Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 13/10/2011
Vraag om uitleg van mevrouw Kathleen Deckx tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de aanpak van geweld tegen kinderen en jongeren op school
- 19 (2011-2012)
Vraag om uitleg van mevrouw Irina De Knop tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de onderzoeksresultaten van het rapport Geweld, gemeld en geteld van het Kinderrechtencommissariaat
- 34 (2011-2012)
De voorzitter : Mevrouw Deckx heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Deckx : Minister, op 23 september presenteerde het Kinderrechten-commissariaat de resultaten van zijn onderzoek Geweld, gemeld en geteld.
Het onderzoek gaat in op geweld tegen kinderen en jongeren in verschillende contexten. Eén van die contexten is de school. Van de 1925 bevraagde kinderen vulden 824 respondenten de schoolvragenlijst in. De resultaten zijn dus ook de resultaten uit het oogpunt van de jongeren.
Volgens de studie hebben heel wat jongeren op school te maken met kwetsende of discriminerende opmerkingen van medeleerlingen. Daarnaast vervloeken opvallend veel leerkrachten wel eens iemand of dreigen ze met slechte punten. Volgens de kinderrechtencommissaris, de heer Vanobbergen, is er, wanneer dit veel gebeurt, sprake van psychische terreur.
Ook fysiek geweld komt vaak voor op school. Driekwart van de leerlingen was al eens het slachtoffer van fysieke agressie, 42 procent kreeg er al te maken met meerdere vormen van fysiek geweld en vooral leerlingen doen elkaar met opzet pijn. Verder zegt een op de drie jongeren geconfronteerd te zijn geweest met seksueel overschrijdend gedrag.
Minister, toen ik het rapport bekeek, was ik echt verbaasd dat er toch nog zoveel geweld voorkomt op onze scholen, niet alleen tussen leerlingen onderling, maar ook tussen leerkrachten en leerlingen. Gelukkig gaat het over een kleine minderheid, maar toch gaat het over een aantal gevallen.
In het rapport worden een aantal aanbevelingen gedaan, zoals het verbeteren van de seksuele vorming en het verhogen en structureel inbedden van sensibiliseringscampagnes.
Minister, hoe reageert u op die resultaten? Komen die cijfers overeen met de gegevens waarover u beschikt? Plant u overleg met het Kinderrechtencommissariaat, minister Vandeurzen, de koepels of de centra voor leerlingenbegeleiding naar aanleiding van het rapport? Plant u maatregelen en zo ja, welke?
De voorzitter : Mevrouw De Knop heeft het woord.
Mevrouw Irina De Knop : Minister, het Kinderrechtencommissariaat heeft inderdaad zijn rapport Geweld, gemeld en geteld op 23 september voorgesteld. Dat was meteen ook de aanleiding voor mijn vraag om uitleg.
Er werden ongeveer 2000 kinderen en jongeren ondervraagd. De resultaten van dat onderzoek waren frappant. Die cijfers hebben mij enigszins verrast. Ze ondersteunen de discussies die we eerder in deze commissie hadden over geweld bij kinderen en jongeren en geven aan dat het absoluut terecht is dat het debat wordt gevoerd.
Er worden heel wat initiatieven genomen om scholen te ondersteunen in hun omgang met geweld en pestgedrag. Er zijn de time-outprojecten, die niet specifiek bedoeld zijn voor gewelddadige kinderen of jongeren en kinderen die pesten. Er zijn projecten voor herstelgericht groepsoverleg (HERGO), er zijn infosessies, nascholingen, enzovoort.
Het Kinderrechtencommissariaat stelt echter op basis van ombudsklachten vast dat scholen het probleem vaak herleiden tot een individueel probleem van weerloosheid van het kind. Het viel mij in hun verslag vooral op dat zij pleiten voor een concreet stappenplan voor een pestbeleid op school, met aandacht voor de ontwikkeling van methodieken om het sterk toegenomen pesten en cyberpesten tegen te gaan.
