Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vergadering van 30/06/2011
Vraag om uitleg van de heer Sven Gatz tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over het samenwerkingsakkoord met de Franse Gemeenschap
- 2471 (2010-2011)
De voorzitter : Collegas, we gaan nu over tot de volgende vraag om uitleg, met name vraag 2471. De vraag zal in onze annalen geboekstaafd staan als de laatste vraag van onze goede collega Gatz, althans de laatste binnen deze legislatuur. Zeg immers nooit nooit.
De heer Gatz heeft het woord.
De heer Sven Gatz : Voorzitter, ik stel nog één vraag om uitleg om het af te leren.
Minister, het is leuk om mijn laatste vraag aan u te kunnen stellen. Het is de voortzetting van ons debatje van 23 maart met mevrouw Idrissi en de heren Delva en Wienen, kort nadat u met mevrouw Laanan had aangekondigd dat een beperkt cultureel akkoord tussen Vlaanderen en de Franse Gemeenschap in het vooruitzicht kon worden gesteld. Daar werden concretere zaken gezegd dan waarop ik had gehoopt dat is een positieve appreciatie.
Ik wil nog eens vragen naar de stand van zaken omdat ik in de woordenwisseling meende te horen dat het voor de zomer moest kunnen. In de geschreven teksten heb ik dat niet meer teruggevonden. Ik zal het mij hebben verbeeld. En ondertussen hebt u al geleerd niet te veel harde deadlines uit te spreken.
Een aantal pistes over wat dat cultureel akkoord tussen Vlaanderen en de Franse Gemeenschap zou kunnen inhouden, werden daar naar voren geschoven: samenwerking op het vlak van de kunsten, het sociaal-culturele werk, de culturele en de creatieve industrie, en anderzijds onderzoek met betrekking tot culturele materies, doorstroming van kennis, kennisuitwisseling, structurele contacten tussen administraties en adviesorganen, en zaken op het terrein zoals stages, beurzen en uitwisseling. Al die zaken zijn daar aan bod gekomen.
Minister, het feit dat u samen met mevrouw Laanan uit het bos kwam, toonde aan dat we over niet al te lange tijd resultaten mochten verwachten, of er in elk geval onze hoop op mochten stellen. U zei dat er een soort platform, raad of commissie zou komen die uitvoering kan geven aan dat cultureel samenwerkingsakkoord en dat er in april contacten zouden zijn tussen beide gemeenschappen om tot een basistekst te komen en dan door te stoten tot een akkoord.
Er was ook sprake van consultatierondes. Ik geef enkele bouwstenen van het debat van toen, die vandaag wellicht nog steeds actueel zijn.
Minister, hoe ver is het proces intussen gevorderd? Waar staan we nu? Welke en hoeveel contacten zijn er geweest en tot welke overeenstemming met uw Franstalige collega heeft dat geleid? Is er uitzicht op een snel akkoord, zo ja, wanneer en op welke vlakken?
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Ik wil de intenties delen die verscholen zitten in de vraag om uitleg van de heer Gatz. Minister, ik heb uw medewerker Hugo De Greef op het cultuurforum in Genk over dit onderwerp aan het woord gehoord. Er is enige vooruitgang. Daarom ben ik ook nieuwsgierig naar uw antwoord. Ik vind dit heel belangrijk.
In onze stad zijn we aan het discussiëren over de voortzetting van een project als NEXT, een grensoverschrijdend festival met onze Waalse vrienden uit Hainaut, maar ook uit Rijsel en Roubaix. Het is verschrikkelijk moeilijk om dit soort samenwerking in dit land tot een goed einde te brengen, om met verschillende overheden gedeelde risicos en subsidies te bemachtigen. Daar zijn we niet op geënt. Het is dan ook nodig dat we minstens in eigen land een vorm van verstandhouding zoeken om samen met andere buren goed te kunnen samenwerken.
Gisteren had ik op de Eurometropool een gesprek over dat thema. Als er een cultureel akkoord komt tussen Vlaanderen en Wallonië, dan zal het gemakkelijker zijn om met onze Franse buren goed samen te werken. Dat is een puur pragmatisch argument. Ik hoop dat het ervan komt.
De voorzitter : De heer Arckens heeft het woord.
