Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 29/09/2011
Vraag om uitleg van mevrouw Martine Fournier tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de interregionale mobiliteit van werkzoekenden tussen Vlaanderen en Wallonië
- 2713 (2010-2011)
De voorzitter : Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mevrouw Martine Fournier : Minister, mijn vraag gaat over de interregionale mobiliteit. De belangrijke evolutie van de voorbije jaren met betrekking tot het stimuleren van interregionale mobiliteit is u ongetwijfeld welbekend. Belangrijk zijn de concrete tewerkstellingsobjectieven die de voorbije jaren bepaald werden als objectief van de samenwerking tussen de VDAB en zijn Waalse tegenhanger Forem. Ook met betrekking tot het aantal gevalideerde arbeidsposten/jobs, het aantal gesensibiliseerde Waalse werkzoekenden en het aantal Waalse werkzoekenden in de mobiele arbeidsreserve werden er kwantitatieve doelstellingen bepaald.
Intussen werd reeds bekend dat de doelstelling om in 2010 via deze samenwerking 750 werkzoekenden te activeren ruimschoots werd gehaald. Zon 1300 Waalse werkzoekenden gingen in 2010 aan het werk na rechtstreekse acties van de gemengde teams. Dat was wel een terugval tegenover 2009, toen het aantal nog bijna 1500 bedroeg. In 2011 werd de doelstelling aangepast, anticiperend op de verwachte economische heropleving, en op 1500 geplaatst.
Gezien de continue stijging van het aantal openstaande vacatures in 2011, is het van groot belang dat de samenwerking tussen de VDAB en Forem optimaal functioneert. Nu de zomer achter ons ligt, moet het mogelijk zijn een tussentijdse evaluatie te maken van de resultaten van de samenwerking tot op heden en na te gaan of versterkte inspanningen nodig zijn. Ook moeten we vooruitkijken en inschatten hoe we in de toekomst nog meer vruchten van deze samenwerking kunnen plukken, bijvoorbeeld door het organiseren van gezamenlijke opleidingen door de VDAB en Forem.
Ten slotte antwoordde u, minister, vorig jaar op een schriftelijke vraag dat De Lijn volop experimenteert met interregionale verbindingen. Deze busprojecten dienden echter nog geëvalueerd te worden, en hiervoor was overleg nodig tussen de VDAB en De Lijn en de Transport en Commun (TEC).
Minister, hoe evalueert u de resultaten die de gemengde teams VDAB-Forem in 2011 tot op heden boekten? Zijn bijsturingen of bijkomende acties nodig om de doelstellingen voor dit jaar te halen? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de gemengde opleidingen die de VDAB en Forem samen kunnen organiseren?
Ziet u de mogelijkheid om de doelstellingen naar 2012 verder op te drijven? Is hierover reeds overleg geweest met Forem en Waals minister van Werk Antoine? Vond intussen overleg plaats tussen de VDAB en De Lijn/TEC met betrekking tot de experimentele interregionale busverbindingen tussen Vlaanderen en Wallonië die de voorbije jaren werden opgestart? Zo ja, hoe werden deze verbindingen geëvalueerd? Ziet u de interregionale busverbindingen als een instrument dat de volgende jaren verder zal worden uitgebouwd?
De voorzitter : De heer Sabbe heeft het woord.
De heer Ivan Sabbe : Dit is een terechte vraag om uitleg. Misschien kunt u nog een bijkomend punt belichten. Welke middelen hebben we nog om Forem nog verder te activeren? Ik verklaar me nader. Van de 36.000 grensarbeiders zijn er alleen al 11.000 aan het werk in de Tournaisie, de regio rond Doornik. De streek kent een werkloosheid van 18 procent. Die Fransen vullen dus eigenlijk jobs in van mensen in Doornik die ze niet kunnen of willen doen dat laatste laat ik in het midden. Heel die regio, Doornik en Moeskroen en dergelijke, ligt vlakbij. Hoe kunnen we hen motiveren om naar hier te komen? Wat zijn uw middelen om Forem daaromtrent te contacteren? Hoe kunnen we die 11.000 grensarbeiders 20 kilometer verder krijgen?
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters: Ik sluit me aan bij de eerste vraag van mevrouw Fournier. Ik heb daar in juni in de plenaire vergadering al een vraag over gesteld. U hebt geantwoord, minister, dat de inspanningen met 10 procent verhoogd zouden worden. Er zou zeker 150.000 euro extra worden vrijgemaakt om zeker het onderdeel van de taalopleiding te stimuleren. Iedereen was het er toen over eens dat de bestaande samenwerkingsovereenkomsten nuttig en nodig zijn. Heel wat partijen gaven ook aan dat er een tandje moest worden bijgestoken.
