Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 23/06/2011
Vraag om uitleg van mevrouw Fatma Pehlivan tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de opmars van bijlessen in België
- 2458 (2010-2011)
Vraag om uitleg van mevrouw Vera Celis tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over het stijgende aantal leerlingen dat buitenschoolse bijlessen volgt
- 2469 (2010-2011)
Vraag om uitleg van de heer Boudewijn Bouckaert tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de vaststelling dat één leerling op tien bijlessen volgt
- 2472 (2010-2011)
De voorzitter : Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Mevrouw Fatma Pehlivan : In Europa is er een groeiende markt van bijlessen, ook wel shadow education genoemd. Vooral in Zuid-Europese landen zijn bijlessen al decennialang ingeburgerd. West-Europa is aan een inhaalbeweging bezig. In België volgt een op de tien leerlingen bijles. Het aantal kan in de komende jaren enkel nog toenemen. Dat blijkt uit een rapport van de Europese Commissie.
De opmars van bijlessen verontrust heel wat schooldirecties en ouderverenigingen. Van enige regelgeving is geen sprake. De commercialisering van de externe bijlessen vormt een bijkomend probleem. Op het internet wemelt het intussen van de advertenties. De prijs van een uur bijles varieert er van 15 tot 35 euro. Een reeks bijlessen loopt al gauw op tot enkele honderden euros. Dat is een grote kost voor heel wat gezinnen. De vermarkting van de bijlessen ondergraaft op deze manier de gelijke onderwijskansen die Vlaanderen heel hoog in het vaandel draagt. Er dreigt een kloof te ontstaan tussen wie zich bijles kan veroorloven en wie niet. De Vlaamse Confederatie van ouders en ouderverenigingen (VCOV) stelt zich vragen bij de motivatie van ouders. Volgens hen sturen ouders hun kind op bijles in een soort paniekreactie, bijvoorbeeld om hun kind nog vlug bijgespijkerd te krijgen voor de examens.
Volgens Mieke Van Hecke, directeur van het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs, speelt ook het verwachtingspatroon van ouders een rol. Ze is van mening dat ouders steeds moeilijker aanvaarden dat hun kinderen niet in alles super zijn. Ze denken dat ze de kinderen talenten kunnen bijbrengen door deskundigen te betalen. Maar over de kwaliteit en het positieve effect van bijlessen bestaat nog geen duidelijkheid.
Het is in de eerste plaats aan de school om leerproblemen op te lossen. Pas als scholen er niet in slagen via remediëring en extra begeleiding leerproblemen op te lossen, kunnen externe bijlessen een oplossing zijn, als laatste redmiddel. Bovendien mogen bijlessen geen zaak zijn van gegoede ouders die deze kost kunnen dragen.
Minister, welke conclusies trekt u uit het rapport van de Europese Commissie? Deelt u de bezorgdheid van ouderverenigingen en schooldirecties? Hoe verklaart u de opmars van externe bijlessen in België? Deelt u de mening van Mieke Van Hecke dat de almaar hogere verwachtingen van ouders ten aanzien van hun kinderen een rol spelen?
Hebt u weet van onderzoek dat aantoont dat externe bijlessen een positief effect hebben op de slaagpercentages van leerlingen? Welke oplossingen ziet u om de opmars van bijlessen af te remmen? Bent u van mening dat scholen extra inspanningen moeten leveren wat remediëring en begeleiding van leerlingen betreft?
De voorzitter : Mevrouw Celis heeft het woord.
Mevrouw Vera Celis : Mijn vraag gaat eveneens over het stijgend aantal leerlingen dat bijlessen volgt. Dat is een hot item, zeker aan het eind van het schooljaar wanneer de prijzen worden uitgedeeld.
We hebben in het Vlaams Parlement al vaker gediscussieerd over de voor- en nadelen van private studiebegeleiding.
Onlangs verscheen het rapport The Challenge of Shadow Education. Uit deze studie die werd uitgevoerd in opdracht van de Europese Commissie, blijkt dat zon 10 procent van de Belgische leerlingen buitenschoolse bijlessen volgt. Dat aantal zou zelfs nog toenemen.
Sommige scholen zouden de leerlingen ook informatie aanreiken over het aanbod aan private studiebegeleiding. Bovendien is dergelijke private studiebegeleiding behoorlijk duur, wat de sociale ongelijkheid in de hand werkt. Men spreekt van 75 euro per familie en 33 euro per uur. Dat is niet weinig.