Professor Adriaenssens zei in een of ander artikel dat er vandaag te weinig beleid wordt gevoerd over pesten op school. Hij zei dat er wel heel veel projecten en goede bedoelingen zijn, maar dat er uiteindelijk weinig structuur in terug te vinden is.
Ik heb in de media vernomen dat u met uw collega-ministers een akkoord hebt bereikt over de aanpak van geweld tegen kinderen en jongeren. Dat is zeer goed. Ik hoef de voorbeelden van de acties niet op te noemen. U zult dat straks ongetwijfeld zelf doen. Ik maak mij wel wat ongerust dat dat beperkt zal blijven tot die acties. U weet hoe dat gaat met beleidsdomeinoverschrijdende acties. Het risico bestaat dat niemand zich dan echt verantwoordelijk voelt voor het resultaat. Daar ben ik wat bezorgd over. De cijfers over pesten zijn onrustwekkend. Een actueel geval van zelfdoding zou te linken zijn aan pesten. Dat moet er ons toch toe nopen ons ernstig over dit probleem te buigen.
Minister, ik heb u over dergelijke kwesties op 7 april 2011 al een vraag om uitleg gesteld. In uw antwoord gaf u te kennen dat u tot een integraal actieplan wilt komen om spijbelen en antisociaal gedrag aan te pakken. Ik heb begrepen dat u pesten ook onder die noemer plaatst. Dat plan zou voor de zomer klaar zijn. U zei dinsdag dat het slechts dit najaar klaar zal zijn. Wat is de concrete timing?
Minister, hoe wilt u komen tot een betere en snellere detectie en een meer accurate aanpak van geweld tegen leerlingen in de scholen? Waaruit bestaat de specifieke aanpak binnen de sector van onderwijs? Welke elementen van kindermisbruik worden beleidsdomeinoverschrijdend aangepakt? Hoe wordt onderwijs hierbij betrokken?
Hoe staat u tegenover de specifieke aanbeveling van het Kinderrechtencommissariaat om een stappenplan voor een pestbeleid op school te ontwikkelen en om te werken aan methodieken om onder meer cyberpesten tegen te gaan?
Kunt u ons ook zeggen welke partners u zult contacteren in het licht van de engagementsverklaring waar u tijdens de bespreking van het verslag van de kinderrechtencommissaris naar hebt verwezen?
Zal het geplande vormingsaanbod over preventie, detectie, melding en opvolging van geweld en misbruik ook ter beschikking van leerkrachten en leerlingen worden gesteld? Zal dit aanbod ook ter beschikking van de onderwijsinstellingen worden gesteld?
Wanneer verwacht u de resultaten van het onderzoek naar de wenselijkheid en de haalbaarheid van een monitor voor antisociaal gedrag en onveiligheidsgevoelens? U zult zich misschien herinneren dat ik daar tijdens de behandeling van eerdere vragen om uitleg al naar heb verwezen. U hebt dit toen in overweging genomen. Zult u dit rapport, zodra het beschikbaar is, aan de leden van deze commissie bezorgen?
In welke fase bevindt zich het integraal actieplan om spijbelen en antisociaal gedrag aan te pakken? Wanneer mogen we ons aan een voorstelling van het actieplan verwachten?
Overweegt u, gezien de nieuwe beleidsaanpak en -initiatieven en de voor 2012 geplande studiedag, een nieuwe publicatie over pestbeleid en omgaan met geweld uit te brengen? In 2008 is al eens een dergelijke publicatie uitgebracht. Er is, zeker op internet, een tendens aan de gang. Het cyberpesten is, vergeleken met de situatie in 2008, absoluut een groter probleem geworden.
De voorzitter : Mevrouw Celis heeft het woord.
