Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vergadering van 09/06/2011
Interpellatie van de heer Marino Keulen tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken, over de streefcijfers en absenteïsmecijfers bij de Vlaamse agentschappen Mobiliteit en Openbare Werken (MOW)
- 177 (2010-2011)
Vraag om uitleg van mevrouw Lies Jans tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken, over absenteïsme bij De Lijn
- 2239 (2010-2011)
Vraag om uitleg van mevrouw Marleen Van den Eynde tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken, over de hoge absenteïsmecijfers bij het personeel van De Lijn
- 2265 (2010-2011)
Interpellatie van de heer Jan Roegiers tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken, over het ziekteverzuim bij De Lijn en het beleid dat daarrond wordt gevoerd
- 178 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Keulen heeft het woord.
De heer Marino Keulen : Voorzitter, minister, geachte leden, ik denk dat deze interpellatie waarschijnlijk wel wat debat zal opleveren, maar dat is ook niet slecht. Het gaat over de streefcijfers aan de ene kant en over de absenteïsmecijfers aan de andere kant bij de agentschappen Mobiliteit en Openbare Werken (MOW). Minister, ik heb u daar een schriftelijke vraag over gesteld. Uit de personeelscijfers van de agentschappen die onder de bevoegdheid vallen van u als minister van Mobiliteit en Openbare Werken, blijkt dat men met betrekking tot de vooropgestelde streefcijfers voor personen met een handicap, allochtonen en vrouwen nog een heel eind van de doelstellingen verwijderd is. Bovendien ligt het absenteïsme bij dit Vlaamse overheidspersoneel veel hoger dan de gangbare norm in de privésector.
De Vlaamse overheid legt zichzelf streefcijfers op. Dat is goed. Toen ik deel uitmaakte van de regering, heb ik daar ook altijd aan meegedaan. Ik sta daar ook achter. De Vlaamse overheid wil 33 procent vrouwen in middenkaderfuncties tegen 2010 en 33 procent vrouwen in topfuncties tegen 2015. In 2015 zouden er ook 4 procent allochtonen en 4,5 procent personen met een handicap voor de Vlaamse overheid moeten werken. Voor de Vlaamse overheid is er echter nog veel werk aan de winkel, als we de cijfers bekijken uit het antwoord dat u hebt gegeven op diverse schriftelijke vragen. Voor een klein agentschap is het natuurlijk moeilijker dan voor een groot om de streefcijfers te halen, maar zelfs bij een grote organisatie als De Lijn zijn er 3,07 procent allochtonen, 0,19 procent personen met een handicap en 17,79 procent vrouwen tewerkgesteld. Als je dan weet dat veel banen bij De Lijn zich ook lenen voor mensen met een lage opleiding, is het toch wel wat schrikken dat ook daar bijvoorbeeld het streefcijfer voor allochtone personen niet wordt gehaald. Bovendien lijkt De Lijn toch niet zon vrouwonvriendelijke omgeving dat we blij moeten zijn dat deze organisatie nog geen een op vijf vrouwen kan tewerkstellen. Als we het dan hebben over de cijfers voor personen met een handicap, dan is de score volledig ondermaats, lijkt me. Die score is dus 0,19 procent.
Als we dan het humanresourcesbeleid voort bekijken, en dan vooral de absenteïsmecijfers, cijfers waaraan ook een kostprijs is verbonden is, onder de loep nemen, dan doet dit ernstige twijfels rijzen over dat gevoerde humanresourcesbeleid. In de privésector is er voor bedienden sprake van een absenteïsmecijfer van 2,1 procent van de arbeidsdagen per kalenderjaar, en voor arbeiders van 3,5 procent. Voor die cijfers zijn we te rade gegaan bij de metaalsector. Dan denk ik aan bedrijven als ALZ en Sidmar. Ik heb dat dus niet verzonnen. Bij de agentschappen Mobiliteit en Openbare Werken zien we daarentegen pieken boven de 10 procent. Minister, die percentages heb ik van de diensten gekregen, via de schriftelijke vragen die ik aan u heb gesteld. Bijvoorbeeld voor De Lijn, het grootste agentschap, betekent dit dat een personeelslid er gemiddeld 18 dagen per jaar afwezig is, terwijl dat in de privésector voor een bediende gemiddeld 4,5 dag en voor een arbeider gemiddeld 7,5 dag per jaar bedraagt.
Ik zal uitleggen hoe we tot die cijfers zijn gekomen. In de privésector is er sprake van 365 kalenderdagen min 104 weekenddagen of andere dagen waarop men vrijaf heeft, min nog eens 10 wettelijke feestdagen en nog eens 20 vakantiedagen. Dan komt men aan een totaal van 231 werkdagen voor de privésector. Bij De Lijn is er sprake van 365 kalenderdagen, min 104 weekenddagen of andere dagen waarop men vrijaf heeft. Men heeft er 12 wettelijke feestdagen: in tegenstelling tot de privésector heeft men daar ook op 15 november en 11 juli vrijaf. Voor de vakantiedagen heb ik de 35 dagen van de Vlaamse Gemeenschap genomen, maar dat kan ook minder zijn. Als er sprake is van minder vakantiedagen, dan betekent dat eigenlijk dat het aantal dagen waarop men niet werkt, nog meer stijgt.
Wat betekent dit nu voor de cijfers? De agentschappen MOW hadden in 2010 samen omgerekend 196.757 dagen waarop niet werd gewerkt. Stel dat we een absenteïsmecijfer van 2,8 toepassen. Dat is het gemiddelde van de cijfers in de privésector waarnaar ik daarnet heb verwezen. Dat is op zich eigenlijk schappelijk, omdat er bij de overheid verhoudingsgewijs weinig arbeiders zijn. Passen we dat percentage dus toe, dan merken we dat er 122.231 dagen meer absenteïsme is bij de agentschappen MOW dan wat als normaal wordt aanzien in de privésector. De kostprijs voor die afwezigheidsdagen die de agentschappen meer hebben dan wat in de privésector als normaal wordt beschouwd, bedraagt 28,56 miljoen euro. Als daar vragen over zijn, wil ik daar ook tekst en uitleg over geven.
Ook de vergelijking tussen de diverse niveaus in die agentschappen doet toch ook even de wenkbrauwen fronsen. Zoals we weten, werkt de overheid met vier niveaus in de hiërarchie: het hoogste niveau is A, het laagste niveau is D. Normaal kunnen we verwachten dat op een hoger niveau het absenteïsme lager zal liggen dan bij mensen die werken op een lager niveau, maar ook dat is dikwijls niet het geval.
Geachte leden, ik heb die vragen doorgegeven aan de media. U hebt dat gelezen. Minister, ik was zelf ook verbaasd dat dit de voorpagina heeft gehaald, maar dat is zo bij de media: soms verwacht men iets en geeft dat weinig en soms krijgt men het omgekeerde. In de media werd echter vooral de nadruk gelegd op de chauffeurs van De Lijn, hoewel de cijfers aantonen dat men in de hele organisatie met een veel te groot ziekteverzuim kampt. Stel nu dat de chauffeurs van De Lijn een zwaardere job zouden hebben dan bijvoorbeeld een werknemer in de bouwsector of iemand aan de band in een fabriek of welke arbeider dan ook, en we laten de ziekteverzuimcijfers van de chauffeurs van De Lijn buiten beschouwing, dan nog is het absenteïsmecijfer bij De Lijn torenhoog. Op de technische hersteldienst van De Lijn zit men bijvoorbeeld met een absenteïsmepercentage van 7,46 bij de mannen en 11,57 bij de vrouwen, tegenover de 3,5 procent die voor de arbeiders in de privésector als normaal wordt beschouwd.
Bij de bedienden van De Lijn het kantoorpersoneel zit men met een ziekteverzuimpercentage van 3,84 bij de mannen en 6,56 bij de vrouwen, terwijl in de privésector 2,1 procent als normaal wordt beschouwd voor bedienden. Voor de vrouwelijke chauffeurs loopt het percentage op tot 16,09 procent. Dat is bijna één werkdag op zeven.
Laat het duidelijk zijn: wie ziek is, moet zich laten verzorgen. Dat is een principe waar iedereen in deze vergadering voor 100 procent achter staat. Maar ik heb ook eens naar Ford Genk gebeld en gevraagd naar het ziekteverzuimcijfer bij de arbeiders aan de band. Werken aan de band bij Ford in Genk, dat is ook geen preteiland. Men werkt wel in goede omstandigheden, maar het is keihard werken. Het ziekteverzuim daar, zo heb ik van de diensten vernomen, is iets minder dan 4 procent bij de arbeiders en 3,5 procent bij de bedienden.
Ik heb ook gelezen, minister, dat de controlearts optreedt na de derde afwezigheid. Klopt dat? Als dat zo is, wil ik ervoor pleiten om korter op de bal te spelen en sneller de controlearts te sturen.
Collegas, ik zit 24 jaar in de politiek en u kunt over mij uw mening hebben, maar ik denk niet dat ik mij profileer als een antipoliticus. Wat mij echter wel opvalt in de politiek, op de verschillende niveaus waarin ik verantwoordelijkheid heb gedragen de gemeente, de provincie en het Vlaamse niveau is dat men bij de overheid in globo makkelijker thuisblijft. Ik ken bij de overheid heel veel gemotiveerde krachten, maar ik zie ook dat mensen daar iets gemakkelijker thuisblijven. Ik zie dat bij ons op de gemeente, maar ook op andere plaatsen. Meer nog: als mensen solliciteren, geven ze soms als uitleg, in de spontane eerlijkheid die mensen soms kan kenmerken, dat als je bij de overheid werkt, je al eens gemakkelijker een dag kunt thuisblijven als je iets aan de hand hebt. Die cijfers zijn toch opvallend. Ik denk dat dat soms een beetje met mentaliteit te maken heeft: men is jobzeker, men wordt nooit geconfronteerd met herstructureringen of saneringen, men hoeft niet meteen te vrezen voor zijn job als men iets vaker afwezig is.
