Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 30/06/2011
Vraag om uitleg van de heer Koen Van den Heuvel tot mevrouw Ingrid Lieten, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, over de conceptnota Innovatiecentrum Vlaanderen
- 2593 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel : Voorzitter, we hebben de voorbije weken deze conceptnota al ter sprake gebracht. Het is misschien goed om er na het reces uitgebreider op terug te komen en ze op een structurele manier te behandelen.
Een van de kernelementen uit de nota zijn de nieuwe innovatieknooppunten. U zegt dat deze moeten worden aangescherpt. Ze willen verder bouwen op bestaande sterktes in Vlaanderen. Verder stelt u de link met de grote maatschappelijke uitdagingen als uitgangsprincipe voorop.
We hebben al onze clusters. De innovatieknooppunten lijken echter ook een verschuiving in prioriteiten in te houden. Duurzaamheid wordt extra beklemtoond, dat kunnen we een beetje volgen, alhoewel ik vind dat we daar realistisch in moeten zijn. Het zou overdreven zijn om uitsluitend daarop in te zetten. Er is in elk geval extra aandacht voor eco-innovatie, groene energie en duurzame mobiliteit.
Verder wordt er ingezet op zorg en sociale innovatie. Er is nog een knooppunt rond de maakindustrie.
Wij missen wel het gezondheidsluik, een sector waar we sterk in zijn. Of valt dat onder een van die knooppunten? De gezondheidsindustrie, zowel de farma- als de biotechnologie, wordt slechts summier vermeld.
Hoe zit het met de structuur en organisatie van de innovatieknooppunten? Er zouden ook subknooppunten komen met een apart innovatietraject. Dat zou worden geregisseerd door een innovatieregiegroep. Het is een nieuw instrumentarium en een nieuw conceptueel kader. We willen het in deze commissie allemaal een beetje eenvoudiger en duidelijker maken. We tasten daar een beetje in het duister.
De conceptnota stelt dat de nieuwe innovatieknooppunten verder bouwen op de bestaande sterke punten in de Vlaamse onderzoekswereld. Is dat gebaseerd op een analyse die wij niet kennen? Mogen we die resultaten eventueel inkijken? Beantwoorden de door u geformuleerde innovatieknooppunten beter aan de recente onderzoeksresultaten dan de vroegere door de VRWI (Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie) geformuleerde clusters? Wat is de timing van heel dit traject met betrekking tot de uitwerking van de innovatieknooppunten? Ik heb een vraag naar de modaliteiten en de strategie die u gaat ontwikkelen om deze innovatiestrategieën in de praktijk te brengen. Hoe beantwoorden die aan de gecreëerde verwachtingen?
De voorzitter : Mevrouw Moerman heeft het woord.
Mevrouw Fientje Moerman : Ik sluit me aan bij wat de heer Van den Heuvel zegt, en wil mijn vraag van daarnet herhalen. Het is belangrijk in de timing dat we meenemen dat dit de materie zou kunnen uitmaken van een eerste advies van de internationale reflectiekamer omdat er een aantal nieuwe concepten in zitten, zoals de innovatieknooppunten.
Onwillekeurig denk ik bij knooppunten aan verkeersknooppunten. Dan denk ik aan Lummen-Leuven en dan denk ik aan file. Dat is geen positieve gedachteassociatie. Wat de heer Van den Heuvel heeft opgeworpen, is correct: er leeft in deze commissie een permanente bekommernis om ervoor te zorgen dat het onderzoeks- en innovatielandschap niet nodeloos gecompliceerd wordt. Als we een nieuw concept invoeren, dan is het toch wel goed dat we een opinie hebben over de vraag of dit bijdraagt tot transparantie ofwel dat dit integendeel het landschap nog ingewikkelder zal maken. Daarom mijn vraag: is het mogelijk om voor het Innovatiecentrum Vlaanderen in uw timing ook een reflectie van die internationale reflectiekamer in te bouwen?
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Voorzitter, ik heb een korte bijkomende vraag in het verlengde van de operationaliseringsvraag die de heer Van den Heuvel stelde. We hebben ondertussen ook het nieuw industrieel beleid. Daar hoort een belangrijk deel innovatiebeleid in thuis. Ik veronderstel dat dit samen moet worden gelezen. De vraag is of het ook samen geoperationaliseerd zal worden. In de teksten van het nieuw industrieel beleid is sprake van rondetafels over bepaalde industrieën. Hier wordt er in innovatieregiegroepen voor diezelfde industrieën voorzien. Ik kan me moeilijk voorstellen dat die twee naast elkaar gaan werken. Die moeten geïntegreerd samenlopen. Op welke manier zult u ervoor zorgen dat wat is voorzien in het Innovatiecentrum Vlaanderen, ten dienste staat van het nieuw industrieel beleid en er maximaal in wordt ingeschakeld?
