Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 13/10/2011
Vraag om uitleg van mevrouw Vera Celis tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over het verhogen van de studentenmobiliteit
- 24 (2011-2012)
Vraag om uitleg van mevrouw Marleen Vanderpoorten tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over studeren in het buitenland
- 33 (2011-2012)
De voorzitter : Mevrouw Celis heeft het woord.
Mevrouw Vera Celis : Voorzitter, minister, geachte leden, bij de aanvang van dit nieuwe academiejaar lanceerde Alain Verschoren, rector van de Universiteit Antwerpen, het voorstel om een verblijf van een semester of een half semester in het buitenland te verplichten voor iedereen die een masteropleiding volgt. Ik citeer hem: Zelfs al halen we die 20 procent, om wie gaat dat? Om jongeren uit gegoede gezinnen. (...) Want met de beurs die nu maximaal 370 euro per maand bedraagt red je het in Parijs of Madrid niet lang. Alleen wie een financieel steuntje van thuis (...) krijgt, kan de stap wagen. Ik vind dat niet democratisch. Een buitenlandse ervaring staat goed op je cv. Het vergroot de kansen van wie al meer kansen heeft. Verschoren geeft wel toe nog niet te hebben stilgestaan bij de budgettaire implicaties van zijn voorstel.
Ook Vlaanderen onderschrijft het belang van een buitenlandse studie-ervaring. Zo lezen we in de beleidsbrief Onderwijs: De regering heeft op 16 juli 2010 beslist zich te engageren de mobiliteit van studenten en docenten verder aan te moedigen. Het komt er nu op aan na te gaan in welke mate de initiatieven van Youth on the Move het Vlaamse beleid kunnen ondersteunen. (...) Daarin zal speciale aandacht gaan uit naar extra financiële ondersteuning voor studenten die geconfronteerd worden met financiële drempels en studenten met (...) functiebeperking. In het budgettaire kader 2012-2025 doen we een budgettaire inspanning van 4,2 miljoen euro tegen 2020. Minister, in de commissievergadering van 31 mei 2011 hebt u een en ander gepreciseerd: We hebben afgesproken dat in principe tegen de zomer een beperkt actieplan klaar is, en dat tegen het einde van het jaar het globale actieplan volgt.
Minister, hoe evalueert u het voorstel van rector Verschoren om een buitenlandse studie-ervaring te verplichten voor masterstudenten? Welke maatregelen zult u nemen om de studentenmobiliteit te versterken, onder meer in het kader van het beperkte actieplan dat u voor het zomerreces hebt aangekondigd?
De voorzitter : Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Voorzitter, mijn vraag gaat over precies hetzelfde onderwerp, namelijk het interview met de rector van de Universiteit Antwerpen. Die gaat er inderdaad van uit dat het vandaag alleen de gegoeden zijn die kunnen voortstuderen in het buitenland. Wij zijn er altijd voorstanders van geweest zo veel mogelijk studenten te laten studeren in het buitenland, maar we beseffen natuurlijk wel dat dit ook een kostprijs heeft, en dat het zelfs niet helemaal realistisch is om dat van elke student te verwachten.
Het was wel een van de doelstellingen van de grote Europese hervorming van het hoger onderwijs om tegen 2020 20 procent van de studenten over de grenzen te laten kijken. Het is inderdaad zo dat jongeren die in het buitenland studeren, meer talen kennen, gemakkelijker met die talen omgaan, gemakkelijker internationale contacten leggen, hun geest verruimen op cultureel en sociaal vlak en in het algemeen ook sneller terechtkunnen op de arbeidsmarkt. Tussen 20 procent en 100 procent is er echter natuurlijk nog een heel brede kloof.
Minister, u hebt daarnet trouwens zelf verwezen naar wat ik maar het kerktorensyndroom zal noemen, waarbij studenten het liefst zo dicht mogelijk bij huis studeren. Dat is eigenlijk precies het omgekeerde van waar we hen zouden willen hebben. Ik vraag me ook af of alle studenten dat echt wel willen.
Minister, wat is uw standpunt over het idee van de rector? U hebt eigenlijk al laten merken wat u ervan denkt. Hoeveel studenten studeren er momenteel in het buitenland? Zit daar vooruitgang in? Hoeveel geld is er nodig om deze doelstelling te bereiken? Acht u het mogelijk om in dit verband een samenwerking tot stand te brengen, bijvoorbeeld met de ondernemingen? Wat is de stand van zaken met betrekking tot het actieplan?
De voorzitter : Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn : Voorzitter, ik sluit me daar natuurlijk zeer graag bij aan. U kent mijn bekommernis met betrekking tot het stimuleren van buitenlandse ervaringen bij jongeren. Minister, waar is het actieplan? Wanneer mogen we dat verwachten?
