Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 06/10/2011
Vraag om uitleg van de heer Robrecht Bothuyne tot mevrouw Ingrid Lieten, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, over risicokapitaalfinanciering
- 48 (2011-2012)
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Voorzitter, minister, collegas, r isicokapitaalfinanciering is belangrijk voor de financiering van jonge, snelgroeiende ondernemingen. Precies daarom nam de Vlaamse Regering een aantal initiatieven, zoals ARKimedes en Vinnof.
Inmiddels is een evaluatie gemaakt, in opdracht van het Steunpunt Ondernemen. De resultaten zijn vrij opmerkelijk. De portefeuille van ARKIV-fondsen en van Vinnof bevatten een evenwichtige mix van ondernemingen uit hoog-, midden- en laagtechnologische sectoren. De ondernemingen zijn over het algemeen risicogevoelig, wat ook logisch is. Het falingspercentage van de ondernemingen waarin ARKIV-fondsen of Vinnof investeren, ligt hoger dan van ondernemingen zonder risicokapitaalfinanciering: 12 procent tegenover 3 procent. ARKIV-fondsen en Vinnof investeren dus in meer risicovolle ondernemingen.
De ondernemingen die financiering ontvangen, gebruiken die in de eerste plaats om te investeren, en niet enkel als buffer om negatieve kasstromen op te vangen. Vinnof-ondernemingen worden nog meer dan ARKIV-ondernemingen gekenmerkt door een sterke groei in immateriële activa. Ze hebben ook meer patentaanvragen ingediend dan ARKIV-ondernemingen. Twee jaar na de investering heeft 56 procent van alle Vinnof-ondernemingen gemiddeld twee patentaanvragen ingediend. Bij de ARKIV-ondernemingen heeft ongeveer 33 procent gemiddeld 1,6 aanvragen ingediend. Vooral Vinnof blijkt dus een belangrijke stimulator van innovatie in Vlaanderen.
Uit de analyse blijkt ook dat er een sterke positieve relatie is tussen het verkrijgen van Vinnof- of ARKIV-financiering en tewerkstelling. Over 2 jaar stijgt de tewerkstelling bij de Vinnof-ondernemingen gemiddeld van 2 naar 8 werknemers. Bij de ARKIV-ondernemingen stijgt de tewerkstelling over dezelfde periode van 9 tot maar liefst 24 werknemers. De sterke jaarlijkse groei van het aantal personeelsleden zorgt ervoor dat zowel ARKIV- als Vinnof-ondernemingen na 2 jaar gemiddeld meer mensen tewerkstellen dan gelijkaardige ondernemingen zonder risicokapitaal.
Tot zover het goede nieuws. De sterke groei in investeringen en tewerkstelling vertaalt zich echter veel minder in een stijgende omzet en toegevoegde waarde. De gerealiseerde omzet is bij ARKIV-ondernemingen gemiddeld hoger dan bij de referentiegroep, maar de gemiddelde omzet per werknemer is ongeveer drie keer lager. Ook Vinnof-ondernemingen realiseren veel minder omzet per werknemer dan de referentiegroep. Een lagere toegevoegde waarde bij een stijgend personeelsbestand leidt ertoe dat ARKIV- en Vinnof-ondernemingen doorgaans een negatieve cashflow hebben en verlieslatend zijn. Opmerkelijk hierbij is het onderscheid tussen ARKIV- en Vinnof-ondernemingen. Bij ARKIV-ondernemingen worden de negatieve kasstromen en het verlies steeds groter, terwijl bij Vinnof-ondernemingen de negatieve kasstromen omgebogen worden naar positieve waarden en het verlies na twee jaar wordt teruggedrongen. De ondernemingen uit de referentiegroep daarentegen hebben positieve cashflows en maken een beperkte winst.
Tot slot werd geanalyseerd in welke mate de ondernemingen vervolgfinanciering kunnen aantrekken. Wegens de negatieve resultaten is externe vervolgfinanciering voor ARKIV- en Vinnof-ondernemingen noodzakelijk. De initiële investering staat Vinnof-ondernemingen toe om ongeveer twee jaar te overbruggen. Sommige ARKIV-ondernemingen slagen daar niet in, en hebben al na één jaar extra financiering nodig. Hoewel de meeste ondernemingen ook na de initiële ARKIV- of Vinnof-investering geen bancaire schulden maken, slaagt slechts een beperkt aantal 18 procent erin om extra middelen aan te trekken.
