Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 08/06/2011
Vraag om uitleg van de heer Lode Ceyssens tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de plannen inzake het lokale RO-handhavingsbeleid en de versnelling van de ontvoogdingsbeweging
- 2273 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Ceyssens heeft het woord.
De heer Lode Ceyssens : Minister, bij de drie voorgaande vragen ging het steeds over ontvoogde en niet-ontvoogde gemeenten. Mijn vraag gaat over ontvoogding. Om u niet te zwaar te belasten, heb ik twee aspecten in een vraag gegoten.
Vorig jaar betrok u ons actief bij de opmaak van het Handhavingsplan Ruimtelijke Ordening. Dit plan schept het kader waarbinnen de gewestelijke inspectiediensten de komende jaren moeten werken.
Een van de grote vraagtekens bleef de handhaving door de lokale besturen, waar verschillende standpunten over bestaan. De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) pleitte vooral voor preventieve handhaving op lokaal niveau. Lokale besturen moeten hun burgers actief informeren en goede informatie geven aan kandidaat-kopers, kandidaat-bouwers, kandidaat-verkopers, enzovoort. Anderzijds heb ik hier onlangs de inspectiediensten horen spreken over pilootprojecten waarbij men samenwerkingsovereenkomsten maakt met lokale besturen rond handhaving.
Het tweede deel van mijn vraag, over de ontvoogdingsbeweging, zit onder dezelfde begrotingspost. Onze fractie heeft steeds gepleit voor een snellere ontvoogding, weliswaar nog steeds onder de gestelde voorwaarden. Toen we enkele weken geleden de budgetcontrole bespraken, heb ik aangekondigd dat ik een vraag zou stellen over de 500.000 euro die werd vrijgemaakt voor pilootprojecten rond lokale handhaving. Onder dezelfde begrotingspost zat ook de versnelling van de ontvoogdingsbeweging.
Minister, wat bent u precies van plan met het vrijgemaakte begrotingskrediet? Zijn de studies en projecten hierover al uitgeschreven? Welke timing werd vastgelegd? Hoe wilt u vanuit Vlaanderen de lokale besturen ondersteunen in hun handhavingspraktijk? Hoe wilt u vanuit Vlaanderen de lokale besturen nog beter ondersteunen op hun weg naar ontvoogding? Is dit, ten slotte, een eenmalige of recurrente begrotingspost?
De heer Bart Martens : Minister, in het kader van het witboek Interne Staatshervorming heeft de regering beslist dat de middelen van de samenwerkingsovereenkomst zullen worden verhuisd. Er was een addendum toegevoegd dat de lokale besturen ondersteunde om het toezicht en de handhaving van het lokaal milieubeleid waar te nemen. Deze taak werd de lokale besturen decretaal opgelegd via het Milieuhandhavingsdecreet.
Een van de engagementen van de regering in het kader van de commissie-Sauwens en de commissie-Berx, is om naar een eengemaakte vergunning te gaan voor stedenbouw en milieu. Wat is de invloed daarvan, mutatis mutandis, op het lokaal beleid rond toezicht en handhaving op het vlak van ruimtelijke ordening? Als je beslist dat je de middelen die we nu aan lokale besturen geven voor lokale taken rond toezicht en handhaving voor het milieubeleid, zult verhuizen naar het gewest, kan dat consequenties hebben voor het toezicht en de handhaving op lokaal vlak voor ruimtelijke ordening. Wordt er, in het kader van de beweging naar een eengemaakte vergunning ook werk gemaakt van de stroomlijning van het lokale handhavingsbeleid op het vlak van milieu, hygiëne en ruimtelijke ordening?
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Uiteraard moeten we naar een stroomlijning gaan. Het is nu echter nog te vroeg om daar in detail op in te gaan. We zijn bezig met de uitvoering van het drietrapstraject rond het vergunningsbeleid. Aan dat vergunningsbeleid moet dan een gepast handhavingsbeleid worden toegevoegd.
Enerzijds hebben we op vlak van milieu wat u naar voren brengt. Anderzijds hebben we het goedgekeurde handhavingsplan.
U spreekt over een groot vraagteken door de lokale besturen inzake handhaving van ruimtelijke ordening. Voor mij is er geen vraagteken meer. De rol inzake handhaving door lokale besturen is in het handhavingsplan bepaald. Voor mij is het duidelijk welke inspanningen door de Vlaamse inspectie moeten worden gedaan en welke lokaal moeten gebeuren. Het handhavingsplan spreekt hier over een partnerschap met sterke lokale besturen en over het lokale bestuur als eerste aanspreekpunt. De Vlaamse overheid heeft een ondersteunende rol ten aanzien van die lokale besturen.
