Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme
Vergadering van 17/05/2011
Vraag om uitleg van de heer Willy Segers tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de hervorming van de inburgerings- en integratiesector
- 2107 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Voorzitter, collegas, minister, de Vlaamse Adviesraad voor Bestuurszaken (VLABEST) publiceerde begin mei een advies over de bestuurlijke organisatie van het Vlaamse inburgerings- en integratiebeleid. Midden 2010 werd de werkgroep Inburgering en Integratie opgericht, waarin de belangrijkste actoren uit het veld werden opgenomen. Het advies van VLABEST kwam er op eigen initiatief en moet aangeven binnen welke contouren de hervorming van de sector volgens de adviesraad dient te gebeuren. Ter voorbereiding voerde de Universiteit Leiden een onderzoek naar de bestuurlijke organisatie van het Vlaamse inburgerings- en integratiebeleid.
Volgens het voorbereidende onderzoek vanuit Leiden kenmerkt de sector zich door versnippering, onoverzichtelijkheid en een gebrekkige coördinatie. Verklaring hiervoor is wellicht dat de sector van onderuit is gegroeid. De uitdaging is dus om het beleid af te stemmen op deze werkelijkheid. Volgens het onderzoek zijn daarvoor echter geen kant-en-klare oplossingen. Wel is er nood aan voldoende awareness en capaciteit bij andere sectoren om de integratie op te volgen. Die sense of urgency is volgens Leiden nog niet aanwezig in alle geledingen van de overheid.
Op basis van het onderzoek stelt VLABEST vast dat er veel verschillende organisaties zijn, die bovendien actief zijn op uiteenlopende bestuursniveaus en vanuit verschillende structuren. De organisaties zijn ook op zichzelf gericht. Deze verkokering leidt tot vrijwel onoplosbare afstemmingsproblemen, stelt de tekst. Volgens VLABEST is het dan ook belangrijk dat er gewerkt wordt aan een traject vanuit de klant in plaats van de organisaties. Coördinatie, samenwerking en afstemming zijn daarbij centrale begrippen. De raad benadrukt het belang van de toekenning van een regierol, wijdt daar heel wat tekst aan en pleit voor een aanpak van onderuit.
In zijn advies vraagt VLABEST dat de Vlaamse overheid maatwerk van onderuit mogelijk maakt, maar met voldoende inhoudelijke aansturing. Daarnaast moet de overheid samenwerking en afstemming stimuleren, ook over de beleidsniveaus heen. Dat is de nota van VLABEST in een notendop.
Minister, bent u op de hoogte van het onderzoek van de Universiteit Leiden en het advies van VLABEST? Hoe evalueert u deze initiatieven? Hoe staan deze teksten ten opzichte van de huidige hervormingsplannen? Klopt het dat er een gebrek aan sense of urgency is, of stelt u dat ook vast? Indien zo, hoe zou dit kunnen worden tegengegaan? In welke mate zult u de aanbevelingen meenemen?
De voorzitter : De heer Kennes heeft het woord.
De heer Ward Kennes : Op dit late uur houd ik de heer Segers gezelschap, nu hij het zo moedig volhoudt tot het einde. De sector wordt op dit moment ondervraagd. Er is van alles bezig. Veel fracties, partijen en instanties krijgen reacties. Ik hoop dat we die op een bepaald moment kunnen bespreken. We moeten afwachten tot de cyclus is afgerond en de minister met een conclusie naar voren kan komen.
Vandaag kregen we via mail, heet van de naald, een reactie van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) op het VLABEST-advies, waarbij ze betrokken was, om de regierol van de lokale besturen in de verf te zetten. De VVSG vond dat er een contradictie zat in het VLABEST-advies.
De sector staat in het middelpunt van de belangstelling en is een beetje aan het gisten. Er is veel ongerustheid. Het rapport van de Universiteit Leiden, dat ik zelf nog niet heb kunnen doornemen, ligt wel in de lijn van vaststellingen die meerdere mensen de voorbije tijd hebben gemaakt. Er bestaat in de sector nogal wat versnippering.
Op een bepaald moment moet u dan een initiatief nemen, minister, om daar wat in te stroomlijnen. Ik kijk met interesse uit naar uw antwoord.
De voorzitter : Mijnheer Kennes, ik wou zelf verwijzen naar het advies van de VVSG. U kunt het terugvinden op het intranet. Een gedachtewisseling of hoorzitting daarover wil ik graag koppelen aan de herziening van het Integratiedecreet, eerder in het najaar.
Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Ik benadruk dat het gaat om een advies dat VLABEST op eigen initiatief heeft geschreven, wat uiteraard volop tot de bevoegdheid van VLABEST behoort. Ik heb het initiatiefadvies van VLABEST samen met het onderzoeksrapport op 6 mei ontvangen. Om het advies goed te onderbouwen heeft VLABEST inderdaad een beroep gedaan op het Instituut Bestuurskunde van de Universiteit Leiden. Het feit dat een Nederlandse universiteit de bestuurlijke organisatie van het Vlaamse inburgerings- en integratiebeleid heeft doorgelicht, vind ik alvast een positief gegeven. Het advies komt op het goede moment en levert nuttige input voor de geplande hervorming van de inburgerings- en integratiesector.
