Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 06/10/2011
Vraag om uitleg van mevrouw Kathleen Deckx tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de studiekeuze van studenten in relatie tot de arbeidsmarkt
- 2757 (2010-2011)
De voorzitter : Mevrouw Deckx heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Deckx : Minister, dit blijft een heikel punt. We hebben het er al over gehad. Het aantal studenten in het hoger onderwijs blijft stijgen. Toch blijft het aantal studenten in de exacte wetenschappen, ingenieursopleidingen en informatica dalen.
Ik breng deze kwestie aan de orde om de invalshoek van directeur-generaal Wilson De Pril van Agoria te belichten, dat er vanuit het onderwijs dringend maatregelen moeten komen om jongeren meer voor opleidingen te doen kiezen die de arbeidsmarkt nodig heeft. Ik kan hem daarin volgen, maar hij gaat op een opmerkelijke manier verder.
Hij stelt zich vragen bij het oneindige aantal studierichtingen waaruit studenten kunnen kiezen en dan vooral het grote aantal zachte studierichtingen. Dat is toch merkwaardig. Zo pleit hij ervoor dat een jongere een eerste studierichting vrij mag kiezen, maar als hij of zij niet slaagt, dan zal de student enkel nog kunnen kiezen uit richtingen die aansluiten bij haar of zijn talent en daarenboven nuttig zijn voor de arbeidsmarkt.
Een ander merkwaardig voorstel is dat de werkloosheidsuitkering van jongeren die met een volgens hem kansloos diploma op de arbeidsmarkt komen, moet worden verminderd. Als laatste voorstel stelt hij dat studies die voorbereiden op knelpuntberoepen op de arbeidsmarkt, goedkoper moeten worden gemaakt en de andere duurder.
Minister, we moeten nadenken over methoden om jongeren aan te zetten om te kiezen voor technologie. Volgens mij blijft de vrijheid van studiekeuze essentieel. Het onderwijs reduceren tot een loutere voorbereiding op de arbeidsmarkt lijkt mij een te enge benadering.
Minister, hoe staat u tegenover deze voorstellen? Ik weet dat u de rationalisering van het aantal studierichtingen genegen bent, maar gaat u in dit kader dan snoeien in de zachtere richtingen?
Hebt u de jongste tijd nog maatregelen genomen om jongeren op een vrijwillige manier te doen kiezen voor richtingen die voorbereiden op knelpuntberoepen?
Was er nog overleg met andere actoren zoals de VDAB, de sectorfederaties en de onderwijskoepels? Werden er concrete afspraken gemaakt op dat vlak?
De voorzitter : Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Voorzitter, minister, collegas, deze vraag loopt voor een deel parallel met het debat dat we gisteren hebben gevoerd over de arbeidsmarkt en het debat over de hervorming van het secundair onderwijs. We spreken al lang over de rationalisering van de studierichtingen. Zelfs als er geen grote hervorming komt, zullen we daar toch mee moeten doorzetten.
Er werd in het voorjaar een plan voorgesteld op basis van de resolutie rond technologie. Ik dacht dat u dat samen met de minister-president zou behandelen. Wat is de stand van zaken?
De voorzitter : Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Helsen : Minister, ik ondersteun de vraagstelling van mevrouw Deckx en heb ook heel wat vragen en bedenkingen bij deze visie. Ik stel ook vast dat die haaks staat op verschillende punten van de nota van de minister over de hervorming van het secundair onderwijs. In die nota staat dat er bij de studiekeuze en studieloopbaanbegeleiding niet zozeer rekening moet worden gehouden met de noden op de arbeidsmarkt, maar vooral met de talenten van de jongeren.
Het secundair onderwijs zou niet enkel een voorbereiding op de arbeidsmarkt mogen zijn, maar een zeer brede, algemene vorming moeten geven aan jongeren. Jongeren evolueren ook nog sterk doorheen het secundair onderwijs, zowel wat hun algemene ontwikkeling als hun interesses betreft. Dat maakt het zeer moeilijk om op jonge leeftijd reeds dergelijke strenge keuzes te maken. Minister, hoe valt dat te rijmen met de piste die u wilt bewandelen bij de hervorming van het secundair onderwijs?
De voorzitter : Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn : Het leerplichtonderwijs heeft in eerste instantie als doel om kinderen en jongeren op te voeden en te begeleiden in hun persoonlijkheidsontwikkeling en volwassenwording en pas in tweede instantie in het opleiden naar een bepaald beroep om een plaats te krijgen op de arbeidsmarkt.