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : De verleiding is groot om op vele dingen in te gaan, maar ik ga dat niet doen. Ik wil me wel aansluiten bij de vraag van de heer Van den Heuvel om na het reces hierover structureel een themadebat te hebben, ook op basis van een volledige toelichting. Nu worden er een aantal delen uit gelicht.
De voorzitter : Minister Lieten heeft het woord.
Minister Ingrid Lieten : Collegas, ik ben zeker vragende partij om hier eens een grondige dialoog over te hebben omdat het een zeer belangrijk document is. We proberen tegemoet te komen aan een belangrijke aanbeveling van het rapport-Soete, namelijk dat we een strategische focus nodig hebben in ons innovatiebeleid. Het is een aanzet tot die strategische focus. Het is zeker belangrijk dat we daarover eens grondig van gedachten kunnen wisselen.
We hebben ondertussen informatie gevraagd aan de VRWI, de Minaraad en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV). Die adviezen zullen ons zeker helpen om die reflectie te organiseren. Ik ben het eens met mevrouw Moerman dat een international advice report heel veel licht zou kunnen werpen op de zaak en ons kunnen helpen in de finetuning.
Mijnheer Bothuyne, we hebben die documenten volledig afgestemd op het witboek Nieuw Industrieel Beleid om ervoor te zorgen dat we elkaar versterken en dat het innovatiebeleid, dat ook een belangrijk onderdeel is van het nieuw industrieel beleid, daar goed in past. We gaan daar zeker de nodige aandacht aan spenderen bij het uitwerken van de verschillende acties, zowel van het witboek Nieuw Industrieel Beleid als van deze conceptnota.
Als voorafname op het debat, wil ik proberen te antwoorden op de vragen die gesteld zijn. De innovatieknooppunten beginnen niet helemaal out of the blue, volledig vanaf nul. Integendeel, we bouwen voort op de bestaande sterktes in Vlaanderen. Het heeft ook geen enkele zin om dat niet te doen, want dan kunnen we zeker en vast niet tot realistische innovatiestrategieën komen. De sterktes waar de conceptnota van uitgaat, zijn degene die de VRWI in zijn verkenningsstudie in 2006 heeft geïdentificeerd. Maar onze innovatieknooppunten gaan nog een stukje verder dan deze identificatie. Het gaat hier om een aanpak om een betere focus te bereiken.
Collegas, er is een contradictie in het Vlaamse landschap: iedereen is altijd voorstander van een focus, maar op het moment dat we de focus beginnen uit te werken, is er dikwijls afwezigheid in het debat. De bedoeling is om die focus te bereiken. Dat was ook de expliciete vraag van de VRWI zelf. Hij vroeg dat op basis van zijn eigen verkenningsstudies er scenarios zouden worden uitgewerkt die bijdragen tot de creatie van economische of maatschappelijke toegevoegde waarde.
Dat is ook het doel van deze conceptnota. Ik wil daarom een beetje dieper ingaan op de innovatieknooppunten. Er is ook aansluiting met een ander beleidsdocument, namelijk het programma van Vlaanderen in Actie (ViA). Daarin hebben we de doorbraak Innovatiecentrum Vlaanderen, dat ook in het regeerakkoord is opgenomen. Ook daarin wordt de focus en de gerichtheid op de maatschappelijke uitdagingen benadrukt. De innovatie-inspanningen die door de overheid worden ondersteund, moeten zich ook voldoende richten op de maatschappelijke en de economische uitdagingen waarmee we in toenemende mate worden geconfronteerd. Zij moeten dus ook een redelijke bijdrage leveren tot oplossingen voor deze maatschappelijke en economische uitdagingen.
Die maatschappelijke en economische uitdagingen zijn evenwel complex van aard en ze vergen vaak een bredere benadering dan enkel via innovatie. Toch is innovatie een belangrijke en steeds prominenter wordende schakel bij structurele en duurzame oplossingen. We zien dat ook helemaal vertaald in alle besprekingen betreffende de verschillende doorbraken van ViA. Iedere keer wordt gezegd dat we om die doorbraak te realiseren, ook input vanuit de innovatie nodig hebben. De innovatie is in die zin dienend ten aanzien van een aantal belangrijke economische en maatschappelijke doorbraken die we willen leveren. We moeten dus zien dat we de innovatie voor een stuk ook strategisch aansturen.