Ik heb ook nog eens gekeken naar schriftelijke vragen in het federale parlement over absenteïsmecijfers bij de federale overheidsdiensten. Er zijn geen globale cijfers, maar het percentage varieert tussen 3,50 en 4,17 procent. Dat heb ik gehaald uit een vijftiental schriftelijke vragen over die materie. In de Vlaamse overheid zit dat globaal genomen op 6 procent. Er is dus een duidelijk probleem rond absenteïsme, zij het natuurlijk met de randbemerking dat wie ziek is, zich moet laten verzorgen. Ik heb gisteren overigens nog een mail gekregen van een controlearts, die beaamde dat dat een probleem is.
Minister, wat zijn de ambities om de streefcijfers te halen? Wat gaat u doen om het absenteïsme verder terug te dringen?
De voorzitter : Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Lies Jans : De heer Keulen heeft de cijfers al uitgebreid geschetst. Ik zal er niet verder op ingaan.
Ik wil vooreerst zeggen dat ik zeer teleurgesteld was over de zeer negatieve berichtgeving in de pers. Het enige wat in de persberichten naar voren kwam, was dat er een verkeerde mentaliteit heerst bij de chauffeurs van De Lijn. Ik betreur dat ten zeerste. We weten allemaal dat het een zeer zware job is, waarbij je onder stress staat. De afgelopen dagen zijn er nog heel wat incidenten geweest. Het zijn dus niet de eenvoudigste taken die door de chauffeurs moeten worden uitgevoerd.
Dat is geen pleidooi om de hoge ziekteverzuimcijfers te minimaliseren. Als de cijfers van de heer Keulen correct zijn, zitten we inderdaad met een hoog ziekteverzuim bij De Lijn, maar ik vind het niet correct dat dat alleen maar in de schoenen van de chauffeurs wordt geschoven.
De Lijn heeft in de pers meteen een aantal elementen naar voren gebracht waardoor die ziekteverzuimcijfers zo hoog zouden zijn. Ze nuanceerden de cijfers ook door te zeggen dat er veel langdurig zieken zijn en dat het niet eenvoudig aan te pakken is. Ze wezen er ook op dat het een zware job is, en dat het ziekteverzuim ook hoog is bij de chauffeurs die bij de pachters werken.
In de meeste bedrijven maakt men in het ziekteverzuimbeleid een onderscheid tussen kort, middellang en langdurig ziekteverzuim. Het is heel belangrijk en zelfs essentieel om de cijfers van de heer Keulen te spiegelen aan die drie categorieën. Het kortdurige ziekteverzuim is meestal dat waar de heer Keulen op wijst. Mensen zeggen dat ze gemakkelijk eens een dagje kunnen thuisblijven. Dat moet men aanpakken door een goed beleid uit te stippelen.
Minister, hoe verklaart u de hoge absenteïsmecijfers? Welke maatregelen werden in het verleden reeds genomen? Ik neem aan dat er een goed uitgestippeld ziekteverzuimbeleid is bij De Lijn. Hoe lang is dat al van kracht? Is het geëvalueerd? Heeft dat effecten gehad? Wat is er gebeurd en wat gaat er gebeuren als blijkt dat die cijfers inderdaad zo hoog zijn en dat er verdere maatregelen nodig zijn? Zijn er maatregelen gepland in de nieuwe cao waarover nu wordt onderhandeld?
De voorzitter : Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Mijnheer Keulen, ik spreek u aan omdat ik hier graag met u in debat ga en niet via de pers. Ik begrijp dat sommige collegas graag naar de pers stappen met hun commentaar, maar dat is niet de geschikte plaats. Hier moeten we het debat voeren. Het komt natuurlijk door de werkzaamheden, door de slechte regeling en de laattijdigheid van het agenderen van sommige vragen in de commissie dat sommige collegas geneigd zijn via de pers te communiceren. Dat wil ik niet doen, ik wil vandaag discussiëren over enkele titels die kranten eind mei blokletterden: Chauffeurs De Lijn meer dan dubbel zo vaak ziek, Ziekteverzuim bij De Lijn torenhoog.
Mijnheer Keulen, u deed opmerkelijke uitspraken, die gebaseerd zouden zijn op personeelscijfers van de agentschappen die onder minister Crevits ressorteren. Met cijfers kun je veel bewijzen, maar je moet ze analyseren om te weten wat erachter schuilgaat. U doet nogal verbaasd over die krantentitels, maar diezelfde titels staan ook op uw webstek. Uw verbazing was dan ook een beetje misplaatst.
Minister, mijnheer Keulen, de berichtgeving over het absenteïsme of het ziekteverzuim bij chauffeurs van De Lijn is heel negatief overgekomen alsof die chauffeurs heel ongezonde mensen zijn of profiteurs en zichzelf snel een dagje ziekteverlof gunnen. Die indruk kreeg ik.
Mijnheer Keulen, uw cijfers getuigen niet van een grondige analyse, het zijn enkel exacte cijfers zonder nuancering. U vergelijkt appels met citroenen. U maakt een vergelijking met andere agentschappen binnen Mobiliteit en Openbare Werken. U geeft ook voorbeelden uit de privésector, maar dan nog gaat een vergelijking niet op want het ene agentschap heeft heel andere taken dan het andere, zoals onder meer bij De Lijn.
Niet elk agentschap van MOW heeft personeel dat weekendwerk, nachtwerk, overuren moet kloppen, en soms in moeilijke en barre weersomstandigheden. Weinig personeelsleden van andere agentschappen staan bloot aan verbale of lichamelijke agressie, waardoor de chauffeurs soms maandenlang getraumatiseerd zijn en het werk niet meer durven te hervatten of moeten herstellen van hun verwondingen.
Niet elk personeelslid binnen de agentschappen zit dagelijks uren na elkaar waardoor ze vroegtijdig rugklachten krijgen met een operatie tot gevolg, waardoor ze maanden op ziekteverlof worden gezet. Niet elk personeelslid binnen de agentschappen zit in slechte weersomstandigheden soms dagelijks in de kilte van open- en dichtgaande deuren.
Met cijfers kun je veel bewijzen, maar ze moeten juist worden geïnterpreteerd en geanalyseerd. Dat moet u weten als oud-minister, mijnheer Keulen. Daarom, minister, is het goed dat u drie weken na die negatieve berichtgeving over personeel van De Lijn hopelijk een antwoord kunt bieden op vele vragen die hieromtrent leven.
Sommige persberichten stelden immers dat het ziekteverzuim te wijten is aan de mentaliteit binnen De Lijn. Het verbaasde me dat ik enkel de dag na die negatieve berichtgeving een reactie terugvond van De Lijn en van haar personeel. Tenzij ik erover heb gekeken, minister, heb ik nergens een reactie gezien van u, wat normaal gezien niet uw gewoonte is, want u bent er altijd als de kippen bij om een reactie te geven. Als er iets verschijnt over verkeerslichten of een vraag van FEBIAC of Touring, dan bent u de eerste om een reactie te geven op uw webstek of in een persmededeling. Nu bleef het oorverdovend stil en dat vond ik vreemd. Met mijn vragen wil ik inzicht krijgen in de problematiek die misschien wel terecht is, maar niet al te negatief mag worden benaderd zonder de juiste gegevens te kennen.
Minister, werden de cijfers inzake ziekteverzuim bij De Lijn meegedeeld zonder vermelding van de oorzaak? Werden de cijfers inzake absenteïsme ontleed door de personeelsdienst van De Lijn? Hoe verklaart u dan vervolgens de hogere cijfers inzake ziekteverzuim bij het personeel van De Lijn ten aanzien van andere diensten binnen het Departement Openbare Werken? Bent u van mening dat er misbruik wordt gemaakt van het ziekteverlof, en dat een mentaliteitswijziging noodzakelijk is om de hoge cijfers inzake ziekteverzuim te reduceren? Meent u dat De Lijn positieve maatregelen kan nemen om de cijfers inzake ziekteverzuim te reduceren? Op welke manier wilt u snel werk maken van betere werkomstandigheden zoals onder meer een betere naleving van de rij- en rusttijden wat nog steeds een heikel punt is , en een groter comfort door het plaatsen van wcs op verschillende plaatsen?
Minister, ik wil nog een opmerking maken over wat de heer Keulen zei over de tewerkstelling van allochtonen en vrouwen. Ik had daarover in 2010 een schriftelijke vraag gesteld. U hebt toen geantwoord dat 167 vrouwen werden aangenomen in 2008, in 2009 waren er dat 136. Het is dus niet zo dat De Lijn niets doet om vrouwen aan te trekken. Er is een campagne geweest die 117.300 euro kostte, dat is niet min. Je kunt moeilijk vrouwen naar De Lijn sleuren. Mensen moeten vrijwillig aankloppen. Een heikel punt bij de aanwerving van allochtonen is dat velen de taal niet beheersen. Er zijn examens geweest waarop allochtonen niet slaagden omdat de taal een barrière vormde.
Minister, ik weet dat er wel al eens chauffeurs door de mazen van het net zijn geglipt en toch door het examen geraken. Ik heb dat al eens eerder, naar aanleiding van een andere vraag, gezegd. Ik kan er absoluut niet mee akkoord gaan omdat ik het heel belangrijk vind, in de eerste plaats voor het comfort van de reiziger, dat de chauffeur minstens de taal kent van het land waar hij is tewerkgesteld.
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Voorzitter, collegas, ik geef toe dat het een dikke twee weken geleden even schrikken en ook vloeken was toen ik op maandagochtend in de krant de titel Ziekteverzuim bij De Lijn torenhoog zag. Meteen was de toon gezet voor de komende dagen.
