Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 23/06/2011
Vraag om uitleg van de heer Bart Van Malderen tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de tewerkstellingsgraad en prioritaire acties voor jobs en ondersteuning voor personen met een handicap
- 2354 (2010-2011)
Vraag om uitleg van de heer Filip Watteeuw tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de dienstverlening van de VDAB aan arbeidsgehandicapten
- 2417 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Voorzitter, we hebben het daarnet al over kansengroepen gehad. Volgens mij vormen de personen met een arbeidshandicap overduidelijk een kansengroep.
De cijfers over de huidige werkzaamheidsgraad van personen met een arbeidshandicap geven duidelijk aan dat de positie van deze groep op de Vlaamse arbeidsmarkt allesbehalve rooskleurig is. Wat erger is, is dat de cijfers niet verbeteren. In 2010 bedroeg de werkzaamheidsgraad 33,5 procent. Dat is een daling met 9,2 procent ten opzichte van 2007.
Het is niet de eerste keer dat dit punt hier ter sprake komt. Uit de antwoorden op vragen om uitleg die de heer Watteeuw en ikzelf op 8 december 2010 in deze commissie hebben gesteld, is gebleken dat de positieve evoluties die tijdens de periode 2002-2007 zijn gerealiseerd, door de crisis zijn tenietgedaan. De dalende werkzaamheid in de crisisperiode gaat, zeker tot 2010, gepaard met een stijging van het aantal werkzoekende arbeidsgehandicapten.
De minister heeft toen verwezen naar het akkoord tussen de VDAB en het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) en naar de actielijst in verband met de arbeidshandicap. Een evaluatie van de effecten van de wijziging van het stelsel van de Vlaamse Ondersteuningspremie (VOP), dat op 1 oktober 2010 in werking is getreden, was toen nog niet mogelijk.
Om de doelstelling in het Pact 2020 inzake een stijging van de werkzaamheidsgraad te halen, moeten er jaarlijks minstens 5000 werkenden met een arbeidshandicap bij komen. Dit sluit in feite naadloos aan bij het debat dat we daarnet hebben gevoerd over de plaatsen waar we enige winst kunnen boeken. In het licht van de negatieve trend, moet het voor iedereen duidelijk zijn dat we dit streefdoel zonder bijkomende inspanningen niet zullen bereiken.
Naar aanleiding van de krachtlijnennota van het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC) Evenredige arbeidsdeelname 2010 heeft de commissie Diversiteit van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) in het licht van een beleid betreffende de evenredige arbeidsdeelname een lijst van zeven prioritaire acties opgesteld.
Er is nood aan maatwerk voor de toeleiding naar werk. We moeten de ondersteunende maatregelen beter bekendmaken en op de noden afstemmen. We moeten in een langdurige ondersteuning en begeleiding op de reguliere werkvloer voorzien. We moeten voorzien in een ondersteuning tijdens de volwassenenopleidingen. We moeten informatie over redelijke aanpassingen tijdens stages verspreiden. We moeten het disability management promoten. We moeten inactiviteitsvallen vermijden.
Minister, hoe zult u deze concrete streefdoelen in een beleid voor personen met een handicap omzetten? Wat is uw timing? Hoe schat u de budgettaire impact in? Beschikt u reeds over cijfers die de invloed van de wijziging van de VOP-regeling kunnen duiden? Welke partners zult u bij de uitvoering van de doelstellingen betrekken? Hoe zult u dat doen? Hoe zult u de overige leden van de Vlaamse Regering met overschrijdende bevoegdheden bij het bereiken van deze doelstellingen betrekken? Acht u het nodig om, boven op de reeds vermelde zeven acties, nog bijkomende maatregelen te nemen?
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Voorzitter, de heer Van Malderen heeft er terecht op gewezen dat de positie van arbeidsgehandicapten tijdens een bepaalde periode, van 2002 tot 2007, gunstig is geëvolueerd. De crisis heeft die positieve resultaten tenietgedaan. De positie van de arbeidsgehandicapten is weer ongunstig geëvolueerd. Hun positie is problematisch.