De resultaten van dit onderzoek hebben verstrekkende implicaties. ARKimedes en Vinnof investeren in startende of jonge innovatieve ondernemingen of groeiondernemingen die extra arbeidsplaatsen creëren. Die doelstellingen worden gerealiseerd. Maar veel van de ondersteunde ondernemingen 84 procent zijn twee jaar na de investering nog steeds verlieslatend; doorgaans laten ze zelfs negatieve cashflows optekenen. Zij blijven volledig afhankelijk van externe financiering, hetzij via banken, hetzij via andere risicokapitaalverschaffers. Wordt de geldkraan dichtgedraaid, dan zullen de meeste niet overleven en worden de gemaakte inspanningen voor innovatie en tewerkstelling tenietgedaan.
De vraag rijst wanneer deze ondernemingen in staat zullen zijn om zelf hun groei te financieren. Bij Vinnof-ondernemingen wordt de cashflow na twee jaar positief en is het verlies sterk teruggedrongen. Die evolutie is hoopgevend. Bij de ARKIV-ondernemingen daarentegen wordt de situatie steeds erger en groeit de nood aan externe financiering. Aangezien Vinnof- en ARKIV-fondsen beperkt zijn in hun capaciteit om vervolgfinanciering aan te bieden, is het dus cruciaal dat deze ondernemingen voldoende maturiteit ontwikkelen in de eerste twee tot drie jaar na de initiële investering. Dat moet toestaan om middelen van andere financiers aan te trekken. De analyse toont aan dat de terbeschikkingstelling van initiële financiering slechts een eerste stap is in het financieringstraject van innovatieve ondernemingen. Voldoende opvolgfinanciering is minstens even cruciaal om gezonde ondernemingen te ontwikkelen die op lange termijn welvaart in Vlaanderen blijven creëren. Die opvolgfinanciering moet voldoende substantieel zijn om de grote verliezen en negatieve cashflows van groeigerichte ondernemingen op te vangen.
Minister, hoe reageert u op de resultaten van het onderzoek? Onderschrijft u de conclusies? Welke beleidsconclusies trekt u? Zult u de werking van Vinnof en ARKimedes bijsturen? Zo ja, hoe? De beschikbaarheid van vervolgfinanciering is vooral voor de ARKIV-ondernemingen levensnoodzakelijk. Hoe zal deze financiering gegarandeerd worden? Is dit een opdracht voor de ARKIVs? Of ziet u andere mogelijkheden? Hoe worden de betrokken ondernemingen begeleid? Vervult PMV haar rol? Is er voor andere actoren een rol weggelegd? In uw beleidsbrief zei u te willen nagaan hoe Vinnof performanter en meer entrepreneurial kan worden gemaakt. Daarbij denkt u aan coaching, managementondersteuning, een grotere lokale aanwezigheid en meer sectorspecialisatie. Heeft dit positieve voornemen ondertussen geresulteerd in een concreet beleid? Ondertussen is ARKimedes II gelanceerd. Hoever staat ARKimedes II en welke lessen zijn er getrokken uit de evaluatie van ARKimedes I?
De voorzitter : Minister Lieten heeft het woord.
Minister Ingrid Lieten : Voorzitter, collegas, Vinnof en de ARKIVs zijn inderdaad belangrijke stimulatoren van innovatie in Vlaanderen. De conclusie dat vervolgfinancieringen noodzakelijk zijn, is evident. Niet alleen Vinnof, maar ook heel wat ARKIVs investeren dikwijls in hoogtechnologische innovaties. Die vragen in de beginfase veel kapitaal, en het duurt vooraleer zij kunnen worden gevaloriseerd. Vinnof en het merendeel van de ARKIVs zijn niet opgericht om dit traject alleen te doen. De financiering van dergelijke ondernemingen gebeurt dan ook in fasen, waarbij het risico in de tijd gradueel afneemt. Vinnof en sommige ARKIVs zijn opgericht om starters tot een punt te brengen waar privéinvesteerders of grote fondsen durven te co-investeren. Dat gebeurt dikwijls op een ogenblik dat er nog negatieve cashflows worden gerealiseerd, omdat de commercialisatie van de innovatie pas in een latere fase is gepland.
Zult u de werking van Vinnof en/of ARKimedes bijsturen? Om waarde te kunnen capteren en de fondsen minstens rollend te kunnen houden, is het nodig dat ook in de vervolgrondes mee kan worden geïnvesteerd. Gebeurt dit niet, loopt men het risico om, zelfs bij een goede investering, te verwateren en zijn rechten te verliezen, zodat uiteindelijk niet het volledige potentieel eruit wordt gehaald. Gezien de aanzienlijke kans op faling van bedrijven zeker in de vroege fase, is het bij een fonds zoals het Vinnof noodzakelijk om de meerwaarde van de goede dossiers te kunnen ontvangen, om de minwaarde van de andere te neutraliseren en effectief van een rollend fonds te kunnen spreken.