Volgens de berekeningen en analyses van de heer Keulen waren de absenteïsmecijfers bij De Lijn ver boven het gemiddelde in de privésector. Hij noemde de cijfers: bij De Lijn 8,5 procent, in de privésector bij de bedienden 2,1 procent en bij de arbeiders 3,5 procent. Bovendien beschuldigde de heer Keulen en hij herhaalde het hier daarnet nog eens de buschauffeurs van een verkeerde mentaliteit. Hij noemt hun ziekteverzuim zelfs schokkend. Ik citeer hem letterlijk: Bij de overheid blijft men gemakkelijker thuis dan in de privé. Men is zekerder van zijn job, terwijl het personeel in de privé sneller voor het blok wordt geplaatst.
Collegas, wat de heer Keulen hier gedaan heeft, is wat wij op de fractie een Peter Reekmanske doen noemen: op een populistische, laag-bij-de-grondse manier alles op een hoop gooien en dat vergelijken met het cijfer dat hem het beste uitkomt. De heer Keulen heeft de absenteïsmecijfers van arbeiders en bedienden bij De Lijn in een shaker gesmeten, hij heeft dat overgoten met een sausje van langdurig en kortdurig ziekteverzuim, hij heeft goed met zijn shaker geschud als een volleerde barkeeper en hij heeft de vieze blubber, met een bruine, ondefinieerbare kleur en vooral een onfrisse geur en smaak, in het glas gegoten. Dat volstond blijkbaar nog niet voor de collegas van Open Vld, want deze week herhaalt de fractieleider van Open Vld in een interview met De Standaard nog eens dat het absenteïsme bij De Lijn en daarmee ook de mentaliteit op niks trekken.
Collegas, Open Vld is hier een populistische partij. Mijnheer Keulen, ik richt mij nu heel persoonlijk tot u. Ik heb ontzettend veel respect voor u en voor de heer van Rouveroij. Ik zeg dat heel gemeend. Maar wat u hier hebt gedaan, heeft mij in hoge mate ontgoocheld. Wat u hebt gedaan, vind ik absoluut niet netjes.
Ik heb geprobeerd de oefening zo correct mogelijk te doen. Ik heb twee referentiewerken over absenteïsme in de privésector geraadpleegd: Verzuimrapport 2010. Benchmarks en aanpak van SD Worx en het dossier Absenteïsme in de privésector van Securex. Daaruit blijkt dat de waarheid helemaal anders is. Het kortdurend ziekteverzuim van arbeiders in de privésector is 2,58 procent. Het langdurig ziekteverzuim van arbeiders in de privésector is 5,07 procent. Dat is samen 7,65 procent. Bij De Lijn is dat, allemaal op een hoop gegooid, 8,5 procent. Zo groot is dat verschil dus niet. Het is al zeker niet een veelvoud zoals de heer Keulen in het interview en in het artikel stelt.
Als je bovendien de cijfers van De Lijn vergelijkt met andere grote bedrijven in Vlaanderen dat zijn bedrijven met meer dan duizend werknemers , doet het resultaat nog meer de wenkbrauwen fronsen. Het ziekteverzuim van mannelijke arbeiders in de privésector in bedrijven met meer dan duizend werknemers is 9,63 procent. Als je het cijfer van de heer Keulen een beetje ontleedt en hertelt, kom je bij De Lijn niet uit op 8,5 procent maar op 9,64 procent. Dat is op één honderdste na hetzelfde cijfer als in de privésector.
Mijnheer Keulen, u zou nu wat ik zeg, kunnen afdoen als de traditionele pro-De Lijn-talk van sp.a. Welnu, uitgerekend vandaag plaatst Securex op de Securex Human Interest-blog het artikel Verzuimcijfers: vergelijk geen appels met peren!. Dat komt uitgebreid terug op het artikel dat tweeënhalve week geleden in de krant verscheen.
Ik citeer: Men vergelijkt hier echter appels met peren en wel om volgende redenen: 1. De cijfers van de privésector betreffen het korte ziekteverzuim, namelijk de verzuimdagen gedurende de eerste maand van elke afwezigheid. Voor de eigen cijfers heeft De Lijn hoogstwaarschijnlijk het korte en het lange ziekteverzuim opgeteld. Het loon van statutaire personeelsleden wordt immers tijdens de hele verzuimperiode volledig doorbetaald. ( ) 2. De 8,5 procent betreft niet het ziekteverzuim van een gemiddelde chauffeur van De Lijn, maar van de mannen onder hen. De vermelde cijfers van de privésector zijn gemiddelden. 3. De persartikels maken een vergelijking met de gemiddelde bediende en de gemiddelde arbeider in Vlaanderen. Vlaanderen telt echter heel wat kleine ondernemingen met gemiddeld een lager ziekteverzuim dan in grote ondernemingen. 4. De berekeningswijze van de cijfers wordt niet verduidelijkt. Er wordt ook nergens gewag gemaakt van een vergelijkbaarheid van de berekeningswijze die de Lijn en de privésector hanteren. ( )
De schrijfster eindigt als volgt: De hele heisa rond het zoeken naar oorzaken van een torenhoog ziekteverzuim was dus ongegrond. Dat zegt Securex. Wat mij betreft, is Securex in dezen een onverdachte bron.
Mijnheer Keulen, u zegt daarnet en u volhardt blijkbaar in de boosheid dat u naar Ford Genk hebt gebeld. Het is natuurlijk lovenswaardig dat u naar Ford Genk belt, maar dat is een verkeerd bedrijf. U kunt Ford Genk niet vergelijken met De Lijn. In uw vergelijking bent u gaan kijken naar schriftelijke vragen in de Kamer. U was echter veel beter gaan kijken naar vragen in dit Vlaams Parlement. Dan had u gemerkt dat uw eigen fractiegenote, mevrouw De Ridder, daar nog geen jaar geleden vragen over heeft gesteld. In die vragen zegt men gebaseerd op cijfers van Securex dat je niet moet vergelijken met eender welk bedrijf, maar met vergelijkbare sectoren, zoals gezins- en bejaardenhelpsters of met de banksector. Dat zijn sectoren waar men heel veel contacten heeft met diverse klanten en mensen en waarbij men dus veel gevoeliger is voor ziektes en ziektekiemen.
Mijnheer Keulen, ik richt mij nogmaals tot u. Ik had mij eigenlijk ook graag gericht tot de heer van Rouveroij en mevrouw De Ridder, die gewoonlijk trouwe deelnemers zijn aan deze commissie. Collega, ik vraag u om te stoppen met het doctrinair bashen van De Lijn. Meer nog, ik vraag u om te stoppen met het keer op keer schofferen van de medewerkers van De Lijn, meer bepaald de 5500 chauffeurs die elke dag proberen honderdduizenden mensen aan een hels tempo op het juiste moment op de juiste plaats te krijgen. Het zou u sieren indien u zich nederig zou verontschuldigen bij de medewerkers van De Lijn voor de teneur van uw artikel in De Standaard en indien u, na het horen van alle cijfers, zou erkennen dat u zich vergist hebt.
Minister, ik ga u mijn vragen voorleggen, hoewel ze tenzij u mij nu zou tegenspreken zonder voorwerp zijn. (Gelach)
Ik ben er namelijk van overtuigd dat ik de juiste cijfers heb gegeven.
Kloppen de cijfers over absenteïsme die hier zijn aangehaald? Welke cijfers moeten we nu geloven? Is er een verklaring voor die cijfers? Welk beleid kunt u voeren om het zogenaamd hoge want ik heb dat volgens mij kunnen weerleggen absentiecijfer door ziekte terug te dringen?
Erkent u dat het beroep van buschauffeur een zwaar beroep is waarbij de fysieke en mentale druk behoorlijk groot zijn? Bent u in dat geval bereid om in overleg met directie en bonden maatregelen te nemen die het beroep van buschauffeur kunnen verlichten?
De voorzitter : Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Mevrouw Karin Brouwers : Ik was ook geschrokken van de krantenkoppen van 23 mei. Ik heb s avonds al heel veel antwoorden gevonden in het programma Terzake, waar onder andere directeur-generaal Kesteloot een hele uitleg heeft gegeven. Ik heb ook bewust geen vraag ingediend. Ik ging namelijk niet akkoord met de manier waarop dit allemaal in de pers was verschenen en ik wou er niet te veel aandacht aan besteden. Maar goed, het komt toch altijd terug.
Uit de reactie van de directeur-generaal bleek heel duidelijk dat het een probleem is van een hoog aantal langdurig zieken die de cijfers heel sterk negatief beïnvloeden. In die zin vond ik het echt schandalig dat onze chauffeurs in de krant in een slecht daglicht werden gesteld. Ik sluit me aan bij alle aantijgingen die al door de collegas, zowel van de meerderheid als van de oppositie, werden geuit.
Ik had hier ook genoteerd dat u de verkeerde dingen met elkaar vergelijkt. Er stond gisteren in de krant dat het ziekteverzuim bij de rechters in zes jaar tijd verdubbeld is. De heer Verherstraeten heeft daar in de Kamer een vraag over gesteld. We kunnen de chauffeurs toch ook niet met de rechters vergelijken?
Ik zou wel eens willen weten hoe het in de privésector zit. De heer Roegiers heeft daar voor een stuk al een antwoord op gegeven. Ik denk echter dat we nog verder kunnen gaan in de vergelijking. Bij de Lijn zijn er ook pachters, exploitanten die met privévennootschappen eigenlijk voor De Lijn rijden. Ligt het ziekteverzuim daar niet wat lager? Ik denk dat er bij de overheid in het algemeen wellicht een hoger ziekteverzuim is, hoewel ik daar niet zeker van ben. Misschien is dat zo omdat men minder snel tot ontslag overgaat? Ik vermoed in ieder geval dat daar bepaalde mechanismen spelen. Minister, kent u de cijfers van het ziekteverzuim bij die exploitanten? (Opmerkingen van de heer Marino Keulen)
Hetzelfde geldt voor het vervoer per autocar. De chauffeurs die hordes toeristen naar Spanje rijden, hebben een vergelijkbare job en moeten heel lang in bussen zitten. Vrachtwagenchauffeurs vormen nog een ander voorbeeld. Eigenlijk zouden we een vergelijking met die groepen moeten maken.
