Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 16/06/2011
Vraag om uitleg van de heer Robrecht Bothuyne tot mevrouw Ingrid Lieten, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, over het Transformatie, Innovatie en Acceleratie Fonds (TINA-Fonds)
- 2270 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Voorzitter, minister, collegas, het Transformatie, Innovatie en Acceleratie Fonds (TINA-Fonds) is op 17 december 2010 door de Vlaamse Regering opgericht in de schoot van de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) en werd in de commissie ook reeds uitvoering besproken. Ook in de onlangs goedgekeurde resolutie over het nieuw industrieel beleid gaven we een aantal krachtlijnen mee over de manier waarop deze commissie denkt dat TINA best wordt ingezet.
Minister, in het begin van het jaar hebt u toegelicht dat er een aantal stappen zouden worden gezet voor de operationalisering van het TINA-Fonds als een dochtervennootschap van PMV. Verder zouden ook de resultaatsdomeinen en doelstellingen voor het management worden vastgelegd en een investeringsstrategie bepaald, op basis van de richtlijnen in de eerdere beslissing van de Vlaamse Regering hierover. Belangrijk ook zou een verdere intensifiëring van de besprekingen met de Europese Investeringsbank (EIB) zijn, over de mogelijke cofinanciering van TINA.
Intussen horen wij positieve signalen over de vooruitgang die door de minister en PMV zouden zijn geboekt. Wij hopen dat we deze signalen bevestigd kunnen zien. Het TINA-Fonds is immers een sleutelinstrument in het transformatiebeleid van de Vlaamse Regering, en het is van groot belang is dat dit project zo spoedig mogelijk een effectieve impact kan hebben op de Vlaamse economie.
Anderzijds zijn er sinds de vorige discussie in de commissie een aantal aandachtpunten vanuit het veld aangebracht met betrekking tot het TINA-Fonds, die ook hun weerslag vonden in de resolutie waarvan net sprake. Het is belangrijk uw mening te kennen over een aantal vragen die vanuit het veld gesteld werden en over de resolutie.
Tijdens de discussie in de commissie gaf u aan dat u wel degelijk een complementariteit zag tussen het TINA-Fonds en de bestaande subsidie-instrumenten van de Vlaamse overheid. Het zou boeiend zijn te vernemen of u een concreter zicht hebt op hoe deze complementariteit kan worden vormgegeven. Verder bevestigde u tijdens de vorige discussie al dat er met betrekking tot de rendementsdoelstelling enige ruimte diende te worden gelaten om bedrijven toe te laten hun project voldoende groeikansen te geven. Signalen uit het veld blijven er ook sterk op wijzen dat het belangrijk is dat het TINA-Fonds ervoor zorgt dat de nodige innovatie-infrastructuur, bijvoorbeeld in de vorm van proeftuinprojecten, voor de bedrijven kan worden ondersteund.
Minister, werd het managementteam en het investeringscomité van het TINA-Fonds intussen samengesteld en kan hun samenstelling aan de commissieleden worden bezorgd? Welke concrete doelstellingen werden met het managementteam en het investeringcomité afgesproken? Op welke manier denkt u vorm te geven aan een complementaire werking van het TINA-Fonds met de bestaande subsidiekanalen? Zullen ook proeftuinprojecten, indien een wezenlijk onderdeel van het businessplan en van essentieel belang voor het uitrollen van het innovatietraject, kunnen worden ondersteund in het kader van het TINA-Fonds? Hoe verliepen, tot nu toe, de gesprekken met de Europese Investeringsbank en welke concrete afspraken konden er reeds gemaakt worden? Wanneer is er gepland dat er volledige duidelijkheid zal zijn over de middelen die de EIB mogelijk ter beschikking zal stellen van het TINA-Fonds? Wanneer kunnen we zeggen dat het TINA-Fonds ten volle operationeel zal zijn en dat nieuwe projecten zich kunnen aanmelden?
De voorzitter : Minister Lieten heeft het woord.
Minister Ingrid Lieten : Voorzitter, collegas, we hebben inderdaad al een paar keer over het TINA-Fonds gesproken en ik kan u nu een goede update geven.
