Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 27/10/2011
Vraag om uitleg van de heer Wim Van Dijck tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over Turkse lessen door een Nederlandsonkundige Turkse juf in een basisschool in Lommel
- 177 (2011-2012)
Vraag om uitleg van de heer Willy Segers tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over een Nederlandsonkundig Turks personeelslid in een Lommelse school
- 184 (2011-2012)
Vraag om uitleg van mevrouw Fatma Pehlivan tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over het thuistaalproject in Lommel
- 196 (2011-2012)
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Wim Van Dijck : Sinds dit schooljaar geeft aan de katholieke basisschool Sint-Jan in Lommel een Turkse juf les in alle kleuterklassen. Dat heb ik uit de pers vernomen. Ze geeft, op uitdrukkelijke vraag van de Turkse gemeenschap, Turkse les aan de Turkse kinderen in de kleuterklassen, waarvan het grootste deel enkel Turks kent. Ook de juf zelf kent geen Nederlands, volgens het artikel in de pers. Dat is voor mij het grootste struikelblok. Ik zeg dat maar meteen.
Tijdens de Turkse lessen, spelletjes en dergelijke, blijven ook de Vlaamse kinderen in de klas, zodat zij ook een beetje Turks meepikken, volgens de directie een meerwaarde. De directie geeft wel toe dat de Vlaamse ouders sceptisch reageren en het experiment betuttelend vinden.
Volgens het krantenartikel in Het Laatste Nieuws van 6 oktober 2011, dus al een tijdje geleden, zou ook de minister dit project toejuichen. Maar ik ken de pers ondertussen. Het artikel verwijst enkel naar de talennota. Ik vermoed dus dat de minister geen uitspraken gedaan heeft over de casus in kwestie. Dat werd de dag na het verschijnen van het krantenartikel hier in de commissie eigenlijk al aangegeven. Ik weet dat men in deze zaken voorzichtig moet zijn.
Minister, is het initiatief dat door de school in kwestie genomen wordt wettelijk, namelijk het feit dat een Nederlandsonkundige juf Turkse les geeft in een Nederlandstalige school? Is er overleg gepleegd met de minister? Ik vermoed van niet. Of was er ten minste een vraag vanuit de school om een dergelijk initiatief te mogen opstarten, als thuistaalproject?
In het krantenartikel bleek ook dat zelfs experts die voorstander zijn van onderwijs in eigen taal en cultuur (oetc), thuistaalprojecten dus, betreuren dat de juf in kwestie geen Nederlands spreekt, omdat dat geen goed voorbeeld is voor de anderstalige kinderen. Die kinderen trachten hier hun leven op te bouwen en krijgen dan een juf die alleen maar hun moedertaal spreekt. Is het wettelijk en wenselijk dat een Nederlandsonkundige juf les geeft in een Vlaamse school, zeker wanneer in de klas ook Vlaamse kinderen zitten? Meer formeel: welk diploma heeft de juf in kwestie, en waar heeft ze dat behaald? Bestaat er een soort van uitwisseling tussen Turkije en Vlaanderen wat betreft diplomas? Heeft zij een diploma dat hier gehomologeerd is of iets dergelijks? Is zij met andere woorden gerechtigd om les te geven aan een Vlaamse school?
Is het wettelijk en wenselijk dat leerkrachten worden aangesteld op vraag van een allochtone gemeenschap, en door diezelfde gemeenschap ook worden betaald? Wat is dan die gemeenschap? Zijn dat de ouders van de kinderen die in de school zitten? Is dat de moskeevereniging? Is dat een vzw die de Turkse gemeenschap vormt in Lommel, of wat dan ook? Uit het krantenartikel bleek dat de leerkracht blijkbaar niet wordt betaald door de school of door de Vlaamse Gemeenschap, maar wel door de Turkse Gemeenschap. Hoe zit dat precies in elkaar?
Is deze manier van werken niet in tegenstrijd met het inburgeringsbeleid van de Vlaamse Regering, dat de kennis van het Nederlands van kinderen en hun ouders centraal stelt, los van het feit of de wetenschappelijke vraag of kinderen die hun eigen moedertaal goed kennen, dan ook goed in staat zijn om een andere taal, in casu het Nederlands, te leren? Ik vraag me af of het feit dat kinderen les krijgen in het Turks, wel de inburgering bevordert. Ik wilde die vraag ook aan minister Bourgeois stellen, maar ze was helaas onontvankelijk.
