Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 06/10/2011
Vraag om uitleg van mevrouw Kathleen Deckx tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over het bevorderen van het leesplezier in het basisonderwijs
- 2696 (2010-2011)
Vraag om uitleg van de heer Lieven Dehandschutter tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over klasbibliotheken
- 2719 (2010-2011)
De voorzitter : Mevrouw Deckx heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Deckx : Tijdens onze buitenlandse reis in Zuid-Korea hebben we een bibliotheek gezien. Minister, ik heb toen tegen u gezegd dat daar nog veel boeken stonden, en dat je dat bij ons veel minder ziet. Ik kom niet uit een schoolsituatie met gescheiden klassen voor jongens en meisjes. Ik kom uit de wereld van het geschreven boek, het blad papier dat je kon vastpakken, waar je op kon schrijven en tekenen en wat je maar wilde.
Studies hebben uitgewezen dat er heel wat minder leesplezier is bij kinderen. Dat heeft gevolgen op termijn. Dat had ik al aangevoeld, maar dat blijkt nu ook uit de bevindingen van de masterstudente aan de Universiteit Antwerpen, Jolien Hoekx. Zij onderzocht dat in haar scriptie De staat van de klasbibliotheek anno 2011. Ze zegt dat de klasbibliotheken in het lager onderwijs verouderd zijn.
Uit haar studie bleek dat slechts 8 procent van het boekenaanbod jonger is dan vijf jaar. Zowat 13 procent van de boeken is ouder dan twintig jaar. De staat van de klasbibliotheek valt onder meer te verklaren doordat slechts een vijfde van de scholen jaarlijks in een boekenbudget voorziet. Bovendien slaagt minder dan de helft van alle scholen erin om de bibliotheek jaarlijks aan te vullen. Een gemiddelde klasbibliotheek bestaat vandaag uit ongeveer 200 boeken. Opvallend in de thesis zijn ook de cijfers over het bibliotheekbezoek. Zo gaan gemengde scholen minder vaak naar de openbare bibliotheek dan witte scholen.
Minister, een goede leesvaardigheid is van cruciaal belang voor de schoolloopbaan en het toekomstig maatschappelijk functioneren van de leerlingen. De essentiële voorwaarde om kinderen te doen lezen is het vertrouwd maken met boeken en vooral de kinderen leesplezier bezorgen.
Het onderzoek uit 2009 Boeken lezen en bergen beklimmen: waarom kinderen niet graag lezen en hoe we ze kunnen verleiden om toch eens een boek te lezen van Céline Bleuzé onderstreepte al het belang van de klas- of schoolbibliotheek in de leesbeleving van het kind. De masterstudente in kwestie doet ook enkele aanbevelingen. Zo pleit ze voor een werkgroep die duidelijke doelen uitschrijft met betrekking tot de leesbenadering van de school. Zij koppelt daar ook doelstellingen aan vast. Ook stelt ze mogelijke vormen van samenwerking voor tussen de school en bijvoorbeeld de openbare bibliotheek, zoals dat vandaag de dag in heel wat scholen al gebeurt. Haar besluit is dat het noodzakelijk is dat er een structurele samenwerking tussen de partners komt, eventueel gesteund door een structurele subsidiëring. Op die manier zal elk kind een gelijke kans krijgen om een positieve leesattitude te ontwikkelen.
Minister, hoe staat u tegenover de resultaten en de aanbevelingen van het onderzoek? Onderneemt u nog andere maatregelen om in de eerste plaats het leesplezier van kinderen in het basisonderwijs te verhogen? Plant u in dit kader verder overleg met scholen, betrokken partners en openbare bibliotheken in Vlaanderen?
De voorzitter : De heer Dehandschutter heeft het woord.
De heer Lieven Dehandschutter : Voorzitter, wanneer het gaat over schoolbibliotheken, roept dat blijkbaar toch een beetje nostalgie op. Mevrouw Deckx had het over een Zuid-Koreaanse ervaring. Als ik spreek over school- of klasbibliotheken, denk ik aan mijn eigen broederschool in Sint-Niklaas, waar ook minister Pascal Smet en de heer Jos De Meyer hebben gezeten. En ik denk niet alleen aan de klasbibliotheken in de lagere en de middelbare school, maar ook aan de schoolbibliotheek zelf. Wij werden goed voorzien.
