Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 10/11/2011
Vraag om uitleg van mevrouw Gerda Van Steenberge tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de invoering van economie als verplicht basisvak in het secundair onderwijs
- 276 (2011-2012)
De voorzitter : Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Voorzitter, minister, geachte leden, in de Corelio-kranten van vorige week was te lezen dat de leerlingen van het secundair onderwijs vanaf 2014 economie als verplicht basisvak krijgen. In 2012 is een nieuw decreet gepland dat het secundair onderwijs moet hervormen. Minister, daarbij streeft u naar een brede algemene vorming. Als onderdeel daarvan wilt u van economie een verplicht basisvak maken vanaf de eerste graad en in alle richtingen, dus ook voor bijvoorbeeld de leerlingen die Latijn en Grieks studeren.
Vorig schooljaar werden de eindtermen voor het secundair onderwijs al geactualiseerd, met daarbij meer aandacht voor de sociaal-economische samenleving. Via miniondernemingen, workshops, bedrijfsbezoeken of films nemen de leerlingen van het secundair onderwijs kennis van de economische basisbegrippen. Ik wil hier de discussie niet aangaan over het nut en de relevantie van de invoering van economie als verplicht basisvak, maar de vraag rijst waarom u nu reeds een voorafname doet op de inhoud van het nieuwe decreet, zonder dat de commissie daarover kon debatteren. Momenteel zijn de hoorzittingen in dit kader nog steeds bezig. Blijkbaar bent u helderziend en weet u nu reeds perfect hoe het onderwijslandschap er in 2014 zal uitzien.
Naast de actualisering van de eindtermen vorig schooljaar lanceerde de Vlaamse Regering recent nog een actieplan om ondernemingszin en ondernemerschap te stimuleren via het onderwijs. Er wordt een leerlijn gepromoot zodat leerlingen, studenten en cursisten bij het verlaten van het onderwijs ondernemend zijn, een voorbereiding op het zelfstandig ondernemerschap hebben genoten en de keuze voor dat zelfstandig ondernemerschap willen overwegen. Bovendien wil men bij leraren een positieve houding ontwikkelen ten opzichte van het zelfstandig ondernemerschap, zodat zij hun leerlingen, studenten of cursisten een genuanceerd beeld kunnen geven.
Het actieplan moet bijdragen aan de Pact 2020-doelstellingen voor ondernemerschap van Vlaanderen in Actie (ViA). Om in Vlaanderen de noodzakelijke ondernemende cultuur te bewerkstelligen, moeten we dit ook sterk stimuleren in het onderwijs. Het is een belangrijk signaal dat Economie, Onderwijs en Werk daar samen de schouders onder zetten, zo onderstreepte minister-president Peeters.
Die twee realisaties, gecombineerd met de invoering van economie als verplicht basisvak in het secundair onderwijs, moeten leerlingen vertrouwd maken met de bedrijfseconomische en economische aspecten van onze samenleving.
Minister, waarom lanceert u nu reeds het nieuws over de invoering van economie als verplicht basisvak in het secundair onderwijs, hoewel de bespreking van de hervorming van het secundair onderwijs zich nog maar in de parlementaire fase van de hoorzittingen bevindt? Ik vind dat een voorafname op deze discussie. Welke vakken zullen bij de invoering van economie als algemeen verplicht basisvak worden geschrapt en vervangen? Het aantal uren per dag is immers beperkt. Als een vak verplicht wordt ingevoerd, dan komt dat immers in de plaats van een ander basisvak. Is er overleg geweest met Vlaams minister-president Peeters, die tevens minister van Economie is, over de beslissing om dat nieuwe basisvak in te voeren?
De heer Boudewijn Bouckaert : Minister, ik wou daarover ook een actuele vraag stellen, maar om redenen die me nu ontsnappen, is dat niet gebeurd. Ik deel de mening van mevrouw Van Steenberge dat er toch wel enigszins sprake is van een voorafname. Als u lanceert dat economie een verplicht basisvak moet worden in het secundair onderwijs, dan creëert u toch wel enige onrust in de sector. U weet immers zeer goed dat het aantal uren in het curriculum van het secundair onderwijs beperkt is, en niet kan worden uitgebreid. Als u er iets aan toevoegt, zal er dus iets anders moeten verdwijnen. Dan beginnen de leraren uit de andere sectoren natuurlijk ongerust te worden. Ik vind dus dat daar toch wel zeer omzichtig mee moet worden omgegaan.
Dat gezegd zijnde, steun ik het idee op zich dat er meer plaats moet worden geruimd in de opvoeding voor economie. We moeten echter zeer goed bekijken wat we daaronder verstaan. We moeten daarmee oppassen. Men verstaat daar immers heel verschillende dingen onder. Er is om te beginnen het vak economie als wetenschap, wat neerkomt op het begrijpen van de grote causale verbanden op macro-economisch en micro-economisch vlak in onze samenleving. Zo wordt dit aan de universiteit opgevat, en, als we het zo opvatten, behoort het tot de algemene vorming en moeten we bekijken welke plaats dat kan krijgen.