Dat neemt niet weg dat ik de gemeenten verder wil ondersteunen in de verdere uitbouw van hun handhaving. De versterking van een lokaal handhavingsbeleid en de versnelling van de ontvoogdingsbeweging zijn overigens ook beleidsthemas die zowel vanuit het regeerakkoord als mijn beleidsnota naar voren worden geschoven. Ze worden ook in het witboek Interne Staatshervorming naar voren geschoven. Vandaar dat ik er ook bewust voor geopteerd heb om in de begroting in middelen te voorzien. Ik wil er zeker van zijn dat de ingeslagen weg in dit verband door een zo groot mogelijke groep van gemeenten kan worden gevolgd.
De vermelde basisallocatie kan dus worden ingezet op twee pistes. Er zijn pilootprojecten rond een versterkte intergemeentelijke samenwerking op het vlak van ruimtelijke ordening. Themas die hierbij aan bod kunnen komen zijn de ontvoogding, het ruimtelijk beleid op lokaal en bovenlokaal niveau, en ambtelijke samenwerking. Een tweede piste kan de versterking van het lokaal handhavingsbeleid zijn. Dat is de filosofie die wij hanteren.
Mijnheer Ceyssens, u vraagt wat ik precies van plan ben. Een begrotingscontrole geeft de mogelijkheid om een aantal middelen te vragen. Zekerheid dat je ze krijgt, heb je pas na een regeringsbeslissing en nadat het parlement heeft gekozen. Ik ben begonnen op een moment dat er besparingen moesten worden doorgevoerd. Ik hoed er mij voor om mijn departementen op voorhand warm te maken en te zeggen dat er geld zal komen, om daarna te moeten vertellen dat het toch niet het geval is. Ik wacht tot ik voldoende het gevoel heb dat er zekerheid is dat de middelen er komen en dan pas te vragen naar een invulling. Een precies plan voor de vrijgemaakte begrotingskredieten heb ik nu breed gedefinieerd om zowel te kunnen inzetten op een versterkte intergemeentelijke samenwerking als op lokale handhaving. De genoemde basisallocatie is opgesteld als een subsidiepost en zal dus ook als dusdanig aangewend worden.
De studies of projecten zijn nog niet uitgeschreven. Mijn administratie werkt momenteel een voorstel uit voor dit begrotingsjaar. Het zal dit jaar nog vastgelegd en gegund worden.
U vraagt hoe ik de lokale besturen wil ondersteunen in hun handhavingspraktijk. Het antwoord vindt u eigenlijk grotendeels terug in het handhavingsplan. De ondersteuning van de lokale besturen vindt op verschillende vlakken plaats. Momenteel vinden er gesprekken plaats tussen de stedenbouwkundige inspecteurs en de verschillende lokale besturen om een lokaal handhavingsplan op te stellen waarin de lokale prioriteiten en mogelijke wijzen van optreden worden omschreven. Het is de bedoeling om gelijktijdig met deze lokale handhavingsplannen afspraken te maken over de toewijzing van de taken op gemeentelijk of gewestelijk niveau, waarbij het Vlaams handhavingsplan voor de stedenbouwkundige inspecteur de leidraad is. De gemeenten krijgen tevens ondersteuning via een code goede praktijk, opgesteld door de stedenbouwkundige inspecteurs van het agentschap Inspectie Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (RWO) en waaraan nu de laatste hand wordt gelegd.
Maar ik neem aan dat uw vraag vooral budgettair gericht is. Zoals gezegd is de begrotingsallocatie breed gedefinieerd, juist om ons de mogelijkheid te geven om in te spelen op noden of opportuniteiten, en mijn administratie werkt deze zaken momenteel verder uit.
Ook wat betreft uw vraag hoe lokale besturen ondersteund kunnen worden op hun weg naar ontvoogding, weet u dat bij mijn administratie momenteel een onderzoek naar ontvoogding loopt. Ik verwacht uit deze hoek een aantal nuttige aanbevelingen die we in het volgende werkjaar kunnen operationaliseren. Ook uit de pilootprojecten rond de versterkte intergemeentelijke samenwerking verwacht ik een zeer nuttige inbreng voor het beleid.
Als antwoord op uw laatste vraag kan ik tot slot stellen dat het versterken van intergemeentelijke samenwerking uiteraard niet bereikt zal worden na één jaar financiële ondersteuning. Ik zal er alles voor doen, maar ik kan er nooit zware garanties voor geven. In zulke dingen is het een groot nadeel om ook minister van Financiën en Begroting te zijn. Ik voorzie in het begrotingsjaar 2012 opnieuw in deze begrotingspost, maar pas bij de begrotingsopmaak van 2012 kan ik u zeggen of de minister van Begroting welwillend is geweest en de Vlaamse Regering na hem.
De voorzitter : De heer Ceyssens heeft het woord.
De heer Lode Ceyssens : Voorzitter, minister, ik heb begrepen dat het niet gepast is dat ik nu verder de minister van Begroting hierover ondervraag. Ik neem voorlopig genoegen met dit antwoord.
De voorzitter : Het incident is gesloten.