Het beroep van chauffeur veroorzaakt vooral rugklachten. Dat is in die uitzending van Terzake trouwens ook aan bod gekomen. Ik heb recent het geluk en het ongeluk gehad een aantal sessies bij een kinesitherapeut te moeten ondergaan. Die man had net een buschauffeur van De Lijn in behandeling gehad en hij heeft me een paar tips gegeven. Zodra ze een paar minuten pauze hebben, zetten de chauffeurs zich neer om hun boterhammen op te eten. Ze zouden dan net wat moeten rondlopen en bewegen. Bovendien hebben sommige chauffeurszetels van bussen van De Lijn een te rechte rugleuning. Die rugleuningen zouden wat moeten kantelen. Dat zijn tips van een kinesitherapeut. Die man weet waarover hij spreekt. Als we in de toekomst eens bestekken voor nieuwe bussen uitschrijven, moeten we misschien ook aandacht schenken aan het zitcomfort van de chauffeurs.
Tijdens het televisieprogramma is over controles verklaard dat iemand die zich ziek meldt, altijd een telefoontje van een leidinggevende krijgt. Er zijn ook zogenaamde verzuimgesprekken. Iemand die ziek is, moet wel niet elke keer op controle bij een dokter. Dat moet pas na twee of drie keer.
Dit is me opgevallen omdat dit voor het personeel van de stad Leuven heel anders is geregeld. Wie zich ziek meldt, moet zich diezelfde dag nog bij een controlearts aanmelden. Zo streng gaat het er bij De Lijn zeker niet aan toe. Ik weet ook niet of dat nodig of haalbaar is. Misschien moeten we dit eens nader bekijken.
De heer Keulen heeft het in zijn vraagstelling ook over de diversiteit gehad. Ik wil daar ook iets over kwijt. Ik baseer me op de cijfers die in het recentste jaarverslag van De Lijn vermeld staan. Dit jaarverslag is nog maar net bekendgemaakt.
Het personeelsbestand is voor het eerst in jaren gedaald. In 2009 had De Lijn 8561 personeelsleden. In 2010 had De Lijn 8397 personeelsleden. De vrouwen delen mee in de klappen. Het aantal vrouwelijke personeelsleden is van 1553 tot 1514 gedaald. Indien we dit uitrekenen, zijn er relatief meer vrouwen vertrokken. Dat is natuurlijk een spijtige zaak. Ik weet niet waarom die mensen allemaal zijn vertrokken. Misschien is het een gevolg van de besparingen of zijn ze niet vervangen. Relatief gezien, zijn er meer vrouwen vertrokken. Het aantal deeltijdse personeelsleden is dan weer fors gestegen, namelijk van 1441 tot 1551. Zeker voor een beroep als chauffeur vind ik dat een goede zaak. Gezien de gezondheidsgevolgen is het niet slecht die job deeltijds uit te oefenen.
De voorzitter : De heer Peeters heeft het woord.
De heer Dirk Peeters : Voorzitter, ik wil niets over de cijfers zeggen. Ik ben oud genoeg om te weten dat cijfers voor alle doeleinden kunnen worden gebruikt. Ik zie er in elk geval altijd de relativiteit van in.
Wat mij aan de uiteenzetting van de heer Keulen heeft gestoord, is het grote gehalte van tunnelvisie. Hij kijkt selectief naar de zaken. In zijn artikel staat dat het ziekteverzuim torenhoog is. Ik zie daarin een aanval op de openbare dienst in het algemeen en op de sector van het openbaar vervoer in het bijzonder. Ik weet dat het openbaar vervoer een kostprijs heeft. We hebben dat hier al besproken naar aanleiding van de beheersovereenkomst, de begroting en de besparingen. De discussies over het veiligheidsplan hebben drie weken geduurd. De rol van de chauffeur is hierbij sterk in beeld gekomen.
Het beleid moet ervoor zorgen dat die mensen hun job op een fatsoenlijke wijze kunnen uitoefenen. De Lijn moet vleugels krijgen. We moeten daar niet constant aan knippen. De Lijn vormt een belangrijk onderdeel van ons beleid om tot een beter beheersbare mobiliteit te komen.
Nu zitten we steeds op De Lijn te vitten. Telkens als er een ongeval of een incident is, wordt de klok wat teruggedraaid. Wat mij betreft, moeten we voor een offensief beleid kiezen. We moeten kiezen voor en niet tegen De Lijn.
De voorzitter : Mijnheer Keulen, wenst u eerst publiekelijk een bekentenis af te leggen?
De heer Marino Keulen : Integendeel, ik heb enkel cijfers naar voren gebracht die ik zelf heb gekregen. Ik ben dan ook erg benieuwd. Het is goed eens een publieke biecht mee te maken. Ik heb echter niet de bedoeling mezelf hier te kastijden.
De voorzitter : Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits : Voorzitter, ik ben blij dat ik de lange stilte kan doorbreken die sommigen hier zo raar vinden. Ik heb nog eens een dergelijke stilte ingelast. Toen werd overal verklaard dat de flitspalen niet werkten. Ik kreeg in de commissie de vraag waarom ik niet had gereageerd. Ik had eerst grondig onderzocht wat er was gebeurd. Dat heb ik nu ook gedaan. Ik zal dan ook mijn tijd nemen om een zeer genuanceerd antwoord te geven.
In eerste instantie wil ik echter een ander probleem op tafel leggen. Dit baart me al enige tijd zorgen. Ik ben de minster die het hoogst aantal schriftelijke vragen ontvangt. Ik heb nu al 1200 schriftelijke vragen ontvangen en het jaar is nog niet ten einde.
De meeste vragen die me worden gesteld, zijn zeer statistisch van aard. Dit betekent dat mijn mensen constant opzoekwerk moeten verrichten. Ook in dit geval gaat het om een statistische vraag. Er is niet om een opsplitsing in kort en lang verzuim, in mannen en vrouwen of in hoog- en laaggeschoolden gevraagd. En dan krijg je een antwoord op een vraag die dan in de pers komt, maar wat eigenlijk veel nuanceringen verdient. De volksvertegenwoordiging heeft natuurlijk het recht om vragen te stelen, maar mijn diensten kreunen onder de werklast. Soms zijn er 27 statistische deelvragen in 1 vraag. Themas zoals absenteïsme en diversiteit verdienen een of twee keer per jaar een grondige bespreking. Dat is perfect. Maar dat moet dan gebeuren op een degelijke manier. Als men echter maar een cijfer vraagt en dat geïsoleerde cijfer dan vergelijkt met een ander cijfer, dan krijgt men soms een ongenuanceerd debat dat in de media terechtkomt.
Ik roep dus op om er eens over na te denken. De heer Keulen heeft gelijk als hij zegt dat hij meedeelt wat hij ontvangt. Maar wat hij kreeg is wat hij vroeg, en dat verdient soms nuanceringen. Zo ontvangt mijn kabinet elke dag een vijftiental vragen, en dat zorgt voor een enorme werklast.
Ik kom ter zake. Er zijn twee grote luiken. Ik begin met de diversiteitscijfers. Die zijn hier een tijdje geleden al aan bod gekomen, op vraag van mevrouw Jans. Op 16 december zijn ze al uitvoerig besproken. Ik gaf toen de cijfers van eind 2009, en heb ook de mogelijke oorzaken van het niet behalen van de streefcijfers en het beleid van De Lijn toegelicht. Ik heb toen ook meegedeeld dat De Lijn zich beraadt over het behoud en het bijstellen van de streefcijfers. Ik zal dus ten dele cijfers moeten herhalen.
Ik zei het toen al: de Vlaamse overheid legt zichzelf streefcijfers op om ervoor te zorgen dat de diversiteit van de Vlaamse samenleving wordt weerspiegeld in haar personeelsbestand. Elk beleidsdomein moet een eigen streefcijfer bepalen en alle entiteiten moeten een gelijkekansen- en diversiteitsplan indienen. Al die maatregelen en geplande acties van het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken staan vermeld in het Gelijkekansen- en diversiteitsplan 2011. Het is goedgekeurd op de laatste vergadering van het managementscomité van het beleidsdomein MOW. Aan die bijeenkomst nemen al mijn leidinggevende ambtenaren deel. Het Gelijkekansen- en diversiteitsplan 2011 is vervolgens ingediend bij de Dienst Emancipatiezaken van de Vlaamse overheid.
Ik beperk me hier tot een uitweiding over De Lijn, want dat is het voorwerp van de vragen. Dit zijn de resultaten. Eind 2006 zijn ambitieuze streefcijfers voor eind 2010 vastgelegd. Dit zijn de streefcijfers van de vrouwen per functiecategorie, voor eind 2010. Voor de chauffeurs is dat 25 procent, voor de technische diensten 4 procent, voor de bedienden 40 procent, voor de controleurs 15 procent en voor het kader 33 procent. Het totale aandeel van vrouwen in het personeelsbestand van De Lijn is in 2009 en 2010 gelijk gebleven en bedraagt 18 procent. Vrouwen zijn het minst vertegenwoordigd bij de loontrekkenden: de chauffeurs en de technische diensten. Het percentage vrouwelijke chauffeurs is 15,49 procent, het percentage vrouwelijke technici is 2,8 procent. Bij de bedienden is 34 procent een vrouw, op directieniveau is dat 20 procent: er zijn zeven mannelijke en twee vrouwelijke directeuren, en één mannelijke directeur-generaal.
Van de afdelingshoofden is 16 procent vrouw: 36 mannen en 7 vrouwen. Dat is een status quo ten opzichte van het jaar ervoor. Bij het ruimere middenkader is 32 procent een vrouw: 229 mannen en 107 vrouwen. Dat is vrij behoorlijk. Dat is ook een status quo ten opzichte van het jaar ervoor. Er is wel een duidelijk stijgende trend in de groep van het middenkader merkbaar, van 25 procent in 2006 naar 32 procent in 2010. Het streefcijfer van 33 procent is dus bijna gehaald. Eind 2009 haalde de Vlaamse overheid 25,87 procent. De Lijn zit dus daarboven, maar deze trend heeft zich nog niet doorgezet op het niveau van de afdelingshoofden en de directie. Het is mogelijk dat dit pas in een tweede golf zal gebeuren: de groeiende groep vrouwen in het middenkader vormt de basis waaruit voor het hogere kader kan worden gerekruteerd. Belangrijk hierbij is te vermelden dat een kleine verschuiving in die groep een enorme weerslag heeft op het percentage, want het gaat om een kleine groep. Bij de leden van de raad van bestuur van De Lijn in 2010 is er een vrouwelijke vertegenwoordiging van 36 procent.