Ik ga even kort in op het hervormingstraject zoals het gepland is. Op basis van een aantal basisprincipes en uitgangspunten heb ik een mogelijk scenario uitgeschreven. Een van de belangrijkste uitgangspunten is dat de klant en niet de organisatie centraal moet staan. Die klant is enerzijds de nieuwkomer, de anderstalige. Zij of hij moet de nodige instrumenten meekrijgen om een actief burgerschap op te nemen. Die klant is anderzijds ook de samenleving met al de diverse actoren. Dat betekent: werken op maat van de lokale besturen, het onderwijs, de welzijnssector enzovoort. In hun werking houden zij rekening met de doelgroepen van het integratiebeleid.
Een ander belangrijk uitgangspunt is dat deze sector duidelijker moet worden geprofileerd. De sector moet er sterker uit komen en de klant moet beter weten wat hij kan verwachten. Op dit moment is dat onvoldoende het geval. De integratie- en inburgeringssector is zeer versnipperd, heeft een onduidelijk profiel en werkt per regio op een andere manier. Er zijn onthaalbureaus, Huizen van het Nederlands, sociale tolk- en vertaaldiensten, integratiecentra en integratiediensten ingebed in de lokale besturen. Het gaat in totaal om 69 organisaties, aangestuurd door één minister. Zij maken werk van een gelijkaardige inhoud of een gelijkaardig thema.
Op basis van deze uitgangspunten heb ik een voorstel geformuleerd, met een actieradius op drie niveaus. Een, op lokaal niveau: lokale besturen voeren een integratiebeleid en zijn regisseur omdat integratie zich voltrekt in een lokale context. Twee, op decentraal niveau: Vlaanderen biedt nieuwe Vlamingen informatie en begeleiding aan en werkt oplossingsgericht aan het bevorderen van integratie. Ik ga hier voor een eerste- en tweedelijnswerking in één organisatie. Deze werking staat met andere woorden ten dienste van nieuwkomers en anderstaligen, in functie van een gericht traject de eerste lijn maar zal ook lokale besturen en andere reguliere instanties ondersteunen, en dat is de tweede lijn. Centraal blijft het expertisecentrum, het Minderhedenforum als participatieorganisatie en het telefoontolken.
Wegens de specifieke context van Brussel, zowel op bestuursvlak als op taalvlak, werk ik nog volop aan een scenario voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Met deze uitgangspunten en dit mogelijke scenario ben ik naar de sector gestapt om input te vragen. Ik wil een sector die werkt, en daarom besteed ik veel aandacht aan het creëren van een draagvlak. Deze oefening loopt op dit moment. Ik wil dus benadrukken dat nog niets definitief is beslist. Eind juni verwacht ik een rapport. Op basis van dat rapport zullen we de nodige verdere stappen in de hervorming doorvoeren.
Ik heb VLABEST en de onderzoekers uitgenodigd op mijn kabinet voor een toelichting van het advies. Deze bijeenkomst moet toestaan om dieper in te gaan op de opmerkingen en voorstellen in het advies, en op wat dit kan betekenen voor de geplande hervorming. Ik ga hierover dus nog geen uitspraken doen.
Uit een eerste lezing van het advies en het onderzoeksrapport haal ik wel enkele relevante punten. Vooreerst komt het onderzoek tot een gelijkaardige probleemschets. Men stelt vast dat de sector op dit moment enorm versnipperd is en dat dit leidt tot vrijwel onoplosbare afstemmingsproblemen. De organisaties zijn op zichzelf gericht en weten onvoldoende van elkaar wat de anderen doen. Ik zie enkele belangrijke banden met de opdeling die ik daarnet formuleerde, namelijk het lokale, het decentrale en het centrale niveau.
VLABEST benadrukt eveneens dat er nood is aan een logisch traject vertrekkend van de situatie van de cliënt. Om dit te verwezenlijken is er maatwerk nodig, en dus behoefte aan een lokale regisseur. Zowel VLABEST als de onderzoekers erkennen de lokale besturen als regisseur van rechtswege. Van rechtswege omdat het Integratiedecreet van 2009 in artikel 29, §1, 3° bepaalt dat de regierol de lokale overheid toekomt. Andere argumenten zijn de link met het lokaal sociaal beleid en het OCMW, en de betrokkenheid van de gemeente bij andere beleidsdomeinen. Integratie is immers een inclusief beleidsdomein.
Dit brengt ons bij het decentrale niveau. De onderzoekers hebben mensen uit de sector ondervraagd en komen tot de conclusie dat zij zelf de noodzaak van een hervorming inzien. Bovendien werkt men in enkele regios nu reeds aan een betere afstemming, zij het allemaal op een andere manier en niet structureel. In de provincie Antwerpen bijvoorbeeld merken we dat de samenwerking tussen het Huis van het Nederlands, het integratiecentrum en het onthaalbureau is opgedreven dankzij meer overleg en de uitwisseling van informatie.