Was er voorafgaandelijk enig overleg met de ouders van Vlaamse kinderen of met het oudercomité van de school? Ik meen uit het artikel begrepen te hebben dat een deel van de Vlaamse ouders daar niet zo gelukkig mee was. Worden de Vlaamse kinderen verplicht de Turkse lessen te volgen? Daarover hing een beetje een flou artistique. Die kinderen horen dan wel wat Turks en pikken misschien wat Turks mee, maar worden ze verplicht de Turkse les te volgen of niet? Of hebben zij dan andere activiteiten? Wordt er met andere woorden simultaan les gegeven door de Vlaamse juf, terwijl de Turkse juf zich met de Turkse kindjes bezighoudt? Hoe dat in de praktijk in zijn werk gaat, bleek niet uit het artikel.
Mocht dit initiatief onwettelijk zijn, kunnen dan sancties worden genomen tegen de school? Kan de school aangemaand worden om dat project, als het een project is, stop te zetten?
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Minister, mijn vraag gaat vooral over de materie die in de krant is terug te vinden en waar ook de heer Van Dijck aan refereert. U zou dat initiatief toejuichen. U zegt: Het kleuteronderwijs moet veel meer inzetten op een rijke taalomgeving. Dat slaat in de eerste plaats op het Nederlands, maar elke taalverrijking is goed, ook die in de thuistaal als dat een andere taal is.
De begeleidster lijkt er te komen op vraag van de Turkse gemeenschap in Lommel. Zij wilden dat hun kleuters in hun moedertaal opgevangen konden worden. Daarom stelden ze voor om zelf een Turkse begeleidster te zoeken en te betalen. Op die vraag ging de basisschool, waar zon twintigtal Turkse kleuters les volgen, in. De directeur verdedigt zijn keuze: De meeste Turkse kleuters kennen geen woord Nederlands als ze op school aankomen. Doordat ze veel dingen niet begrijpen, lopen ze een grote leerachterstand op. En die achterstand blijft hen de hele schoolloopbaan achtervolgen. Dat hopen we weg te werken door hen in het begin verder te helpen in hun thuistaal.
Minister, dat initiatief gaat nochtans lijnrecht in tegen enkele bepalingen van het Vlaams regeerakkoord. Ik citeer: Via een actieplan zetten we in op de verbetering van de taalvaardigheid Nederlands in ons onderwijs. Vooral voor anderstalige kinderen, jongeren en volwassenen vergroot dat hun kansen in en via het onderwijs. De ouders van niet-Nederlandstalige kinderen moeten zelf ook het Nederlands beheersen. De overheid moet daarom zorgen voor een voldoende dekkend aanbod NT2 op of in de onmiddellijke omgeving van de school. We moeten de ouders ook, via de school, stimuleren om in te gaan op dat aanbod. Dat komt rechtstreeks uit het Vlaams regeerakkoord.
Vooral de Turkse ouders dragen in deze kwestie een verpletterende verantwoordelijkheid. Op hun vraag ingaan om een eentalige Turkse begeleidster aan te stellen, geeft hen het signaal dat zij het Nederlands niet hoeven te beheersen om hun kind alle kansen op school te geven. Wie in contact wil treden met leerkrachten werkzaam in het Nederlandstalig onderwijs, wordt evenwel verwacht dat in het Nederlands te doen. Met dit initiatief verdwijnt voor de ouders een belangrijke stimulans om in het belang van hun kinderen Nederlands te leren.
Wie dit initiatief toelaat, zet bovendien de deur wagenwijd open voor andere zaken zoals een talenonderwijs à la carte, waar iemand met voldoende centen zijn of haar taal kan kopen. We weten allemaal dat taalachterstand leidt tot leerachterstand, wat op zijn beurt leidt tot spijbelen en voortijdige schooluitval. Jongeren zonder diploma belanden in de vicieuze cirkel van kansarmoede.
Ten slotte zijn we ervan overtuigd dat het kleuteronderwijs een erg belangrijke rol speelt in de ontwikkeling van een kind. Die rol is dermate belangrijk dat we daarvoor enerzijds voorzien in studiefinanciering en anderzijds kinderen die te weinig naar het kleuteronderwijs zijn geweest een taaltest Nederlands laten afleggen voor ze instappen in het lager onderwijs. Ik beschouw het als een vreemd pedagogisch signaal om dan in te zetten op het Turks.
Minister, beschouwt u dit initiatief niet in strijd met het Vlaamse regeerakkoord, waarin gepleit wordt voor een verbetering van de Nederlandstalige taalvaardigheid bij anderstalige kinderen en bij de betrokken ouders?
Is dit initiatief wettelijk in orde? Het Nederlands is immers de officiële onderwijstaal in Vlaanderen en volgens de wet houdende taalregeling in het onderwijs van 1963, artikel 1, is dit ook van toepassing op het kleuteronderwijs. Is het bovendien geen verkeerd signaal dat een school, erkend en gesubsidieerd door de Vlaamse overheid, iemand een functie laat uitoefenen die geen woord Nederlands kent, spreekt of begrijpt? Dat laatste is een vraagteken.
