Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 11/10/2011
Vraag om uitleg van mevrouw Tine Eerlingen tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over de daling van het huishoudelijk afval in Vlaanderen
- 93 (2011-2012)
Vraag om uitleg van mevrouw Marleen Van den Eynde tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over de daling van het huishoudelijk afval en de stimulansen voor de minder goed scorende gemeenten
- 143 (2011-2012)
De voorzitter : Mevrouw Eerlingen heeft het woord.
Mevrouw Tine Eerlingen : Voorzitter, minister, uit de jaarlijkse OVAM-inventarisatie van huishoudelijke afvalstoffen is gebleken dat in 2010 per Vlaming gemiddeld 525 kilogram huishoudelijk afval werd ingezameld. Dat is 7 kilogram minder dan in 2009, wat positief is. De daling wordt in hoofdzaak verklaard door een licht afgenomen selectieve inzameling van bepaalde fracties zoals gft- en groenafval, bouw- en sloopafval en gemengde kunststoffen. De hoeveelheid restafval blijft stabiel, aldus het rapport. Vlaanderen bereikt dus voor het tweede jaar op rij de doelstelling uit het uitvoeringsplan Milieuverantwoord beheer van Huishoudelijke Afvalstoffen dat de hoeveelheid restafval per inwoner moet worden teruggedrongen tot minder dan 150 kilogram per inwoner.
Wat het lokale niveau betreft, bereikten in 2010 al 220 gemeenten deze doelstelling, ten opzichte van 199 in 2008 en 203 in 2009. Ook daar is er dus een positieve trend. Bij de categorisering van de diverse steden en gemeenten op basis van de hoeveelheid restafval onder de 100 kilogram, tussen de 100 en de 150 kilogram of boven de 150 kilogram valt op dat de regionale verschillen groot zijn. Zo is de hoeveelheid restafval in de provincie Limburg beduidend lager dan in de provincie West-Vlaanderen. Ook de gemeenten in de Antwerpse Kempen kunnen mooie cijfers voorleggen.
Minister, tijdens de plenaire vergadering van 1 december 2010 heb ik u daarover al ondervraagd, naar aanleiding van de publicatie van de cijfers van 2009. U hebt toen de begeleiding van de slechter scorende gemeenten aangehaald. Toen overschreden nog zestien gemeenten de grens van 180 kilogram per inwoner. Ondertussen heeft de OVAM samen met zeven van die zestien gemeenten die inzamelcijfers geanalyseerd. Daaruit zijn dan een aantal aanbevelingen voortgevloeid die het restafval bij die gemeenten verder moesten doen afnemen. Een aantal gemeenten die in 2009 minder goede cijfers konden voorleggen, hebben intussen dus maatregelen genomen, zodat het aantal gemeenten met een slechte score van meer dan 180 kilogram restafval is gedaald van zestien naar tien. In uw persbericht over die gegevens gaf u reeds aan dat dit een positieve evolutie is. Ik deel uw mening. Ook stelde u dat u de OVAM reeds de opdracht hebt gegeven de gemeenten die in 2010 nog steeds meer dan 180 kilogram restafval per inwoner hadden, nog intensiever te begeleiden.
Minister, hoe kan worden verklaard dat enkele gemeenten er nog altijd niet in slagen om onder die grens van 180 kilogram restafval per inwoner te blijven? Wat zijn volgens u de knelpunten? Zijn niet al die gemeenten begeleid, of heeft die begeleiding nog niet voldoende effect? Wat is volgens u de oorzaak van die vastgestelde regionale verschillen?
U kondigde opnieuw aan om een intensievere samenwerking op te zetten tussen de OVAM en de tien gemeenten die slecht scoren. Hoe zal die samenwerking worden ingevuld? Waarom werden slechts zeven van de zestien gemeenten begeleid? Is dat een kwestie van het leggen van prioriteiten of is dat een personeelskeuze? Wanneer zullen die overige gemeenten dan nog worden begeleid?