VLABEST pleit tevens voor een eenloketfunctie voor nieuwkomers. Ook dat is vanuit één organisatie beter te organiseren. Op Vlaams niveau pleit VLABEST voor de afbouw van de planlast. Ook dit moet een van de resultaten van een hervorming zijn. Voor lokale besturen is dit met het Planlastendecreet reeds op gang getrokken. Voor de andere betrokken sectoren integratie, inburgering, sociaal tolken en vertalen en de Huizen van het Nederlands zal dit ook worden gerealiseerd omdat zij via één organisatie afspraken kunnen maken met de Vlaamse overheid.
VLABEST stelt dat op Vlaams niveau een inclusief beleid moet worden ontwikkeld. De commissie integratiebeleid, die op 26 april haar startvergadering hield, heeft daarin een belangrijke rol te vervullen. VLABEST erkent de nood aan vorming, praktijkgerichte training en het delen van goede praktijken. Hier is een rol weggelegd voor het Kruispunt Migratie-Integratie, dat de kans zal krijgen zich verder te professionaliseren.
Zowel VLABEST als de onderzoekers wijzen erop dat de financiering, die historisch gegroeid is, moet worden geobjectiveerd. Ik wil nog meegeven dat er momenteel een opdracht loopt voor de ontwikkeling van een model voor de financiering van een lokaal integratiebeleid door de lokale besturen.
Klopt het dat er een gebrek aan sense of urgency is? Het advies geeft aan dat het, om tot een inclusief beleid te komen, nodig is dat ook in andere sectoren voldoende awareness en capaciteit beschikbaar moet zijn om het aspect integratie voortdurend op te volgen. Organisaties moeten naast en binnen de focus op het eigen beleidsterrein, ook horizontale aspecten opnemen. Dit is niet steeds aanwezig, ook al omdat soms de sense of urgency rond deze thematiek nog niet aanwezig is in alle geledingen van de overheid.
Zoals het advies aangeeft, is hierbij een belangrijke rol weggelegd voor de Vlaamse commissie integratiebeleid, die moet instaan voor de realisatie van een inclusieve en horizontale verankering van diversiteit in het algemene beleid van de verschillende sectoren. Hiervoor werd aan de verschillende beleidsdomeinen gevraagd om vertegenwoordigers van alle relevante geledingen van de overheid af te vaardigen.
De commissie is ondertussen samengesteld en kwam op 26 april voor de eerste maal samen. De tweede bijeenkomst is gepland voor 24 mei. Momenteel ligt de focus van de werkzaamheden van de commissie op het opmaken van een geïntegreerd actieplan.
Ook met betrekking tot de bijzondere doelgroepen van het integratiebeleid, zoals de woonwagenbewoners en de Roma, wordt met de andere sectoren samengewerkt. Ook deze werkzaamheden moeten resulteren in actieplannen die zullen worden opgenomen in het geïntegreerde actieplan van de commissie.
Ten slotte wordt ook vanuit het inburgerings- en integratiebeleid meegewerkt aan de input voor andere sectoren, zoals het gelijkekansenbeleid, het jeugd- en kinderrechtenbeleid en het armoedebestrijdingsbeleid.
Het is zeker mijn intentie om de aanbevelingen mee te nemen bij het uitwerken van de verdere hervormingsplannen. Zoals ik al heb aangegeven, is er echter nog geen tijd geweest om het advies en het rapport grondig door te nemen en om daarover met VLABEST een dialoog aan te gaan. Zoals u, kreeg ik vandaag kennis van de opmerkingen van de VVSG over dit punt. Die elementen zullen natuurlijk in de afweging aan bod komen.
Ik wil vooral verwijzen naar de consultatieronde die momenteel loopt. Het rapport dat de consultant zal opmaken en dat ik begin juni verwacht, zal mee de contouren van het verdere hervormingsproces bepalen. Het lijkt mij dan ook aangewezen om zoals aanbevolen in het advies de uitkomst van dit bottom-up proces af te wachten vooraleer uitspraken te doen over de concrete opvolging van het advies.
De heer Willy Segers : Ik dank u voor de toelichting. Ik heb er natuurlijk alle begrip voor dat u nog niet ten gronde kunt antwoorden, wegens de consultatieronde. Ik vind het trouwens een prima voorstel van de voorzitter om dit onderwerp na het zomerreces in deze commissie wat concreter te bespreken. Er zijn immers aanbevelingen die bij de betrokkenen zullen worden afgetoetst die volgens mij echt in de richting van de krachtlijnen gaan. Daar kunnen we op voortbouwen.
Minister Geert Bourgeois : Het moet zeker kunnen om in oktober een bespreking te houden. Het rapport zal er eind juni zijn.
De voorzitter : Eind september zijn er wellicht een aantal dringende agendapunten, maar in oktober moet dat mogelijk zijn.
Het incident is gesloten.