Het niet halen van de streefcijfers voor vrouwen heeft verschillende oorzaken. Er is een selectieve wervingsstop van kracht, waardoor de instroom van nieuwe arbeidskrachten beperkt is. In 2010 zijn 309 nieuwe personeelsleden aangeworven, vooral chauffeurs, wat logisch is. De streefcijfers zijn sinds 2008 ook opgenomen in de individuele doelstellingen van de directeuren, en zij worden daar dus op beoordeeld. Het topmanagement heeft dus geen andere keuze dan actief dat beleid te steunen.
En dan is er een tweede punt. Ik ben een non-believer van de uitdrukking bijzonder moeilijk om vrouwen aan te trekken in jobs, maar blijkbaar is het bijzonder moeilijk en dus zeg ik het toch. Na een heel geleidelijke stijging van het aantal vrouwelijke chauffeurs de laatste jaren, zien we nu een status-quo. Het is precies alsof die trend zich niet meer zal doorzetten.
Er zijn een aantal oorzaken voor de ondervertegenwoordiging van vrouwen als chauffeur of als technicus. Het beroep van chauffeur wordt maatschappelijk eerder als een mannelijk beroep beschouwd. Vrouwen zijn al minder geneigd om zich spontaan kandidaat te stellen voor de job. Bovendien is het een tewerkstelling met vrij onregelmatige werkuren. Daarenboven worden nieuwe chauffeurs in het begin ingeschakeld als reservechauffeur, en daar moeten we toch wel iets aan doen, want dat betekent immers dat er sowieso een impact is op de gezinsplanning, en in de meeste gevallen is het de vrouw die die voor haar rekening neemt. Als een vrouw de stap al zet en als chauffeur binnenkomt, dan wordt ze reservechauffeur en krijgt ze heel onregelmatige uren en dat conflicteert met het gezin.
Ik ben deze morgen in Oostende geweest naar aanleiding van het ongeval van gisteren. Ik heb er de hele technische dienst gezien, en het zijn bijna zonder uitzondering mannen die er werken. Natuurlijk kiezen er al heel weinig vrouwen voor de technische opleiding en dus zijn er ook weinig vrouwen op de arbeidsmarkt. Bovendien moeten ze er dan ook nog voor kiezen om bij De Lijn te werken. Er is al een klein aanbod en het is moeilijk om daarin in te grijpen.
Het tweede deel van de diversiteitscijfers gaat over de mensen van allochtone afkomst. Het is van belang te melden dat het moeilijk is om adequate kengetallen te verzamelen. Het oorspronkelijke streefcijfer van 4 procent is gebaseerd op het systeem van naamherkenning. Als we uitgaan van dat systeem, dat bij De Lijn oorspronkelijk werd gehanteerd, dan wordt het algemeen streefcijfer van 4 procent ruimschoots gehaald. We komen van 2,6 procent in 2006 naar 6 procent in 2010. Alle entiteiten halen het gedifferentieerde streefcijfer behalve de entiteit West-Vlaanderen: dat is wellicht deels te wijten aan de sociodemografische omstandigheden.
De methode van naamherkenning wordt echter door de VDAB niet langer toegepast omdat ze als te onvolledig wordt ervaren. Niet alle namen van allochtone oorsprong kunnen worden gedetecteerd via deze methode. Het huidige cijfermateriaal wordt verzameld via het systeem van vrijwillige registratie. Als we daarop dezelfde streefcijfers toepassen, werd het vooropgestelde doel niet bereikt. We halen 2,3 procent in 2010. Het opmerkelijke verschil toont aan dat het systeem van vrijwillige registratie niet altijd afdoende is als enige meetsysteem en dat er nog altijd een behoorlijke drempel bestaat voor vrijwillige registratie.
Het feit dat de verschillende telmethodes andere resultaten genereren, bemoeilijkt een juiste interpretatie van de resultaten op het vlak van het behalen van de streefcijfers.
Het blijft een grote uitdaging om personen met een handicap of mensen met een beperking binnen De Lijn te werk te stellen, gezien het grote aantal operationele uitvoerende functies. Heel wat functies zijn ook veiligheidsfuncties, wat het inzetten van die mensen al een beetje bemoeilijkt. Er zijn ook heel strenge medische eisen voor chauffeurs. Dat maakt het ook al moeilijker om die mensen in te zetten. Dat is ook het geval op andere diensten zoals de volcontinudiensten aan boord van schepen of op controletorens, want ook daar worden specifieke medische voorwaarden gesteld.
Ook de gegevens over de aanwezigheid op de werkvloer van personen met een handicap worden bij De Lijn verzameld via het systeem van vrijwillige registratie. Er kan van uit worden gegaan dat dit een onderschatting is van de realiteit. De personeelsleden die een handicap verwerven als ze al in dienst zijn, komen vaak niet meer in beeld bij de monitoring van de personen met een handicap. Er werden ook bij De Lijn inspanningen geleverd om de groep van personen met een handicap die al aanwezig is, beter in kaart te brengen. Dat resulteerde al in een verviervoudiging van het aantal personen die zich vrijwillig lieten registreren. In het totaal gaat het over 0,4 procent. De verviervoudiging is dus ook relatief.
Bij de aanwerving en de selectie focust De Lijn zich minder op instroom van personen met een beperking. Dat neemt evenwel niet weg dat bij de indiening van sollicitaties van mensen met een beperking, de selectieprocedure zo veel mogelijk wordt aangepast aan de noden van de kandidaten.
De Lijn zegt ook dat er binnen de organisatie geregeld werknemers zijn die medisch ongeschikt worden verklaard voor het uitoefenen van hun functie. De Lijn geeft er dan de voorkeur aan om zo veel mogelijk binnen de organisatie zelf aangepast werk te kunnen aanbieden in plaats van bijkomende inspanningen te leveren om de instroom van personen met een handicap te bevorderen.
In het kader van het diversiteitsbeleid stelt De Lijn ook jaarlijks een inventaris op van alle personeelsleden die bij De Lijn tijdelijk aangepast werk verrichten. In 2010 had 2,2 procent van de personeelsleden een aangepaste rol of aangepast werk.
Er zijn nieuwe streefcijfers opgenomen voor de periode 2011-2015. Ze zijn geënt op de streefcijfers in het gelijkekansen- en diversiteitsplan 2011-2015. Wat zijn die cijfers? Vrouwen bij afdelingshoofden en directeurs 25 procent tegen 2015, vrouwen in het middenkader 35 procent tegen 2015, allochtonen 4 procent tegen 2015, personen met een handicap 4,5 procent tegen 2015. Hoe wil het bedrijf die streefcijfers halen? Het is misschien nuttig om het gelijkekansen- en diversiteitsplan eens te lezen waarin elke entiteit van Mobiliteit en Openbare Werken zijn eigen accenten zal leggen. Het is sowieso een tweesporenbeleid waarbij we enerzijds alle initiatieven rond het thema willen integreren in het reguliere personeelsbeleid en waarbij er anderzijds maximaal wordt aangesloten bij de acties die centraal vanuit de dienst emancipatiezaken worden geïnitieerd.
Specifiek voor De Lijn wil het bedrijf, naast het werken aan de instroom, er ook voor zorgen dat het werken binnen de organisatie aantrekkelijk blijft voor de kansengroepen. Er zijn maatregelen die vooral bedoeld zijn om de combinatie tussen arbeid en gezin te verbeteren. Die staan vanzelfsprekend voor alle personeelsleden open.
Naast thuisopvang voor zieke kinderen, die bestaat sinds 2008, en vakantieopvang, kwamen er vorig jaar twee initiatieven bij om het aanbod aan vakantiekinderopvang verder uit te breiden. Er is een samenwerking met Idee Kids en Duinen-Heide.
Ten tweede wordt de verbetering van sanitaire voorzieningen op het terrein verder uitgebouwd. Dat is hier ook al door enkele mensen aangehaald. Het lijkt iets kleins, maar het is zeker voor vrouwen die je wilt tewerkstellen, vrij cruciaal. Er is gisteren overigens tijdens een plaspauze een bus verder gereden.
Ten derde is er het pilootproject rond de planningsorganisatie van exploitatie, waarbij een aanpak van persoonsvriendelijk roosteren zal worden getoetst. Roosteren betekent niet barbecueën, maar het opstellen van uurroosters. Dat zou de combinatie werk-gezin ten goede moeten komen. Dat komt straks nog terug tijdens de bespreking van het absenteïsme.
Ten vierde wordt de samenwerking met de VDAB voor het taaltraject voor anderstalige potentiële chauffeurs, mevrouw van den Eynde, ook in 2011 voortgezet, als er voldoende kandidaat-chauffeurs zijn. Bovendien zal De Lijn dit jaar ook met de Brailleliga samenwerken om te zien welke functieprofielen eventueel geschikt zouden zijn voor blinde kandidaten. (Opmerkingen. Gelach)
Nee, uiteraard. Er wordt ook gekeken hoe de bestaande software in het bedrijf toegankelijker gemaakt kan worden.
Tot slot wil De Lijn via eigen communicatie en medewerking aan sensibiliseringsacties binnen de Vlaamse overheid het thema diversiteit blijvend onder de aandacht brengen. Dat vertel ik allemaal om te duiden dat er heel veel gebeurt qua cijfers en planning, maar dat er beperkingen zijn, waar we sowieso de realiteit van moeten durven onder ogen te zien.