Verder is het ook belangrijk om te blijven benadrukken dat niet de overheid de innovatie en wetenschapsvooruitgang realiseert, dat wil ik heel uitdrukkelijk nog eens bevestigen. Het beleid moet er juist op gericht zijn om de eigenlijke wetenschaps- en innovatieactoren, dat zijn de kennisinstellingen en de bedrijven, te mobiliseren en te enthousiasmeren in de richting van de doelen die wij economisch en maatschappelijk belangrijk vinden.
Een top-down planningsaanpak is dit zeker niet, want die kan niet slagen. Het is wel een missiegedreven aanpak. We kunnen ons hiervoor ook inspireren op een aantal andere landen die zoekende zijn. Ik verwijs naar het Zweedse IWT: VINNOVA. Die gebruikt deze aanpak ook en noemt die in zijn teksten een challenge-driven innovation. Hierbij wordt richting gegeven, gesensibiliseerd en gemobiliseerd, maar met erkenning van het belang van de verschillende actoren. De challenge-driven benadering moet dus een aantal strategieën gebruiken die als oriëntatie kunnen dienen. Dat gebeurt juist in de innovatieknooppunten.
Deze strategische koppeling van kennis en innovatie door instellingen en bedrijven, gebeurt dan in functie van de maatschappelijke en economische uitdagingen. Deze knooppunten vallen ook grotendeels samen met de VRWI-speerpuntclusters zoals ze gedefinieerd zijn. Die VRWI-speerpuntclusters geven input en een accuraat beeld over waar onze wetenschappelijke en innovatieve sterktes zich bevinden in onze kennisinstellingen, onze universiteiten en onze bedrijven. De innovatieknooppunten recapituleren deze speerpuntclusters of vullen ze aan en leggen de link met de maatschappelijke en economische uitdagingen die we hebben.
Zo worden de innovatieknooppunten een instrument van verdere focus. Ik wil heel uitdrukkelijk zeggen dat het geen nieuwe organisaties zijn, maar dat het vooral een strategische analyse is. In de conceptnota kunt u ook lezen dat we vooral willen benadrukken dat we het bestaande instrumentarium, het FWO (Fonds Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen), en omdat het hier vooral over het toegepast onderzoek gaat, ook het IWT, voor 100 procent verder willen ontwikkelen, maar dat het wel de bedoeling is van deze denkoefening om de strategische focus te kunnen ontwikkelen. Dat is belangrijk. De VRWI heeft dat ook naar voren geschoven en heeft gezegd dat het belangrijk is om in de strategische focus de link te leggen.
Waar we ons ook op kunnen inspireren, is de aanpak van de Europese Commissie, die voor de selectie en de invulling van de Europese innovatiepartnerschappen (EIPs) ook een aantal criteria naar voren schuift en stelt dat er een significante bijdrage tot het oplossen van een of meerdere grote maatschappelijke uitdagingen moet zijn. En ook dat er een positieve impact op concurrentievermogen (exportbevordering), groei (vermarkting), tewerkstelling en duurzaamheid moet zijn, evenals een sterke onderzoeksagenda gecombineerd met het versterken van de vraag voor innovatie zodat de time-to-market verkort wordt en er een duidelijk zicht is op valorisatie en roll-out van de innovatie, een toegevoegde waarde voor Vlaanderen en concrete en wervende doelstellingen met publieke weerklank die ook goed te communiceren zijn, en een duidelijk engagement van de bedrijven en het middenveld. Dat zijn de doelstellingen die we hiermee willen bereiken.
We hebben expliciet gezorgd voor de link tussen de strategische focus en de andere belangrijke strategische teksten waarvoor we ons politiek engageren op internationaal en op nationaal niveau zoals het Pact 2020, het ViA-programma en de verdere definiëring van de verschillende beleidslijnen van de verschillende ministers. Voor het toegepast onderzoek is het belangrijk dat we die link proberen te leggen.
U vroeg hoe het zit met de timing en met de uitwerking ervan. In de eerste plaats hebben we de conceptnota voorgelegd voor advies aan de VRWI, de SERV en de Minaraad. Ik verwacht de meeste van die adviezen de volgende weken, in het midden van juli. Verder is de uitwerking van de conceptnota bedoeld als een continu en dynamisch proces. We zijn momenteel met de eerste stappen bezig. Het innovatieknooppunt Transformatie door innovatie is natuurlijk het knooppunt dat het meeste aansluit met het industrieel innovatiebeleid. De verdere uitwerking gebeurt dan ook samen met de uitwerking van de acties van het nieuw industrieel beleid (NIB). Voor de innovatieknooppunten Eco-innovatie en Groene Energie wordt er gewerkt aan de voorbereiding van de opstart van de innovatieregiegroep voor de twee in het najaar van 2011. Zorginnovatie is inbegrepen de medische wereld, en we zoeken uiteraard naar de nodige afstemming op alle initiatieven die Flanders Care al heeft ontwikkeld. Op 12 juli zal een toelichting worden gegeven van de conceptnota op het zorgvernieuwingsplatform om verder te werken aan de dialoog en het gesprek.