Daarom is het belangrijk dat Vinnof en, indien nodig, ook andere instrumenten van de PMV voldoende middelen ter beschikking kunnen stellen voor vervolginvesteringen in beloftevolle dossiers. Op die manier kan de PMV niet alleen bijdragen aan de valorisatie van innovatie, maar de meerwaarden ook optimaal ontvangen, zodat die vrijgekomen middelen opnieuw geïnvesteerd kunnen worden in nieuwe en jonge dossiers.
In het kader van de oprichting en operationalisering van het tweede ARKimedes-Fonds werd een analyse gemaakt van de eerste ARKimedesregeling en werden de nodige aandachtspunten meegenomen in de nieuwe overeenkomsten met de ARKIVs.
De beschikbaarheid van vervolgfinanciering is levensnoodzakelijk, zegt u terecht. Hoe zal die worden gegarandeerd? In de businessplannen die elke ARKIV opmaakt met het oog op initiële erkenning door ARKimedes en nadien bij de opvolging, wordt telkens een significant gedeelte van de ter beschikking gestelde middelen apart gereserveerd voor vervolginvesteringen. Men moet van bij het begin aangeven welke strategie men daarvoor heeft.
De ARKIVs mogen enkel tijdens de eerste vijf levensjaren investeren in nieuwe dossiers, om te zorgen dat er ook exits komen, men niet te lang blijft zitten en zijn rol blijft spelen. Vervolginvesteringen in bestaande deelondernemingen blijven mogelijk tijdens de hele duurtijd van de ARKIVs. Dat is het evenwicht. Circa 44 procent van alle door de ARKIVs gebudgetteerde investeringen betreffen vervolginvesteringen.
Hoe zit het met de begeleiding? Vinnof is vaak de eerste partij met wie de starters in contact komen. Vinnof is dan ook de eerste partij die de starters introduceert in de mechanismen en spelregels van venture capital. Het businessplan wordt door het team sterk op de proef gesteld en de ondernemers krijgen advies in verband met mogelijke subsidietrajecten en andere financieringsbronnen. Vinnof verzorgt introducties bij andere co-investeerders. Wanneer Vinnof in een onderneming investeert, vraagt het vaak een waarnemer of bestuurder in de raad van bestuur. Vanuit die functie denkt Vinnof mee na over de strategische opties van de onderneming. Vinnof is ook betrokken bij de organisatie van vervolgfinancieringen. Dan moet het businessplan worden bijgestuurd en moeten er fondsen worden gecontacteerd. Daar biedt Vinnof een meerwaarde.
Bij de ARKIVs hangt de mate van begeleiding af van de graad van maturiteit van de portefeuilleonderneming. Gemiddeld gezien zullen ARKIVs in een iets latere levensfase van een onderneming instappen, waarbij op dat ogenblik de begeleiding iets minder intens dient te gebeuren. Toch ligt een toegevoegde waarde van investeringsfondsen zoals de ARKIVs nog steeds in de juiste begeleiding van ondernemingen waarin ze investeren. Daar ben ik voor 100 procent van overtuigd. Dat is een blijvend aandachtspunt, dat we permanent moeten benadrukken.
In de beleidsbrief hebben we dat inderdaad ook benadrukt. Vinnof richt zich nu al op drie speerpuntdomeinen: ICT, cleantech en levenswetenschappen. Hierdoor heeft Vinnof in deze domeinen toch wel expertise opgebouwd en zijn netwerk uitgebreid en versterkt. Zo worden de minder goede dossiers sneller onderscheiden van goede investeringen, waarin men meer aandacht en knowhow investeert.
Daarenboven wordt binnen de PMV de wisselwerking tussen Vinnof en de andere investeringsteams van de PMV gestimuleerd. Daar sta ik zelf heel hard achter. Dat moet men op het terrein waarmaken, binnen het management van de PMV. We hebben toch het gevoel dat dat leidt tot positieve synergieën in beide richtingen. Daarnaast schakelt de PMV meer externe experts in, om de nodige coaching en ondersteuning te bieden aan de betrokken ondernemers. Het is een goede zaak dat men daaraan aandacht besteedt en extern, al is het tijdelijk, de juiste expertise inhuurt om die coaching te doen.
Tot slot werd op mijn initiatief een workshop tussen de PMV en de verschillende innovatiecentra georganiseerd, om te kijken hoe men Vinnof dichter bij de lokale investeerders kan brengen en hoe de innovatiecentra daarin een bemiddelende rol kunnen spelen. Dat zijn allemaal initiatieven. Op die weg moeten we verder.
Vanaf midden september 2010 konden kandidaat-ARKIVs gedurende drie maanden een aanvraag tot erkenning indienen in het kader van het tweede ARKimedes-Fonds. In totaal ontving ARKimedes Management twintig aanvraagdossiers die samen 400 miljoen euro beoogden. Na grondige analyse van de verschillende aanvraagdossiers ging de raad van bestuur van ARKimedes Management over tot de erkenning van tien ARKIVs. Daarvan zijn er ondertussen vier opgericht. Dat is de stand van zaken. Die vier zijn Vesalius Biocapital II, Gimv Arkiv Tech Fund II, Hummingbird en KMOFIN 2.