Dan kom ik bij het ziekteverzuim. Mijnheer Roegiers, u vraagt of uw cijfers juist zijn. Ik heb vrij veel detailinformatie mee: ik wil die nu in alle rust geven en proberen de juiste conclusies te trekken. De heer Keulen heeft vijf schriftelijke vragen gesteld over de evolutie van het personeel bij het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV), De Lijn, nv De Scheepvaart, nv Waterwegen en Zeekanaal en het Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust (MDK), waarbij het ziekteverzuim een van de negen vragen was. U vraagt mij waarom ik niet al die details heb gegeven. Het is de negende vraag, in een uitgebreide schriftelijke vraag. We moeten eens nadenken hoe we daarmee in de toekomst omgaan.
Om de discussie te stroomlijnen zet ik nu zelf, hoewel niemand dat heeft aangehaald, de ziekteverzuimpercentages even op een rij voor heel mijn beleidsdomein. Dat is belangrijk en zal alles wat nuanceren. Ik maak wel een onderscheid tussen het korte ziekteverzuim en het lange. Dat is verschrikkelijk belangrijk in het kader van de discussie die misschien nog zal volgen.
Voor het korte ziekteverzuim liggen de resultaten binnen mijn beleidsdomein heel dicht bij elkaar: bij Waterwegen en Zeekanaal 2,12 procent, bij MDK 2,11 procent, bij AWV 2,10 procent, bij nv De Scheepvaart 2,28 procent, bij De Lijn 2,74 procent. Wat het totale ziekteverzuim betreft, zijn er wel verschillen: bij Waterwegen en Zeekanaal 4,40 procent, bij MDK 4,83 procent, bij AWV 7,07 procent, bij nv De Scheepvaart 9,37 procent en bij De Lijn 8,44 procent.
Een belangrijk deel van het absenteïsmepercentage wordt veroorzaakt door de langdurig afwezigen. Dat is de eerste conclusie die we moeten trekken. De langdurige afwezigheid kan dus een bijzonder grote impact hebben op de cijfers. Eén persoon die voortdurend ziek is, duwt dat totale cijfer veel meer de hoogte in dan personeelsleden die een paar dagen afwezig zijn. Die afwezigheid geldt meteen een heel jaar: al die dagen is die persoon er niet. Dat totaal gaat meteen de hoogte in. Vooral in kleine groepen, zoals bij nv De Scheepvaart, kan de impact van één langdurig afwezige bijzonder groot zijn en kan dat ziekteverzuimpercentage zelfs boven 10 procent uitkomen.
Het zijn exacte cijfers. Ze hebben er vrij veel tijd in gestoken om dat uit te zoeken. De Lijn telt vandaag 330 langdurig zieken op een totaal van 8400 werknemers. Dit is 4 procent van het totale personeel. Maar als je de langdurig zieken uit de totale cijfers haalt, krijg je een gemiddelde van 2,74 procent. Dat ligt iets hoger dan de 2,19 procent in de privé. Ik heb de vergelijking gemaakt met mijn andere diensten en met de privé. Ik wil enkel bewijzen dat die langdurig zieken een enorme impact hebben op dat cijfer.
De niveaus zijn ook van groot belang. Betreffende het verschil in niveaus, is over het algemeen het absenteïsme het hoogst in de lagere niveaus. Dat is een algemene tendens, die je ook de privésector ziet. Het heeft te maken met de fysieke belasting van de jobs in de niveaus C en D: ploegenarbeid, handenarbeid, arbeid op de openbare weg. Bovendien gaat dit vaak gecombineerd met een gevorderde leeftijd van de personeelsleden, waardoor mensen sneller uitvallen.
Ik geef het voorbeeld van het AWV, om niet altijd over De Lijn te spreken. Bij het AWV is 30 procent van de personeelsleden ouder dan 55 jaar. Dat heeft mij verrast. Daarnaast speelt opnieuw de omvang van de groep een grote rol. Als er een kleiner aantal werknemers tot het niveau A behoort, kan één langdurige zieke voor een gigantisch ziekteverzuimpercentage zorgen. Stel dat één iemand uitvalt in een organisatie van tien mensen. Dat is uiteraard niet correct.
Aangezien de focus van de vraagstellers ligt bij De Lijn, geef ik daarover nog informatie. Er is vooreerst een verschil tussen de totale ziekteverzuimpercentages bij de loontrekkenden, onder wie het merendeel chauffeurs, en bij de weddetrekkenden. Bij de loontrekkenden is het totale ziekteverzuimpercentage 9,39 procent. Bij de weddetrekkenden is dat 4,72 procent. Dat is een eerste groot verschil.
Betreffende de chauffeurs van De Lijn, die het grootste deel van de loontrekkenden vertegenwoordigen, zijn er twee factoren die bij het ziekteverzuim een rol kunnen spelen. Ten eerste geeft De Lijn aan dat de chauffeur een functie heeft waarbij veiligheid een grote rol speelt. De chauffeur is onderweg met mensen. Dat betekent dat een dokter geen enkel risico kan nemen als de chauffeur zich niet goed voelt. Als de chauffeur bijvoorbeeld medicatie moet nemen die slaperig maakt, dan kan de dokter hem niet laten rijden. De Lijn benadrukt dat, onder meer daarom, de chauffeurs bij ziekte vanaf de eerste dag een doktersbriefje moeten hebben. Het is de dokter die beoordeelt of ze kunnen rijden of niet. Kort verzuim is in verhouding dus niet het grootste probleem.
Ten tweede hebben chauffeurs een beroep waarbij ze met bijzonder veel mensen in contact komen in een gesloten ruimte. De overdracht van ziektekiemen is groter dan bij een doorsneeberoep. Er is al verwezen naar de studies van Securex. Daar staat in dat het ziekteverzuim bij gezins- en bejaardenhelpsters en bij de banksector hoger is, ook om die reden. Dat zijn voor een deel vergelijkbare sectoren vanwege de vele contacten.
De evoluties van het ziekteverzuim, beschreven in de studies van Securex, worden ook bij De Lijn waargenomen. Een eerste grote evolutie is dat het kort verzuim daalt en het lang verzuim stijgt. In 2009 was het kortverzuimpercentage bij De Lijn 3,5 procent, ten opzichte van 2,74 procent in 2010. In 2010 was er de zwaarste winter in honderd jaar, met heel veel ziektekiemen. Het totaal verzuimpercentage is ten gevolge van het lang ziekteverzuim gestegen van 7,71 procent in 2009 naar 8,42 procent in 2010. Het ziektecijfer van vrouwen ligt hoger dan dat van mannen. Bij de chauffeurs van De Lijn ligt het totaal ziekteverzuimpercentage op 8,49 procent bij de mannen en op 16,09 procent bij de vrouwelijke chauffeurs. Bij de bedienden van De Lijn ligt het totaal ziekteverzuimpercentage bij de mannen op 3,84 procent en bij de vrouwelijke bedienden is dit 6,56 procent.
Daarnaast zijn er verschillen in de diverse regios. Het ziekteverzuimpercentage ligt het hoogst in Vlaams-Brabant met een percentage van 9,72 procent voor het totaal verzuim en 3,43 procent voor het kort verzuim. Antwerpen scoort het laagst met 6,96 procent voor het totaal verzuim en 2,31 procent voor het kort verzuim.
Opvallend is dat het kort ziekteverzuim systematisch daalt van 3,35 procent in de leeftijdscategorie tussen 21 jaar en 30 jaar tot 2,37 procent tussen 51 en 60 jaar. Het omgekeerde zien we bij het totaal ziekteverzuim, dat veroorzaakt wordt door een stijging van het lang ziekteverzuim. Het stijgt van 5,95 procent in de leeftijdscategorie tussen 21 jaar en 30 jaar tot 9,48 procent tussen 51 en 60 jaar.
We kunnen ook een vergelijking maken van De Lijn met de privésector. De studies van Securex over absenteïsme vermelden expliciet dat bij vergelijkingen van cijfers er rekening dient gehouden te worden met de kenmerken van de betreffende organisatie. Ten eerste is er het profiel van de organisatie: sector, omvang, regio. Ten tweede is er het profiel van de werknemers: statuut, geslacht, leeftijd, anciënniteit. Ik zal mij toespitsen op De Lijn omdat het debat daarover gaat.
Als we de algemene ziekteverzuimpercentages opsplitsen volgens statuut en de vergelijking maken met de privésector, dan ligt het ziekteverzuimpercentage bij De Lijn iets hoger. Bij de loontrekkenden in de privésector is het totale ziekteverzuimpercentage 7,64 procent, bij De Lijn 9,39 procent. Bij de bedienden in de privésector is het totale ziekteverzuimpercentage 4,10 procent, bij De Lijn 4,72 procent. Als we de cijfers van De Lijn vergelijken met de ziekteverzuimpercentages van bedrijven in de privésector van dezelfde omvang bedrijven van meer dan duizend werknemers , dan ligt het ziekteverzuim bij De Lijn lager. Het kort verzuim in de grote privébedrijven is 3,32 procent, ten opzichte van 2,74 procent bij De Lijn. Het totaal verzuim in grote privébedrijven is 8,98 procent, ten opzichte van 8,42 procent bij De Lijn.
Als je De Lijn vergelijkt met de privésector in het algemeen, dan ligt het ziekteverzuim iets hoger. Maar als je De Lijn vergelijkt met bedrijven met meer dan duizend werknemers, dan scoort De Lijn iets beter dan de privésector. Ik heb de cijfers zeer uitgebreid genuanceerd omdat het belangrijk is om eens in detail De Lijn te screenen en een correcte vergelijking te maken op basis van de cijfers.
De cijfers die zijn gegeven op de schriftelijke vraag, zijn natuurlijk correct. Ze zijn echter niet uitgesplitst per categorie. Er zijn ook geen vergelijkingen met de privésector gevraagd.