We hebben die resolutie indertijd goedgekeurd omdat er vandaag abnormaal weinig jongeren voor die technische beroepen kiezen en niet zozeer om jongeren te stimuleren of zelfs bijna te verplichten een technische richting te kiezen. Wat is de stand van zaken van de voorbereiding van het stimuleringsplan techniek en wetenschappen? Gisteren bleek dat minister Muyters, bevoegd voor werk, nog niet bij dat plan betrokken is, hoewel dat wel zo zou moeten zijn.
De voorzitter : Mevrouw Vermeiren heeft het woord.
Mevrouw Goedele Vermeiren : Mevrouw Deckx zegt dat de vrijheid van studiekeuze essentieel is. Ik vind dat ook.
Mevrouw Poleyn zegt dat onderwijs in de eerste plaats dient om op te voeden. Er zijn twee aspecten aan onderwijs. Een eerste aspect is het geven van een algemene vorming en een brede kijk op de wereld aan de jongeren. In tweede instantie kan die vorming ook arbeidsmarktgericht zijn. Er zijn heel weinig mensen die louter arbeidsmarktgericht worden opgeleid. Zoals iemand ooit zei: Het is mooi meegenomen als een ingenieur ook Plato kent.
Er werd verwezen naar de resolutie die goedgekeurd werd vóór het zomerreces. Er is een tekort aan arbeidskrachten in het domein wetenschap en techniek. Ik hoorde vanmorgen dat de NMBS een grote selectieprocedure organiseert om zo snel mogelijk elektromechaniekers aan te werven.
Ook in de zorgsector zijn er heel wat knelpuntberoepen. We moeten dat dus in een groter geheel plaatsen. Dat neemt niet weg dat studiekeuzebegeleiding cruciaal is. Je kunt leerlingen helpen talenten of interesses te ontdekken waar ze zich niet bewust van waren.
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Vrijheid van studiekeuze is een belangrijk principe. Moet dat principe echter absoluut zijn? Die discussie los je niet in twee minuten op.
Is het aantal studierichtingen dat we in Vlaanderen hebben nog wel verantwoord? Ik hoop dat u niet op een grote hervorming van het secundair onderwijs wacht om dat te laten aanpakken door uw opvolger, maar dat u daar in deze legislatuur zelf iets aan doet.
De heer Boudewijn Bouckaert : Er zijn twee discussies.
Iedereen is het ermee eens dat onderwijs de twee luiken moet bevatten die mevrouw Vermeiren heeft vermeld. Ik heb nog nooit iemand horen zeggen dat onderwijs alleen maar op de arbeidsmarkt gericht moet zijn. Er is wel altijd discussie over de verhouding tussen die luiken en over de manier waarop we die twee luiken naar de kinderen moeten brengen.
Onderwijs moet natuurlijk een goede toeleiding naar de arbeidsmarkt inhouden. We moeten de kinderen niet opleiden tot de werkloosheid. Sommige organisaties hebben misschien belang bij een hoge werkloosheid omdat ze de werkloosheidsuitkeringen organiseren en daar dus aan verdienen, maar dat kan toch niet de bedoeling zijn. Het is perfect legitiem dat je die zorg inbouwt in het onderwijs. Je moet dat doen met een mengeling van stick en carrot. Enerzijds moet je voorlichting geven over wat je kunt verdienen op de arbeidsmarkt. Dat gebeurt ook, zoals op de website staat. Anderzijds moet je ook wel eens een stick gebruiken, een negatieve incentive, zoals de heer Wilson De Pril voorstelt. Het is nog maar de vraag of dat dat het beste middel is. Voor de universiteit sluit ik mij volledig aan bij de heer Oosterlinck, die spreekt over gediversifieerd inschrijvingsrecht.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Ik heb tegen de heer Oosterlinck gezegd dat u het enige parlementslid bent dat hem steunt.
Ik ben het ermee eens dat de vrijheid van studiekeuze essentieel is. Je kunt die keuze niet laten afhangen van de middelen van de ouders of van het feit of die al dan niet bereid zijn om daar meer voor te betalen. Jammer genoeg merken we nu al in het secundair onderwijs dat de keuzes van sommige kinderen worden bepaald door de draagkracht van hun ouders. Op dit moment is dat dus al latent aanwezig. We moeten dat niet versterken, maar eerder afbouwen.
