Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 09/06/2011
Vraag om uitleg van mevrouw Katrien Schryvers tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over inclusief muziekonderricht
- 2284 (2010-2011)
De voorzitter : Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Mevrouw Katrien Schryvers : Voorzitter, minister, collegas, mijn vraag gaat over de projecten voor inclusief muziekonderricht die momenteel lopen binnen het deeltijds kunstonderwijs (dko). Dat zijn er in Vlaanderen een handjevol, ik meen dat er vier projecten voor kinderen met een beperking zijn in muziekacademies die door Vlaanderen worden gesubsidieerd. Het gaat over Grimbergen, waar dat al tien jaar bestaat, Lokeren, sinds 2004, Beringen, sinds 2005 en Wijnegem, sedert 2007. Elk van die tijdelijke projecten heeft daarnaast ook een eigen vorm van financiering. De financiering gebeurt dus niet op dezelfde manier.
Ik heb me laten vertellen, minister, dat deze projecten heel succesvol zijn. Op de gemeentelijke muziek- en woordacademie in Wijnegem, die in 2007 startte met zon project, telt de cursus intussen dertig leerlingen. De academie krijgt hiervoor forfaitair zestien lestijden. Ik moet er niet bij vertellen dat dit neerkomt op een financieel krappe situatie, bovendien moet erop worden gewezen dat deze kinderen geen gewone middelen genereren onder de reguliere financiering.
De lagere graad bevat natuurlijk slechts een aantal jaren. De leerlingen die aan het begin van dit schooljaar al drie jaar les hadden gevolgd, moesten blijven zitten. Uiteraard kan dat volgend schooljaar niet meer, men kan die leerlingen dezelfde jaren natuurlijk niet blijven laten overdoen. Ofwel moet de school de leerlingen volgend jaar weigeren en zeggen dat het niet gaat omdat er geen middelbare graad is, ofwel moet men toch proberen om de leerlingen te laten deelnemen aan de middelbare graad. Het probleem daarbij is dat de kinderen die doorstromen wel een instrument bespelen en kunnen worden ingeschakeld in samenspelgroepen, maar geen normale theoretische vakken zoals Algemene Muziek Cultuur (AMC) aankunnen en dus een aangepast programma nodig hebben. Deze doorstroming is tot op heden niet mogelijk.
Zowel pedagogisch als menselijk is het weigeren van die leerlingen absoluut niet aangewezen en volstrekt uit den boze. Het zou bovendien ingaan tegen het VN-verdrag inzake personen met een handicap.
Minister, we weten natuurlijk dat u werkt aan een hervorming van het deeltijds kunstonderwijs. We hebben allemaal de conceptnota gezien en we weten dat er in het najaar een vervolg op komt. Er is echter een schooljaar gedaan en in september begint er een nieuw. Uw nieuwe concept zal dan nog niet in werking zijn. Het zou heel spijtig zijn als er een cesuur zou ontstaan waardoor bepaalde leerlingen niet meer kunnen deelnemen aan de inclusieve projecten.
Minister, kent u het probleem? Kunnen de leerlingen die de lagere graad in een inclusief project afwerkten, onder de gewone financiering doorstromen naar de middelbare graad met behoud van de uren voor de lagere graad inclusief onderwijs voor de betrokken academie? Of kan er in bijkomende middelen worden voorzien voor inclusief muziekonderwijs in de middelbare graad? Het probleem daarbij is natuurlijk dat de leerlingen dan een aangepast programma nodig hebben en de leerplandoelstellingen formeel niet helemaal kunnen worden behaald.
Gebeurde er al een evaluatie van de verschillende projecten? Het project in Grimbergen bijvoorbeeld loopt al tien jaar. Zo ja, wat is het resultaat hiervan? Zo neen, is er een evaluatie gepland en hoe zal die gebeuren?
Wat is de reden van de verschillende financiële ondersteuning van de verschillende projecten?
Hoe ziet u het inclusief onderwijs in het dko in de toekomst? Zal het dko in de tweede conceptnota een afzonderlijke plaats innemen? Hoe ziet u dat dan? Gaat het over de verschillende vormen van dko?