Vindt u niet dat dit initiatief segregatie in de hand werkt: een Turkse begeleider voor de Turkse leerlingen en een Nederlandstalige begeleider voor de Nederlandstaligen? Beschouwt u deze eentalige begeleidster als een goed rolmodel voor haar leerlingen? Is het wenselijk dat deze begeleidster geen aanspreekpunt kan vormen voor de andere niet-Turkse kinderen?
Vindt u niet dat de Turkse ouders hun middelen beter in een bijkomende eventueel begeleidende leerkracht Nederlands zouden investeren?
Welke initiatieven wilt u verder nemen om het belang van NT2 bij anderstalige ouders, zoals opgenomen in het regeerakkoord, nog sterker te promoten, onder meer en vooral in het belang van hun eigen kinderen?
De voorzitter : Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Mevrouw Fatma Pehlivan : Het verbaast me niet dat een aantal collegas deze vraag vanuit een bepaalde politieke basis stellen. Zij denken wellicht hetzelfde van mij. Er is misschien niet alleen de school in Lommel, misschien zijn er nog andere scholen waar de pers daar nog niet op uitgekomen is. We kunnen de pers misschien eens rondsturen door heel Vlaanderen.
Het is mogelijk dat een bepaalde gemeenschap zoals de Turkse gemeenschap in Lommel dat vraagt. Het gaat om een grote, geconcentreerde gemeenschap. Zij beseft dat de kinderen het moeilijk hebben om het Nederlands te leren. De taalachterstand die een kind oploopt kan eventueel via een aantal projecten en het inschakelen van iemand die de moedertaal spreekt, worden ingehaald. Uiteindelijk is dat toch de doelstelling. Ik weet niet of het ertoe doet of die leerkracht dan Nederlands spreekt of niet. Men kan daar echter wel vragen bij stellen.
De vraag die we hier echter moeten stellen, is waar die school heen wil, waar die ouders heen willen. Aan de hand van het artikel, van discussies die we hebben gevoerd en van wetenschappelijke onderzoeken kan ik toch besluiten dat ze op een of andere manier iets willen doen aan de taalachterstand, die uiteindelijk schoolachterstand en een ongekwalificeerde uitstroom als gevolg heeft. Die schooldirecteur zit waarschijnlijk met de handen in het haar. Hij heeft positief gereageerd op de vraag van de Turkse gemeenschap. Hij is daarop ingegaan, precies omdat ook de ouders met dezelfde vraag zitten.
Heel veel wegen kunnen naar Rome leiden. Misschien is dit een van die wegen. Is dit dan plots negatief? Laten we het van naderbij bekijken. Misschien is dat een weg die wij hier niet durven te bewandelen. Dat is immers het gevoel dat ik hier krijg als het gaat over de moedertaal. Of dat nu Turks, Marokkaans of Arabisch is, maakt me niet uit. Het konden net zo goed Chinese kinderen zijn geweest. Het gaat over een bepaalde, geconcentreerde groep. Daarover gaat het uiteindelijk.
In Gent is er sprake van een vergelijkbaar project, met dezelfde invalshoek. Dat is wetenschappelijk gefundeerd en wordt wetenschappelijk begeleid, door de Universiteit Gent en de Katholieke Universiteit Leuven. Ik denk dat we daarnaar moeten kijken. Het is gemakkelijker om iets af te schieten dan het te evalueren en te bekijken of dit een mogelijkheid is om onze doelstelling te bereiken.
Minister, blijkbaar was u niet op de hoogte. Ik heb me ook enigszins gebaseerd op het artikel, maar ik ken dit project van heel nabij. Uw reactie in het artikel doet er op dit moment misschien niet toe, maar u kent wel het project dat loopt in Gent. U volgt het ook van nabij. We hebben dat hier onlangs ook gehoord. We zijn zelfs met de commissie naar Gent geweest. Men kan ervoor zijn of niet. Minister, zult u ook dat project in Lommel van nabij volgen, net als dat in Gent? Bent u bereid om die thuistaalprojecten in Lommel en Gent, maar veeleer in Gent, eventueel ook in andere scholen te gebruiken, mochten ze positief worden geëvalueerd? Die evaluatie wordt verwacht voor 2012.
De voorzitter : Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Ann Brusseel : Ik ben al vaker in discussie gegaan met diverse mensen over het belang van het kennen van de moedertaal voor kinderen, willen ze goed kunnen volgen op school, en dus ook over het belang dit soort projecten te steunen. Minister, ik ben dus ook zeer benieuwd naar uw antwoord. Begeleiding in de thuistaal lijkt me absoluut wenselijk, niet om politieke redenen, maar wel om pedagogische redenen. Als iemand het daar vanuit zijn politieke overtuiging moeilijk mee heeft, dan spijt het me, maar dan is dat jammer voor hem. Het is nu eenmaal onomstotelijk aangetoond dat kinderen eerst helpen in hun moedertaal, positieve effecten heeft op hun capaciteiten om niet alleen taal, maar ook andere zaken te leren op school.
