Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid
Vergadering van 08/11/2011
Vraag om uitleg van de heer Tom Dehaene tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over het project Zoet Zwanger
- 399 (2011-2012)
De voorzitter : De heer Dehaene heeft het woord.
De heer Tom Dehaene : Minister, 14 november is traditiegetrouw de jaarlijkse Werelddiabetesdag. Verschillende organisaties proberen dan diabetes onder de aandacht te brengen. Zwangerschapsdiabetes is daar één van. Dat hebben we de voorbije jaren al enkele keren hier besproken.
Zo steunt de Vlaamse overheid het project Zoet Zwanger. Dat is er gekomen na het analyseren van de cijfers, waaruit bleek dat meer dan de helft van de vrouwen die zwangerschapsdiabetes hadden, vijf tot tien jaar na de bevalling blijvende diabetes kregen. De zwangerschapsdiabetes verdwijnt dus na de bevalling, maar de diabetes komt terug na vijf tot tien jaar. De bedoeling van het project was die vrouwen op te volgen, te wijzen op de risicos op diabetes, te begeleiden in een aangepaste levensstijl en goed te monitoren. In het geval dat er diabetes optreedt, is er een vroege detectie, om de gevolgen zo goed mogelijk in bedwang te houden.
Het project is er gekomen op initiatief van de Vlaamse Diabetes Vereniging, samen met de vereniging van gynaecologen en Domus Medica. Het loopt van 2009 tot 2012. Ik heb vernomen dat in mei van dit jaar een honderdtal vrouwen werd opgevolgd. Dat zijn dus enkel vrouwen bij wie zwangerschapsdiabetes is vastgesteld. Het is toch al een aanzienlijk aantal, zeker als je berekent welke kost er verbonden is aan een diabetespatiënt voor het RIZIV. Als we die honderd vrouwen goed kunnen begeleiden, kunnen we die kost aanzienlijk lager houden. Omdat het project zoals gezegd loopt tot 2012, is het stilaan het moment om een evaluatie van het project te maken.
Minister, welke conclusies of eventueel tussentijdse conclusies trekt u uit het project Zoet Zwanger? Hoe evalueert u het preventiebeleid op het vlak van diabetes in het algemeen de voorbije jaren? Aan welke voorwaarden moet een eventuele verlenging van het project Zoet Zwanger voldoen, wetende dat zulke projecten hun nut vaak pas bewijzen na verloop van tijd?
Mevrouw Vera Van der Borght : Er moet me toch van het hart dat ik even schrok toen ik deze vraag zag, mijnheer Dehaene, omdat u recent twee vragen van mij hebt geweigerd, waarvan ik vind dat ze eerder nog dan deze vraag in aanmerking komen als vraag om uitleg. U hebt me gezegd die te laten omzetten naar een schriftelijke vraag, dat heb ik ook gedaan. Ik had een vraag ingediend naar aanleiding van een studie naar de levenskwaliteit van oudere personen met een handicap. U hebt die op 20 oktober onontvankelijk verklaard. Ik peilde toen naar identiek hetzelfde als datgene waar u nu naar peilt. Meer nog, bij mij was de studie al meer dan een jaar voltooid. Uw studie loopt nu nog. Mijn eerste vraag was toen ook: Welke conclusies trekt u uit het project? Een volgende vraag aan de minister was: Moet u op basis van die conclusies beleidsmaatregelen treffen? Welke budgetten worden daar dan al dan niet aan gekoppeld?
Mijnheer Dehaene, ik heb u als voorzitter in het verleden al gevraagd om de vragen correct te beoordelen. Ik denk wel dat u dat probeert te doen. Maar wanneer ik mijn twee vragen om uitleg vergelijk met uw vraag om uitleg, vind ik dat toch wel een heel sterk voorbeeld. Ik weet dat mevrouw Dillen daar in het verleden ook al problemen mee heeft gehad. Ik had vier vragen om uitleg, die u telkens hebt geweigerd. Twee daarvan waren heel gelijklopend met uw vraag. Ik wil u vragen om daar in de toekomst rekening mee te houden.
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Collegas, vanuit een theoretische benadering bleek al dat voor het preventief diabetesbeleid de doelgroep van vrouwen die diabetes doormaakten tijdens de zwangerschap heel belangrijk was. Daarom werd het project Zoet Zwanger opgestart en gesubsidieerd.
Het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid had al op regelmatige basis overleg met de Vlaamse Diabetes Vereniging vzw over de voortgang van dat project. Hieruit blijkt dat de gegevens die tot nu toe beschikbaar zijn, bevestigen dat het specifiek benaderen van die doelgroep haalbaar en nuttig is. Momenteel wordt nog onderzocht onder welke modaliteiten een eventuele voortzetting van het project door integratie binnen het recurrent beleid mogelijk is. Hiertoe zal de nodige informatie aangeleverd worden door de Vlaamse Diabetes Vereniging.
Tot nu toe wordt het preventieve beleid inzake diabetes in Vlaanderen vooral benaderd vanuit gezondheidsbevordering. Concreet werd ervan uitgegaan dat het bevorderen van gezonde voeding en voldoende beweging uiterst belangrijk is bij het voorkomen van diabetes type 2. Dat beleid wordt aangevuld door een opvolging door de huisarts van personen met een verhoogd risico op vlak van diabetes en hart- en vaatziekten. Sinds juli 2010 ontvangt de Vlaamse Diabetes Vereniging, boven op het project Zoet Zwanger, een subsidie om op basis van een literatuuronderzoek, bevindingen uit andere landen en een toetsing bij experten uit onze regio, een advies uit te brengen over het verbeteren van het preventieve beleid op het vlak van diabetes in het algemeen en vroegopsporing in het bijzonder.
Ik verwacht de resultaten eind dit jaar. Intussen lanceerden we eind 2010 een oproep tot het sluiten van een beheersovereenkomst met betrekking tot de preventie van diabetes. Het is de bedoeling dat dergelijke beheersovereenkomst en erkenning als partnerorganisatie loopt van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2016.
Voor uw laatste vraag verwijs ik naar het antwoord dat ik heb gegeven op uw eerste vraag. Wellicht zal een verlenging van het project nodig zijn vooraleer de voorwaarden over een continu beleid kunnen worden vastgelegd. Uiteraard zal het verder beleid moeten passen in een meer globale aanpak die door de partnerorganisatie zal worden voorgesteld op basis van de insteek van de Vlaamse Diabetes Vereniging.
De voorzitter : De heer Dehaene heeft het woord.
De heer Tom Dehaene : Minister, ik dank u voor uw antwoord. In het eerste deel van uw antwoord verwijst u al naar een eventuele structurele verankering van het project. Voor we zover zijn, moeten we de juiste conclusies trekken. We zullen zien of dat zal kunnen na drie jaar. Het is volgens mij inderdaad gezond om een project niet nodeloos lang te rekken. Ik ga ervan uit dat we binnen afzienbare tijd niet volgend jaar, maar misschien het jaar nadien het project Zoet Zwanger kunnen verankeren in ons preventiebeleid.
Mevrouw Vera Van der Borght : Minister, collegas, ik hoop alleen dat alle projecten die al jaren lopen, structureel zullen worden verankerd
De voorzitter : Het incident is gesloten.