Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 04/10/2011
Vraag om uitleg van de heer Peter Reekmans tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over de door de minister aangekondigde nieuwe regelgeving met betrekking tot de aanvragen voor windmolenprojecten
- 2663 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
De heer Peter Reekmans : Voorzitter, minister, collegas, aanvragen voor windmolenprojecten kennen op vele plaatsen in Vlaanderen vele onduidelijkheden, zowel voor de ontwikkelaars als zeker ook voor omwonenden. U kondigde tijdens de zomer in de media een nieuwe regelgeving aan die een einde zou moeten maken aan het huidige gebrek aan afdwingbare milieuvoorwaarden.
Minister, kunt u wat meer toelichting geven over uw voornemen? Welke regelgeving met welke draagwijdte wilt u precies invoeren en hoe zult u hiermee tegemoetkomen aan de nu breed heersende onduidelijkheden met betrekking tot windmolenprojectaanvragen? Op welke wijze kwam u tot de nieuwe modaliteiten? Met wie werd wanneer welk overleg hierover gevoerd? In hoeverre is dat alles afgestemd met de actoren in de beleidsdomeinen Ruimtelijke Ordening en Energie?
De voorzitter : Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Mevrouw Valerie Taeldeman : In juli jongstleden hebt u inderdaad nieuwe sectorale milieuvoorwaarden voor windmolens voorgelegd om op die manier een einde te maken aan het gebrek aan een duidelijk afdwingbaar rechtskader. Die vraag leeft al lange tijd in de sector en bij veel inwoners van steden en gemeenten. Zij vragen om duidelijke regels voor het inplanten van windturbines.
Ik begrijp dat de norm voor slagschaduw zal worden verlaagd van maximaal 30 uur per jaar tot 8 uur per jaar en maximaal 30 minuten per dag en dat de windturbines ook zullen worden uitgerust met een ijsdetectiesysteem en een remsysteem. Kunt u toelichten wat de modaliteiten zijn van de nieuwe milieuvoorwaarden?
Op welke manier werd er overleg gepleegd met de betrokken sector en de milieudeskundigen? Wat was de reactie van de sector, zoals Electrabel, Electrawinds, Ecopower, enzovoort?
Hebt u de adviezen van de Milieu- en Natuurraad Vlaanderen (Minaraad) of de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) over de nieuwe sectorale milieuvoorwaarden al ontvangen? Wat zijn die adviezen?
U spreekt ook over een overgangstermijn tot 2015 inzake nieuwe normen voor de bestaande turbines. Waarop is die termijn gebaseerd?
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : U weet dat tot nu toe het vergunningsbeleid van windmolens geregeld werd via een omzendbrief. Die omzendbrief had de grote verdienste dat er een richtinggevend kader was, maar heeft ook een aantal nadelen. Een eerste beperking van een omzendbrief is dat hij de burger niet rechtstreeks bindt. Een tweede beperking is dat hij niet altijd duidelijkheid brengt, bijvoorbeeld voor diegene die wil investeren en het kader wil kennen vooraleer hij het risico neemt.
Zowel de exploitanten, omwonenden, als bevoegde overheidsinstanties vragen een duidelijk en afdwingbaar rechtskader zodat er op voorhand, voor diegene die initiatief wil nemen, een goede bescherming is tegen mogelijke hinder veroorzaakt door windturbines. Om daaraan tegemoet te komen heb ik de beslissing genomen om het niet meer in een omzendbrief op te nemen, maar wel in het Vlaamse reglement betreffende de milieuvergunning (VLAREM).
Op 15 juli 2011 gaf de Vlaamse Regering een eerste maal haar principiële goedkeuring aan dat voorstel tot aanvulling van titel II van het VLAREM met de nieuwe specifieke voorwaarden voor windturbines. De adviezen zijn nog maar net binnen. We moeten het volledige traject nog doorlopen en hopen dat we daarmee rond zullen zijn in de eerste helft van 2012.
Die voorwaarden beogen een beter evenwicht tot stand te brengen tussen de leefkwaliteit van de omwonenden en de nood aan het oprichten van hernieuwbare energiebronnen. Bij die bepaling wordt er gekeken naar de voornaamste vormen van hinder, namelijk geluidshinder en slagschaduw. Daarnaast zijn er heel wat veiligheidsmaatregelen rond ijsdetectie enzovoort. Die gelden zowel voor bestaande als nieuwe windturbines. Mevrouw Taeldeman, het is om die reden dat er een overgangsfase is. Bestaande turbines moeten de tijd krijgen om aan te passen. Je kunt niet verwachten dat dat van vandaag op morgen wordt doorgevoerd.