Minister, ik las in de krant dat u het initiatief in Lommel toejuicht. Het benieuwt me om van u te horen of dat klopt. Mijn eerste reactie toen ik dit las was immers: die dekselse Pascal, in Brussel schaft hij het af en in Lommel is het dan goed. U zult ongetwijfeld elke twijfel wegnemen bij mij. (Opmerkingen van minister Pascal Smet)
Dan heb ik nog een kleine bedenking bij wat de heer Segers heeft gezegd over het betalen voor dit project. Mijnheer Segers, u stelt dat de ouders hiervoor betalen. Wat dan met ouders die dat niet kunnen betalen? U hebt daar een bedenking bij geformuleerd. Die is enigszins terecht, maar ik zag dat de talennota, die uw partij naar ik aanneem toch ook mee heeft goedgekeurd in de ministerraad, het ook heeft over het bekostigen door ouders of derden van de ondersteuning in de moedertaal. Hoe staat u dan tegenover het al dan niet betalen? U kent ondertussen mijn visie: een kind helpen, dat reken je niet aan, zeker niet in de lagere school.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Ik heb heel aandachtig geluisterd naar de vraagstellers en de leden die zich hebben aangesloten. Er wordt gesteld dat we dit politiek bespelen. Wij doén ook aan politiek, maar met het doel een gemeenschap te creëren waarbij iedereen die in die gemeenschap leeft, werkt en woont, ten volle tot zijn of haar rechten kan komen. Vanuit die doelstelling kijk ik ook naar dit gegeven.
Toen ik dat krantenartikel las, was ik ook enigszins verrast. Ik zal dat zo dadelijk duiden. Ik heb ook niet nagelaten om contact op te nemen met een aantal mensen, zoals onze collega in de Kamer Zuhal Demir, die zelf ook van Turkse afkomst is, maar ook met nog andere mensen, om te vragen wat ze daar nu van denken. Het is heel belangrijk dat mensen hun authenticiteit, hun afkomst niet verloochenen, dat ze die kennen. Men moet zijn afkomst kennen om het heden te begrijpen en ook te weten waar men heen wil. Dat geldt voor Turken, voor Marokkanen, voor Vlamingen, voor eenieder. Voor elke mens is het belangrijk dat hij zijn plaats kent.
In heel deze context is ook de vraag waar we in de toekomst naartoe willen, heel belangrijk. Misschien zijn er daarop verschillende visies. Mijn visie hierop is dat, hoe kleurrijk Vlaanderen op dit moment ook is, het mensen zijn die in Vlaanderen wonen en werken en dat ze hier ook zullen blijven. Ik leg me neer als ik dat zo mag zeggen bij de diversiteit die Vlaanderen is, maar dan wil ik ook dat eenieder in dat Vlaanderen optimale kansen krijgt.
Ik stel me heel kritisch de volgende vraag. Op basis van de migratiewetgeving in dit land, die hier sinds de jaren 70 wordt uitgetekend, vraag ik me af hoe het kan dat kinderen die naar school gaan, nog geen Nederlands kennen. Buiten de groep van de politieke vluchtelingen, een groep die u heel goed kent, zijn alle andere migratiestromen vormen van gezinshereniging. Een van de twee partners is sowieso in Vlaanderen opgegroeid, heeft er school gelopen en zo meer. Wanneer iemand de verantwoordelijkheid neemt voor het stichten van een gezin in Vlaanderen, dan liggen de toekomstkansen van de gezinsleden in een Nederlandstalige omgeving, als het gaat om het Vlaamse Gewest, en dan stel ik mij daar de kritische vraag bij hoe het komt dat die kinderen nog geen Nederlands kennen. Ik kan me niet indenken dat wanneer ik morgen met mijn vrouw naar Portugal zou verhuizen, ik mijn kinderen niet de kans zou geven om ook de Portugese taal en cultuur te leren kennen.
We moeten de meertaligheid inderdaad gebruiken als hefboom voor de toekomst van die kinderen. Daar bevindt zich inderdaad een spanningsveld. We moeten ons dus eerst afvragen hoe het komt dat die enorme taalachterstand nog bestaat. Uit het krantenartikel blijkt dat de kinderen nog niets van het Nederlands kennen. Hoe kan dat? Hoe moeten we daarop inspelen?