Mevrouw Deckx zei het al: uit het resultaat van het PISA-onderzoek van 2009 blijkt dat de Vlaamse jeugd wel goed maar niet graag leest. In reacties op deze vaststelling wordt dikwijls verwezen naar het verouderde leesaanbod op school als verklarende factor. De sectorvereniging Boek.be vroeg aan de Universiteit Antwerpen om dit dieper te onderzoeken. Het leidde tot de masterscriptie De staat van de klasbibliotheek anno 2011. Een kwantitatief en kwalitatief onderzoek in het gewoon lager onderwijs van Jolien Hoekx. De onderzoekster onderzocht de klasbibliotheken in het derde leerjaar van een representatieve groep van 33 scholen. Het onderzoek leidde met betrekking tot het boekenaanbod tot volgende interessante bevindingen. De gemiddelde klasbibliotheek bestaat uit 205 boeken. Slechts 8 procent van het aanbod bestaat uit boeken jonger dan vijf jaar, 13 procent van de boeken is ouder dan dertig jaar. Men kan dus besluiten dat de gemiddelde klasbibliotheek niet erg up-to-date is.
Wel aanvaardbaar, volgens de onderzoekster, is de diversiteit van het aanbod, met leesboeken, informatieve boeken, strips, leesreeksen, enzovoort. Wat het budget betreft, komt het onderzoek tot de bevinding dat slechts 20 procent van de scholen jaarlijks in een budget voorzien tussen 20 en 100 euro. Toch slaagt 45 procent erin om de bibliotheek jaarlijks aan te vullen.
In het bevorderen van het leesplezier bij kinderen speelt het onderwijs, uiteraard naast de thuissituatie, een heel belangrijke rol. Een actuele klasbibliotheek is daarbij zeker een flinke hulp. Het onderzoek concludeert dat een goede klasbibliotheek niet zozeer een budgettaire maar wel een beleidskwestie is. Om het beleid ter zake te verbeteren formuleert de onderzoekster een reeks aanbevelingen en aandachtspunten. Uiteraard kunnen heel wat werkpunten door de scholen en leerkrachten zelf verwezenlijkt worden, zoals het oprichten van een werkgroep die duidelijk omschrijft welke plaats boeken in de school krijgen, het inplannen van een wekelijks leesmoment, het inventiever opstellen van de boeken, het regelmatig voorlezen van boeken, het organiseren van een boekenbeurs, enzovoort. Om de staat van de klasbibliotheken te verbeteren, worden ook enkele samenwerkingsvormen aanbevolen. Zo kan de plaatselijke openbare bibliotheek een belangrijke partner zijn voor de school. De onderzoekster beveelt in dit kader een project gesteund door de Nederlandse overheid aan. Zij noemt het werkelijk een na te volgen voorbeeld.
Ik citeer: In 2008 startten Stichting Lezen en het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken op vraag van de Nederlandse regering met de actie Kunst van Lezen. De actie bestaat uit vier delen: BoekStart, Bibliotheek in de basisschool, Cultuurhistorische canon en Leesbevorderingsnetwerken. We gaan hier dieper in op het tweede initiatief dat gericht is op de ondersteuning van taal- en leesonderwijs op de basisschool. ( ) Bibliotheek in de basisschool werkt een samenwerkingsverband uit tussen openbare bibliotheken en basisscholen. Daarvoor is een landelijk overdraagbaar model opgesteld voor het realiseren van een schoolbibliotheek. Een samenwerking wordt gestimuleerd door structurele financiële steun en een degelijk beleid tussen bibliotheken en basisscholen. Dat houdt in dat de openbare bibliotheek de aanschaf van een boekenmeubel en een uitleensysteem financiert. De school investeert op haar beurt in nieuwe boeken. Hiervoor krijgt de school hulp van een leesconsulent van de openbare bibliotheek. Die consulent werkt bovendien meerdere leesbevorderende activiteiten uit op maat van de school. Tot slot organiseert de openbare bibliotheek scholingen voor leescoördinatoren. De scholen die meestappen in het project zijn verplicht een leescoördinator aan te stellen. Op die manier is het boekenaanbod op school niet langer afhankelijk van het enthousiasme van de leerkracht, maar komt het voort uit een degelijk boekenbeleid.
Men wijst erop dat in Vlaanderen het Vlaams steunpunt voor bibliotheken, cultuur- en gemeenschapscentra Locus nadenkt over een Vlaamse versie van dit initiatief. Met de bundel Praktijkvoorbeeld samenwerkingsmogelijkheden bib en school lijstte Locus enkele tips en aandachtspunten op die de stap naar een structurele samenwerking makkelijker maken. Openbare bibliotheken nemen vaak ook zelf het initiatief tot samenwerking. De onderzoekster pleit voor een structurele samenwerking tussen de openbare bibliotheek en de school via een landelijk, overdraagbaar model dat wordt ondersteund door de overheid.