Op 31 maart 2011 hebben het Vlaamse Gewest en PMV een samenwerkingsovereenkomst betreffende de operationalisering en het beheer van het TINA-Fonds gesloten. Conform de bepalingen van die samenwerkingsovereenkomst heeft de raad van bestuur van PMV het investeringscomité van het TINA-Fonds samengesteld. Het comité bestaat uit volgende leden, extern aan PMV: Frank Bostyn, Derrick Gosselin, Peter Hinssen, Bart Van Hooland en Philippe Vlerick. Marcel Van Handenhoven, algemeen manager van PMV, versterkt het comité als intern lid en verzorgt zo de link met PMV.
Het comité is naar onze mening evenwichtig samengesteld. De profielen van de leden zijn in belangrijke mate complementair. Elk van de leden beschikt over relevante expertise en een rijke ervaring in een van de volgende domeinen: management in een internationale industriële omgeving, commercialiseren van hoogtechnologische producten en/of innovatieve diensten, structureren van grootschalige en complexe financiële operaties en het opzetten en valoriseren van R&D-programmas (research and development).
Het management van het TINA-Fonds valt tot eind juli 2011 onder de verantwoordelijkheid van Bart De Smet, lid van het groepsmanagementcomité van PMV en tevens groepsmanager bedrijfsinvesteringen. Vanaf 1 augustus 2011 gaat de verantwoordelijkheid over naar Jan Van De Voorde, die eveneens lid is van het groepsmanagementcomité van PMV. Momenteel wordt voor specifieke aspecten van het management van het TINA-Fonds een beroep gedaan op diverse medewerkers van PMV. Dat is conform het personeelsbeleid van PMV, waarbij uitgegaan wordt van de flexibele inzet van medewerkers. Het is de bedoeling om op korte termijn het managementteam nog te versterken met twee voltijdse medewerkers. Met het oog daarop werd een selectieopdracht opgestart.
We hebben er heel uitdrukkelijk voor gekozen om het TINA-Fonds onder te brengen in een bestaande infrastructuur, een fonds. Er is een investeringscomité, maar verder is er geen aparte structuur of organisatie, om het landschap niet te complex te maken. Het investeringscomité is een eerste maal bijeengekomen op 24 mei 2011. Het comité heeft zich voorgenomen in overleg met de opdrachtgevende ministers resultaatsdomeinen vast te leggen en doelstellingen te formuleren, conform de bepalingen van de samenwerkingsovereenkomst. Aangezien met het TINA-Fonds heel wat pionierswerk wordt geleverd, werd beslist daarbij niet overhaast tewerk te gaan, maar een progressieve aanpak te volgen. Ook op Europees niveau zijn er niet veel instrumenten die net die complexe opdracht moeten waarmaken. We worden daarin gevolgd door veel Europese partners omdat ze inzien dat dit instrument een ontbrekende schakel zou kunnen zijn als we het goed implementeren. De eerste stappen zijn inmiddels gezet en de komende maanden worden de eerste resultaten verwacht.
Het TINA-Fonds werd zo geconcipieerd dat geen enkele cumul met bestaande subsidiekanalen wordt uitgesloten. Het is de bedoeling dat het aanvullend is en niet doubleert, maar dat men wel een beroep kan doen op verschillende kanalen, elk met zijn eigenheid, om een totaalproject te kunnen realiseren. Het TINA-Fonds zal daarin duidelijk de rol spelen van investeerder. Het gaat niet subsidiëren zoals IWT, maar wel participeren in de investering. Dat wil zeggen dat de verstrekte middelen na verloop van tijd geacht worden terug te stromen naar het fonds met een economisch verantwoord rendement. Daardoor kunnen die middelen opnieuw worden geïnvesteerd in nieuwe projecten. We moeten daar goed over waken. De additionaliteit is belangrijk, men mag elkaar niet dubbelen, en het TINA-Fonds moet zijn marktconformiteit bewaken en het marktconform rendement nastreven.
Naar alle waarschijnlijkheid zal er het meeste sprake zijn van de combinatie van IWT-subsidies voor bepaalde onderdelen van een project, met financiering door TINA met risicokapitaal. Meestal heeft zon project verschillende fasen. In het begin is er noodzaak aan subsidies om bepaalde dingen te onderzoeken. Als men dan kan overgaan tot investering, kan TINA zijn rol spelen.