Ludo Claes, voorzitter van de Vlaamse Confederatie van ouders en ouderverenigingen, maakt zich zorgen over deze tendens: We zien dat ouders hun kind op bijles sturen in een soort paniekreactie, bijvoorbeeld om hun kind nog vlug bijgespijkerd te krijgen voor de examens, of om matige prestaties wat meer op te blinken.
In het rapport wordt ook een aantal beleidsaanbevelingen geformuleerd over het in kaart brengen van de private studiebegeleiding en het tegengaan van eventuele perverse effecten.
Minister, hoe evalueert u de conclusies en aanbevelingen van het Europese rapport? Zijn de cijfers die in het rapport worden gegeven voor de Belgische situatie correct?
Hebt u vanuit het Vlaamse onderwijsveld al signalen in die zin opgevangen? Hoeveel studenten volgen in Vlaanderen vandaag buitenschoolse bijlessen? Kunt u deze cijfers verder opsplitsen naar onderwijsniveau en onderwijsvorm?
Zult u naar aanleiding van dit rapport bepaalde initiatieven ontwikkelen? Zo ja, welke?
De heer Boudewijn Bouckaert : Volgens een rapport van de Europese Commissie krijgt een op de tien leerlingen in België bijles. Ouderverenigingen en schooldirecties maken zich zorgen omdat van enige omkaderende wetgeving geen sprake is.
België vormt geen uitzondering op de inhaalbeweging die in West-Europa bezig is inzake bijlessen. In Zuid-Europa is ze zelfs sterker en onderzoekers voorspellen dat het aantal in de komende jaren bij ongewijzigd beleid enkel nog zal toenemen.
De VCOV ziet de vragen rond bijlessen de laatste jaren toenemen. Ik citeer: Over de kwaliteit en het positieve effect van bijlessen bestaat geen duidelijkheid. VCOV-directeur Ludo Claes ziet nog een probleem. Volgens hem ondermijnt de boom aan bijlessen de gelijke onderwijskansen. Een reeks bijlessen kost algauw enkele honderden euro. Zo dreigt er een kloof te ontstaan tussen wie zich bijles kan veroorloven en wie niet.
Hoe staat u tegenover het stijgend aantal bijlessen? Wat zegt dat over de kwaliteit van de onderwijsverstrekking in de scholen? De ouders zijn blijkbaar niet helemaal tevreden met het georganiseerde onderwijsaanbod en willen een bijkomende onderwijsverstrekking organiseren en betalen. Maakt u zich eveneens zorgen over de kwaliteitswaarborg en over de sociale effecten van deze bijlessen? Welke impact heeft dat op het klasgebeuren?
Ik las in de krant dat het vooral over wiskunde gaat, laat ons man en paard noemen. Er staat dat de aanpak van de leraar in de klas vaak verschilt van de aanpak van de leraar die bijles geeft. Dat kan moeilijkheden opleveren voor de leerling. Welke oplossingen ziet u hiervoor?
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet: Uit het rapport over de externe bijlessen of shadow education van Network of Experts in Social Sciences of Education and training (NESSE), een autonoom adviesnetwerk van het Institut National de Recherche Pédagogique (INRP) leer ik vooral dat het aanbod in de meeste Europese landen toeneemt en dat in West-Europa de druk van sociale competitie en prestaties vanuit ouders met een hoger inkomen de vraag doet toenemen. Er zijn heel wat verschillende vormen van externe bijlessen te vinden, ook naar organisatie en inhoud.
De gegevens voor België zijn beperkt tot de diensten van één commercieel privébedrijf: Educadomo, opgericht in 2005, gericht op studiebegeleiding aan huis. Deze organisatie lanceerde eind 2008, begin 2009 een internetenquête met vragen rond huiswerk bij kinderen en de begeleiding van ouders, familie en anderen. Aangezien er zeer grote vragen te stellen zijn bij de objectiviteit van de afnemer, de representativiteit van het doelpubliek en de analyse van de resultaten, moet men zeer voorzichtig zijn met de cijfers. De andere Belgische data zijn gebaseerd op drie artikels uit de Belgische kranten Le Soir en De Standaard, waar individuele standpunten worden weergegeven zoals die in verband met de school die externe bijlessen promoot, die niet generaliseerbaar zijn. Dit neemt niet weg dat we het binnen ons kwaliteitsvol onderwijs- en vormingslandschap belangrijk vinden dat elke lerende op elke leervraag een passend antwoord moet krijgen.