De heer Boudewijn Bouckaert : Ik heb hierover met rector Verschoren een pro- en contradebat gevoerd in Knack. Ik heb daar mijn argumenten tegen een verplichting gegeven. Die werkt aversie in de hand: studenten zien dit dan als een soort legerdienst. Ook zijn de universiteiten daar administratief-logistiek absoluut niet klaar voor. Dat is dus niet realistisch. Ook is de kostprijs enorm. Ik ben niet de man die altijd staat te zwaaien met meer sociale uikeringen enzovoort, maar ik zie daadwerkelijk wie naar het buitenland vertrekt en wie niet, en het klopt dat wie het financieel wat krap heeft, daar heel snel van afziet. Misschien zouden de studietoelagen kunnen worden gefinetuned, zodat dit wordt ingecalculeerd. Dat kost geen stukken van mensen. Ik denk dat we dat met een geringe financiële inspanning wat kunnen corrigeren. Voor de rest, stimuleren: ja. Maar verplichten: neen.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Voorzitter, collegas, ik heb geen probleem met de stelling van rector Verschoren om een leermobiliteit structureel in te bouwen in het opleidingsprogramma van alle opleidingen. Een absolute verplichting voor alle studenten lijkt me wel wat te ver gaan, wat niet wil zeggen dat we niet moeten gaan voor een maximale ondersteuning. We hebben een doelstelling bepaald, namelijk 15 procent in 2015, 20 procent in 2020.
Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen de aantallen studenten die naar het buitenland gaan binnen het Erasmusprogramma en de studenten die naar het buitenland gaan in het kader van andere mobiliteitsprogrammas. In het academiejaar 2009-2010 maakten 3521 studenten een uitwisseling binnen Erasmus, waarvan 2979 voor studie en 542 voor stage. De voorbije drie jaar zien we jaarlijks een stijging van 250 tot 300 studenten. Het voorlopig cijfer voor 2010-2011 is 3983. Dit is een stijging van ruim 400 studenten alleen al binnen het Erasmusprogramma. Er zit dus duidelijk progressie in de cijfers.
Naast Erasmus kunnen studenten voor een creditmobiliteit ook via andere programmas naar het buitenland gaan, bijvoorbeeld via VLIR-UOS-reisbeurzen (Vlaamse Interuniversitaire Raad University Development Cooperation), bilaterale akkoorden van de instellingen enzovoort. De cijfergegevens voor Vlaanderen over al deze mogelijkheden zijn momenteel nog niet voorhanden. Als we een schatting maken van het percentage afgestudeerden met een buitenlandse ervaring, op basis van de Erasmusuitwisselingen en met een correctie van 10 procent vanwege de onvolledige registratie van de gegevens van mobiele studenten en deze relateren ten opzichte van het totaal aantal behaalde diplomas in dat academiejaar, dan komen we aan een totaal van 10,50 procent voor 2008-2009 en 11,20 procent voor 2009-2010. Op basis van de voorlopige cijfers voor 2010-2011 komen we uit op een 12,5 procent. We zitten dus in een progressie en zo kunnen we de doelstelling van 15 procent in 2015 halen.
Een goede registratie van alle mobiliteit is een van de belangrijkste acties op korte termijn in het actieplan mobiliteit. Het volledige actieplan zal voorstellen bevatten met betrekking tot de studentenmobiliteit en de financiering ervan, acties met betrekking tot het motiveren van studenten om naar het buitenland te gaan, acties met betrekking tot het beter inpassen van een mobiliteit in de curricula, transversale acties waaronder voorstellen met betrekking tot het onthaalbeleid, acties voor het meer aantrekkelijk maken van Vlaanderen als regio voor hoger onderwijs, docentenmobiliteit enzovoort.
De Vlaamse Regering heeft op 16 juli 2010 beslist om tegen 2020 jaarlijks in 4,2 miljoen euro te voorzien bovenop de bestaande Vlaamse en Europese middelen. U hebt in de krant ook kunnen lezen dat ik voor dit jaar 500.000 euro extra heb vrijgemaakt om het aantal studiebeurzen te verhogen maar ook om het bedrag van de studiebeurzen te verhogen naar 370 en 340 euro. We zullen uiteraard ook met ondernemingen moeten samenwerken. Ik ben het absoluut eens met dat principe.
Ik heb het actieplan eindelijk gekregen. We hadden een versie gekregen die ik niet voldoende vond: ze moest beter worden uitgewerkt. Ik hoop dat we op relatief korte termijn het actieplan aan het parlement kunnen voorleggen. Dat zal nog zeker dit jaar zijn.
De voorzitter : Mevrouw Celis heeft het woord.
Mevrouw Vera Celis : Voorzitter, minister, ik dank u voor uw antwoord. Als het actieplan binnenkort kan worden voorgelegd, dan is dat een bijzonder goede zaak.
Men moet ook voldoende tijd nemen om zulke zaken te laten rijpen. Ik heb 28 jaar leservaring. Ik heb gemerkt dat men nu tot in de kleinste gemeenten weet heeft van Erasmusprojecten en buitenlandse projecten voor het hoger onderwijs. Dat was 25 jaar geleden nog niet zo, maar het heeft een rijpingsproces doorgemaakt. Het is intussen doorgesijpeld. Iedereen kent het en wie dat wenst, kan er gebruik van maken.
De voorzitter : Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Voorzitter, minister, ik ben tevreden met het antwoord en we wachten op het actieplan.
De voorzitter : Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn : Voorzitter, minister, ik heb een bedenking. Rector Verschoren deed in het artikel nogal negatief over de kwaliteit van zon stage. We horen inderdaad dat zon stage niet altijd even kwaliteitsvol is. Ik wil er toch op wijzen dat het vooral de verantwoordelijkheid is van de professoren en de instellingen zelf.
De voorzitter : Het incident is gesloten.