We moeten deze boodschap duidelijk meegeven. Wat voor mij het belangrijkste in dezen is, is het antwoord op de vraag welk signaal wij geven. Tegen alle nieuwkomers wil ik zeggen dat ze wat mij betreft welkom zijn, maar dat ze ervoor moeten zorgen dat ze hun toekomst en die van hun kinderen moeten richten op de omgeving waar ze werken en wonen. Het is een inclusief verhaal, het is helemaal niet met de bedoeling om uit te sluiten. Vandaar ook mijn vraag dat als er extra middelen moeten worden gegeven, u ze niet beter kunt inzetten op het versterken van het Nederlands.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Voorzitter, dames en heren, het klopt dat ik in Het Laatste Nieuws oorspronkelijk niet had gereageerd, maar dat de krant had geciteerd uit de talennota. Het artikel moet ook genuanceerd worden.
Wat is daar in die school aan de hand? Het betreft de Vrije Basisschool Sint-Jan in Lommel, en die heeft inderdaad een Turkse juf tewerkgesteld. Zij heeft een ondersteunende rol gekregen voor één voormiddag in de week en dat in de onthaalklas. Dat betekent concreet dat de Turkse juf die voormiddag in de onthaalklas aanwezig is, terwijl de Nederlandstalige leraar ook aanwezig is. De Turkse juf assisteert de Nederlandstalige leerkracht in de onderwijsactiviteiten van die voormiddag. Het is dus een soort brugfiguur die op dat moment in de school aanwezig is.
Laat me duidelijk stellen dat ik vind dat de onderwijstaal in de Vlaamse scholen het Nederlands moet zijn, dat is nogal wiedes. De juf heeft een ondersteunende rol. Ze ondersteunt een andere juf. Ik heb er op zich niets op tegen dat dit gebeurt. Het kan zijn dat kinderen daardoor een veilig gevoel krijgen en dat het hun welbevinden verhoogt. Als het een ondersteunende brugfunctie is, kan dat ook het leren van het Nederlands ten goede komen.
Maar ik vind dat er hier wel iets heel bijzonder aan is. Op zich heb ik dus niets tegen principe dat een Nederlandstalige leerkracht die voor de klas staat, wordt ondersteunend door een assistent, die en nu komt een belangrijke nuance ook Nederlands spreekt en die eventueel ook de thuistaal spreekt, en die in de kleuterklas al eens een woordje in die thuistaal spreekt om een kind op zijn gemak te stellen. Als het daarbij gaat om pure ondersteuning en ter aanvulling, en als de instructietaal het Nederlands blijft, dan moet dat kunnen omdat het dan eerder om een brugfunctie gaat.
Ik vind dus wel dat er een voorwaarde is, namelijk dat de ondersteunende leerkracht Nederlands spreekt. En dat is in deze school niet het geval.
Ik vind het initiatief, zoals het in Lommel wordt ontwikkeld, niet goed. Als je de Nederlandstalige juf ten volle wilt ondersteunen in haar pedagogische opdracht, moet je weten wat ze aan het zeggen is in de klas.
Wat in Lommel gebeurt, wordt niet uit het lestijdenpakket gehaald. Er is dus geen vermindering van het Nederlandstalig onderwijs. Het is iets supplementairs. Maar voor zover ik weet, zou het worden gefinancierd door het Turkse ministerie van Onderwijs en zou bovendien die juf ook nog eens uit Turkije komen. Ik denk dat er in Limburg wel voldoende Vlamingen van Turkse origine, die zowel Nederlands als Turks spreken, een ondersteunende functie kunnen opnemen.
Het initiatief in Lommel kan, zoals het nu is, mijn goedkeuring niet wegdragen. Maar het is niet evident om op te treden omdat ze dit op geen enkele manier met Vlaamse middelen betalen. Het behoort tot de autonomie van de school: je kunt uiteraard inzetten wie je wilt.
Ik vind dat die ondersteunende leerkracht minstens niveau B1 voor lezen en schrijven zou moeten hebben, en B2 voor luisteren en spreken. Ik heb begrepen dat die Turkse juf zich daartoe heeft geëngageerd, maar dan nog.
Het initiatief werd vooraf in de ouderraad besproken. Ik ga ervan uit dat daarin ook Nederlandstalige Vlaamse ouders zitten. Het verhaal is met andere woorden genuanceerder dan het in de krant is verschenen. Ik heb geen probleem met het feit op zich dat er voor de Nederlandstalige juf in de kleuterklas ondersteuning is door iemand die Turks spreekt, terwijl de hoofdinstructietaal het Nederlands blijft. Alleen de manier waarop het in Lommel is uitgevoerd, lijkt me niet voor kopie aan te bevelen.