Een advies van de commissie Diversiteit van de SERV bevestigt dit. Volgens de SERV is de situatie van arbeidsgehandicapten op de arbeidsmarkt precair. Werkzoekende arbeidsgehandicapten maken in verhouding minder transities naar werk dan het geheel der werkzoekenden. De toegang tot arbeid is voor hen een stuk moeilijker. Hierdoor blijven ze langer werkzoekend. Oorzaken zijn onder meer de leeftijd en de scholingsgraad van de betrokkenen. Er is echter ook het autonoom effect van de arbeidshandicap zelf.
De niet-werkende werkzoekenden met een indicatie van arbeidshandicap bij de VDAB kunnen een beroep doen op de algemene trajectwerking van de VDAB of op de gespecialiseerde werking voor een doelgroep, zoals de gespecialiseerde trajectbepalings- en begeleidingsdienst (GTB), de gespecialiseerde opleidings-, begeleidings- en bemiddelingsdienst (GOB) en de Gespecialiseerde Arbeidsonderzoeksdienst (GA).
Uit het antwoord op schriftelijke vraag nummer 65 van 26 oktober 2010 blijkt dat personen met een arbeidshandicap in de trajectwerking van de VDAB oververtegenwoordigd zijn. Ik bedoel hiermee dat veel arbeidsgehandicapten van de trajectwerking kunnen genieten in verhouding tot hun aandeel in de totale populatie van werkzoekenden. Desondanks hadden zes op de tien arbeidsgehandicapte werkzoekenden in 2010 zes maanden na het einde van een traject van de VDAB nog geen werk gevonden.
De commissie Diversiteit is van mening dat de trajectwerking voor arbeidsgehandicapte werkzoekenden verder moet worden verbeterd. Dit geldt voor de personen die naar het reguliere circuit kunnen worden geleid en voor de personen die niet of moeilijk kunnen worden toegeleid en waarvoor een betaalde tewerkstelling niet meteen mogelijk is.
Werkzoekenden met een arbeidshandicap moeten adequaat verder worden geholpen. De commissie Diversiteit suggereert een aantal actiepunten om de dienstverlening van de VDAB te optimaliseren. De heer Van Malderen heeft die punten daarnet al aangehaald.
Ik wil even ingaan op een van die actiepunten, met name het benodigde maatwerk voor de toeleiding. Naar aanleiding van dit actiepunt gaat de commissie Diversiteit dieper in op de dienstverlening door de VDAB. De Commissie Dienstverlening suggereert dat die dienstverlening kan worden geoptimaliseerd. De VDAB moet sterk op zijn regierol inzetten. De verschillende partners kunnen, vertrekkend vanuit hun eigenheid en hun expertise, in samenwerking met de VDAB een sluitend aanbod realiseren.
Als het gaat over partners, gaat het over bijvoorbeeld de Werkwinkel. De VDAB moet er nog meer voor zorgen dat werkzoekenden met een arbeidshandicap ook in de algemene trajectwerking efficiënt kunnen worden verder geholpen. Zowel bij de VDAB als bij de gespecialiseerde dienst voor trajectbepaling en -begeleiding dient aan de toegankelijkheid van de gebouwen en van de informatie te worden gewerkt. Er moet een duidelijkere taakverdeling worden afgesproken. Voor alle regios dient te worden verzekerd dat er voldoende trajecten bij de GTB mogelijk zijn. Naast een voldoende aanbod aan trajecten dient ook de kwaliteit voorop te staan. De begeleidings-, bemiddelings- en opleidingsinstanties mogen niet onder druk worden gezet om alleen of vooral die klanten met een arbeidshandicap verder te helpen die het gemakkelijkst toeleidbaar zijn. Er moet werk worden gemaakt van een adequate en transparante rapportering van de resultaten van de gespecialiseerde diensten, onder meer inzake de arbeidsmarktpositie van de werkzoekenden na het doorlopen van de trajecten.
Minister, bent u het eens met de commissie Diversiteit dat de dienstverlening van de VDAB nog moet worden verbeterd? Wat is uw standpunt ten aanzien van de voorgestelde actiepunten? Op welke manier zal de VDAB verder omgaan met het advies van de commissie Diversiteit? Welke concrete initiatieven wil de VDAB op korte termijn nemen om de dienstverlening ten aanzien van arbeidsgehandicapten te verbeteren?