Indien inclusief dko ook in de nieuwe visie van dko een plaats zal hebben, hoe kunt u dan garanderen dat er tot de implementatie van dit nieuwe dko geen cesuur ontstaat voor de huidige projecten en dat de leerlingen bijna naadloos kunnen doorstromen van de huidige projecten naar het nieuwe dko?
De voorzitter : Mevrouw Deckx heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Deckx : Ik wil me heel graag aansluiten bij de vragen van mevrouw Schryvers. Ze haalt een heel belangrijk punt aan en ik zou haar vraag heel graag ondersteunen. Ik stel samen met haar vast dat er heel weinig kinderen met een handicap deelnemen aan dergelijk muziekonderricht. Ook op de academies voor beeldende kunsten zijn die jongeren slechts heel weinig aanwezig. Ik vind dat een spijtige zaak. Ik sluit me daarom heel graag aan bij de vragen van de collega, en ik ben heel benieuwd naar uw antwoord.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Voorzitter, mevrouw Schryvers, de directeur van de academie van Wijnegem heeft dezelfde vraag ook al gesteld aan ons. Voor zover de leerlingen de verplichte vakken van de middelbare graad volgen zoals is voorzien in het organisatiebesluit, zijn zij regelmatig en kunnen ze in de omkaderingsberekening meegeteld worden als financierbare leerling. Voor het tijdelijke project ontvangt de academie jaarlijks een afzonderlijk forfaitair urenpakket van zestien uren-leraar. Het meetellen van leerlingen die uit dit project doorstromen naar de reguliere structuur, heeft geen invloed op dit pakket.
De directeur vindt het haalbaar dat de leerlingen in kwestie de verplichte vakken volgen, weliswaar met een aangepaste inhoud en benadering. Dat is uiteraard een pedagogische kwestie. De leerdoelen van het deeltijds kunstonderwijs zijn momenteel vastgelegd in minimumleerplannen. In haar advies dringt de inspectie erop aan dat de academie van Wijnegem adaptieve jaarplannen ontwikkelt die verwijzen naar de bestaande, goedgekeurde minimumleerplannen van de middelbare graad. Planmatigheid en leerlijnen moeten altijd traceerbaar blijven.
Het tijdelijke project in Wijnegem is in het kader van de doorlichting in maart 2010 geëvalueerd door de inspectie. De inspectie stelde een voldoende kwaliteitsniveau vast. Het project focust hoofdzakelijk op muziekbeleving. Via ritme en beweging drukken de leerlingen zich muzikaal uit. Meer dan de helft leert ook een instrument bespelen: piano, gitaar, slagwerk, dwarsfluit of zang. De leerlingen beleven veel musiceervreugde aan de lessen. Tegen september zal de academie zelf ook de eindbalans van de projectwerking opmaken. De stuurgroep die de tijdelijke projecten opvolgt, zal op basis van de evaluatie door de inspectie en de zelfevaluatie een rapport met beleidsaanbevelingen opmaken.
De tijdelijke projecten orthoagogische muzikale vorming in de academies van Beringen, Grimbergen en Lokeren zijn al veel eerder gestart. De verschillen in financieringsvoorwaarden zijn daardoor te verklaren. Deze projecten zijn gestart nog voor het decreet betreffende tijdelijke projecten in het onderwijs van 9 december 2005 en het daaruit voortvloeiende uitvoeringsbesluit voor het deeltijds kunstonderwijs van 23 maart 2007. Het project in Wijnegem dateert van september 2007 en is dus onderhevig aan die regelgeving. De eerder gestarte projecten zijn al tijdens het schooljaar 2006-2007 grondig geëvalueerd, zowel door de inspectie als door betrokken directeurs en leerkrachten in de vorm van een zelfevaluatie. Ook de tijdelijke projecten aangepaste beeldende vorming werden geëvalueerd.
