Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie
Vergadering van 12/05/2011
Vraag om uitleg van de heer Sas van Rouveroij tot mevrouw Freya Van den Bossche, Vlaams minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, over stadsregionale samenwerking
- 1974 (2010-2011)
De voorzitter : De heer van Rouveroij heeft het woord.
De heer Sas van Rouveroij : Voorzitter, minister, geachte leden, op 23 juli 2010 keurde de Vlaamse Regering het groenboek goed. Ondertussen is dat groenboek ook al weer enigszins geschiedenis geworden, want het is gevolgd door een witboek, dat op 8 april werd goedgekeurd.
In de slipstream van de beslissing van 23 juli 2010 heeft het stadsbestuur van Gent, onder de bezielende leiding van burgemeester Daniël Termont en eerste schepen Mathias De Clercq, beslist gesprekken aan te gaan met de omliggende gemeenten. Die gesprekken zouden moeten kunnen leiden tot het ontstaan van een vorm van stadsregionale samenwerking. Op dit ogenblik bestaat die samenwerking noch rond Gent, noch rond Antwerpen of de meeste andere centrumsteden. Daarop bestaan twee uitzonderingen. In Turnhout bestaat er vandaag zelfs een formele stadsregionale samenwerking. Ook wat de omgeving van Kortrijk betreft, kunnen we met wat goede wil spreken over een sterke stadsregionale context. In de andere elf centrumsteden is dat echter niet het geval.
Die gesprekken zijn dus aangegaan. In het begin was de sfeer goed. Het college van Gent en de burgemeesters en eerste schepenen van de omliggende gemeenten hadden een duidelijk platform gevonden om met elkaar in dialoog te treden. Enkele weken geleden kwam er echter een mededeling van een aantal omliggende gemeenten, bij monde van hun burgemeester. Die mededeling was politiek gekleurd, want gedekt door een CD&V-partijstandpunt. Het ging immers over de CD&V-burgemeesters van de omliggende gemeenten. Zo hebben we niet alleen de functie van de burgemeesters in kwestie, maar ook de politieke context mee in beeld.
Die mededeling luidde dat de stadsregionale gesprekken wat hen betreft minstens zouden moeten worden opgeschort, en daarbij verwezen ze naar twee motieven. Ten eerste was er het nakende witboek. Dat witboek is intussen een feit en kan dus geen motief meer zijn om die opschorting te bepleiten. Ten tweede en dat is mijns inziens relevanter verwezen de burgemeesters van de omliggende gemeenten naar de geplande regioscreening.
Belangrijk in de brief van de betrokken burgemeesters is ook de veelzeggende passage dat ze de mening zijn toegedaan dat het oprichten van een stadsregio, met bijhorende structuren en middelen, niet de aangewezen manier is om een samenwerking te organiseren. Het kan volgens hen niet zijn dat in de strijd om verrommeling tegen te gaan en samenwerking te bevorderen, een extra bestuursniveau wordt gecreëerd.
Dit thema, minister, gaan we hier niet uitputten. Het hoort thuis in de commissie Binnenlands Bestuur, ten overstaan van minister Bourgeois. We zullen vanaf 17 mei het genoegen hebben om daarover met hem in dialoog te treden.
Wat mij hier vooral bekommert, is: wat is de werkregeling inzake stadsregionale samenwerking tussen u en minister Bourgeois? In stadsregionale samenwerking zit het woord stad. De nucleus is dus de stad. U bent bevoegd voor het stedenbeleid. Er moet dus ergens een werkafspraak zijn tussen u beiden. Het is mij niet helder hoe die afspraken luiden. Kunt u daar wat meer uitleg bij geven? In welke mate worden de stadsregionale dossiers door u getrokken, dan wel door minister Bourgeois?
Hoe staat u tegenover de motieven van de CD&V-burgemeesters van de omliggende gemeenten om de studie stop te zetten? Die studie was bij u aangevraagd.
Kan een bestuur zoals dat van de stad Gent de keuze maken om alleen te onderhandelen met die omliggende gemeenten die wel bereid zijn om te onderhandelen? Dat betekent dat zon stadsregionaal platform niet meer gebiedsdekkend zou zijn. Wat is uw standpunt daartegenover? Ik kan me voorstellen dat u vindt dat men een stadsregio in principe gebiedsdekkend moet maken, want anders heb je maar een halve oplossing. Maar dat is niet eenvoudig, want dan creëer je een soort vetorecht voor een of meerdere omliggende gemeenten. Hoe gaat u daarmee om?