Ik vind ook dat we die discussie niet meer moeten voeren. Het onderwijs moet twee dingen doen: enerzijds kinderen opleiden en tot sterke, veelzijdige en open persoonlijkheden maken, en anderzijds voorbereiden op de arbeidsmarkt. Die twee gaan samen. De finaliteit mag inderdaad niet zijn om ze enkel voor te bereiden op de arbeidsmarkt. Het mogen geen kleine robotjes zijn. Het is trouwens ook in het belang van de arbeidsmarkt dat ze meer zijn dan dat, want zo zullen ze zich gemakkelijk kunnen aanpassen aan gewijzigde omstandigheden.
Dat is een discussie die we al gevoerd hebben en die we dus niet meer moeten voeren, maar toch komt ze af en toe nog terug bij sommigen. Aan de ondertoon van sommigen merk je dat ze die discussie nog niet volledig vergeten zijn.
We moeten bij de hervorming van het secundair onderwijs veel meer inzetten op leerlingenbegeleiding en studiekeuzebegeleiding, en inderdaad ook op een drastische vermindering van het aantal studierichtingen. Dat overleg zal worden opgestart met de arbeidsmarktwereld. Het is een unieke kans, omdat we bij die hervorming meteen ook overleg kunnen hebben en samen kunnen bepalen in welke richting we moeten gaan. We zijn nu ook eindelijk begonnen met de beroepsprofielen. Normaal zullen er dit jaar acht of negen uitgetekend worden, om dan op basis van de ervaringen full speed vooruit te gaan.
We hebben de CLBs, die allemaal samengewerkt hebben, ondersteund om die studiekeuzewebsite te maken. Dat is een eerste stap. Ik heb met minister Muyters afgesproken en heb daar intussen ook al een leerkracht voor gedetacheerd om dit jaar nog een bijkomende website te maken, die erop gericht moet zijn om de basic informatie heel overzichtelijk te geven: als ik dat studeer, kan ik dat worden, dan verdien ik zoveel en zijn dat mijn kansen op de arbeidsmarkt. Of: als ik dat wil worden, moet ik dat en dat studeren. Dat is een heel toegankelijke, begrijpbare bijkomende module bij de bestaande CLB-website. Ik wil dus vooral inzetten op duidelijke informatie. Er zijn nog altijd veel mensen die niet weten dat een doorsnee jurist minder verdient dan een goede elektricien.
We zijn in blijde verwachting van een voorstel dat de rectoren op mijn vraag aan het uitwerken zijn, om te kijken hoe we in het kader van de hervorming van het secundair onderwijs ook die overgang naar het hoger onderwijs kunnen verbeteren. Is dat een brede bachelor? Er zijn voorstellen voor drie brede bachelorjaren. Propedeusejaar is een mogelijkheid. Assessment is een mogelijkheid, maar wel een vrij dure.
Het is belangrijk dat we die overgang incorporeren in de hervorming van het secundair onderwijs. Dat is ook een ideaal moment om dat te doen, met dien verstande dat het eigenlijk een remediërend optreden is. Normaal gezien zou je ervan uit moeten gaan dat als het secundair onderwijs iemand aflevert met een diploma, men mensen perfect kan oriënteren. Dat is de richting die we moeten aanhouden, maar blijkbaar zijn daar bijkomende instrumenten voor nodig. Laat ons die ontwikkelen, maar eerder gericht op insluiten, en niet op uitsluiten. Het is belangrijk om dat onderscheid te kunnen maken.
Ik ben het ermee eens dat er veel meer informatie en veel meer begeleiding moet zijn, maar we gaan mensen niet uitsluiten. Je zou maar eens die Einstein moeten zijn die zijn passie om de een of andere reden niet mocht uitoefenen. Communism is back, heb ik bij sommigen de indruk, maar dan in de kranten waar je het niet zou verwachten. Het verbaast mij, maar goed, u gaat misschien terug naar uw oorsprong, mijnheer Bouckaert. (Opmerkingen van de heer Boudewijn Bouckaert)
We zijn volop aan het actieplan aan het werken, in overleg met de administraties Werk en Economie.
De voorzitter : Mevrouw Deckx heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Deckx : Minister, ik dank u voor uw antwoord. We zullen daar zeker nog de nodige woorden over wisselen in het kader van de hervorming.
Duidelijke informatie lijkt mij heel erg nuttig. Ik weet alleen niet of het zo eenvoudig is. Maar elke vorm van informatie is op dit ogenblik inderdaad aangewezen.
Eerder insluiten dan uitsluiten, daar ben ik het helemaal mee eens.
De voorzitter : Het incident is gesloten.