Mevrouw Pehlivan, het is belangrijk dat u de projecten in Lommel en Gent niet op een hoop gooit. Het zijn verschillende projecten. In Gent wordt het project wetenschappelijk begeleid en is het georganiseerd door een pedagogische begeleidingsdienst. Het is daar ook een pedagogische ondersteuningsmethode. Het was misschien niet uw bedoeling om die twee met elkaar te vergelijken, maar het kon zo overkomen. Het is belangrijk dat het onderscheid wordt gemaakt. De talennota is duidelijk: in het kleuteronderwijs vinden wij dat de instructietaal het Nederlands moet zijn. Maar er kan wel ondersteuning worden gegeven. Er kan een taalvriendelijk klimaat heersen. Als dat gebeurt met iemand die Turks spreekt, heb ik er geen probleem mee als het gaat om ondersteuning. De situatie in Lommel beantwoordt niet aan wat wij wenselijk vinden. Maar nogmaals, wij kunnen niet optreden omdat alles extra gebeurt.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Wim Van Dijck : Minister, ik ben ten dele zeer gerustgesteld door uw antwoord. U stelt dat Lommel niet te vergelijken is met Gent, en dat de moedertaal enkel voor ondersteuning kan worden gebruikt. Mevrouw Brusseel, men kan er inderdaad over discussiëren of dit al dan niet pedagogisch goed is. We kunnen elkaar om de oren slaan met wetenschappelijke studies daarover. Maar hier gaat het niet om oetc. Wat in Gent gebeurt, is niet wat in Lommel gebeurt. De juf daar is Nederlandsonkundig. Iedereen hier is het er wel mee eens dat dat niet kan. Je kunt voorstander zijn van oetc, van ondersteuning in de moedertaal, maar dat moet dan gebeuren door leerkrachten die Nederlands kennen. Dat is hier niet het geval.
Ik had zoiets gedacht. In de krant stond dat de juf in kwestie wordt betaald door de Turkse gemeenschap. Maar wat is dat? Zijn dat de ouders van de kinderen die onderwijs volgen in die school? Nu blijkt dat het inderdaad het Turkse ministerie van Onderwijs is. Als dat opgeld doet in Vlaanderen, vrees ik het ergste. Dat wil zeggen dat er overal in Vlaanderen Turkse gemeenschappen het initiatief kunnen nemen om zulke leerkrachten te sponsoren via het Turkse ministerie van Onderwijs, en scholen en ouderraden daarvan kunnen overtuigen, zoals dat blijkbaar in Lommel gebeurd is. Dan zitten we met de gebakken peren.
Men kan er lacherig over doen, maar ik vind het ernstig dat er hier een tweespalt wordt gecreëerd tussen een aantal Vlaamse ouders en Turkse ouders. Ik denk dat het nog altijd aan te bevelen is dat de schoolgemeenschap een geheel vormt, ongeacht de afkomst van de kinderen. Maar als ik lees dat sommige Vlaamse ouders het betreuren dat die Turkse juf daar is, dan denk ik dat er hier meer overleg en communicatie had moeten zijn.
Mevrouw Pehlivan, het is waar dat er veel wegen naar Rome leiden. Maar wat is Rome hier? Is Rome dat Turkse kinderen zich inburgeren in Vlaanderen en Vlaming worden, zij het met een Turkse achtergrond, waarmee ik op zich helemaal geen probleem heb? Of is Rome dat zij hun Turkse identiteit koste wat het kost bewaren? Dat zijn twee verschillende zaken. Voor mij telt het eerste, laat dat nu toch eens duidelijk zijn.
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Minister, ik dank u voor uw bijkomende toelichting. Een aantal zaken hadden we vermoed, maar een aantal andere zaken stemmen mij nog altijd ongerust. Eerst en vooral dat dit niet het initiatief is van de ouders, maar wel dat van het ministerie van Onderwijs in Turkije. Dat de ouders betrokken zijn voor wat betreft het financiële aspect, kun je vanuit hun betrokkenheid nog in zekere zin begrijpen en zelfs respecteren. Dan rijst wel de vraag of het kan en mag, maar dat is iets anders.
Dit mag wel eens verder worden onderzocht, want dit zet deuren open naar ik weet niet wat.
Mevrouw Pehlivan, ik hoop dat de teneur van mijn vraag u niet op een ander spoor heeft gebracht. Het gaat mij niet over het Turks als zodanig. Indien het probleem zich zou hebben gesteld in verband met het Duits, dan had ik dezelfde vraag gesteld. U haakte zich daar in uw inleiding nogal aan vast, maar dat was zeker niet de bedoeling van mijn vraag.
Hoe brengen we anderstalige kinderen in ons Nederlandstalig onderwijs? En vooral: hoe brengen we hen op een zo positief mogelijke manier weer buiten? Dat is toch de gemeenschappelijke doelstelling van alle politieke strekkingen? Ik zou dit vraagstuk dus niet bekijken vanuit dat oogpunt.