Mevrouw Vera Celis : Voorzitter, ik wil me kort bij de vorige sprekers aansluiten. De reden is eenvoudig. Naar aanleiding van de zelfdoding van een zestienjarig meisje hebben we, zoals een aantal fracties terecht hebben gedaan, afgelopen woensdag overwogen een actuele vraag over dit onderwerp te stellen. Ik heb dat echter niet gewild. Uit respect voor het thema en de slachtoffers wil ik die discussie niet vooraan in een grote zaal met 120 mensen en daarachter nog een publiek aangaan. Ik vind dit onderwerp enorm belangrijk. Ik voer het gesprek evenwel liever hier, in een meer gesloten ruimte met een beperkt aantal mensen. Om die reden heb ik mijn actuele vraag bewust iets te laat ingediend. Ik heb dan een vraag om uitleg naar de voorzitter van deze commissie gestuurd. Hij heeft wijselijk geoordeeld dat ik me vandaag beter bij de vraagstellers kon aansluiten.
Toen ik destijds mijn school heb verlaten, heb ik de directie gevraagd vanuit de scholengemeenschap aan een draaiboek of een actieplan te werken. We moeten natuurlijk altijd hopen dat het nooit nodig is dit te gebruiken. Dat is vergelijkbaar met een levensverzekering. We moeten er eentje hebben, maar we hopen allemaal dat ze nooit wordt gebruikt.
Minister, hoe zit het met dat actieplan? Wanneer zal het er zijn? Wat zal erin staan?
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Voorzitter, de resultaten uit het onderzoek van het Kinderrechtencommissariaat verrassen enerzijds wel en anderzijds niet. Hoewel vier op vijf kinderen vroeg of laat op school met vernedering of met een vorm van agressie te maken krijgen, voelen veel kinderen zich goed op school. Als zeven op tien kinderen thuis al eens met geweld worden geconfronteerd, betekent dit niet noodzakelijk dat al deze kinderen thuis ongelukkig zijn.
Geweld, in welke vorm dan ook, is helaas onvermijdelijk. Een cijfer waar ik wel van ben geschrokken, is dat een op drie kinderen op school met seksueel overschrijdend gedrag wordt geconfronteerd. We zouden immers verwachten dat de school, als professionele opvoedingsomgeving, bij uitstek een veilige omgeving is.
Geweld, in welke vorm dan ook, wordt pas problematisch als het niet wordt geplaatst, als het structureel is, als het wordt ontkend of genegeerd, als het kinderen en jongeren isoleert of als er niet gepast op wordt gereageerd.
Er is geen overeenkomst tussen het cijfermateriaal uit het onderzoek van het Kinderrechtencommissariaat en de cijfers waarover ik beschik. Het Kinderrechtencommissariaat heeft immers, voor het eerst in Vlaanderen, naar de beleving van jongeren gepeild. De resultaten van dit onderzoek vormen dan ook een zinvolle aanvulling van de reeds beschikbare cijfergegevens.
Nog voor de resultaten van het onderzoek bekend zijn gemaakt, hebben mijn medewerkers al uitvoerig overleg gepleegd met de medewerkers van minister Vandeurzen en minister Muyters. We willen geweld en in het bijzonder seksueel geweld tegen kinderen van bij de aanvang samen integraal aanpakken. Tijdens het overleg hebben we een akkoord over de beleidsmatige, domeinoverschrijdende aanpak bereikt. Belangrijk is daarbij dat het beleid erkent dat kindermisbruik een aparte werkwijze per sector vergt. Er is immers een verschil tussen de aanpak van een vrijwillige jeugdwerker, van een leerkracht en van een opvoeder in de bijzondere jeugdzorg.
Net als de andere ministers binnen hun eigen beleidsdomeinen, wil ik binnen het onderwijs tot een engagementsverklaring met de onderwijskoepels komen. We zullen hierbij nagaan hoe risicos kunnen worden vermeden en hoe we garanties voor seksueel gezond gedrag kunnen opbouwen.