Ik heb nog een bijkomende vraag naar aanleiding van een artikel dat ik gisteren in de krant las. Ik las dat het sluikstorten van groenafval toeneemt. Het feit dat de hoeveelheid gft en groenafval daalt, heeft dat te maken met die stijging van het sluikstorten?
De voorzitter : Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Volgens het jaarrapport 2010 inzake huishoudelijk afval blijkt dat de hoeveelheid huishoudelijk afval nog steeds afneemt. Vooral het selectief inzamelen leidt tot een daling van de restafvalcijfers. Ondanks de groeiende bevolking en de economische groei blijft de totale afvalberg in 2010 dalen ten opzichte van 2009. Uiteraard zijn dat positieve cijfers. Minister, is er, gelet op die positieve trend, nog wel bijkomende verbrandingscapaciteit noodzakelijk? Voorzitter, ik begrijp dat dat debat nog niet mag worden gevoerd.
Ik kan die positieve cijfers in ieder geval niet goed rijmen met het afvalverwerkingsbeleid dat u nu voert. Dat debat wordt ongetwijfeld voortgezet naar aanleiding van het Materialendecreet.
We weten dat de burgers goede sorteerders zijn. Ook de gemeenten werken aan een zeer intensief afvalbeleid. We stellen vast dat bepaalde regios steeds opnieuw goed scoren en dat andere regios vaak minder goed scoren. Zo is de Kempen kampioen, terwijl West-Vlaanderen een zorg blijft, ondanks de sterke daling daar.
Minister, u kondigde aan dat de OVAM gemeenten zal begeleiden die minder goed scoren en nog steeds grote hoeveelheden restafval hebben per inwoner. In het verleden werd al een begeleiding toegepast. Wordt diezelfde begeleiding voortgezet of gaat het om nieuwe initiatieven?
Opmerkelijk in dit rapport zijn een aantal verschuivingen in de selectieve afvalstromen. Zo is er een daling van 15.477 ton bouw- en sloopafval wegens de invoering van het diftarsysteem voor deze afvalstroom op de containerparken. Ervaren we deze afname als positief of stelt er zich ergens anders een probleem, bijvoorbeeld illegaal storten? Ook de daling van gemengd kunststofafval roept een aantal vraagtekens op. Sommige gemeenten stopten met het inzamelen van dat kunststofafval. Is die vermindering van 3539 ton dan positief? Volgens mij niet. Alleen wat de geneesmiddelen betreft, is er wel een positieve trend. Apothekers hebben zelf een inzamelkanaal, in tegenstelling tot de twee andere afvalstromen.
De stijging van het houtafval en het afval van elektronische apparatuur en textiel, is wel positief. Voor die afvalstromen bestaan er goede recyclagetechnieken, waardoor de hoeveelheid verbrand afval afneemt.
Minister, werd er een analyse gemaakt van het afvalbeleid van die gemeenten die nog steeds het streefcijfer niet halen? Werd dat gemeentelijk beleid onder de loep genomen? Wat is de reden dat die 100 gemeenten het streefcijfer niet halen? Op welke manier wil de OVAM de gemeenten stimuleren? Komen er nieuwe initiatieven? Meent u dat verder onderzoek naar de oorzaak van grote verschuivingen inzake selectieve inzamelstromen noodzakelijk is? Betekent een vermindering in sommige gevallen niet storten of illegaal opbranden?
De voorzitter : Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Mevrouw Gwenny De Vroe : Minister, eind augustus heb ik u gevraagd wat de voornaamste oorzaken waren van de hogere restafvalcijfers in gemeenten. U zei toen dat geen toegangscontrole op containerparken en geen of te lage retributies op huisvuil of grof huisvuil in bepaalde gemeenten de voornaamste oorzaken zijn. Ik schrok daar wat van. In onze regio is dat helemaal niet het geval.
Ik vermoed dat de slechte cijfers in West-Vlaanderen grotendeels aan het toerisme te wijten zijn. Er is een groot verschil tussen stedelijke en landelijke gemeenten. Dat verschil is de reden dat sommige gemeenten het goed doen en andere minder.