De heer Erik Arckens : Ik ben een lauw en zelfs geen voorstander van dit cultureel akkoord. Mijnheer Gatz, u hebt de discussies in de vorige legislatuur meegemaakt over Flagey. Er is een prachtige co-communautaire samenwerking ontstaan tussen de Franstaligen en de Vlaamse Gemeenschap, die nog altijd voortduurt. Er is nu een nieuwe directeur. U moet niet komen zeggen dat er geen samenwerking kan bestaan tussen de beide gemeenschappen zonder dat cultureel akkoord.
Minister, in de discussie in de plenaire vergadering is gebleken dat de Vlaamsnationalistische partijen een bepaalde restrictie ten opzichte van dit cultureel akkoord hebben. Misschien kan de heer Dehandschutter zich daarover uitspreken, er is niets over afgesproken. Minister, houdt u rekening met die verzuchtingen, die heel terecht zijn?
In Vlaanderen kan men culturele akkoorden sluiten met om het even welk land in de wereld. Dat is heel legitiem, maar het heeft implicaties als men dat doet met de Franse Gemeenschap omdat er geen aparte clausule is ingebouwd over het cultureel imperialisme van de Franse Gemeenschap. Dat zullen ze zeker uitbuiten als er een lacune bestaat.
De voorzitter : De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva : Mijnheer Gatz, ik wil mijn appreciatie uiten voor het werk dat u in dit parlement hebt verricht. Brussel zal u missen in dit parlement. U had het zelf over een laatste vraag om het af te leren. In het licht van uw nieuwe job noem ik dat one for the road.
Als we spreken over een samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse en de Franse Gemeenschap, kunnen we moeilijk om de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) en de Commission Communautaire Française (COCOF) heen omdat zij belangrijke spelers zijn op het Brusselse veld. Ze zijn verbonden aan de Vlaamse en de Franse Gemeenschap. Ik vraag me af of ze in het lopende proces worden geconsulteerd.
In deze commissie hebben we het al gehad over het Vlaamse cultuurplan voor Brussel. Daar staan heel waardevolle zaken in. De minister heeft al bevestigd dat ze werk wil maken van enkele elementen van dat cultuurplan. In welke mate maakt dat plan deel uit van de besprekingen met de Franse Gemeenschap?
Ik ben ook bekommerd om de rol en de positie van de federale culturele instellingen die in Brussel gevestigd zijn. We kunnen daar veel over zeggen, maar dat is niet onze eerste verantwoordelijkheid. Als we dan toch spreken over een samenwerkingsakkoord met de Franse Gemeenschap, zou dat voor Brussel cruciaal zijn. Kan in dat samenwerkingsakkoord ook worden gekeken naar de federale culturele instellingen die het in Brussel niet altijd gemakkelijk hebben?
Ten slotte hoop ik dat de samenwerking met de Franse Gemeenschap zal worden beklonken in een akkoord. Ik kan het belang van een goed gestructureerde en overlegde samenwerking met de Franse Gemeenschap voor onze hoofdstad niet genoeg benadrukken. We hebben er alle belang bij dat we, opdat Brussel een coherent beleid voor cultuur zou krijgen, dwarsverbindingen tussen de twee gemeenschappen bouwen, veel meer dan vandaag het geval is.
De voorzitter : De heer Dehandschutter heeft het woord.
De heer Lieven Dehandschutter : Ik wil eerst mijn appreciatie uitdrukken voor de heer Gatz. Van de mensen rond de tafel hier ken ik hem al het langst. Ik heb hem als een wat schuchtere jongeman zien verschijnen binnen de Volksunie. Sven is een tiental jaren jonger dan ik. We hebben begin jaren 90 samen moeilijke jaren beleefd bij de Volksunie. We hebben een stuk van de weg samen afgelegd in moeilijke omstandigheden. Nadien zijn er dan weer andere omstandigheden opgedoken waardoor de wegen zijn gescheiden en verbreed.
Ik heb Sven in ieder geval leren kennen en appreciëren als een zeer verstandige en hardwerkende man, als een zoeker in de positieve zin van het woord, namelijk als iemand die niet snel tevreden is, die niet ijverde naar snel succes, maar die wat hij deed goed wilde onderbouwen en weldoordacht wilde opereren. In die zoektocht wens ik hem heel veel succes. Het voelt wat eigenaardig aan dat iemand die later in de politiek komt, vroeger vertrekt.