Graag haal ik nog even een andere bevinding van het onderzoek aan. Het toont aan dat witte scholen veel meer bibliotheken en boeken hebben dan gemengde scholen. Zo brengt 68,18 procent van de witte scholen volgens het onderzoek maandelijks een bezoek aan de openbare bibliotheek, tegenover 54,55 procent van de gemengde scholen. Dat laatste cijfer stelt wat teleur. Het is nodig dat er iets aan wordt gedaan. Kansarme kinderen of kinderen van allochtone afkomst kennen meestal geen leescultuur thuis. Boeken zijn voor deze kinderen echter wel een belangrijk instrument om hun Nederlandse taalvaardigheid te vergroten en hen het plezier van het lezen te laten ervaren.
Minister, erkent u het belang van een goede klasbibliotheek om het leesplezier bij kinderen te vergroten? Kunt u zich vinden in de aanbeveling van het onderzoek om een structurele samenwerking tussen de openbare bibliotheek en de school op te zetten? Zo ja, bent u bereid deze samenwerking vanuit uw bevoegdheid te ondersteunen? Hoe staat u tegenover de initiatieven die Locus neemt? Kent u nog andere initiatieven die op een creatieve, innovatieve manier en door het efficiënt inzetten van middelen de leescultuur trachten te bevorderen? Zult u deze mogelijke samenwerking bespreken met uw collega, de minister van Cultuur? Bent u het met mij eens dat een klasbibliotheek in zowel witte als gemengde scholen een belangrijk instrument is tot het bevorderen van de Nederlandse taalvaardigheid van kinderen en dat een klasbibliotheek bij voorkeur ook bestaat uit Nederlandse leesboekjes?
De voorzitter : Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Voorzitter, uiteraard zijn leesplezier en het lezen bij kinderen heel belangrijk. Maar de toon van de vragen verwondert mij een beetje. Het lijkt erop alsof er niets of niet veel gebeurt op dit vlak. Ik weet dat heel veel steden en gemeenten in hun beleidsplannen daarin heel actief zijn. Misschien vergis ik mij door mijn unieke ervaring in mijn eigen stad, waar de bibliotheek heel goed samenwerkt met de scholen. Is dit een unieke ervaring, of is dit algemener verspreid?
De voorzitter : Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Mevrouw Fatma Pehlivan : Minister, leesplezier ontbreekt misschien wat meer bij kansarme kinderen en misschien ook bij allochtonen. Mevrouw Vanderpoorten haalde al aan dat er op lokaal niveau heel veel projecten lopen. Om leesplezier op te roepen bij de kinderen, moet je heel vroeg beginnen: van in het begin van de kleuterklas en zelfs bij de kinderopvang. De rol van de ouders is heel belangrijk.
Misschien kan de minister vanuit zijn eigen positie kijken wat er in Vlaanderen allemaal gebeurt. Zo kunnen mensen de kans krijgen hun ervaringen uit te wisselen. Ik weet dat in bepaalde wijken in Gent waar veel kansarmen wonen, met het middenveld wordt samengewerkt. Het gaat in die wijken zeker niet enkel om allochtonen. Zo worden leesvaders en leesmoeders hier meer bij betrokken. Plezier hebben aan lezen, is iets dat al heel vroeg moet worden aangekweekt.
Ik ben, net als mevrouw Deckx, opgegroeid in een periode zonder veel televisie of media en zonder pcs. Nu lopen kleuters al bijna met een pc rond. Misschien moeten we dat weer invoeren. In het licht van de brede school kan dit punt misschien ook aan bod komen. Dit is niet enkel een taak of een opdracht van de scholen. We kunnen dit breder opvatten.
De voorzitter : Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Helsen : Voorzitter, ik onderschrijf de woorden van de twee voorgaande sprekers. Wat de verhoging van het leesplezier betreft, kijken we vooral naar de scholen. Als er een omgeving in Vlaanderen is waarin kinderen vaak worden uitgenodigd om te lezen en waarin zich veel boeken bevinden, is het wel de school. Indien we het leesplezier willen versterken, moeten we ook kijken naar de andere domeinen waarbinnen kinderen actief zijn. Ik ondersteun de visie van mevrouw Pehlivan. Gezinnen en ouders kunnen een belangrijke rol spelen in het stimuleren van het leesplezier. Andere organisaties, zoals de gemeentelijke bibliotheken, kunnen dit ondersteunen.