U sprak ook van een stappenplan dat met bepaalde gemeenten werd opgesteld. Uiteraard is dat een heel goede zaak. In het voorjaar zal er een nieuw overleg plaatsvinden met die gemeenten zodat dat eventueel kan worden bijgestuurd. Op zich is dat uiteraard goed. Ik ga ervan uit dat de meeste van de gemeenten een samenwerkingsovereenkomst hebben ondertekend. Het luik afval zit daar ook bij. Doen zij dan nog speciale projecten qua sensibilisering enzovoort? Het gaat misschien wat te ver.
In het kader van de samenwerkingsovereenkomst zijn wij rond het sluikstorten van groenafval een pilootproject gestart met de intercommunale. Wij hebben een afvalsteward aangesteld die specifiek iets doet voor die gemeenten. Via die samenwerkingsovereenkomst kun je die problematiek op een goede manier tegengaan.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Collegas, h et streefcijfer in het uitvoeringsplan kent u allemaal. Dat is 150 kilogram per inwoner op Vlaams niveau, met een maximum van 180 kilogram per inwoner op gemeenteniveau. In 2010 behaalden 298 gemeenten dat streefcijfer. Dat valt al bij al wel mee. Er zijn er dus 10 die het niet hebben gehaald.
Zoals ik al op een vraag van u heb geantwoord, mevrouw De Vroe, is een oorzaak voor de gemeenten die het niet halen de lage retributies voor de huisvuilzak, huisvuilcontainer of voor het grofvuil, waardoor de bevolking onvoldoende wordt gestimuleerd om afval te voorkomen en te sorteren. Dat is een belangrijk uitgangspunt. Het blijft de hoeksteen van het beleid. Er zijn heel grote verschillen in retributies tussen naburige gemeenten, wat leidt tot afvaltoerisme. Als een gemeente het containerpark voor iedereen en alles openstelt, en bijvoorbeeld de identiteit niet controleert van wie zich aanbiedt, gaat men met zijn afval van de ene gemeente naar de andere.
Er zijn ook sociologische en economische redenen. Een heel concreet voorbeeld: gemeenten met veel jonge gezinnen hebben meer afvalluiers. Het kan ook gaan om steden met meer studenten of eenpersoonsgezinnen. Appartementsbewoners hebben minder ruimte om te sorteren. Het is soms ook een praktisch probleem. Je kunt het die mensen niet altijd verwijten.
Hetzelfde geldt voor de kustgemeenten, met toerisme. Dat zie je in de cijfers. Er zijn dus heel grote verschillen per regio. De regios dichter bij de kust brengen traditioneel meer huishoudelijk restafval per inwoner voort. Dat komt door het verblijfstoerisme. In kustgemeenten verblijven in het hoogseizoen veel meer mensen dan er effectief wonen.
Ook verschillende accenten in het afvalbeleid spelen een rol. De Antwerpse Kempen worden voorgesteld als kampioen, en terecht. Dat komt omdat de meeste gemeenten al jaren met het diftarsysteem werken, per gewicht dus. Dat werkt preventief. Daar zie je een sterke afname van het restafval.
Vlaams-Brabant ondervindt ook negatieve invloeden van afvaltoerisme uit de nabijgelegen regios.
En dan zijn er de gemeenten die vroeger zelf hebben kunnen kiezen voor groenregio of gft- regio. In gft-regios wordt het gft-afval afzonderlijk ingezameld en is er gemiddeld minder restafval.
Schommelingen van bepaalde selectieve fracties van jaar tot jaar zijn normaal en doen zich al jaren voor. De grootste schommelingen doen zich voor bij het organisch afval, meer bepaald groenafval en gft-afval. Dit zijn stromen die zeer weersafhankelijk zijn. In natte zomers, als het gras snel groeit, is er meer groenafval. Daarnaast worden voor deze stromen steeds vaker retributies aangerekend terwijl die vroeger gratis waren. Daardoor kiezen de burgers alternatieven zoals thuiscomposteren.
Voor bouw- en sloopafval wordt vaker gekozen voor het huren van een puinzak of -container, waardoor deze fractie minder via de gemeente wordt ingezameld.