De voorzitter : De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel : Wij hopen dat door het aantrekken van de conjunctuur ook bij die moeilijke groep de cijfers positiever zullen worden. Uit de VDAB-cijfers blijkt dat de daling ook bij de arbeidsgehandicapten is ingezet. Maar we moeten eerlijk zijn: die daling gaat trager dan het algemeen gemiddelde. Het aandeel was voor arbeidsgehandicapten in januari 2011 14 procent en in mei 2011 is dat, ondanks de nettodaling in absolute cijfers van 1500 werkzoekenden, opgelopen tot 15,5 procent. De daling is er, maar minder sterk dan het algemene gemiddelde. Dat wijst op een knelpunt.
Minister, hebt u een idee van de wachttijd in de trajecten voor mensen met een arbeidshandicap? Is die wachttijd er? Kan daar nog iets verbeteren? En hoe zit het met de uitval? Hoeveel mensen gaan er onderweg verloren?
Wij lazen deze week in de krant dat de Vlaamse Ondersteuningspremie (VOP) onbekend is bij de Vlaamse kmos. Dat is een bekende opmerking vanuit de Vlaamse ondernemerswereld. Er zijn heel wat overheidsmaatregelen en incentives, maar de instrumenten zijn onvoldoende bekend. De meeste Vlaamse kmos kennen de VOP niet en staan dan ook zeer weigerachtig ten aanzien van het aanwerven van iemand met een arbeidshandicap. Ze weten niet dat ze gedurende een paar jaar een tegemoetkoming krijgen, in functie van de afstand van die persoon tot de arbeidsmarkt. In welke mate kunnen hier extra inspanningen worden geleverd? De UNIZOs en Vokas van deze wereld kunnen daar een inspanning leveren in samenspraak met de Vlaamse Regering.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Een aantal commissieleden zijn ongelooflijk alert. Er kan bij de SERV niets buitengaan of ik krijg meteen vragen. Maar u moet beseffen dat we op het eind van een parlementair jaar zijn. Ik moet mijn beleidsbrief maken.
In de tweede helft van mei heb ik de actielijst van de commissie Diversiteit gekregen. Ik vind het nodig om die lijst grondig te bestuderen. Ik wil hem inpassen in het competentie- en loopbaanbeleid. Ik wil er ook de evaluatie van de structurele EAD-projecten (Evenredige Arbeidsdeelname en Diversiteit) aan toevoegen. Dit is een van de doelgroepen die ik opneem in het overleg met mijn collega Freya Van den Bossche en in sommige gevallen met mijn collega van Welzijn Jo Vandeurzen. Ook die visie-elementen wil ik daarin opnemen.
Ik wil in mijn beleidsbrief 2011-2012 een evaluatie maken, zoals jullie vragen, van het in Werk gevoerde beleid. Dat is een van de punten die zeker aan bod zal komen in het te voeren beleid in het volgende jaar. Jullie zijn heel snel, maar ik wil de kans krijgen om te evalueren en vooruit te kijken. Dat is ook de bedoeling van een beleidsbrief.
Over de VOP zullen we pas na een jaar, eind 2011, preciezere cijfers hebben. De samenstelling van de kwartaalaangiften verschilt heel sterk. Er is een versnelde degressiviteit in de percentages. Er is een evaluatie op elk moment en na vijf jaar. De aanpassing van de VOP is een langlopend proces. We kunnen dat nu nog niet inschatten.
Ik excuseer mij voor mijn heel korte antwoord. Ik kan nu nog niet antwoorden op alle vragen over de actiepunten. Maar dat is eigenlijk niet verwonderlijk.
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Minister, ik dank u voor het antwoord. De mensen die vroeger weg moeten, zullen er zeker bij gebaat zijn. U kunt elke vraag beantwoorden met een verwijzing naar de beleidsbrief. Ik heb begrip voor het feit dat u geen kant-en-klaar beleid hebt op het moment dat een SERV-commissie een aanbeveling doet, maar we zijn een maand verder. Het zou toch nuttig zijn om een algemene appreciatie te hebben van de richting die men wenst uit te gaan. Ik heb ze niet allemaal in extenso opgenomen. Ik ga ervan uit dat er een marsrichting bestaat. We vertrekken hier ook niet van een blanco blad. Er staan een aantal zaken in het regeerakkoord en in uw beleidsbrief. Een algemene appreciatie zou nuttig zijn. U zegt dat we een volledig jaar moeten hebben om een exacte inschatting te kunnen maken van de evolutie in de VOP. De degressiviteit versnelt. Maar hoe zit het met de nieuwe dossiers? Ik kan dit ook schriftelijk vragen en ik zal dat dan ook doen. Ik wil een algemene appreciatie van het huidige verloop van de tewerkstelling van arbeidsgehandicapten.