Proeftuinprojecten kunnen onder bepaalde voorwaarden als onderzoek en ontwikkeling worden gesubsidieerd door het IWT, en dienen in dat geval te voldoen aan de Europese kaderregeling. Er kan worden onderzocht of men voor de financiering van de nodige proeftuininfrastructuur een beroep kan doen op het TINA-Fonds. Er kan eveneens worden onderzocht of men voor het commercialiseren van producten en diensten die uit het aanwenden van de proeftuin voortvloeien een beroep kan doen op het TINA-Fonds. Als men een investeringsdossier wil indienen, moet men altijd kunnen aantonen dat er een opbrengststroom is en een rendementsverwachting. Dat is altijd de randvoorwaarde bij het TINA-Fonds.
PMV onderzoekt op dit moment verder de cofinancieringsmogelijkheden van het TINA-Fonds samen met de Europese Investeringsbank (EIB). Er hebben al gesprekken plaatsgevonden. Recent is er nog een vergadering geweest in Luxemburg en begin juli wordt een nieuwe vergadering gepland. Een kant-en-klare oplossing voor cofinanciering ligt niet onmiddellijk in de lade, ook niet bij de EIB omdat die ook op zoek gaat naar verschillende en voldoende zekerheden. Die discussie wordt nu gevoerd. De zekerheden worden dikwijls in het verleden gevonden (het track record), maar ook in de kasstromen die de financiering op gang zal brengen. Van het TINA-Fonds ontbreekt een track record.
Bijgevolg worden allerlei constructies tegen het licht gehouden, die deels aan het gebrek aan zekerheden tegemoet kunnen komen. We moeten dat altijd binnen het ESR-kader (Europees Systeem van Nationale en Regionale Rekeningen) bekijken. Zowel voor TINA als voor de EIB schept dat beperkingen. In elk geval heerst bij de EIB de sterke bereidwilligheid en zelfs het verlangen om in het kader van het TINA-Fonds samen te werken, omdat men dat ziet als een nieuwe case en een nieuw instrument dat men in andere landen zou kunnen gebruiken.
Ik heb van de EIB begrepen dat er al heel wat aanmeldingen zijn. Ik kan iedereen aanmoedigen om concrete projecten aan te melden. U zult hebben gemerkt dat bij de opmaak van het witboek Nieuw Industrieel Beleid en de conceptnota, het TINA-Fonds zeker een belangrijk instrument is en dat we er veel van verwachten om zaken die vanuit verschillende sectoren in voorbereiding zijn, te ondersteunen.
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Minister, u zegt dat er al veel aanmeldingen zijn. De verwachtingen zijn inderdaad hooggespannen, bij ons maar ook bij industriële spelers. Het is daarom belangrijk dat we snel operationeel zijn. Hebt u een zicht op wanneer we de eerste beslissingen kunnen nemen voor investeringen met het TINA-Fonds?
Minister Ingrid Lieten : Ik kan niet in de plaats treden van het investeringscomité, maar ze zijn nu operationeel en volop bezig met de planning van de werkzaamheden en het ontwikkelen van het referentiekader. Ondertussen lopen de eerste gesprekken met enkele kandidaat-projecten. Het is nu zaak tot een voortschrijdend inzicht te komen. De beslissing zal pas definitief zijn als de match er is. Daar kan ik moeilijk op vooruit lopen. Operationeel staat er niets meer in de weg.
De heer Robrecht Bothuyne : In principe worden de eerste investeringsbeslissingen dit jaar genomen?
Minister Ingrid Lieten : Dat hoop ik samen met u.
De heer Robrecht Bothuyne : TINA is een rollend fonds. Het is belangrijk dat we niet te snel in een exit uit de investeringen voorzien om bepaalde projecten een groeikans te geven. Voor de rendementsverwachting moeten we marktconform zijn, maar ook daar mogen we niet het onderste uit de kan willen halen. Minister, ik begrijp uit uw non-verbale communicatie dat dat ook uw intentie is en de opdracht die u aan PMV hebt gegeven.
De Europese Investeringsbank en TINA en PMV willen samenwerken. Wordt dat dan veeleer op projectniveau gezien, per investering, of is het effectief de bedoeling dat de EIB op fondsniveau meegaat in TINA?
Minister Ingrid Lieten : Daar kan ik u op dit moment geen concreet antwoord op geven omdat men al die verschillende opties aan het onderzoeken is. Men moet een beetje binnen zijn referentiekader blijven. Daar is men naar creatieve oplossingen aan het zoeken.
De heer Robrecht Bothuyne : Minister, kunt u mij uw schriftelijk antwoord bezorgen?
Minister Ingrid Lieten : Ja.
De voorzitter : Het incident is gesloten.