Er wordt vaak gezegd dat er meer sluikafval is wanneer de gemeenten de retributies verhogen. Dat blijkt niet het geval te zijn. Er is in dat geval dus niet meer sluikafval. Het sluikafval neemt algemeen wel toe, maar er is geen oorzakelijk verband met hogere retributies.
Sinds begin dit jaar heeft de OVAM zeven van de zestien gemeenten die in 2009 meer dan 180 kilogram restafval per inwoner voortbrachten, begeleid. Deze zeven pilootgemeenten werden zo gekozen omdat ze behoorden tot drie intercommunales met een hoog gemiddeld restafvalcijfer. De tien gemeenten die nog meer dan 180 kilogram restafval per inwoner voortbrengen, zullen door de OVAM intensiever begeleid worden.
De oorzaken van het hoge restafvalcijfer worden in kaart gebracht. In samenspraak met het intergemeentelijke samenwerkingsverband worden een aantal aanbevelingen geformuleerd aan de gemeente. Deze gemeenten worden de komende jaren verder opgevolgd. Uiteraard moet de OVAM hierbij rekening houden met de gemeentelijke autonomie. Het is niet de bedoeling dat de OVAM directief optreedt. Wanneer blijkt dat een aantal aanbevelingen niet worden opgevolgd of dat de doelstelling niet wordt gehaald, kan worden nagegaan wat er verder nog mogelijk is. Ik wil ook verwijzen naar de webtool die de OVAM aanbiedt om afval in kaart te brengen. Op die manier kan worden nagegaan in welke gebieden er sluikstorten zijn en kan het beleid daarop worden afgestemd. We kunnen daar veel uit leren.
Mevrouw De Vroe, u hebt een aantal mooie voorbeelden gegeven van speciale acties zoals een afvalcoach. De OVAM houdt daar rekening mee bij de begeleiding van de gemeenten. Die gemeenten zien vaak op tegen extra investeringen in containerparken en bestuurssystemen. Er gebeuren echter heel wat inspanningen. De OVAM zal met haar intensieve begeleiding proberen die tien resterende gemeenten mee te krijgen in het verhaal. Dat is in elk geval onze ambitie.
De voorzitter : Mevrouw Eerlingen heeft het woord.
Mevrouw Tine Eerlingen : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat we op de goede weg zijn. Nog een aantal gemeenten moeten worden gesensibiliseerd. Met een intensieve begeleiding zullen zij de voordelen inzien. Ik hoop dat ook zij volgend jaar goede cijfers kunnen voorleggen
De voorzitter : Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Minister, in uw persmededeling staat: Op gemeentelijk niveau zitten al 220 van de 308 Vlaamse gemeenten onder dit streefcijfer. Het gaat dan toch over meer dan 16 gemeenten?
Minister Joke Schauvliege : Er is een streefcijfer waarbij we voor heel Vlaanderen willen zakken onder 150 kilogram. Per gemeente is de ambitie om tot maximum 180 kilogram per inwoner te gaan. Er zijn echter nog altijd tien gemeenten die dat niet halen.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Minister, ik weet niet of u mijn visie over die selectieve afvalstromen deelt. Ik heb een aantal voorbeelden gegeven. Ik vind het heel spijtig dat het inzamelproject van bloempotjes en dergelijke meer is stopgezet. Dat is een afvalstroom die kan worden gerecycleerd indien de potjes voldoende proper zijn. Worden er acties ondernomen om die stroom alsnog opnieuw te kunnen inzamelen? Of wordt dat project volledig opgegeven?
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Zowel bij de luierstroom als bij de potjesstroom moet worden bekeken of er een afzetmarkt is. Het moet haalbaar, aanvaardbaar en betaalbaar zijn om die stromen selectief in te zamelen, zowel voor de gemeente, de consument als voor de afnemer. Ik sluit echter niets uit. Men kan iets aparts inzamelen maar als het dan toch samen met de restfractie in de verbrandingsoven terechtkomt, heeft het weinig zin daar mensen en energie in te investeren.
De voorzitter : Het incident is gesloten.