In de omzendbrief werd er gebruikgemaakt van een afstandsregel, die stelde dat je minimum op een bepaalde afstand van omwonenden moet blijven. Die afstandsregel wordt in het voorstel vervangen door geluidsnormering, wat de garantie geeft dat er minder hinder door geluid kan zijn. De geluidsimmissie van het specifiek geluid van windturbines moet worden berekend volgens een welbepaalde methode, die in VLAREM is opgenomen, en getoetst aan de normen. Die normen zijn strenger in woongebieden dan in industriegebieden, omdat je in industriegebieden sowieso al veel achtergrondlawaai hebt. In woongebieden geldt overdag een norm van 44 dB(A) en s avonds en s nachts 39 dB(A). Op industriegebieden geldt een norm van 55 tot 60 dB(A), waardoor de exploitatie van windturbines in grootschalige industriegebieden, zoals zeehavens, niet verhinderd wordt.
Voor een project van 3 windturbines van 2 megawatt van 104 dB(A) in een lijnopstelling komt dat indicatief neer op een afstand van 500 meter voor woongebied en van 300 meter tot woningen in agrarische gebieden. Indien er echter al een hoog achtergrondgeluid aanwezig is, bijvoorbeeld nabij autosnelwegen, geldt een hogere geluidsnorm.
Uit een vergelijking met internationaal geldende geluidsnormen, blijkt dat onze normen op dezelfde lijn liggen als die van andere landen. Daarnaast bevat het voorstel ook strengere milieuvoorwaarden in verband met slagschaduw. De norm voor slagschaduw wordt verlaagd van maximaal 30 uur per jaar naar maximaal 8 uur per jaar en maximaal 30 minuten per dag. Als die norm overschreden wordt, moet de windturbine worden uitgerust met een stilstandvoorziening. Als de zon te laag zit, valt de molen dan stil. Bij zogenaamde slagschaduwgevoelige objecten, zoals een woning of kantoorgebouw, wordt dat geval per geval bekeken.
Wat betreft veiligheid, moeten windturbines gecertificeerd zijn volgens de veiligheidscriteria van de IEC 61400-norm of gelijkwaardige normeringen. Er moet ook een remsysteem, een online controlesysteem, een bliksembeveiligingssysteem en een ijsdetectiesysteem zijn. Bij de milieuvergunningsaanvraag worden de mogelijke risicos steeds getoetst aan een door de Vlaamse overheid aanvaard beoordelingskader, met name de studie Windturbines en veiligheid van 2007, uitgevoerd door een erkend veiligheidsdeskundige. In een aantal gevallen, onder andere bij Seveso-bedrijven, is ook een uitgebreide bijkomende veiligheidsstudie noodzakelijk, uitgevoerd door een erkende veiligheidsdeskundige.
Die voorwaarden zijn volgens ons voldoende streng om de milieuhinder van windturbines tot een minimum te beperken en toch voldoende soepel om windmolenprojecten in Vlaanderen toe te laten. Als we die voorwaarden te veel verstrengen, kunnen er in Vlaanderen geen windmolens meer worden geplaatst. Dat kan uiteraard niet de bedoeling zijn.
De nieuwe voorwaarden werden door de afdeling Milieuvergunningen uitgewerkt. Bij die opdracht werd een evaluatie uitgevoerd van de regelgeving in andere landen, werd een analyse van de wetenschappelijke publicaties gemaakt en werd rekening gehouden met de visies van verschillende erkende deskundigen. Voorafgaand aan de politieke besluitvorming werd het op de website van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) gezet met het oog op publieke consultatie van 13 april tot en met 13 mei 2011. Alle betrokken sectoren, burgers en overheidsinstanties konden daarop reageren. Er werd daar heel veel gebruik van gemaakt. Ook de sector heeft zijn opmerkingen kunnen overmaken. Voorafgaand aan de sectorale voorwaarden is dat ook besproken binnen de interdepartementale werkgroep Windenergie, waarin de administraties van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Energie vertegenwoordigd zijn.
We hebben dus een belangrijke stap gezet naar een duidelijker kader voor omwonenden en initiatiefnemers wat betreft de aanvragen voor windmolens.
De heer Bart Martens, voorzitter, treedt als voorzitter op.
De voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
De heer Peter Reekmans : Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Hebt u ondertussen al een advies ontvangen van de Minaraad en van de SERV? Ik kon dat niet duidelijk afleiden uit uw betoog.
Het is verbazingwekkend hoe verschillend de informatie is die de drie betrokken ministers geven. Minister Van den Bossche heb ik net voor het zomerreces een vraag gesteld. Zij liet de commissie weten dat zij zou onderzoeken of we voor windmolens in Vlaanderen zoekzones kunnen creëren. Met andere woorden, er zou een groot Windplan Vlaanderen worden opgesteld waarin wordt bepaald waar er windmolens mogen worden geplaatst. Vandaag hoor ik daar niets meer van.
Van minister Muyters kreeg ik vandaag het antwoord op een schriftelijke vraag. U zegt daarnet dat het in de toekomst niet meer in een omzendbrief zal worden verwerkt, maar dat het zal worden opgenomen in de VLAREM-wetgeving. Minister Muyters zegt het volgende: De Vlaamse Regering heeft alvast op 8 juni jongstleden het advies ter harte genomen en een aantal afspraken gemaakt, onder meer om de huidige beoordelingscriteria en de geldende omzendbrief te verruimen met het energetisch vermogen. Hij heeft het dus over het verruimen van de omzendbrief.
Minister Muyters gaat verder: Daarnaast heeft de Vlaamse Regering op 15 juli 2011 nieuwe milieuvoorwaarden voor windturbines principieel goedgekeurd. Hierdoor worden duidelijkere inplantingsvoorwaarden gesteld op microniveau. Dat zei u ook. De nieuwe voorwaarden gelden vanaf begin 2012. Dat heb ik u niet horen zeggen. Indien ik die schriftelijke vraag niet zou hebben gesteld en dat antwoord vandaag niet had ontvangen, zou ik niet weten dat die voorwaarden slechts gelden vanaf begin 2012. Ik zou er dan van kunnen uitgaan dat die onmiddellijk gelden.
Verder stelt minister Muyters ook: De interdepartementale windwerkgroep heeft op basis van een insteek van mijn administratie een nota overgemaakt aan de Vlaamse Regering waarin een aantal beleidsaanbevelingen worden weergegeven. Die aanbevelingen bevatten een aantal concrete, onmiddellijk implementeerbare stappen. Ik heb daar in uw betoog niets over gehoord. Kunt u verduidelijken wat hij daarmee bedoelt?
Het is merkwaardig dat je in deze materie blijkbaar steeds drie ministers moet aanspreken om een totaalantwoord te krijgen.
Minister, tot slot leek het mij wel een mogelijkheid de in Nederland geldende afstandsregels als voorbeeld te nemen, bijvoorbeeld viermaal de hoogte van de windmolen. Ik weet niet wat de Vlaamse Regering hierover beslist heeft. Gaan we wel ver genoeg in vergelijking met de ons omringende landen?
De voorzitter : Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Mevrouw Valerie Taeldeman : Mijnheer Reekmans, minister Schauvliege heeft in ieder geval de daad bij het woord gevoegd. We hebben daar in de commissie Leefmilieu al verschillende keren vragen over gesteld. Minister Schauvliege heeft nu sectorale voorwaarden vastgelegd op het vlak van windturbines.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Mijnheer Reekmans, bij het plaatsen van een windmolen gelden er drie aspecten: het milieukundig aspect, het aspect ruimtelijke ordening en het feit dat we voldoende hernieuwbare energie moeten hebben. Er zijn dus drie verschillende departementen voor bevoegd, vandaar ook de interdepartementale werkgroep waar de drie administraties samenzitten en er een globale visie wordt ontwikkeld.
Ook in die omzendbrief zit niet alleen het milieutechnisch aspect, maar ook andere aspecten.
Uit die werkgroep bleek dat er op het vlak van milieu snel vooruitgang kon worden geboekt door een aantal zaken duidelijker te stellen en op te nemen in de VLAREM-reglementering. Ik heb die aanpassingen na overleg meteen uitgewerkt, maar het klopt dat die pas begin 2012 kunnen worden doorgevoerd. Ik heb dat daarnet ook gezegd. Uiteraard moet ik de normale procedure doorlopen. De eerste principiële beslissing is genomen op 15 juli. De adviesraden hebben hun adviezen net bekendgemaakt. Op basis daarvan kunnen we eventueel bijsturen en nadien de tweede beslissing nemen.