Mijn vraag over de verhoging van het leesplezier ligt in het verlengde van de vraag die mevrouw Vanderpoorten heeft gesteld. De minister heeft de gemeentebesturen bevraagd om zicht te krijgen wat er op het vlak van het flankerend onderwijsbeleid nu eigenlijk allemaal gebeurt. Heeft de minister, op basis van die bevraging, zicht gekregen op de initiatieven die de Vlaamse gemeenten nemen om het lezen bij jonge kinderen te ondersteunen?
De voorzitter : Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn : Voorzitter, ik wil me zeker bij de bedenking van mevrouw Vanderpoorten aansluiten. Er gebeurt al heel veel. Voor een voorbeeld verwijs ik naar de gemeente Zwevegem. Dit zou over heel het grondgebied kunnen worden uitgebreid. De provincie en de gemeente hebben heel wat initiatieven genomen. De scholen die vlakbij de openbare bibliotheek liggen, bezoeken dat gebouw vaak. De scholen die veraf liggen, krijgen nu bezoek van de bibbus. Deze bus vervoert een aangepaste collectie, die op aanvraag kan worden gewijzigd. Op die manier wordt op vraag een stimulerende leesomgeving gecreëerd.
De voorzitter : De heer Wienen heeft het woord.
De heer Wim Wienen : Voorzitter, er is ondertussen al heel wat gezegd. Ik wil nog even het sociale aspect aanhalen. We weten dat leesplezier niet enkel over plezier gaat. Mensen bouwen hier enorm veel taalvaardigheid mee op. Ze kunnen die vaardigheid in hun latere leven, met inbegrip van hun professionele leven, gebruiken. Hetzelfde geldt voor de integratie. We merken dat voor allochtonen de taalachterstand vaak het probleem is om aan werk te geraken. Indien die mensen meer zouden lezen, zouden we dit probleem kunnen oplossen.
We moeten dit dan ook breder zien. Het gaat niet enkel om de klasbibliotheken. Iedereen weet dat de aanwezigheid van boeken aanzet tot lezen. De mensen die veel boeken in huis hebben, zijn meestal hoogopgeleid en verdienen meestal goed hun boterham. We moeten er niet enkel voor zorgen dat er een goede klas- of schoolbibliotheek is. De minister zou, in overleg met de steden en de gemeenten en misschien samen met minister Bourgeois, de drempel van de stedelijke en gemeentelijke bibliotheken moeten verlagen. Dit moet het ouders en kinderen mogelijk maken die beleving van een bezoek aan de bibliotheek en het daar vinden van leesvoer samen te ervaren.
Ik weet niet wat de minister over de klasbibliotheken zal zeggen. De stelling dat veel klasbibliotheken verouderd zijn, klopt gedeeltelijk. Ik zou het kind niet met het badwater weggooien. Ik zie dat bij mijn eigen kinderen. Mijn dochter is gek van Marc de Bel. Ze vindt zijn boeken fantastisch. Aangezien de oudere schrijvers haar onbekend zijn, blijven ze ook onbemind. Ik heb haar de boeken Floere het Fluwijn en Sinterklaas in de hemel en op de aarde van Ernest Claes gegeven. Ze vond die boekjes, die ze voordien niet kende, allebei fantastisch. Wat de vernieuwing van het aanbod van de bibliotheken betreft, zou ik er dan ook voor pleiten niet al het oude werk overboord te gooien.
De voorzitter : De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva : Voorzitter, ik sluit me aan bij de vraagstellers. Ik vind het beangstigend dat de kinderen in Vlaanderen op het vlak van leesplezier in een internationale vergelijking zowat het laagst scoren. We hebben daar nog een hele weg af te leggen.
Ik zou nog een kanttekening willen maken die bij een aantal opmerkingen van, onder meer, mevrouw Pehlivan, aansluit. Kinderen op technisch vlak leren lezen, is natuurlijk een taak van de school. Kinderen graag doen lezen, is iets heel anders. De school is op dat vlak een van de vele actoren die een rol kunnen vervullen. Elke week opnieuw verklaren we dat scholen allerlei zaken moeten doen. De scholen krijgen steeds meer taken. De eerste personen die een kind graag kunnen doen lezen, zijn de ouders.