Hoe evalueert u de huidige resultaten, minister? Wat gaat u concreet ondernemen om een tandje bij te steken? Dat was toen een vraag van zowel sp.a als CD&V.
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Het is niet de eerste en wellicht niet de laatste keer dat we hier over dit onderwerp discussiëren. Ik wil nog de aandacht vragen voor een punt dat in de vraag van mevrouw Fournier niet aan bod kwam, en dat is de samenwerking met ACTIRIS, de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling.
De grootste arbeidsreserve, en de meest precaire, bevindt zich wellicht in deze stad. Ik geef toe dat onze industrieterreinen niet altijd even goed te bereiken zijn, we moeten inzetten op mobiliteit. Maar als we dat van één stad nu eens niet kunnen zeggen, dan is het wel Brussel. Als er iedere dag honderdduizenden Vlamingen en Walen naar hier pendelen, moet de omgekeerde verplaatsing met het openbaar vervoer even goed mogelijk zijn.
Ik heb voor het reces samen met Elke Roex een open brief aan u en aan Brussels minister van Tewerkstelling Cerexhe geschreven. We hebben daarin gevraagd om de Brusselse arbeidsreserve met al haar rijkdommen aan te boren. Het is een bron van economische welvaart voor de toekomst.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters: Ik zal eerst op het laatste punt ingaan. Vanmiddag wordt er een specifieke opleiding naar het luchthavengebeuren voorgesteld door de kamer van koophandel, werkgevers en dergelijke. In Zaventem en omgeving staan nog heel veel jobs open. We moeten de gepaste opleiding aanbieden, en de gepaste talenten en talen ontwikkelen. Zo zetten we weer een stap vooruit, samen met de stakeholders.
Mevrouw Fournier, h et is moeilijk in dit verband de juiste impact van de samenwerking weer te geven. Het is moeilijk om dat juist te beoordelen. Ik verklaar me nader.
Heel de samenwerking heeft een enorm sensibiliserend effect. Dat geldt ook bij andere initiatieven. Indien een Waalse werkzoekende zich bij de VDAB inschrijft, overtuigd dat hij kans maakt, onder meer dankzij die werking, wordt hij niet automatisch door een mobiliteitsteam geboekt. Een persoon die ermee in contact komt, gesensibiliseerd wordt en meedoet, wordt niet geturfd. Wie niet tot de specifieke doelgroep behoort, wordt niet geturfd. Hetzelfde geldt voor Vlaamse werkgevers. Een werkgever kan zelfs al eens meegewerkt hebben; als hij de volgende keer spontaan mensen uit Wallonië vindt of zelf een manier heeft gevonden om Waalse werknemers naar Vlaanderen te krijgen, wordt hij niet geturfd. De sensibilisering van Waalse werknemers en Vlaamse bedrijven om elkaar te vinden, wordt niet automatisch aan de samenwerking van Forem en de VDAB toegeschreven.
De cijfers houden dus een zware onderschatting in. Hoe langer de samenwerking duurt, hoe meer mensen de weg rechtstreeks vinden en niet worden geturfd. De teams staan in voor de samenstelling en het beheer van een mobiele arbeidsreserve en kunnen daar een talenactieplan aan koppelen en dergelijke. Als ik cijfers geef, zijn die niet volledig. De spontane reacties van Waalse werknemers die naar de VDAB stappen en van Vlaamse werknemers die de Waalse arbeidsmarkt gaan bevragen, zitten er niet in.
Er waren 1470 plaatsingen in 2009, 1298 in 2010 en 850 tot augustus 2011. Deze cijfers geven de tewerkstelling weer die ten gevolge van de rechtstreekse interventie van de teams tot stand is gekomen. Een werking jaar in en jaar uit heeft een zwaar sensibiliserend effect waardoor er zonder rechtstreekse inmenging ook een wisselwerking ontstaat tussen Vlaanderen en Wallonië. Het zal zeker een onderschatting zijn.
Op het maandelijkse overleg van de VDAB en Forem worden de resultaten bekeken en geanalyseerd. Momenteel zijn er nog geen extra of bijkomende acties gepland. Het belang van de gemengde teams mag ook niet beperkt worden tot het pure kwantitatieve tewerkstellingsresultaat. Ze proberen samenwerkingsmodellen uit, het is een laboratorium inzake samenwerking.
