, net zoals de toren die er nu staat. Er is geen beletsel om die toren weer te laten verdwijnen en weer voor een open constructie te kiezen. Voor mij is dit geen probleem.
De buitendienst had dit allemaal moeten opmerken. Er zijn verschillen tussen de bouwplannen. De ambtenaren waren te goeder trouw. Ze hadden heel dat traject al eerder besproken. Niemand heeft hen op enige verandering geattendeerd.
Ik leid uit de feiten af dat aan beide zijden fouten zijn gemaakt. Strikt genomen, hadden de ambtenaren dit kunnen opmerken. Er is me meegedeeld dat de ambtenaren tijdens de vergaderingen niet op veranderingen zijn gewezen.
Tot slot wil ik nog even reageren op de bezorgdheid die de heer Watteeuw heeft geuit. Er is een herinventarisering van de situatie in Gent gepland. Dit lijkt me tegelijkertijd nuttig en nodig.
De voorzitter : Het incident is gesloten.