Over de beleidsdomeinen heen komt er een vormingsaanbod in verband met preventie, detectie, melding en opvolging voor jeugdwerkers, hulpverleners, trainers en leerkrachten. Op die manier kunnen alle betrokkenen met situaties van geweld en misbruik leren omgaan. Verder komt er een enkel meldpunt voor geweld, misbruik en kindermishandeling.
Bovendien zal eind 2012 een bevoegdheidsoverschrijdende studiedag worden georganiseerd. Tijdens die studiedag zullen goede praktijken inzake de preventie en de aanpak van geweld en misbruik ten aanzien van kinderen worden gepresenteerd.
Naast de maatregelen die in het verlengde van de afspraken met de andere ministers worden uitgewerkt, zal ik zelf nog een aantal specifieke maatregelen nemen.
Het afgelopen schooljaar heeft de commissie Gezondheidsbevordering van de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) gewerkt aan aanbevelingen om het beleid van scholen met betrekking tot het welbevinden te ondersteunen. Ik wil hier in het schooljaar 2011-2012 op voortbouwen. Ik wil scholen ondersteunen om in dit verband een beleid uit te werken. Om die reden heb ik de detachering van de gezondheidscoördinator van de Vlor goedgekeurd.
Ik zal in de overeenkomst met de Vlor met betrekking tot het gezondheidsbeleid onder andere meer concrete tools vragen waarmee scholen aan het welbevinden van hun leerlingen kunnen werken. Hierbij verdient het tegengaan van pesten bijzondere aandacht.
Vorig jaar liep een pilootproject in verband met complexe pestsituaties tussen leerlingen. Recent is op vraag van de Vlaamse Jeugdraad een studiedag over cyberpesten opgezet. Allerhande tools zijn ter beschikking van de scholen gesteld om cyberpesten tegen te gaan. Deze tools staan, samen met allerlei materiaal waarmee scholen aan de slag kunnen gaan, ook ter beschikking op de website www.ond.vlaanderen.be/antisociaalgedrag.
We beschikken al over een zeer uitgebreid pakket van maatregelen ter ondersteuning van het antipestbeleid van scholen. De kinderrechtencommissaris heeft in zijn aanbevelingen verwezen naar het beleidsplan dat enkele jaren geleden voor de scholen is ontworpen. In de loop van het komend schooljaar wil ik, samen met de commissie Gezondheidsbevordering van de Vlor, nagaan hoe we de scholen en de centra voor leerlingenbegeleiding nog beter kunnen ondersteunen om aan een antipestbeleid te werken en hoe het materiaal nog beter kan worden verspreid. Ik wil ook bekijken wat er geleerd kan worden uit de praktijk van andere landen om pesten op school tegen te gaan, bijvoorbeeld door het invoeren van een antipestgame in het onderwijs.
Tot slot ontwikkelde ik een actieplan Grensoverschrijdend gedrag op school. Dat plan bevindt zich nu in de eindfase. Ik zal het tijdens de komende weken voorleggen in het parlement.
Wat de engagementsverklaring betreft, zullen voornamelijk de onderwijskoepels en -netten aangesproken worden. We zullen nagaan hoe we ouders en leerlingen daarbij kunnen betrekken.
Wat het seksueel geweld betreft, wil ik ook verwijzen naar de instrumenten die Sensoa al heeft onderworpen aan het systeem waarmee scholen seksueel overschrijdend gedrag bespreekbaar kunnen maken. Het gaat om een vlaggensysteem dat werd bekendgemaakt via een studiedag voor scholen. Er is ook een nieuw handboek voor relationele en seksuele vorming. Beide instrumenten kunnen worden geïmplementeerd binnen een beleid rond seksueel aanvaardbaar en gezond gedrag.
Ik heb niet de intentie om het vormingsaanbod uit te breiden omdat er volgens mij voldoende beschikbaar is. Ook de eindtermen en de ontwikkelingsdoelen bevatten voldoende kapstokken voor de scholen.