Bij de voorbereiding van ARKimedes II heb ik in samenwerking met ARKimedes Management het eerste ARKimedes-Fonds uitgebreid laten evalueren. Deze evaluatie leverde een hele lijst van aandachts- en leerpunten op. Bij de operationalisering van ARKimedes II werd hiermee rekening gehouden.
Ik overloop even die aandachtspunten. De beheersvergoeding van de ARKIVs wordt tijdens de investeringsperiode variabel gemaakt naargelang de investeringsrealisaties ten opzichte van het investeringsbudget. De sleutelpersonen van de ARKIVs moeten zich ertoe verbinden voldoende beschikbaar te zijn voor de ARKIV. Indien dit niet wordt gerespecteerd, kan de beheersovereenkomst worden beëindigd. De mogelijkheid wordt ingebouwd om de looptijd van de ARKIV te verlengen indien exits uit de investeringen niet aangewezen zijn wegens een laagconjunctuur in die sector. Er wordt een correcte verhouding gevraagd tussen initiële investeringen en vervolginvesteringen, waarbij een verhouding van 55 procent op 45 procent het uitgangspunt is en een goed evenwicht zou zijn.
De samenwerking met de ARKIV kan worden stopgezet in geval van inbreuken op de ARK-regelgeving, bij aanhoudende ondermaatse prestaties, bij zwak en onprofessioneel beheer of als zou blijken dat de ARKIV op de einddatum de oorspronkelijke kapitaalinleg van zijn investeerders niet meer volledig zal kunnen terugbetalen. Er wordt bepaald dat de beheerder van een ARKIV geen nieuw fonds mag opstarten gericht op dezelfde doelgroep tot na de beëindiging van de investeringsperiode van de ARKIV, tenzij mits goedkeuring door ARKimedes. De kapitaalstortingen naar de ARKIVs worden beperkt tot wat echt nodig is voor investeringen, kostendekking en betaling van de beheersvergoeding. De inkomsten uit exits door de ARKIVs worden vanaf een bepaald bedrag verplicht uitgekeerd aan de aandeelhouders en kunnen niet langer op de balans van de ARKIV blijven staan.
Er wordt maximaal gestreefd naar uniformiteit van de overeenkomsten tussen ARKimedes en de ARKIVs. Indien zou blijken uit de jaarlijkse update van het investeringsplan van een ARKIV dat er te veel middelen gealloceerd werden, bestaat de mogelijkheid om een kapitaalvermindering door te voeren. ARKimedes kan een bestuurder en een waarnemer afvaardigen in de raad van bestuur van de ARKIV. ARKimedes heeft via haar bestuurder steeds een blokkeringsrecht voor bepaalde sleutelbeslissingen. Er worden bepalingen opgenomen om de ARKIVs aan te zetten tot fasering van hun investeringen volgens bepaalde gedefinieerde mijlpalen. De beheerders worden verplicht om in persberichten de naam van de ARKIV expliciet te vermelden. Die aanbevelingen zijn daaruit gekomen en ze zijn meegenomen in de samenwerkingsovereenkomst.
De heer Robrecht Bothuyne : Dank u voor het uitgebreide antwoord, minister, op weliswaar een uitgebreide vraag. Wat betreft ARKimedes en Vinnof, zijn er aanzienlijke verschillen tussen de resultaten van de diverse ondernemingen. Over de oorzaken van die verschillen hebt u niet echt een appreciatie gegeven. Ligt dat aan het profiel of eerder aan de begeleiding en de manier waarop de fondsen zich opstellen ten opzichte van de ondernemingen waarin is geïnvesteerd?
Wat ARKimedes II betreft, begrijp ik dat er een evaluatie is geweest waaruit een aantal lessen zijn getrokken. U zei dat bij ARKimedes I 74 procent van de middelen naar vervolginvesteringen is gegaan.
U zegt dat ARKimedes een bestuurder in elke ARKIV kan afvaardigen. Ik begrijp daaruit dat ARKimedes dat niet per definitie doet.
Minister Ingrid Lieten : ARKimedes doet dat inderdaad niet per definitie, maar beslist zelf waar dat nuttig en zinvol is. Ik heb daarover geen stand van zaken meegebracht maar ik kan u daar wel van op de hoogte houden.
De heer Robrecht Bothuyne : Het zou mooi zijn indien u een overzicht kon bieden van de kandidaat-ARKIVs en van de tien kandidaten die in aanmerking zijn genomen. Het zou ook wel interessant zijn een evaluatie van ARKimedes I te ontvangen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.