Men kan uiteraard geen vergelijkingen maken op basis van algemene ziekteverzuimpercentages tussen verschillende ondernemingen. Die percentages moeten in de eerste plaats vergeleken worden met de juiste vergelijkingsbasis en moeten ook in de juiste context worden geplaatst. Daarbij speelt een aantal elementen een rol zoals het profiel van de organisatie: sector, omvang en regio. Een ander element is het profiel van de werknemers: statuut, geslacht, leeftijd en anciënniteit.
De gegevens tonen aan dat het ziekteverzuim in percentages bij de verschillende agentschappen van het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken in vergelijking met de privésector niet torenhoog is. Als de cijfers in de juiste context worden geplaatst, dan zitten de ziekteverzuimpercentages ofwel op hetzelfde niveau, ofwel er zelfs onder.
De vraag is nu hoe we daarmee omgaan. Door het feit dat we over zulke fijnmazige cijfers beschikken, kunnen we proberen daarop in te grijpen.
Binnen Mobiliteit en Openbare Werken zijn het de agentschappen Wegen en Verkeer en Maritieme Dienstverlening en Kust die samen met het departement een gemeenschappelijk beleid voeren inzake ziekteverzuim met duidelijke afspraken over ziektecontroles, gecombineerd met een preventief beleid voor medewerkers en leidinggevenden over ziektepreventie.
Er wordt gerapporteerd over het ziekteverzuim. Er worden ook themadagen georganiseerd. Leidinggevenden ontvangen brochures met tips en de personeelsleden krijgen een folder met hun rechten en plichten. Er worden ook ziekteverzuimgesprekken gevoerd als dat nodig is, en men doet aan griepvaccinatie. Al die zaken zijn opgenomen in het gelijkekansen- en diversiteitsplan.
Bij de scheepvaart zijn er een aantal concrete actiepunten. Zo is er een actief en selectief beleid inzake controle. Er worden verzuimgesprekken gehouden met langdurig zieken of personeelsleden die frequent afwezig zijn wegens ziekte. Er is ook een aangepaste procedure voor ziektemeldingen. Men probeert ook gebruik te maken van de mogelijkheid tot deeltijdse prestaties wegens medische redenen. Zo kan men na voltijdse afwezigheid wegens ziekte langzaam opnieuw ingroeien. Er wordt ook actief gezocht naar aangepast werk na een lange afwezigheid.
Bij Waterwegen en Zeekanaal ligt het absenteïsme lager dan het gemiddelde binnen de diensten van de Vlaamse overheid. Als preventieve maatregel voor het absenteïsme organiseert W&Z elk jaar een griepvaccinatie voor alle personeelsleden. Er wordt ook in dialoog gegaan met de medewerkers en er worden heel veel controles uitgevoerd.
En zo komen we bij De Lijn. De Lijn meldt dat de algemene oorzaken van afwezigheid wegens ziekte gekend zijn. Zo is er de fysieke belasting met onder andere de rugklachten, en mentale belasting zoals stress. Bij De Lijn hebben de wisselende uurroosters eveneens een impact op het ziektecijfer, vooral bij beginnende chauffeurs. Ik denk dat het beroep van chauffeur niet onderschat mag worden. De Lijn probeert daar iets aan te doen.
Zo is er het personeelsbeleid dat zo gezinsvriendelijk mogelijk moet zijn. Daarnaast probeert De Lijn gezinsvriendelijke diensten op te maken met respect voor de rij- en rusttijden. Dat is niet eenvoudig als men rekening wil houden met de hoge noden bij de busgebruikers. Ik beklaag soms de mensen die de uurroosters moeten opmaken.
De Lijn meldt dat het pilootproject over gezinsvriendelijke diensten positieve resultaten geeft. Momenteel worden in de stelplaatsen Vaartkaai in Antwerpen en Sint-Niklaas voor de derde maand op rij de diensten van een groep vrijwillige chauffeurs dat zijn er vijftig à zestig per stelplaats gezinsvriendelijk aangemaakt. Dat betekent dat de chauffeurs binnen bepaalde regels hun diensten en rustdagen zelf kiezen.
Er is voorzien in een tussentijdse evaluatie van de pilootprojecten in september 2011. De eindevaluatie vindt plaats in december 2011.
Het opleidingsbeleid moet op maat uitgetekend zijn. De Lijn meldt dat zowel in het theoretische als het praktische luik van de bestuurdersopleiding aandacht wordt geschonken aan een correcte zithouding. In het theoretische gedeelte over vakbekwaamheid wordt een correcte zithouding tijdens de presentaties in de lessen toegelicht in de rubriek Mentale en fysieke gezondheid. Er zijn filmpjes waar die zithouding wordt aangeleerd.
Daarnaast is er het overleg in het ergobus- en ergotramcomité. Dit zijn subcommissies van het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk. Dat comité is paritair samengesteld met vertegenwoordiging van de drie vakorganisaties en werkgeversvertegenwoordiging. Het comité kan voor de ergonomische inrichting van de trams en bussen adviezen en voorstellen formuleren. Het betreft voornamelijk de inrichting van de stuurposten van de voertuigen.
Ik wil hier even een persoonlijke bedenking maken. Ik ben zelf rugpatiënt. Ik ben geopereerd voor een hernia. Niets is zo persoonlijk als een stoel. Ik vind de stoelen in het Vlaams Parlement verschrikkelijk voor mijn rug. Als ik hier een paar uren heb gezeten, ga ik telkens met rugpijn naar buiten. Het is echter heel moeilijk om een stoel te vinden die voor iedereen goed is. Ook in een bus kan men geen honderd verschillende stoelen installeren. Als men voortdurend in een bus zit die over hobbels rijdt, dan is dat belastend voor de rug. Het bedrijf weet dat en besteedt daar veel aandacht aan. Er worden ook adviezen en voorstellen geformuleerd.
De Lijn meldt dat ze sinds 2004 een actief beleid voert voor de afbouw van het absenteïsme. De actieplannen zijn gebaseerd op drie pijlers: systematische ziektecontrole, verzuimgesprekken en opvolging door een verzuimcoördinator die daar expliciet mee belast is. In 2010 heeft dat vruchten afgeworpen. We zien dat ook al in de cijfers. Het korte verzuim daalt effectief. Die korte maar frequente ziekteperiodes zijn zeer storend voor de organisatie. Als iemand plots ziek valt, moet een reservechauffeur gebeld worden. Dat is het moeilijkste. In 2010 heeft De Lijn 6021 keer een beroep gedaan op een controledokter. Dat is dus vrij vaak. Bij herhaalde korte afwezigheden en lange afwezigheid wordt een formeel gesprek gevoerd tussen de leidinggevende en de medewerker om in kaart te brengen of het eventueel mogelijk is via een aanpassing van de inhoud, de arbeidsverhoudingen of -omstandigheden het aantal afwezigheden te doen dalen. In 2011 is De Lijn gestart met een doorgedreven evaluatie van het verzuimbeleid. Deze evaluatie leverde de vermelde inzichten op. Zoals ook gemeld, zal het bedrijf zich de komende maanden concentreren op de aanpak van het langdurig ziekteverzuim.
Het beleid gericht op de langdurig zieken zal een belangrijke rol geven aan onder meer de directe collegas en leidinggevende. Zoals de heer Kesteloot in zijn reactie heeft gezegd, gaat De Lijn niet over tot het systematisch ontslaan van mensen. U moet het maar eens nagaan, maar ik denk dat de MIVB in Brussel mensen niet meer in de statistieken opneemt als ze een jaar ziek zijn. Bij De Lijn is men heel consciëntieus. Iedereen blijft opgenomen in die statistieken. Men heeft me dat gemeld. Ik heb die screening nog niet gedaan. Men is transparant en men geeft informatie. Als anderen het op een andere manier doen, en de cijfers worden vergeleken, dan zorgt dat voor een scheefgetrokken situatie.
Collegas, ik heb u zonder al te veel emoties een diepgaand inzicht proberen te geven over alle cijfers. Ik denk dat ik u veel meer informatie bezorgd heb dan u had gevraagd, zeker als het gaat over segmenten en territoriale spreiding. Ik vond het van belang. In het kader van de beheersovereenkomst moet er één keer per jaar gerapporteerd worden over indicatoren. Mij lijkt het geen slecht idee om dat debat op dat moment te voeren. Dat gebeurt dan elk jaar gestructureerd en zo kan iedereen met gelijke wapens het debat aangaan. Dan geven we ook die fijnmazige informatie mee.
De voorzitter : Zijn er nog collegas in staat om te reageren?
De heer Marino Keulen : Vanzelfsprekend, voorzitter. De ongemakkelijke stoelen in het Vlaams Parlement, dat is iets dat ons bindt, minister. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Ik vind ze verschrikkelijk en ik zit hier sinds 1995. Daarom verdien ik misschien nog meer clementie dan andere collegas. Ik denk dat ik hier ondertussen het langste huis. Het is me ook altijd een raadsel geweest hoe die stoelen hier ooit zijn binnen geraakt en hoe ze alles overleven. We hebben nochtans al veel zaken vervangen.
Minister, ik waardeer de sportiviteit. Ik heb gewoon de cijfers gegeven zoals ik ze van u gekregen heb. Er is geen specificatie van lang of kort ziekteverzuim of absenteïsme. Dat klinkt nogal hard, maar dat zijn nu eenmaal de termen die men daarvoor gebruikt. Ik heb ze gewoon gegeven zoals ze zijn. Als ik verwijs naar Ford 4 procent bij de arbeiders en 3,5 procent bij de bedienden gaat het om kort en langdurig verzuim samen. Op de website van Agoria gaat het voor de metaalsector om 2,1 procent bij de bedienden en 3,5 procent bij de arbeiders. Dat is ook kort en langdurig verzuim samen. Wat dat betreft, was er bij mij geen kwaad opzet, zoals sommigen denken. Ze zijn vrij om dat te denken, maar hier was dat niet zo. Ik geef gewoon de cijfers.