De inspectie is overtuigd ik ook trouwens van de maatschappelijke meerwaarde van de tijdelijke projecten. De verschillende benaderingswijzen in de projecten, ervaringsgericht of resultaatgericht, accent op onderwijs of op therapie, gaan soms echter gepaard met een wisselend kwaliteitsniveau. Daardoor kwam de inspectie tot de slotsom dat de projecten nog niet klaar waren voor opname in de reguliere structuur. Zowel in de projecten orthoagogische muzikale vorming als aangepaste beeldende vorming achtte de inspectie bijkomende kennisopbouw en visieontwikkeling van de leerkrachten noodzakelijk. De inspectie pleitte ook voor ervaringsuitwisseling tussen de academies onderling en ook met het leerplichtonderwijs.
In 2008 heeft de decreetgever de verlenging van de tijdelijke projecten orthoagogische muzikale vorming en aangepaste beeldende vorming dan ook gekoppeld aan de deelname aan een expertenwerkgroep. In juni 2010 heeft deze werkgroep zijn eindrapport Hand in hand voor verbreding aan de Vlaamse Regering voorgelegd. Ook leerkrachten en de directeur van Wijnegem hebben aan deze werkgroep deelgenomen.
Uiteraard mogen de leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in de hervorming van het dko niet vergeten worden, uiteraard deel ik uw bezorgdheid daarover. Via de tijdelijke projecten en de werkgroep is al heel wat waardevolle expertise verzameld over hoe kunstopleidingen ook voor deze doelgroep meer toegankelijk gemaakt moeten worden.
De ratificatie van het VN-verdrag heeft uiteraard ook gevolgen voor kunstonderwijs. De conceptnota pleit daarom voor een bepaling in het decreet die het mogelijk maakt om een meer concreet beleid uit te werken. Voor deze leerlingen is, zoals in het rapport van werkgroep is geopperd, kunstonderwijs op maat nodig. Vertrekkende van het curriculum zoals voorgesteld in de conceptnota, zullen er dus individuele trajecten uitgetekend moeten worden. Dat dit in een latere fase zal gebeuren, komt omdat er vooral op juridisch vlak nog onderzoek nodig is: hoe kunnen we ervoor zorgen dat alle jongeren en volwassenen niet alleen het recht hebben om zich in te schrijven, maar dat dat recht ook gewaarborgd wordt door maatregelen die verschillende verantwoordelijken moeten nemen?
Verder vind ik het zinvol om te sporen met meer algemene beleidskeuzes ten behoeve van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften.
Ik kan u ook geruststellen, want met het decreet van 10 juli 2008 zijn alle projecten verlengd tot geplande inwerkingtreding van het decreet in 2013. We zullen ze dus laten bestaan tot het nieuwe decreet in werking treedt.
De voorzitter : Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Mevrouw Katrien Schryvers : Ik dank u voor het positieve antwoord. Ik ben erg tevreden dat u de maatschappelijke meerwaarde van die projecten onderschrijft. Ik denk dat we het eens zijn om te stellen dat die jongeren met beperkingen en specifieke behoeften recht hebben op een inschakeling in het deeltijds kunstonderwijs. Dat vereist natuurlijk een specifieke omkadering. In dat verband noteer ik dat u zegt dat de leerlingen die de lagere graad hebben afgewerkt vanzelfsprekend dankzij de reguliere financiering kunnen doorstromen naar de middelbare graad. Dat is een belangrijke stap. Aangezien ze evenwel een aangepast programma nodig hebben niet voor alles, maar bijvoorbeeld wel voor de theoretische vakken is het niet vanzelfsprekend dat dit gemakkelijk kan worden ingepast. Het gaat overigens slechts over een klein aantal leerlingen.
In elk geval is dit een positieve ontwikkeling. Ik hoop dat de expertengroep, de begeleiding en de evaluatie zullen zorgen voor een goede regeling en een goede organisatie die in alle academies ingang zullen vinden en in het toekomstige concept van het deeltijds kunstonderwijs zullen worden ingepast.
Ik heb die groepen al enkele keren horen musiceren. Het is echt een plezier om te zien hoe die jongeren opgaan in hun spel en hoe de leerkrachten hen met veel enthousiasme begeleiden. Ik ben echt overtuigd van de meerwaarde ervan. U bent ook overtuigd, maar u bent altijd welkom om eens te komen kijken. U zult nog meer overtuigd zijn en versteld staan van wat daar wordt gepresteerd.
De voorzitter : Het incident is gesloten.