Eind dit jaar zullen we de resultaten van het onderzoek over de wenselijkheid en haalbaarheid van een monitor inzake antisociaal gedrag en onveiligheidgevoelens ter beschikking stellen.
Mevrouw De Knop, uw medewerker was aanwezig bij de voorstelling van de kinderrechtencommissaris. Toen is ook duidelijk gezegd dat we moeten optreden maar dat we er wel voor moeten zorgen, zonder grenzen te overschrijden, dat lichamelijkheid tussen mensen mogelijk blijft. We mogen niet evolueren naar cleane Amerikaanse toestanden waar men bij wijze van spreken enkel nog robots heeft tussen de mensen. Mensen moeten elkaar eens kunnen knuffelen of vastpakken. Er moeten ook lichamelijke spelletjes kunnen worden gespeeld, binnen bepaalde grenzen. We mogen dat niet uit het oog verliezen. Zo niet, leidt dat voor jeugdbewegingen, jeugdverenigingen en scholen tot een emotionele verarming.
De voorzitter : Mevrouw Deckx heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Deckx : U hebt een hele resem goede zaken opgesomd. Ik hoop dat die resultaat zullen hebben. Ik heb wel nog een vraag. Vooral de problematiek tussen leerlingen en leerkrachten zit me dwars. Een leerkracht moet bij uitstek iemand zijn die de leerling kan vertrouwen. Er mag van de leraar dan ook geen geweld of pestgedrag uitgaan. Het is wel mogelijk dat leerkrachten zich niet altijd bewust zijn van mogelijke zaken die ze zeggen of doen en de impact daarvan op een bepaalde leerling. Misschien is het mogelijk om daar tijdens de lerarenopleiding aandacht aan te besteden. Vooral jonge leerkrachten moeten bewust worden gemaakt van het feit dat wat ze doen of zeggen soms schade kan aanrichten.
Minister Pascal Smet : Ik zal daar rekening mee houden.
De voorzitter : Mevrouw De Knop heeft het woord.
Mevrouw Irina De Knop : Minister, u noemt een aantal specifieke acties op. Toch ben ik ontgoocheld. Ik denk dat u het probleem onderschat.
Minister Pascal Smet : Wat vindt u dan dat wij moeten doen?
Mevrouw Irina De Knop : U zei net dat u een gezondheidsbeleid ontwikkelt samen met de Vlor en dat u daarvoor iemand hebt gedetacheerd. Dat is een eerste stap. U moet zich echter bewust zijn van de beperkingen van één gedetacheerd personeelslid. Er moet op een gestructureerde manier worden gekeken naar dat pestgedrag op school. Ik heb in uw antwoord gehoord dat u meer de nadruk wilt leggen op het grensoverschrijdend gedrag. Ik begrijp dat u daar veel aandacht voor hebt, zeker in deze actuele context. U mag het daar echter niet toe beperken. Pesten is ruimer dan dat. U noemt een hele reeks acties op. Ik vraag me af in welke mate dat structureel is, hoe u dat vertaalt naar een school en ervoor zorgt dat scholen en directies daar op een structurele manier mee bezig zijn. De mogelijkheden zijn waarschijnlijk niet onbeperkt. Toch denk ik dat via onderzoek of een projectgroep bij de Vlor of binnen uw administratie kan worden nagedacht over een structurele implementatie in de scholen. Dat heb ik in uw antwoord niet gehoord.
Minister Pascal Smet : Ik stel voor dat u het antwoord nog eens leest. Het staat er wel degelijk in.
De voorzitter : Mevrouw Celis heeft het woord.
Mevrouw Vera Celis : Minister, wanneer u op uw communiezieltje kunt beloven dat heel de lijst met initiatieven die u zult nemen, ook effectief zal worden uitgevoerd, dan heb ik gehoord wat ik wilde horen.
Minister Pascal Smet : Uiteraard zullen we al die initiatieven nemen. En ik heb inderdaad een communieziel.
De voorzitter : Het incident is gesloten.