We zijn vertrokken vanuit de analyse dat we, als we willen komen tot de tewerkstellingsgraad die is vooropgesteld in Pact 2020, zullen moeten inzetten op kansengroepen. Ze zijn hier al bijna allemaal de revue gepasseerd. We hadden het al over allochtonen en over 50-plussers. Nu hebben we het over arbeidsgehandicapten. Ik stel vast dat er een uitgewerkt kader is met een uitgewerkte timing voor de 50-plussers. Dat steunen we ook. Ik stel vast dat u het blijkbaar moeilijk hebt met de SERV-aanbeveling met betrekking tot allochtonen. Ik stel vast er een SERV-aanbeveling is met betrekking tot personen met een handicap. Daarop krijgen wij in het najaar een reactie. Ik vraag gewoon dat er evenwichtig wordt ingezet op die drie groepen en dat we voor elk van die drie een proactief beleid krijgen. Als we gewoon de huidige trend volgen, komen we er niet. Ik zal op die nagel blijven slaan.
Minister, de heer Van den Heuvel zegt dat de kmos de VOP te weinig kennen. Ik ben ervan overtuigd dat onze kmos heel verstandig bezig zijn en allemaal over een computer en over Google beschikken, en dat zij op het moment dat zij een aanwerving doen beginnen te zoeken naar welke premies ze kunnen gebruiken. Het feit dat zij de VOP niet kennen, heeft misschien te maken met het gegeven dat zij nog nooit op het idee zijn gekomen om arbeidsgehandicapten aan te werven. De VOP is een ondersteuningsinstrument. De aanwervingsmethodes dragen er misschien toe bij dat men de VOP te weinig kent. U wees er al zelf op dat men dikwijls altijd maar in dezelfde vijver blijft vissen. Ik pleit er dus voor dat u in het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC) bij partners zoals UNIZO en Voka erop aandringt om eens buiten de lijntjes te kleuren en buiten de traditionele vijver te vissen.
De heer Filip Watteeuw : Minister, dit was wel een extreem kort antwoord. Ik ben dat van u niet gewoon. Zoekt u niet voortdurend naar aanleidingen om te zeggen dat u nog niet kunt antwoorden? Vragen worden afgewezen al is dat niet uw verantwoordelijkheid wegens de begrotingsbesprekingen of de bespreking van beleidsbrieven. Wanneer mag het dan nog wel?
Het is vreemd dat de commissie Diversiteit van de SERV een niet onbelangrijk orgaan een advies uitbrengt waarin een aantal duidelijke verbeterpunten voor de werking van de VDAB staan, maar dat wij daarover geen antwoorden op onze vragen kunnen krijgen. Ik vermoed dat de VDAB dat advies toch heeft bekeken en daarover een visie heeft, en dat ook u een mening hebt over de manier waarop de VDAB daarmee moet omgaan. Ik begrijp dat u niet over alle actiepunten kunt zeggen wat u zult ondernemen. Maar in die nota zitten toch elementen waarover u een mening moet hebben. Maar afgaande op de concrete stappen die u zet, zie ik dat u over de actielijst allochtonen wél een duidelijke mening hebt. Ik begrijp dus echt niet waarom u op deze vraag geen concreet antwoord geeft. Ik vind dat zeer vreemd.
De voorzitter : Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mevrouw Martine Fournier : De heer Van Malderen had het over de bekendheid van de premies bij kmos. Ik denk dat er een groot verschil is tussen de grote en de kleine kmos. Zelfstandigen zullen die premies veel minder goed kennen. Grotere bedrijven googelen voortdurend, op zoek naar nieuwe premies.