De cijfers uit het Europese rapport die haal ik aan met de nodige reserve kunnen niet worden geverifieerd aangezien mijn administratie niet over cijfermateriaal beschikt met betrekking tot de bijlessen. Het gaat hier om private initiatieven die noch gefinancierd, noch gesubsidieerd, noch erkend worden door Onderwijs. De diversiteit aan vormen, zoals face-to-face, groepspraktijken, web-based; de diversiteit aan inhoud zoals leren leren, specifieke vakken, leren kiezen; en de diversiteit aan organisatie zoals leerkrachten, privéorganisaties, studenten van deze activiteiten maken het onmogelijk om een objectief onderzoek naar de functionaliteit te organiseren.
Er is geen gekend rechtstreeks verband tussen het stijgend aantal bijlessen en de kwaliteit van onderwijsverstrekking in de scholen. De verklarende factoren voor de stijging van het aantal bijlessen zijn daarvoor te divers en kunnen bovendien op het niveau van de individuele leerling zeer verschillend zijn.
Mijn bezorgdheid ligt niet zozeer bij de vermarkting van de bijlessen, maar eerder bij de vaststelling dat ons onderwijs meer adequate oplossingen voor en antwoorden op verschillende leerbehoeften en -vragen moet bieden. De leerlingenpopulatie is dermate divers geworden dat onderwijs niet langer staat voor gelijke lessenpakketten voor alle leerlingen, maar wel voor differentiatie in lesinhouden en -vormen om alle leerlingen gelijke kansen te kunnen bieden op het vlak van competentieontwikkeling en zelfontplooiing. Scholen zetten op het vlak van differentiatie en flexibilisering vandaag al eerste stappen, maar ik denk dat we scholen nog meer moeten ondersteunen en begeleiden in het omgaan met diversiteit, het opzetten van flexibele leertrajecten op maat enzovoort. Dit vereist ook een verdere professionalisering en deskundigheidsbevordering van de leerkrachten. Aangezien de bijlessen private initiatieven zijn, ben ik niet bevoegd voor de kwaliteitsborging van deze initiatieven.
Het fenomeen van de externe bijlessen is niet eenduidig te verklaren. Diverse factoren, die bovendien ook heel verschillend kunnen zijn op het niveau van de individuele leerling, kunnen hierbij een bepalende rol spelen. Uiteraard speelt het verwachtingspatroon van ouders ten aanzien van hun kinderen een rol. Daarom ben ik overtuigd van het cruciale belang van een goede studiekeuzebegeleiding en -bekwaamheid in functie van succesvolle schoolloopbanen. Hoe beter leerlingen in staat zijn om tijdens hun schoolloopbaan zelf doordachte keuzes te maken, hoe minder problematisch die loopbaan zal verlopen. De betrokkenheid van ouders bij dit keuzeproces kan hierbij in het secundair onderwijs misschien in mindere mate dan in het basisonderwijs een rol spelen. In ieder geval blijft een transparante en duidelijke communicatie met ouders van groot belang.
Er zijn vandaag al heel wat mogelijkheden op het vlak van remediëring en begeleiding van leerlingen in en door scholen. Secundaire scholen kunnen tot het eerste jaar van de derde graad bovenop de reguliere lessentabel twee extra lesuren inschrijven als inhaallessen. Sinds het huidige schooljaar zijn bovendien enkele flexibiliseringsmaatregelen op het vlak van leertrajecten van kracht die secundaire scholen kunnen aangrijpen om in te spelen op de diverse leerbehoeften en -vragen van leerlingen, dat staat in Onderwijsdecreet (OD) XX. Zo kunnen leerlingen bijvoorbeeld vrijgesteld worden voor opleidingsonderdelen waarvan ze de competenties al hebben verworven. De daardoor vrijgekomen tijd kan worden ingezet om leerlingen extra te ondersteunen bij het verwerven van de competenties voor de opleidingsonderdelen waarvoor ze niet zijn vrijgesteld.
Een andere maatregel die sinds dit schooljaar is ingevoerd, is het mogelijk maken van de overgang van het eerste leerjaar van een graad naar het tweede leerjaar van die graad voor leerlingen die niet alle competenties van de gevolgde opleiding hebben verworven. Deze flexibiliseringsmaatregelen worden per 1 september in OD XXI uitgebreid. Vanaf volgend schooljaar kunnen secundaire scholen namelijk voor individuele leerlingen aanpassingen aanbrengen aan het lesprogramma om tegemoet te komen aan specifieke onderwijsnoden naar aanleiding van bijvoorbeeld leerstoornissen, -moeilijkheden of -achterstanden.