Voor 2011, tot augustus, zijn er 259 opleidingen verstrekt aan 191 werkzoekenden. Dat is effectief nog een beginfase. Over de doelstellingen voor de gemengde teams in 2012 wordt momenteel bilateraal overlegd tussen de VDAB en Forem. We zitten daar met één klein probleem: de goedkeuring ervan is afhankelijk van de benoeming van een nieuwe leidend ambtenaar bij Forem.
De VDAB is tot op heden niet betrokken bij een evaluatie met De Lijn en de TEC over de experimentele interregionale busverbindingen. Zoals reeds behandeld in de vraag om uitleg, nummer 661, behandeld op 14 januari 2010, van mevrouw Fournier over de stopzetting van de grensoverschrijdende lijnen van de TEC heb ik ook vernomen dat een aantal buslijnen vanwege passagiersaantallen zijn geschrapt. Ik heb geen weet van een verdere evaluatie en overleg. Natuurlijk kunnen interregionale busverbindingen een element zijn in het versterken van de interregionale mobiliteit. De Lijn kijkt in de eerste plaats naar het aantal reizigers. Als er niet direct een succes is, heeft dat zijn effect.
De voorzitter : Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mevrouw Martine Fournier : Dank u, minister, voor uw antwoord. Ik weet dat we altijd op hetzelfde hameren, maar het is toch frustrerend. De heer Sabbe kan dat waarschijnlijk beamen. In onze streek zijn bijvoorbeeld bij Thermote & Vanhalst 33 vacatures. Wingene is met een werkloosheid van 3 procent bij de laagste in de streek. Het is zeer frustrerend voor die bedrijven dat ze geen arbeidskrachten meer vinden.
De mobiliteit is heel belangrijk. Ik weet dat er enerzijds vraag is naar busverbindingen tussen Wallonië en West-Vlaanderen of tussen Brussel en Vlaams-Brabant. Anderzijds, als die bussen worden ingericht, zit er niemand op. Er is een vraag naar mobiliteit, maar als die wordt aangeboden, maakt niemand er gebruik van. Misschien moet men nog meer en efficiënter proberen samen te werken met bedrijven, zodat er meer mobiliteit wordt ingericht op maat van een bedrijf en niet gewoon lukrake busverbindingen. Het is misschien een taak voor u om toch nog eens samen te zitten met de minister van Mobiliteit om te kijken of er niet efficiënter bussen kunnen worden ingelegd.
Het is positief dat de bedrijven zelf Waalse arbeiders kunnen rekruteren en dat de VDAB daar niet altijd in tussenbeide moet komen. U hebt het over 850 mensen tot augustus 2011, dat is acht maanden ver. Normaal gezien wordt het streefdoel van 1500 dan niet bereikt. Hebt u een zicht op het aantal Waalse arbeiders dat in Vlaamse bedrijven werkt? Misschien moet dat streefdoel anders worden bekeken, meer algemeen, niet enkel via de VDAB. Het is een positief gegeven dat steeds meer Waalse arbeiders in West-Vlaanderen kunnen werken. Het zou goed zijn om de cijfers van de laatste jaren te kennen in de provincies aan de taalgrens. Minister, kunt u die cijfers vragen?
Minister Philippe Muyters : Ik zal dat nakijken.
Mevrouw Martine Fournier : Limburg zou ook interessant zijn.
Minister Philippe Muyters : Ik begrijp uw vraag algemeen: hoeveel Waalse arbeiders werken er in Vlaamse bedrijven?
Mevrouw Martine Fournier : Ja, dank u.
De heer Ivan Sabbe : Er is één lichtpunt: ik hoor uit de regio dat de Franse werknemers naar Vlaanderen blijven komen, ondanks het vooruitzicht van een ander statuut. Er is net een versnelling omdat het de laatste periode is. Momenteel is het dus positief.
Een belangrijke parameter blijft: in Frankrijk is de werkloosheidsuitkering beperkt tot twintig maanden, bij ons is die onbeperkt in de tijd. Dat is een extra motivatie, die men bijvoorbeeld in de regio van Doornik niet heeft. Dat verklaart ook een aantal zaken. Bedrijven in de regio van Zuid-West-Vlaanderen lossen hun tekorten voornamelijk op met mensen uit Noord-Frankrijk. Intussen zijn er bedrijven van dertig of veertig mensen die met zes of zeven verschillende nationaliteit zitten, uit andere Europese lidstaten. Daar ligt de basis. We hebben het al gehad over het federale akkoord. Zolang we dat niet fundamenteel veranderen, blijven we die problemen voor ons voortduwen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.