Onder economie hoewel dat een enigszins slecht gebruik van de term is wordt ook de praktische kennis verstaan. Jongeren worden veel vroeger dan in mijn tijd, en die is al lang geleden, geconfronteerd met de financiële wereld. Ik wist gewoon niet wat een bankrekening was toen ik uit het college kwam. Zij worden geconfronteerd met sparen, ze gaan naar de geldautomaat en dergelijke meer. Ze worden ook veel actiever, zelfs agressiever benaderd door allerlei financiële instellingen voor spaarformules en dergelijke meer. Het gaat dus over praktische levenskennis, ook op financieel vlak. Dat is een tweede betekenis. In welke mate moeten we dat in die zin inschakelen? Ook begrijpt men met economie heel vaak de knowhow die iemand nodig heeft om een onderneming te beginnen. Dat zijn de drie verschillende betekenissen die circuleren. Als men daarover discussieert, moet men heel duidelijk zijn over de vraag wat men waar wil plaatsen, wat zin heeft op welk moment in de opleiding.
Ik steun echter het idee op zich. Iedereen kent mijn inzichten. Het begrijpen van een markteconomie lijkt me belangrijk, ook bij de burgerschapsvorming. Er wordt immers heel veel onzin verteld over economie, en jongeren laten zich daar dikwijls snel door meeslepen. Mochten ze wat meer inzicht hebben in de werking van de economie, dan zou veel onzin kunnen worden vermeden en zou men zich kunnen concentreren op de reële problemen die er natuurlijk ook zijn.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Om te beginnen wil ik erop wijzen dat ik dit niet nu heb gelanceerd. In die eerste oriëntatienota Mensen doen schitteren van september 2010 over de hervorming van het secundair heb ik gezegd dat we vonden dat economie in de eerste graad van het secundair onderwijs een belangstellingsgebied moest zijn waarmee alle jongeren in contact moesten komen. Ik heb toen ook het voorbeeld gegeven van mensen die later schrijnwerker of elektricien willen worden. Die hebben het best ook wel wat noties van economie. Dat heb ik dus toen gezegd. In het licht van de economische crisis heeft een journalist dat gewoon gerecycleerd. Ze heeft goed werk geleverd. Ik zal daar dus ook helemaal geen kritiek op geven. Ik heb echter niet spontaan gezegd dat we dat nu eens opnieuw onder de aandacht zouden brengen. Er is alleen een vraag gesteld. We hebben dan verwezen naar die nota, zodat het de logische gang van zaken is geweest dat dit erin is gekomen.
Ik merk wel uit het debat dat iedereen eigenlijk vindt dat we dit moeten doen. Dat is een goede evolutie. Ik vind het ook goed dat er een maatschappelijk debat over is. Dat was trouwens ook de bedoeling van die eerste oriëntatienota over de hervorming van het secundair onderwijs. We wilden daar een debat over hebben. We wilden reacties krijgen van diverse groepen. Op basis van al die reacties zou er een tweede nota komen, een conceptnota, die dan door de Vlaamse Regering zou kunnen worden goedgekeurd.
Ik vind het dus belangrijk dat kinderen dat kennen. Ik vind dat ze niet alleen een basiskennis van economie moeten hebben. Ze moeten ook heel positief staan tegenover creatief denken en ondernemingszin. Ook dat moet voor ons een heel belangrijk uitgangspunt zijn bij die hervorming van het secundair onderwijs. Dat is eigenlijk een van die competenties die voor ons de sleutelcompetenties zijn die ze moeten hebben. De rest wordt op dit moment uitgewerkt. We zullen in de lente van volgend jaar bekijken hoe we daar verder mee omgaan.
Voor mij is dit dus geen voorafname. We hebben dit al meer dan een jaar geleden gelanceerd, net met de bedoeling een debat te hebben. Uit dat maatschappelijk debat komt naar voren dat iedereen dat een heel goed idee vindt. Ik denk dat heel wat volwassenen er nu spijt van hebben dat ze dat niet hebben geleerd, zodat bankdirecteurs hun geen blaasjes wijsmaken en ze, om maar één voorbeeld te geven, weten dat een beleggingsproduct geen spaarproduct is, dat er ter zake toch wel wat onderscheid is.
De voorzitter : Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Uit het krantenartikel bleek niet dat dit paste in het kader van de nota Mensen doen schitteren. Het leek wel alsof dat vak er komt, of er nu wordt hervormd of niet.
Minister Pascal Smet : Dat wordt in de hervorming geïntegreerd.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Maar naarmate de hoorzittingen vorderen, lijkt het steeds minder zeker dat er een hervorming komt. Ik heb collegas dat ook al horen zeggen. In die zin besluit ik dat het vak er komt, wat er ook gebeurt. Mijn tweede vraag valt ook weg, want die materie zit in uw nota vervat. Over de relevantie van het vak economie wou ik het niet hebben, maar wel over die voorafname. In elk geval is het zo dat leerlingen, die allemaal een eigen bankrekening willen, niet goed weten hoe alles in elkaar zit. Over het nut van het vak is er zeker geen discussie. Ik ben dus blij met het antwoord.
De heer Boudewijn Bouckaert : Het artikel gaf de indruk dat het niet ging over het doen schitteren van mensen, maar wel over het doen schitteren van de minister.
Minister, u hebt het altijd over praktische kennis die men in het dagelijkse leven nodig heeft. Dat is goed. Maar dat is toch nog iets anders dan weten wat de wet van vraag en aanbod of de rol van de banken is. Zult u dat vak overal aanbieden? Dat zijn geen gemakkelijke vragen. En wij hebben slechts een beperkt aantal uren in het curriculum. Wij moeten daar erg voorzichtig mee omgaan. Ik lees ook dat het bezoek aan Flanders Fields tot de eindtermen behoort. Alle kinderen moeten dus naar Flanders Fields worden gevoerd.
Minister Pascal Smet : Ik voer ze liever naar Flanders Fields dan naar een brouwerij waar Duvel wordt gebrouwen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.