Minister Philippe Muyters : Ik wil drie zaken zeggen. Een: de heer Van Malderen maakt een onderscheid tussen de 50-plussers, de allochtonen en de anderen. Ik wil er toch op wijzen dat Samen op de bres sinds 2008 bestaat. Het is gemakkelijker om in te spelen op iets dat al langer bestaat. Over de allochtonen wil ik overleg plegen. U zegt zelf dat ik daarover een duidelijke visie heb. Op 29 juni zitten de sociale partners opnieuw rond de tafel. Ik wil beiden allochtonen en gehandicapten meenemen in de algemene visie op het competentie- en loopbaanbeleid. De maatregelen die hier worden gesuggereerd, kunnen daarin worden opgenomen.
Ik ben voorstander van een gelijke aanpak. Ik besef erg goed dat voor alle groepen allochtonen, arbeidsgehandicapten, langdurig werklozen en 50-plussers een aanpak op maat moet worden aangeboden. Over verbetervoorstellen wil ik met de sociale partners duidelijk overleggen. Dat moet passen in een totaalvisie op de loopbaan, rekening houdend met wat de VDAB op het terrein kan realiseren.
Wat betreft de betrokkenheid van UNIZO en Voka, maar ook van de intersectorale werkgeversorganisatie voor de socialprofitsector in Vlaanderen (Verso) en het Ondernemersplatform VKW, is het belangrijk eraan te herinneren dat die vier partners beschikken over Jobkanaal. Jobkanaal zorgt voor de sensibilisering van ondernemingen voor de aanwerving van arbeidsgehandicapten, en wijst ook op het bestaan van de VOP. Voka is daar zes jaar geleden mee begonnen. Na drie jaar zijn de collegas bij deze aanpak betrokken, om er één grote actie van te maken. Op hun vraag wordt er dus gesensibiliseerd en worden de maatregelen bekendgemaakt.
Mijnheer Watteeuw, ik antwoord op alle vragen. Vandaag zijn het er dertien, en ik heb begrepen dat er nog zeven zullen volgen. Ik spreek me nooit uit over de kwestie of een vraag kan of niet kan. In deze commissie probeer ik op een zeer constructieve manier de vragen van meerderheid en oppositie te beantwoorden. Ik lees niet de antwoorden van papier af, maar probeer met de commissieleden te dialogeren. U klaagt dat u geen vragen mag stellen, bijvoorbeeld tijdens begrotingsbesprekingen. Wel, af en toe is een structuur nodig.
De heer Bart Van Malderen : Ik ben eigenlijk tevreden met het tweede antwoord, want er spreekt ambitie uit om op al die terreinen te werken en voor die verschillende doelgroepen in gelijke mate aan de slag te gaan. Dankzij Samen op de bres is er natuurlijk een zekere traditie waarop kan worden voortgebouwd. Ik ben dus tevreden, al is het zo dat wij na het reces daarop moeten terugkomen om het concrete antwoord te vernemen. Ik ben optimistisch.
U verwijst naar Jobkanaal, en ik ben daar blij om. Jobkanaal is daar zes jaar mee bezig. Maar inmiddels blijkt dat er kmos zijn die de maatregel nog altijd niet kennen. Dat betekent dan toch dat een evaluatie van die structurele maatregelen ter bevordering van evenredige arbeidsdeelname en diversiteit echt nodig is. Dat moet echt een doel zijn.
Minister Philippe Muyters : Ook ik wil die evaluatie afwachten.
De heer Filip Watteeuw : Ik ben iets minder optimistisch dan de heer Van Malderen. Maar hij heeft wel gelijk: uw tweede antwoord was langer en concreter dan uw eerste, laconieke antwoord. Er spreekt een ambitie uit, dat klopt. Dat neemt niet weg dat op de vragen van de heer Van Malderen en van mezelf een antwoord volgde dat wat meer had mogen zijn.
Ik vraag mij bijvoorbeeld af of de VDAB al kennis heeft genomen van het advies, en of er al een antwoord is. Hebt u dat antwoord in voorkomend geval al ontvangen en daar zelf al iets mee gedaan? Het lijkt nu een beetje alsof er met de adviezen van dergelijke commissies niets gebeurt. U zegt dat u over de actielijst allochtonen wilt overleggen. Als dat klopt, dan loopt er toch een en ander mis, want de commissieleden hebben niet die indruk.
De voorzitter : Het incident is gesloten.