In het kader van het gelijkeonderwijskansenbeleid stimuleren we daarnaast vanuit de Vlaamse overheid initiatieven rond student tutoring. Daar hebben we het al over gehad, dat verankeren we in OD XXI. Heel het differentiatiepakket wordt in de hervorming van het secundair onderwijs meegenomen als structureel en vast onderdeel.
De voorzitter : Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Mevrouw Fatma Pehlivan: Ik dank u voor uw uitgebreid antwoord, minister.
Remediëring of bijlessen kunnen binnen het onderwijs worden georganiseerd, maar we kunnen niet ontkennen dat de privébijlessen in opmars zijn. Wij zijn bezorgd over de waarde en de kwaliteit daarvan. We kunnen proberen om daar binnen het onderwijs een antwoord op te geven. Dat kan via een goede studiekeuze, samen met de ouders. Ik weet niet hoe dat in andere landen gebeurt. We moeten eens goed nadenken over de verantwoordelijkheid. We zouden de ouders kunnen informeren en tegelijk beschermen. Als de school aanraadt om bijlessen te volgen om de prestaties te verbeteren, moet ze misschien een overzicht of lijst aanbieden. (Opmerkingen van mevrouw Gerda Van Steenberge)
Daar gaat het niet om. Ik vind dat de ouders informatie mogen krijgen. Aangezien we niets kunnen verbieden, zouden we een overzicht kunnen geven en een soort kwaliteitslabel kunnen toekennen. Waarom zou dat niet mogelijk zijn? Dan kunnen de ouders nog vrij kiezen. We zouden kunnen zeggen: dit is het aanbod, dit is de kwaliteit en dit is het prijskaartje. Dat is een vorm van bescherming van de ouders. Minister, bent u bereid daar verder aandacht aan te besteden? We gaan het niet meer tegenhouden, kijk maar naar Zuid-Europa. In nog andere landen wordt privéonderwijs zelfs hoger ingeschat dan staatsonderwijs. Dat is gevaarlijk, vooral in het kader van gelijke kansen. Daar worden kinderen enkel naar school gestuurd omwille van het diploma, de bijlessen beginnen daar al vanaf 6 jaar. Het onderwijs wordt buiten de scholen gegeven. Ik houd mijn hart vast voor zulke toestanden.
De voorzitter : Mevrouw Celis heeft het woord.
Mevrouw Vera Celis : Dit is een heel dubbel verhaal. Minister, ik begrijp dat u niet over heel veel cijfers kunt beschikken, want dat zit voor een stuk in de privésfeer. Enerzijds weet ik dat de scholen enorm inzetten op leerlingen die ziek geweest zijn en die een bepaald onderdeel niet beheersen. Die twee uren waarover u spreekt, worden dus zeer goed gebruikt. Dat komt de ondersteuning zeker ten goede. Anderzijds zijn er mensen die een bepaalde studierichting kunnen volgen, op één vak na. Zo komen we terug bij het watervaleffect, waarbij je een studierichting moet verlaten vanwege wiskunde of Frans. Als je dan ondersteuning kunt krijgen voor dat vak, is daar voor mij niets mis mee. Dan is dat een vrije keuze van de ouders.
Wij hebben gisteren in de Commissie Jeugdzorg nog heel intens stilgestaan bij de responsabilisering van ouders. Toen het over opvoedkundige situaties en over nieuw en anders samengestelde gezinnen ging, is de term responsabilisering van ouders heel vaak gevallen. Dat moet ook in dit verhaal meegenomen worden. Mijn broer heeft een schitterende schoolcarrière gehad, maar hij heeft vier jaar bijles gehad voor wiskunde, want dat was zijn struikelblok. Die vier jaar wegen echter niet op tegen de rest van zijn carrière en zijn verdere leven. Daar is op dat moment niets mis mee. Het mag niet de bedoeling zijn dat men daar een commerce van gaat maken.
Daarom zei ik daarnet dat het een dubbel verhaal is: langs de ene kant moeten we in het oog houden dat het beheersbaar blijft, maar aan de andere kant hoort het in menselijke zin perfect thuis bij school en maatschappij, zoals ze nu georganiseerd zijn.
De heer Boudewijn Bouckaert : Uit de gegevens van de minister bleek dat we het fenomeen zomaar niet moeten dramatiseren of overschatten. Ik wil u wijzen op studies van een libertaire vriend van mij, James Tooley, professor in Engeland. Hij heeft over heel de wereld studies gemaakt over het fenomeen van privéscholen. Het blijkt dat in derdewereldlanden de privéscholen ook voor armere mensen enorm in opmars zijn. Dat is voornamelijk te wijten aan de corruptie en de slechte organisatie van de publieke scholen. Als je het op een globaal niveau bekijkt, is dat bij ons dus eigenlijk nog een heel beperkt fenomeen.