Ik vind dat we in het Vlaams Parlement te vaak abstractie van die categorie mensen maken. Vanuit de politiek hebben we daar weinig vat op. We weten niet wat er in hun huizen gebeurt. We behandelen hen altijd met de nodige schroom.
Wat de gelijke kansen betreft, zijn initiatieven van de gemeenten en van de scholen natuurlijk belangrijk. Wat me fundamenteel lijkt, is een sensibilisering van de ouders. Zodra de school hun kinderen technisch goed heeft leren lezen, zijn zij er in de eerste plaats verantwoordelijk voor die kinderen ook graag te doen lezen.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Voorzitter, de leesomgeving speelt een cruciale rol voor het leesplezier. Afhankelijk van de lokale context en het pedagogisch project van elke school, moeten we nagaan hoe die omgeving het best wordt gerealiseerd. Sommige scholen hebben, zoals mevrouw Vanderpoorten heeft vermeld, een schitterende samenwerking met de lokale bibliotheek ontwikkeld. Andere scholen hebben dan weer een sterk aankoopbeleid. Uit het onderzoek blijkt echter dat veel scholen die leesomgeving niet realiseren. Het onderzoek van PISA, dat we ongeveer een jaar geleden hebben voorgesteld, leert ons hetzelfde.
Om die reden heb ik in het voorjaar een rondetafel over lezen en leesplezier bijeengeroepen. Tijdens die rondetafel is het probleem aangekaart en zijn oplossingen gezocht. Het verbaast me overigens dat mevrouw Vanderpoorten daar nooit een vraag om uitleg over heeft gesteld.
Alle spelers die bij het lezen in schoolverband betrokken zijn, waren daar aanwezig. De heer Joris, directeur van boek.be was er. Locus, het steunpunt voor bibliotheken, cultuur- en gemeenschapscentra en lokaal cultuurbeleid in Vlaanderen, was er. Minister Schauvliege had een kabinetsmedewerker afgevaardigd. Alle actoren hebben samen gekeken hoe we een breder actieplan kunnen opstellen om kinderen opnieuw zin in lezen te geven.
Wat leesvaardigheid betreft, behoren de Vlaamse kinderen tot de wereldtop. Ze lezen echter niet graag. We moeten ons dan ook afvragen wat het zou geven indien ze ook nog eens graag zouden lezen.
Het tijdens de vraagstelling aangehaald onderzoek is tijdens de rondetafel ter sprake gekomen. De definitieve resultaten waren op dat ogenblik nog niet bekendgemaakt. De heer Joris heeft de tendensen echter duidelijk toegelicht. Die resultaten komen overeen met de resultaten van het PISA-onderzoek uit 2009.
Ondertussen hebben al meerdere rondetafels over lezen en leesplezier plaatsgevonden. De vertegenwoordigers van de beleidsdomeinen Onderwijs en Cultuur zoeken samen oplossingen op korte en op langere termijn om het lezen stevige impulsen te geven. Ik verwacht eerstdaags het finaal verslag van deze meetings. Daar zullen meteen ook concrete acties uit voortkomen.
De CANON Cultuurcel is mijn vaste partner tijdens het overleg en vertegenwoordigt het beleidsdomein Onderwijs op alle hiermee verwante vlakken. Alle actoren vergaderen op trimestriële basis. We werken hiervoor samen met de boekensector, met de bibliotheken, met Locus en met vzw Bibnet.
Samenwerking is noodzakelijk. Gezien de pedagogische vrijheid van elke school en de verschillende lokale contexten waarin een bibliotheek zich kan bevinden, lijkt een van bovenaf opgelegde formule niet wenselijk. De scholen moeten hierbij worden betrokken. Elk initiatief moet tot het eigen beleidsvoerend vermogen van een school bijdragen.
De vernieuwde Dynamo3-ondersteuning voorziet in verschillende mogelijkheden. Dynamo-scholen kunnen gratis met De Lijn naar de bibliotheek. Een Dynamo3-project kan een school financiële ondersteuning opleveren om in samenwerking met de bibliotheek lesprojecten uit te werken. Verder willen we inzetten op de verbreding van het instrument. In onze communicatie koppelen we lezen telkens aan leesplezier. We brengen deze informatie met Locus ook in de bibliotheken.