De vraag gaat over een aangelegenheid die mijzelf en ook mijn partij sterk beroert. De N-VA is uiteraard voorstander van een cultureel samenwerkingsakkoord met de Franse Gemeenschap en met zoveel mogelijk andere regios, staten en cultuurgemeenschappen.
Toch is het ook belangrijk om een aantal aandachtspunten, bekommernissen en principes te benadrukken die aan de grondslag van zon overeenkomst en elke overeenkomst moeten liggen. Ten eerste moeten overeenkomsten vrijwillig worden afgesloten op basis van gelijkheid tussen zelfstandige partijen en wederzijds respect. Wederzijds respect betekent voor ons en ik hoop voor heel Vlaanderen respect voor het territorialiteitsbeginsel. Bij samenwerkingsakkoorden met bijvoorbeeld Nord-Pas-de-Calais of met Zeeland en Noord-Brabant is dat wederzijdse respect en respect voor het territorialiteitsbeginsel een evidentie. Aan Franstalige kant is dat helaas niet het geval. Daarom wil ik nogmaals nadrukkelijk vragen dat het territorialiteitsbeginsel zou worden gerespecteerd. Concreet houdt dat in dat de Franse Gemeenschap zich onthoudt bij initiatieven die specifiek gericht zijn op Franstaligen in de Brusselse randgemeenten en taalgrensgemeenten zoals Voeren en Ronse.
De voorzitter : Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Mevrouw Yamila Idrissi : Ook ik wens de heer Gatz al het beste toe met zijn carrièrewending. Mijnheer Gatz, u zegt dat u een ander verhaal gaat schrijven. Ik vind dat bijzonder jammer voor mezelf. Ik had graag samen met u een stukje van dat verhaal geschreven. De vorige keer is dat mislukt omdat ik er niet bij gekomen was. Deze keer mislukt het omdat u te vroeg vertrekt. De Brusselaars in dit parlement zullen u heel hard missen.
Sven, de heer Delva sprak daarnet al over one for the road. Uit welingelichte bronnen heb ik daarnet vernomen dat je volgende week naar Dublin vertrekt om daar Guinness te proeven voor je nieuwe job. Ik wens je het allerbeste in dat nieuwe verhaal.
Ik wens mij ook aan te sluiten bij de vraag om uitleg. Minister, u hebt tijdens de behandeling van een actuele vraag in de plenaire vergadering gezegd dat u volop aan het onderhandelen bent met mevrouw Lanaan. U noemde die gesprekken positief en zei dat er binnen afzienbare tijd vooruitgang zal worden geboekt. Ik ben daar heel erg benieuwd naar.
De culturele wereld in Brussel staat in ieder geval niet stil. Er bestaan vandaag al goedlopende vormen van samenwerking. Wat we vandaag echter wat missen, is dat idee van een cultuurintendant. Wat mij betreft, zou dat ook in dat samenwerkingsakkoord moeten worden opgenomen. We zouden op het niveau van de twee gemeenschappen moeten samen zitten en iemand aanduiden om die visie voor Brussel mee te ontwikkelen.
De voorzitter : De heer De Gucht heeft het woord.
De heer Jean-Jacques De Gucht : Mijnheer Gatz, ik dank u voor uw werk in dit parlement en ook voor de steun die ik van u gekregen heb, onder andere in deze commissie. Ik ben ervan overtuigd dat ik steeds bij u zal terechtkunnen voor raad.
Het zal u niet verbazen dat ik mij volledig aansluit bij de vraag om uitleg. Ik heb al verschillende keren gezegd dat ik het absurd vind dat we in 2011 op cultureel vlak nog altijd geen samenwerkingsakkoord hebben met de Franse Gemeenschap. Het verbaast mij dat het dossier, hoewel het al verschillende keren werd aangekaart door de verschillende partijen rond deze tafel, zo traag vooruitgaat. Minister, ik vind echt dat het bijzonder traag vooruitgaat. Dat ligt echter niet alleen aan u, maar ook aan uw voorgangers.