Voor duurzame mobiliteit en logistiek wordt er ook bekeken hoe we de juiste aanpak kunnen organiseren.
Rond sociale innovatie is al een eerste denkoefening gebeurd door de regiegroep sociale innovatie. Er is echter nog nood aan verdere verdieping en duiding. We bekijken hoe we dat verder kunnen invullen.
De innovatiestrategieën uit de conceptnota zijn beleidsstrategieën. Het is niet de bedoeling om nieuwe structuren te creëren, maar wel om focus en beleidsstrategieën te brengen. Die kunnen dan door het IWT en andere worden gebruikt. Die strategieën geven antwoord op de vraag hoe we als overheid onderzoek, ontwikkeling en innovatie kunnen opwekken, stimuleren en oriënteren op de strategische uitdagingen waar we als maatschappij voor staan. Zon strategie bestaat niet alleen uit innovatie, maar uit een policy mix van beleidsmaatregelen die door de verschillende beleidsniveaus worden genomen rond regelgeving, sensibilisering, subsidie, enzovoort. Het is belangrijk dat we ervoor zorgen dat innovatie nog meer dienend is, ook naar de beleidsontwikkeling en de andere beleidsdomeinen als het gaat over toegepast onderzoek. Zo kunnen we effectief een dienende rol spelen in het bereiken van een aantal grote maatschappelijke uitdagingen.
De innovatieregiegroepen spelen daar een belangrijke rol in. Zon groep is iets anders dan sectoroverleg. Zon groep is samengesteld uit een beperkt aantal innovatieleiders en -experts, liefst ook internationaal. Het zijn geen vertegenwoordigers van verschillende sectoren. Anders zouden we een ander soort dynamiek krijgen. We willen net die excellentie, de internationale benchmark bereiken. Het is belangrijk dat we een aantal innovatieleiders vinden die op basis van hun expertise een oordeelkundig advies kunnen geven over de manier waarop de innovatiestrategie moet worden ontwikkeld. Dat staat dus naast het sectoroverleg, dat uiteraard ook nodig is, maar een andere scope heeft en vooral vanuit het nieuw industrieel beleid zal worden gevoerd. Ze zullen elkaar beïnvloeden en input bezorgen.
Na de oplevering van een rapport van zon innovatieregiegroep wordt dat eerst voorgelegd aan de VRWI. Nadien kan dat rapport naar buiten worden gebracht. De opdracht van de innovatieregiegroep is ook duidelijk geformuleerd: De regiegroepen worden uitgenodigd om een strategische innovatieagenda voor de middellange termijn uit te tekenen. Deze bevat duidelijke strategische en operationele doelstellingen, meetindicatoren en een stappenplan om de maatschappelijke en economische uitdagingen in kwestie aan te pakken.
De contouren van die innovatieregiegroep liggen dus duidelijk vast. Het is niet de bedoeling dat ze op andermans terrein komen. Hun input kan worden gebruikt voor de beleidsontwikkeling op de verschillende andere terreinen.
Hoe matchen de VRWI-clusters met de innovatieknooppunten? De VRWI-cluster LOGISTECH logistiek, transport, en supply chain management past bij duurzame mobiliteit en logistiek. I-HEALTHTECH ICT en gezondheidszorg passen duidelijk bij zorginnovatie. MEDITECH past ook bij zorginnovatie. NANOTECH past bij transformatie door innovatie en bij eco-innovatie. SOCIOTECH, ICT voor socio-economische innovatie past bij sociale innovatie. ECOTECH energie en milieu , ten slotte, pas bij eco-innovatie en energie-innovatie.
Ook in de nota hebben we doelbewust de link gelegd met de doelstelling van het Pact 2020 en met de doorbraak in het plan Vlaanderen in Actie om de strategische planning volledig in elkaar te schuiven. We zijn daarin geslaagd wat het theoretische denkwerk betreft. We moeten dat nu op het spoor zetten en ervoor zorgen dat alle actoren in onze beleidsvorming op elkaar inspelen.
De voorzitter : De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel : Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Het is een goede suggestie om hier na het reces meer aandacht aan te besteden. Het concept heeft theoretisch wellicht zijn verdienste, de operationalisering moet echter volgen. Het is aangewezen dat we dat vanuit de commissie scherp opvolgen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.