Minister, u zegt dat het geen personeelslid is. Goed. Er worden ook geen publieke middelen ingezet. Goed. Maar het gebeurt wel tijdens de lestijden van die Nederlandstalige school. Op dat moment ontneemt men de anderstalige kinderen de kans om Nederlands te leren. Dat is toch de essentie?
Niemand heeft iets tegen de projecten, zeker niet die van Gent. Het is juist het omgekeerde en de minister heeft het geduid. Het gaat juist om het verschil tussen die twee voorbeelden. Dat aspect maakt ons bezorgd. Als we dit gaan erkennen, of niet gaan optreden tegen, dan zetten we de deur open naar andere mogelijkheden. We hoeven nog niet eens aan andere culturen of nationaliteiten te denken. Ik denk aan het onderwijs in de Rand en wat daar mogelijk zou zijn. Dan gaat het over landgenoten. Laat het duidelijk zijn: politieke ideologie speelt hier niet de hoofdrol.
De thuistaal kwam nog aan bod. We beoordelen projecten op wat ze zijn. U haalde het project in Gent aan. Het is wetenschappelijk ondersteund. We kunnen projecten alleen maar evalueren en ondersteunen als blijkt dat ze zinvol zijn. Uit het project in Lommel, zo zegt men, kunnen we eigenlijk afleiden dat het niveau van de thuistaal van de kinderen onvoldoende is, want ze krijgen ook nog in het Nederlandstalig onderwijs les in hun thuistaal. Dat vind ik een spijtige opmerking. Ik stel deze vraag vanuit mijn betrokkenheid bij de commissie Inburgering en het inburgeringsbeleid. De heer Kris Van Dijck zei dat we toch wel verwachten dat dit van thuis uit wordt meegegeven. Als dat niet 100 procent lukt, zeker wat het Nederlands betreft, is er geen enkel probleem. Maar als de thuistaal in die eerste schooljaren ook nog op niveau moet worden gebracht, ja, dan zitten we helemaal op een fout spoor, dan weten we niet waar we gaan eindigen.
Ik verwijs naar de uitspraken van professoren. Naar het schijnt kwam dat hier vorige week nog aan bod. Leeftijd speelt een grote rol bij het verwerven van talenkennis. Hoe jonger we een kind confronteren met een taal, hoe makkelijker ze die aanleren. Waarom kan dat dan net niet voor het Nederlands? Dat ontgaat me. Minister, laat ons toch eens bekijken hoe dit project wordt voortgezet. We moeten alle aspecten belichten.
Ik kijk even naar mevrouw Brusseel en mevrouw Pehlivan want zij denken dat wij hier een andere mening over hebben. Hoe begeleiden we anderstaligen binnen het Nederlandstalig onderwijs op een deftige manier? Ze moeten evenveel slaagkansen krijgen als al die anderen. Hoe pakken we dat aan? Dit project is daarvoor niet het juiste voorbeeld.
De voorzitter : Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Mevrouw Fatma Pehlivan: Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb de projecten in Gent en in Lommel volledig uit elkaar gehouden. Dat klopt. Ze zijn ook niet vergelijkbaar. Het project in Gent is wetenschappelijk onderbouwd en ondersteund. Er gaan heel veel middelen naartoe van de stad Gent. (Opmerkingen)
De collegas van de N-VA hebben allebei gezegd: als het nodig is en als het de doelstelling is. Of we het project in Lommel en het initiatief van de directeur genegen zijn of niet, wil ik nog in het midden laten. Als uiteindelijk bewezen wordt dat de kinderen op die manier uiteindelijk beter Nederlands leren, dan moet dat kunnen. Het kan uiteraard niet in alle omstandigheden en niet in alle steden en scholen, maar enkel voor bepaalde groepen en in een bepaalde context. Als daar middelen voor nodig zijn, mijnheer Van Dijck, hoop ik dat u die middelen mee zult goedkeuren.
We zullen de discussie eens inhoudelijk diepgaand moeten voeren. Mijnheer Van Dijck, u kunt niet begrijpen en u hebt navraag gedaan bij uw partijgenoten waarom er nog altijd taalproblemen zijn. Die zijn er. Ik ga geen boek opendoen over de achtergrond ervan. Als u naar Portugal gaat, gaat u Portugees leren. Als ik naar China ga, ga ik Chinees leren. Er is op dat punt geen verschil tussen ons. Dat komt omdat we in het Vlaams Parlement zetelen en allebei hooggeschoold zijn.
Dit probleem kan niet worden losgekoppeld van de sociaal-economische context. Dat mogen we niet vergeten, maar het zou ons veel te ver voeren om daar nu op in te gaan. Kijk naar kansarme kinderen, zij hebben ook een taalachterstand. Ze kunnen die op een bepaald moment misschien wel inhalen, maar daar moeten we op inzetten, anders zijn zij vogels voor de kat. Hetzelfde geldt voor kinderen van andere etnische groepen.