Ik verbaas mij er elke keer weer over dat bepaalde mensen die in de politiek zitten en van cultuur houden of dat toch pretenderen een bepaalde kortzichtigheid en angst hebben ten opzichte van de Franse Gemeenschap of voor wat een cultureel samenwerkingsakkoord met die Franse Gemeenschap met zich zou kunnen meebrengen. Ik zou die personen willen zeggen dat het misschien niet altijd lukt op politiek vlak, maar dat cultuur misschien de openheid kan bieden voor een iets wijdere blik op de wereld en de maatschappij.
De voorzitter : De heer Arckens heeft het woord.
De heer Erik Arckens : Ik kan uiteraard niet achterblijven met nog een laatste woord te richten tot de heer Gatz net alsof hij naar een andere planeet vertrekt. We hebben elkaar twaalf jaar geleden leren kennen in de Vlaamse Gemeenschapscommissie. U bent een ernstige collega, iemand die de discussie nooit heeft geschuwd. Hoewel de gemoederen nogal snel konden oplopen in de VGC, deed u dat meestal zonder schelden.
U hebt dat hier voortgezet. Ik denk dat vele collegas, van welke partij ook, aan uw manier van aanpakken, uw sérieux en werkkracht, een puntje kunnen zuigen. Een puntje, niet een pintje. Ik zou Erik Arckens niet zijn indien ik u niet de titel van een boek zou meegeven dat u zeker moet lezen voor uw toekomstige carrière. Het is een boek van Ernst Jünger, ook in het Frans vertaald: Annäherungen: Drogen und Rausch. Ik denk niet dat Drogen op u van toepassing is. De Rausch, de roes, uiteraard wel. Het gaat niet over de roes, maar over het degusteren van een groot aantal alcoholhoudende dranken, die de auteur op zichzelf heeft toegepast. Hij was helemaal geen alcoholist. Hij onderzocht welke effecten ze op hem hebben teweeggebracht. Het is een klassieker in de Duitse literatuur. Ik kan u daar verder bij helpen.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Mijnheer Gatz, het is een voorrecht om uw laatste vraag om uitleg te kunnen beantwoorden. Wij hebben in het halfrond van dit parlement heel lang zij aan zij gezeten. Ik heb daar goede herinneringen aan. Ik hoop echt dat u ook de biercultuur in Vlaanderen goed op de kaart kunt zetten.
Mijnheer Gatz, u sprak van de bossen, maar u weet dat mijn collega van de Franse Gemeenschap en ikzelf ja hebben gezegd om daar echt mee door te gaan. Het is ons echt menens om daar iets mee te doen. Op basis daarvan hebben wij de opdracht gegeven aan de medewerkers om dit verder gestalte te geven en om aan de slag te gaan om tot een cultureel kaderakkoord te komen. De oefening, die dan tot stand is gekomen, heeft aanleiding gegeven tot het opstellen van een ontwerptekst waarop aan beide zijden aanpassingen zijn gebeurd. Over de tekst wordt momenteel nog verder onderhandeld. Dat is in een redelijk vergevorderd stadium.
Het gaat niet meer over de grond van de zaak. Over de principes zijn we het eens, vooral over de bereidheid tot samenwerken. Ik heb in de plenaire vergadering de principes genoemd. Wel zien we nog een aantal rechtskundig sluitende verwoordingen na. Het gaat vooral om vertalingen. U kunt zich niet voorstellen hoezeer de vertaling van Franse termen naar het Nederlands aanleiding kan geven tot interpretatieverschillen. Het gaat vooral daarover.
Beide gemeenschappen willen inzetten op de ontwikkeling van nieuwe initiatieven. Ze willen, mijnheer Delva, samen overleggen met de federale culturele instellingen en ze willen, daar waar het opportuun lijkt, gezamenlijk optreden in derde landen en regios. Wij hebben vertegenwoordigers in het buitenland. De Franse Gemeenschap zet in op andere regios en landen. Het zou goed zijn als we daarop zouden kunnen inzetten.
Mijnheer Caron en voorzitter, de samenwerking gaat ook ruimer dan alleen maar Brussel. Een juiste inschatting van de samenwerkingsmogelijkheden in Brussel vraagt om een zorgvuldige eindredactie. De samenwerkingsmodellen die in Brussel worden opgezet, kunnen uiteraard inspirerend zijn voor samenwerkingen elders in Vlaanderen met de Franse Gemeenschap, maar ook omgekeerd: in de Franse Gemeenschap met Vlaanderen. Een van de genoemde culturele initiatieven is Mons culturele hoofdstad. We zullen daar proberen om heel concreet samen te werken. Het gezamenlijke uitgangspunt is het streven naar een zo breed mogelijke geografische vertakking van de samenwerkingsinitiatieven.