Los van de chauffeurs, over wie we het nu lang hebben gehad, zijn er ook de anderen. De cijfers gaan daar over kort en langdurig verzuim. Ook daar is het hoog. Ook als we kijken naar het kantoorpersoneel, naar de mensen die op andere diensten werken, de onderhoudstechnici. Daar zit men toch met vrij hoge cijfers. De minister heeft de cijfers van Securex gegeven. Ik wil die ook eens goed bekijken en verder analyseren. Wat het langdurig ziekteverzuim betreft, is er een serieus probleem. Het gaat toch om een groep die te groot is om te zeggen dat het heel relatief is. De minister had het toch over 300 mensen. Het is goed om de vinger aan de pols te houden en te zien hoe eraan kan worden geremedieerd.
Ik heb gezegd en blijf er ook bij dat het ziekteverzuim, de afwezigheid bij het overheidspersoneel globaal hoger is dan bij de privésector. Ik kom zelf uit een familie van aannemers, uit een niet zo heel klein bedrijf. Mevrouw Brouwers heeft daar heel voorzichtig op gealludeerd. Men zou het ook niet kunnen bespreken en dan bestaat het probleem niet, en men zou kunnen zeggen dat als men het bespreekt, men van kwade wil is. Ik heb tegen niemand iets. Ik spreek uit ervaring als voormalig minister, als gemeentelijk vertegenwoordiger. Ik ken ambtenaren die ik op alle momenten van de dag en de nacht kan bellen en die hun gsm altijd opnemen. Ze geven tekst en uitleg. Ik ken anderen die consequent vrijdagmiddag stoppen en die niet beginnen voor maandagmorgen om 9 uur, ook mensen in verantwoordelijke posities. Sommige collegas zullen dat herkennen. Men ziet bij sommige diensten toch dat sommigen heel makkelijk uitvallen en anderen minder.
Nu zeggen dat ik hierdoor tegen de overheid ben, dat klopt niet. De grootste schat die men in een organisatie kan hebben, is het personeel. Ik stel gewoon vast dat een aantal het voorbeeldig doen en anderen toch wel iets makkelijker de kantjes ervan aflopen. De cijfers die ik heb gegeven, zijn de cijfers zoals ze me werden gepresenteerd.
We zullen kijken naar de nuance. Ook in de cijfers van de privésector, van Ford, de metaalsector zaten de cijfers van het lang en kort ziekteverzuim samen. We werken met belastinggeld. Ook daar moeten we kritisch durven zijn, niet om de boel op te blazen, wel om de performantie te vergroten. Dat is vandaag nu eenmaal het sleutelwoord, ook in de politiek. Een politieke carrière duurde vroeger ook langer dan vandaag. Dat is vandaag in alle sectoren zo.
Ik weet niet in welke mate het opnemen van ziektedagen op het einde van de carrière nog bestaat bij de overheid. Ik weet dat dit vroeger in het onderwijs heel sterk was ingeburgerd. Men sprak daar ook heel vrijmoedig over. Wie gemeentelijke verantwoordelijkheid heeft gedragen, als schepen van Onderwijs, weet dat die mensen op het einde van hun carrière zeiden: ik kom de eerste dag en dan neem ik mijn ziektedagen op, en dan kom ik volgend jaar op het einde van het schooljaar nog een dag terug. Die mensen konden dat zo twee à drie jaar volhouden. Dat was ook een praktijk die ingeburgerd was en waar iedereen over sprak. Vandaag verbaast dat, maar dat was tot in het recente verleden een gangbaar gebruik. Ik fantaseer niet.
Minister, we zullen dat verder bekijken. Ik dank u ook voor de verdere specificatie. Ik heb de uitleg gegeven die ik denk te moeten geven.
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Minister, op de eerste plaats dank ik u oprecht voor uw heel uitgebreide antwoord, dat ons allen inderdaad in staat heeft gesteld een zeer genuanceerd beeld op te hangen.
Mijnheer Keulen, ik betreur ten zeerste dat u tweeënhalve week geleden aan sfeerschepping hebt gedaan. U hebt daar nu niets over gezegd, maar toen hebt u gezegd dat buschauffeurs een verkeerde mentaliteit hebben en hebt u hun ziekteverzuim schokkend genoemd. U bent daar nu niet op teruggekomen.
U hebt gezegd dat u de cijfers hebt gegeven zoals die u zijn gepresenteerd. Ik heb in de voorbije veertien dagen zelf geprobeerd die te nuanceren door de studies te bekijken die we ter beschikking hebben. Minister Crevits heeft dat in haar antwoord ook gedaan en u had dat eigenlijk ook kunnen doen voor u communiceerde. Die sfeer is geschapen en vandaag stellen we vast dat er in deze commissie natuurlijk geen enkele journalist meer aanwezig is. Dat laatste verwijt ik u niet, voor alle duidelijkheid. (Opmerkingen van de heer Marino Keulen)
Daar kunt u uiteraard niets aan doen, maar u hebt wel een bepaalde sfeer geschapen. U hebt daarvan geen woord teruggenomen in heel uw exposé. Dat is natuurlijk wel te betreuren.
Minister, in heel de uitleg die u hebt gegeven, ontbreekt nog één zaak. Er is nog één zaak waarover ik me nog wat zorgen maak, na dit alles te hebben gehoord. Dan heb ik het over het grote ziekteverzuim bij vrouwen. Ik heb de voorbije veertien dagen naar mogelijke verklaringen gezocht. Ik dacht dat een van de verklaringen was dat het zou kunnen dat vrouwelijke chauffeurs minder lang met de bus of de tram mogen rijden als ze zwanger zijn. De dame van Securex heeft die verklaring trouwens ook gegeven, maar dat blijkt ook niet het geval te zijn. Dat blijft dus nog altijd een vraagteken: hoe komt het dat ze zoveel meer ziek zijn dan in vergelijkbare sectoren? Tot nu toe blijft dat een mysterie. Ik hoop echter dat, als we ingaan op uw suggestie om dergelijke zaken op regelmatige tijdstippen te evalueren, de oorzaak daarvan misschien toch aan het licht kan komen door de aandacht die we daar nu aan geven.
Minister Hilde Crevits : Men moet oppassen met percentages. Het gaat over een kleine groep vrouwen.
De voorzitter : Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Minister, ik ben in ieder geval tevreden dat u wél die nuances hebt aangebracht die mijns inziens absoluut noodzakelijk zijn in dit debat.
Mijnheer Keulen, ik kan het niet helpen, maar ik ben zeer ontgoocheld. Normaliter legt u wel vakkundigheid aan de dag in een aantal dossiers, maar in dit dossier hebt u echt een blunder begaan. Ik vind het bijzonder jammer dat u nu zelf in uw repliek geen nuances aangeeft, dat u zelf niet zegt dat u dit op een andere manier had bekeken. U zegt dat u zich niet graag laat kastijden, maar u kunt toch toegeven dat u de cijfers op een andere manier hebt benaderd omdat u de achtergrond en de nuances niet kende. Ik ben bijzonder ontgoocheld dat u dat zelfs nu nog niet doet, in uw repliek. Ik hoop dat u straks een met redenen omklede motie indient om een aantal dingen recht te zetten. (Opmerkingen van de heer Marino Keulen)
Ik vind dat u het debat eerlijk moet voeren. Ondertussen hebt u in alle kranten gestaan. U bent op tv geweest. U hebt uw ding kunnen doen, maar er komt totaal geen rechtzetting in de kranten. (Opmerkingen van de heer Marino Keulen)
Misschien kunnen er in de toekomst nog een aantal verdere analyses gebeuren, zoals onder meer met betrekking tot die zwangere vrouwen. Men begint weer over percentages. Stel dat een vrouw een aantal weken niet kan komen werken omdat ze zwanger is, dan zal dat percentage opnieuw stijgen.
Ik wil nog een probleem aankaarten. Daarnet heb ik dat niet gedaan, omdat het debat dan misschien op een andere manier zou zijn gevoerd dan daarnet is gebeurd. Er zijn in alle sectoren, ook in de privésector, een aantal personeelsleden die van een aantal voordelen genieten. Dan heb ik het vooral over de vakbondsafgevaardigden. Zij hebben meer voordelen. Ze kunnen zich soms wel meer veroorloven, maar we mogen dat niet altijd met zoveel woorden zeggen, want de vakbonden in dit land zijn machtig.
Minister, daarom lijkt het me heel belangrijk dat we verder grondig analyseren en die problematiek van het ziekteverzuim binnen De Lijn verder blootleggen. Dan denk ik onder meer aan het debat over de vrouwen. Zo zullen initiatieven kunnen worden genomen om dat ziekteverzuim terug te dringen waar dat mogelijk is.
Ten slotte wil ik een met redenen omklede motie aankondigen.
De heer Jan Roegiers : Ik kondig ook een met redenen omklede motie aan.
Minister Hilde Crevits : Wat die stoel betreft, ik heb gezegd dat stoelen zeer persoonlijk zijn. Misschien zijn die voor mij niet goed, maar voor een ander misschien wel. Dat moet echt persoonlijk worden gevolgd.
Mijnheer Keulen, het klopt dat u mijn cijfers hebt gebruikt, maar de interpretatie en de vergelijkingen hebt u niet van mij gekregen. Ik wil daar zeer duidelijk in zijn. De cijfers zijn er, maar waarmee u die dan vergelijkt, is uw verantwoordelijkheid. Ik heb vandaag geprobeerd om dat te kaderen.
De directeur-generaal van De Lijn heeft s avonds zeer snel een genuanceerd beeld gegeven. Ik ben er nu nog wat dieper op ingegaan, omdat het mij ook wat hefbomen geeft om op te werken.
Wat de gestructureerde rapportage betreft: als jullie dat vinden, is dat voor mij goed, maar dan moeten we wel een balans vinden met de schriftelijke vragen. Als we er evenveel schriftelijke vragen over blijven krijgen, en we moeten ook nog eens een samenvattend rapport maken op het einde van het jaar, betekent dat nog eens extra werk. Dat is dus een keuze die we moeten maken. Als ik de keuze mag maken, is het duidelijk wat die zal zijn.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door de heer Roegiers en door mevrouw Van den Eynde werden tot besluit van deze interpellaties met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.