We moeten er ons goed bewust van zijn dat de kwaliteit van het publieke onderwijs en de omvang van het supplementaire private onderwijs communicerende vaten zijn. Daarom pleit ik er altijd voor om de kwaliteit van het publieke onderwijs op niveau te houden. Anders krijg je dat effect.
Ik heb uit het antwoord van de minister ook geleerd dat we geen paniekvoetbal moeten spelen en dat het fenomeen niet van dien aard is om alles te gaan overwoekeren. Ik waarschuw ook voor wat ik negatief egalitarisme zou noemen. Het is op zich niet verkeerd dat ouders hun geld besteden aan bijlessen voor kinderen. Het is beter dat ze het daaraan besteden dan dat ze op reis gaan naar Griekenland. (Gelach)
Het is een vorm van responsabilisering van de ouders. Ik ben wel egalitair in de zin dat je de armoede moet bestrijden, maar je moet niet de rijkdom gaan bestrijden. Dat is de theorie van John Rawls en de maximin, waarover mijn overleden collega Koen Raes nog zon mooie thesis heeft gemaakt.
Ik ben het eens met mevrouw Pehlivan dat er meer transparantie in die markt zou mogen komen. De remedies die er nu al bestaan in het onderwijs lesdifferentiatie en dergelijke meer zijn goed, maar zullen nooit de behoefte aan bijlessen doen verdwijnen. If you cannot kill the monster, you have to tame the monster, zegt men.
Als ik het goed begrijp, is er een terughoudendheid bij de leraren om bijlessen te geven aan de kinderen van hun klassen. Dat is een strikte deontologische regel, die gerespecteerd moet worden. Maar als er dan toch bijlessen worden gegeven door onze leraren, waarom kunnen we er niet aan denken om dat eventueel te organiseren in de brede school en om de schoolgebouwen daarvoor te laten gebruiken? Dan zou je er ook kunnen aan denken om misschien een deel van die bijlessen te subsidiëren en een ander deel, in het kader van de responsabilisering, betalend te houden. Dat is misschien een piste die overwogen kan worden. Dan heb je ook wat meer transparantie van het aanbod, zodat de bijlessen niet het pedagogische project in de klassen doorkruisen, wat een belangrijke zorg is in heel dat fenomeen.
De voorzitter : Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Helsen : Ik vind dat wij vooral moeten inzetten op onderwijs en dat wij van de scholen mogen verwachten dat de kinderen daar hun leer- en ontwikkelingsproces kunnen doormaken, zoals we dat hebben opgenomen in de eindtermen.
Ik volg de stelling wel dat het onmogelijk is om te voorkomen dat er bijlessen gevolgd worden, maar dat mag niet de gebruikelijke piste zijn. De cijfers tonen aan dat leerlingen nog in beperkte mate bijlessen volgen, en ik hoop dat dat in de toekomst zo blijft. Ik vind niet dat we verder moeten inzetten op die bijlessen. Het is heel moeilijk om er een kwaliteitslabel aan te koppelen. Het zal veel inspanningen vragen om de kwaliteit juist in te schatten en om na te gaan of ze voldoen aan de minima die we zouden vooropstellen.
De bijlessen worden niet alleen door leerkrachten gegeven. Het aantal kinderen dat vandaag bij logopedisten terechtkomt om de leerstof die ze in de school zien, te herhalen, mogen we ook niet onderschatten.
Minister, u hebt gezegd dat het belangrijk is dat de leerkrachten in de scholen nog beter leren omgaan met diversiteit, want het is de uitdaging om nog meer dan vandaag al gebeurt, aangepaste lespakketten en leertrajecten uit te werken. Heel wat scholen zetten vandaag stappen in de goede richting, maar we moeten bijkomend inzetten op de competentieontwikkeling, zodat scholen nog meer in die richting kunnen evolueren. We moeten ook inzetten op een betere schoolloopbaanbegeleiding, zegt u.
Minister, als u zegt dat het belangrijk is dat we daar werk van maken, betekent dat dan dat de overheid wil inzetten op prioritaire nascholing in het kader van beter leren omgaan met diversiteit?
Minister Pascal Smet : Ik wil dat niet uitsluiten. We brengen op dit moment alle bestaande nascholingen in kaart. Het is heel interessant om dan uit te zoeken wat er nog kan. Dat is een van de zaken die we gaan meenemen in de oefening die we nu aan het doen zijn.
De voorzitter : Het incident is gesloten.