In die zin maakt het niet uit of het project in Lommel al dan niet op vraag is van de Turkse gemeenschap en door hen wordt betaald. Het is een systeem dat al dertig jaar bestaat, sinds 1971. Ik heb dat zelf ook gevolgd, hoewel het toen nog niet binnen de lesuren was.
Het project Nederlands in het buitenland voor Nederlandstalige kinderen komt daar toch ook op neer. Maar dat is de discussie niet.
De discussie zal zijn hoever we op die vraag willen ingaan en hoeveel we daarop willen inzetten.
De voorzitter : Er komt een gedachtewisseling op 17 november.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Ann Brusseel : Ik weet dat er nog andere gelegenheden komen, maar aangezien de vorige sprekers de kans hebben gekregen om uitgebreid hun visie uiteen te zetten, wil ik dat toch ook even doen. Dat is de democratie. (Opmerkingen)
Ik onthoud uit de discussie vooral dat het Vlaams Belang wel te vinden is voor oetc. Hoop doet leven. U had het wel over een hevige tweespalt tussen de ouders.
Eén voormiddag per week komt in de onthaalklas een juf de rol van brugfiguur vervullen. Die juf is daar dus niet alleen. Een brugfiguur is overigens wel een interessante functie. De kinderen leren dat kinderen kunnen worden geholpen en dat ze elkaar ook kunnen helpen. Ze leren ook dat ze daar niet komen, mijnheer Segers, om Turks te leren, maar om een beetje ondersteuning te krijgen. De Turkse juf kan iets uitleggen of ze kunnen de dingen aan elkaar uitleggen om de zaken dan beter te begrijpen. Dat lijkt mij zeer positief, ook voor hun motivatie.
Het lijkt mij helaas niet realistisch dat ze thuis in die mate Nederlands zouden moeten leren dat ze kunnen volgen op school wanneer ze starten in de onthaalklas. Je kunt dat niet verwachten van ouders die thuis Turks spreken met elkaar omdat ze beiden die origine delen. Ik hoop dat ze van jullie trouwens nog lang hun eigen taal met elkaar mogen spreken. Ik spreek ook altijd Oostends met mijn moeder. Ik hoop dat jullie mij dat op een dag niet zullen verbieden. Ja, voorzitter, dat is een zeer apart taaltje.
Ik vind het ook geen probleem dat Turkije daarin investeert. Als de Vlaamse overheid erin zou investeren, zou het kot te klein zijn. Nu doet Turkije een duit in het zakje en is het nog niet goed. Zo is het altijd wat.
Als we zeggen dat we het eens zijn over de ondersteuning in de thuistaal, merk ik hier toch nog aanzienlijk wat verschillen. Ik denk dat we nog verder discussie moeten voeren over die ondersteuning in de thuistaal en allemaal eerlijk onze mening moeten zeggen. Het is nog belangrijker dat we allemaal een openheid van geest aan de dag leggen om te zien wat het wetenschappelijk onderzoek hierover al heeft aangetoond. Dat is positief voor kinderen.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Ik hecht heel veel belang aan mensen die brugfuncties opnemen. Een brug vertrekt ergens en komt ergens aan. Wanneer een leerkracht van goede wil is, maar niet de kans heeft om met haar collegas te communiceren omdat ze alleen Turks spreekt, vraag ik me af naar waar die brug leidt.
De heer Boudewijn Bouckaert : Daar is iedereen het over eens.
De mainstream in dit debat is dat Nederlands inderdaad de onderwijstaal is. Dat is het streefdoel. Als het oetc daar dienstig aan is, is dat welkom. Eigenlijk is er een grotere consensus dan men denkt.
Mevrouw Brusseel, de discussie over Brussel-Halle-Vilvoorde is destijds afgesprongen onder premier Verhofstadt wegens het feit dat de Franse Gemeenschap allerlei projecten wou subsidiëren op Vlaams grondgebied. Vlaanderen ging er niet mee akkoord dat een andere overheid actief werd met subsidiëring op zijn grondgebied. Daarop is het overleg afgesprongen. De heer Lambert heeft het om die reden doen afspringen. Maar als we het toelaten voor de Turkse staat, waarom dan niet voor de Franse Gemeenschap? Dat is een principekwestie die we dan maar eens moeten bespreken. We kunnen de grenzen dan openzetten en allerlei staten, zoals Noord-Korea of de Verenigde Staten, hier van alles laten financieren. Op dit moment is dat echter nog altijd niet het geval.
Mevrouw Ann Brusseel : We zijn het over één principe eens: geld geven aan onderwijs is nooit een verspilling.
Uw stadsgenoot, de heer Verhofstadt, zal al uw vragen beantwoorden.
De voorzitter : Het incident is gesloten.