Het ene sluit het andere niet uit. Het is niet omdat ik op vlak van milieu zekerheid wil bieden en die wil opnemen in de VLAREM-reglementering, dat minister Muyters, bevoegd voor Ruimtelijke Ordening, niet kan zeggen dat er zoekzones moeten worden aangeduid. Dat is een puur ruimtelijk aspect. Sommige provincies hebben overigens al een mooi kader. Zo heeft de provincie Oost-Vlaanderen een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) waar zoekzones voor windmolens werden aangeduid. Zo nieuw is dat dus niet. Het klopt dat het interessant kan zijn om die zones vast te leggen. Minister Muyters is hard aan het werk om dat te doen.
U verwijst naar Nederland. Wij hebben die afweging inderdaad gemaakt aan de hand van een internationale vergelijking. We hebben vastgesteld dat je Nederland niet kunt vergelijken met Vlaanderen. Nederland heeft nog veel meer open ruimte en dus veel meer mogelijkheden om op lange afstand te werken. Als wij van 250 meter afstand naar 300 meter zouden zijn gegaan, konden we op bijna geen plaatsen meer in Vlaanderen windmolens plaatsen. Daarom hebben we ervoor gekozen op basis van geluidshinder te werken. De afstand is namelijk belangrijk om de hinder van geluid en slagschaduw te beperken. Het aspect van geluidshinder biedt een betere garantie. Het is namelijk niet omdat een windmolen op 500 meter afstand staat, dat er geen geluidshinder kan zijn. Omgekeerd is het ook mogelijk dat, als de windmolen op 500 meter afstand staat, je die niet hoort omdat je bijvoorbeeld vlakbij een autosnelweg woont. Ik denk dat het aspect van geluidshinder voor de burger de beste garantie biedt op minder geluidsoverlast en slagschaduw. Die elementen zijn ook opgenomen in VLAREM.
We zorgen voor een goede afstemming met de verschillende beleidsdomeinen. Er zijn op dat vlak geen tegenstrijdigheden te vinden. Elk beleidsdomein neemt daarin zijn verantwoordelijkheid.
De voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
De heer Peter Reekmans : Minister, ik dank u voor de bijkomende informatie. Mevrouw Taeldeman heeft mooi verwoord dat u inderdaad de daad bij het woord voegt. Ik stel vast dat de twee andere ministers al veel hebben verteld, maar nog niets concreets naar voren hebben gebracht.
Minister, uw eindconclusie in deze materie is dus af. Wanneer zal de eindconclusie van uw twee collega-ministers klaar zijn? Het is soms moeilijk om de informatie die door de drie verschillende ministers wordt gegeven, op een lijn te krijgen. Op het gebied van milieu vertrekt u vanuit een goede basis, maar er zijn inderdaad nog andere aspecten, zoals de windkwaliteit op zich. Er is niet alleen een zoekplan nodig om de hinder voor de omwonenden te beperken, maar ook een om de maximale windkwaliteit te zoeken. Daar is vandaag namelijk nog geen antwoord op geboden. Vandaag kan men windmolens plaatsen waar men wil, zolang de milieuvereisten en de ruimtelijke vereisten in orde zijn. Ik hoop dat er ook iets zal gebeuren op het vlak van energie.
Ten slotte, kan het advies dat u net hebt ontvangen, worden overgemaakt aan de commissie?
De voorzitter : Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Mevrouw Valerie Taeldeman : Deze zomer heeft minister Van den Bossche op de ministerraad ook haar Actieplan Groene Warmte voorgesteld. Zij heeft een heel voorstel klaar om die 20-20-20-doelstellingen te halen.
Minister Muyters heeft in het voorjaar inderdaad een heel belangrijke subsidie gegeven aan de provincie Oost-Vlaanderen om te stimuleren dat de provincies meer werk zouden maken van zoekzones.
De heer Peter Reekmans : Dan zou ik dat graag in de commissies van die ministers zelf horen.
De heer Bart Martens : Mijnheer Reekmans, ik kan u geruststellen. De zoekzones die de provincies Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen en nu ook Antwerpen hebben uitgetekend, houden wel degelijk rekening met het zogenaamde Windplan Vlaanderen, waar die gunstige windstromen in worden afgetekend. Men houdt daar dus wel degelijk rekening mee. Ik ga ervan uit dat daar ook rekening mee zal worden gehouden wanneer die methodiek wordt toegepast in andere provincies. Geen enkele exploitant heeft er belang bij dat zijn windturbines in windluwe zones worden geplaatst.
De voorzitter : Het incident is gesloten.