Binnenkort komen er dus bijkomende acties. Ik verwijs graag naar de actie Boekenjuf/meester, dat is een samenwerking tussen CANON en Boek.be, waarbij zij sinds dit jaar via een brede oproep op zoek zijn gegaan naar goede praktijkvoorbeelden in het basisonderwijs. Een voorbeeld is natuurlijk een goede samenwerking met de lokale bibliotheek. De brochure werd naar alle basisscholen verspreid en is ook gratis opvraagbaar bij onze dienst Publicaties. Het is een instrument voor vorming en nascholing en werd zo voorgesteld aan de onderwijskoepels. Via een nieuwe oproep werd de editie 2012 alvast ingezet. Een van de acties zal uiteraard zijn die goede praktijken te verspreiden.
Ik werk samen met de minister van Cultuur. Leesplezier is meer dan leestechniek. Het belangrijkste is dat we niet eenzijdig focussen op leestechniek. Dat gebeurt soms in scholen waardoor de goesting om te lezen achteruitgaat. Het is kwestie een goed evenwicht te vinden. Het aanbod is daarom belangrijk. De boeken moeten kunnen aansluiten op de interesses van kinderen, zowel fictie als non-fictie. Bij de leesvaardigheid moeten we rekening houden met leesbegrip. We horen soms rare dingen. Anderstalige kinderen halen soms hoge leesniveaus terwijl ze niets begrijpen van wat ze lezen. Ook dat kan voorkomen. De twee hangen niet noodzakelijkerwijze samen. Klasse wijdde er in april 2011 een goed artikel aan. Naast het technisch lezen moet er dus zeker ook aandacht zijn voor het uitbreiden van de woordenschat en het verrijken van de zinsbouw, werkend vanuit hun leefwereld.
Ik heb ooit al eens het verhaal verteld dat we met de klas naar de opera gingen toen ik 16 was. De eerstvolgende twintig jaar heeft niemand van mijn klas nog een voet in de opera gezet. (Gelach)
Dat is een mooi voorbeeld van hoe het niet moet. Het was zeer saai, zeer lang en we snapten er niets van. Voor jonge mensen kan men beter naar andere vormen van cultuuroverdracht zoeken of hen zelf een opera laten maken.
Ik dank u voor uw vragen, u hebt me de gelegenheid gegeven om aan te geven wat we op dit moment aan het doen zijn op het vlak van lezen en de goesting om te lezen.
De voorzitter : Mevrouw Deckx heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Deckx: Dat is ideaal. (Gelach)
Mevrouw Vanderpoorten, ik ben me er absoluut van bewust dat er scholen zijn die goed samenwerken met de gemeentelijke bibliotheek.
Mijnheer Delva, ik ben het er helemaal mee eens dat de ouders ook een taak hebben. Maar ik weet dat er op heel veel plaatsen geen samenwerking is en ik weet dat er helaas nog heel wat gezinnen zijn waar dat initiatief niet genomen wordt.
Daarom kan ik uw initiatief alleen maar toejuichen, minister. De school mag niet afhankelijk zijn van de gemeente of de ouders. Als zij ook initiatieven nemen, is dat prima meegenomen, maar er moet meer zijn. De toepassing moet gebeuren in alle scholen in Vlaanderen, uiteraard en dat is heel erg belangrijk met hun goedkeuring en medewerking.
Minister, ik wacht het finale verslag waarover u spreekt af. Dan zal ik zien of ik hierop moet terugkomen. Ik dank u voor uw initiatief.
De voorzitter : De heer Dehandschutter heeft het woord.
De heer Lieven Dehandschutter : Ik dank u voor uw antwoord, minister. Er wordt heel wat voorbereid. Ik sluit me aan bij de bedenkingen en opmerkingen van mevrouw Deckx. Wij appreciëren ook al wat er gebeurt. Mevrouw Poleyn en mevrouw Vanderpoorten gaven nog voorbeelden van goede samenwerking. Het is goed om alle praktijkvoorbeelden te bundelen zodat iedereen daar op eigen maat en volgens eigen mogelijkheden uit kan putten. Er is nog heel wat in voorbereiding in overleg met boek.be en CANON en de minister van Cultuur.
Een landelijk overdraagbaar model moet een model zijn met veel varianten. Van Alveringem tot Antwerpen kan men niet hetzelfde model toepassen. Er moet flexibiliteit en aanpassing mogelijk zijn. We zijn op de goede weg. Ik hoop binnenkort tastbare resultaten te zien.
De heer Boudewijn Bouckaert : De juf van mijn dochter heeft gevraagd om bij verjaardagen een boekenbon voor de klas te schenken in plaats van snoep voor haar.
De voorzitter : Het incident is gesloten.