Mijnheer Gatz, u hebt het over de Waalse zijde, maar wij onderhandelen met de Franse Gemeenschap. Ik heb geregeld contact met mijn collega Laanan. Onze medewerkers zijn de tekst en de voorwaarden tot samenwerking aan het uitwerken. Er is overeenstemming over de opportuniteit en de oriëntatie van het cultureel kaderakkoord. Praktisch is het zo dat ook de intenties en de condities duidelijk moeten worden geformuleerd. Daar wordt de laatste hand aan gelegd. Aldus ontstaat een zowel politieke als juridische basis om in onderling overleg op voort te bouwen.
De snelheid waarmee een akkoord bereikt wordt, is wat mij betreft ondergeschikt aan de degelijkheid en de gedragenheid. Ik ga me dan ook niet vastpinnen op een timing of een deadline. Er wordt goed samengewerkt in een optimale sfeer van wederzijdse verstandhouding.
Collegas, het spreekt voor zich dat er niet wordt geraakt aan het territorialiteitsbeginsel. Ik heb dat ook in de plenaire vergadering gezegd. Het spreekt voor zich dat ook Brussel prominent aan bod komt. Daar werken we tot nu toe het meest samen. Dat gebeurt natuurlijk ook in andere regios, mijnheer Caron.
Mijnheer Delva, met betrekking tot het Brussels Cultuurplan heb ik gezegd dat we rekening houden met een aantal initiatieven die daarin vermeld staan en worden uitgewerkt. Een aantal andere initiatieven worden op het niveau van Brussel en het Brussels Kunstenoverleg in de loop van de komende maanden nog verder uitgewerkt. Het is niet omdat we een kader hebben op basis waarvan we samenwerken dat we dit niet kunnen verfijnen als er nog nieuwe elementen aan bod komen.
Dus, nog even geduld. Het zit goed, zoals ik heb aangegeven.
De voorzitter : De heer Gatz heeft het woord.
De heer Sven Gatz : Ik wil eerst de collegas bedanken voor de gewaardeerde woorden van appreciatie, al denk ik dat het goed is dat ik nu toch spoedig de deur achter mij dichttrek. Het in memoriam-gehalte is vrij hoog. Ik weet dat dit niet uw bedoeling was. Nogmaals dank voor de fijne woorden.
Minister, u hebt in vergelijking met 23 maart niet zoveel nieuws gezegd. Maar ik meen uit de sfeer van uw antwoord dat is natuurlijk zeer subjectief te mogen afleiden dat alles nog altijd loopt en dat er geen of in elk geval geen vermeldenswaardige blokkeringen zijn voorgekomen, en dat we nog altijd op schema zitten. Ik ben het met u eens dat kwaliteit en draagvlak primeren op snelheid. Sommige collegas vinden 11 juli een mooie datum. De Franstaligen zullen eerder een datum eind september in het vooruitzicht stellen. Voor het eerst zou ik er als parlementslid mee kunnen leven dat ongeveer in het midden, half augustus, een minister iets positiefs bekendmaakt: midden in de vakantie, tussen de twee feestdagen in. Daaruit zou kunnen worden afgeleid dat de kogel door de kerk is. Anders zal het voor het najaar zijn, maar dan zullen anderen u met plezier deze vraag stellen.
De voorzitter : Dank u. Ik denk dat we hiermee dit onderwerp en dat is niet persoonlijk bedoeld kunnen afsluiten. Mijnheer Gatz, u was in deze legislatuur geen lid van onze commissie, maar uw komst was zeer verrijkend en werd dus gewaardeerd. Eigenlijk zouden we nu een break moeten houden om samen een pintje te drinken. Want een pintje is bij uitstek het glas van de vriendschap. Helaas, stachanovisten als we zijn, moeten we nog een beetje voortdoen.
De heer Sven Gatz : Het is zo goed als dat ik het gehad heb. (Gelach)
De voorzitter : Het incident is gesloten.