Hebt u als minister een kijk op de andere stadsregionale gebieden? Er zijn er op dit moment minstens elf waar geen stadsregionale samenwerking bestaat. Gent heeft het geprobeerd, maar dat is vooralsnog opgeschort. Zijn er nog andere steden die eenzelfde inspanning leveren? Wat is daar de stand van zaken?
De voorzitter : De heer Yüksel heeft het woord.
De heer Veli Yüksel : Mijnheer van Rouveroij, ik vind de aanleiding tot uw vraag een beetje vreemd. U spreekt over een officieuze vergadering van de burgemeesters als aanleiding tot het debat. Ik zou van de minister graag vernemen wie het initiatief genomen heeft tot die ontmoetingen. U spreekt over het schepencollege. Ik zou graag weten of dat klopt. Ik mag vermoeden dat ook de gemeenteraad dan betrokken was bij dat traject.
We weten allemaal dat burgemeester Termont van Gent openlijk een pleidooi heeft gehouden voor stadsregionale samenwerking. Daar is uiteraard niets mis mee. Dat moet zeker onderzocht worden. Alleen blijkt nu dat een aantal burgemeesters rond Gent tegen zijn. Samenwerking gebeurt in een democratie nog altijd op vrijwillige basis. Dat staat ook duidelijk in het regeerakkoord en in het witboek. Artikel 55 van het witboek zegt dat er op basis van de resultaten van de regioscreening een experimenteel kader voor stadsregionale samenwerking wordt uitgewerkt en dat daartoe een begeleidend en ondersteunend programma aangeboden wordt voor centrumsteden en omliggende gemeenten die de mogelijkheden voor een structurele stadsregionale samenwerking willen onderzoeken.
Ik zou graag weten, minister, in hoeverre dit een vrijwillig experiment is, zoals in het witboek staat, dan wel of het een opgelegd iets is vanuit Vlaanderen of vanuit een bepaald lokaal bestuur.
Hebt u signalen gekregen van andere burgemeesters die wel wat zien in een stadsregionale samenwerking? Ik denk bijvoorbeeld aan Antwerpen, Genk enzovoort. De heer van Rouveroij sprak al over Kortrijk en Turnhout. Hebt u dergelijke signalen gekregen in de afgelopen periode?
Er is ook een regioscreening gekoppeld aan dit traject. Hoe ver staat het daarmee? Is er inderdaad al een regioscreening gebeurd? Zo ja, wat zijn daar de bevindingen van?
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van den Bossche : Voorzitter, collegas, wat de bevoegdheidsverdeling betreft, kun je in grote lijnen zeggen dat minister Bourgeois bevoegd is voor de uitbouw van de bestuurskundige en organieke invulling van stadsregionale samenwerking, en dat ik als minister van Stedenbeleid bevoegd ben om stadsregionale samenwerking te stimuleren en te faciliteren, bijvoorbeeld door onderzoek en begeleiding aan te bieden bij een dergelijk proces. Ik heb wel, naar aanleiding van het witboek, aan de leidend ambtenaar die alles coördineert gevraagd om eens duidelijk op papier te zetten wie welke taak voor zijn rekening neemt in dit verdere proces.
Op 11 april heb ik inderdaad het bericht gekregen van de stad Gent dat de studie over mogelijke samenwerking niet van start kan gaan. In het kader van die aftastende gesprekken had ik de mogelijkheid geboden om een studie te laten uitvoeren naar de wenselijkheid en de mogelijke vormen die zon samenwerking zou kunnen aannemen. Dat was geen gesloten studie, een model dat werd opgelegd, maar een open vraag aan een aantal professoren en deskundigen ter zake om, op basis van andere succesvolle voorbeelden, eens na te denken welke modellen geschikt zouden kunnen zijn voor onze regio.
Ik vind zon onderzoek, dat overigens niemand tot iets verplicht, altijd zinvol. Je kunt dan echt spreken op basis van gegevens en feiten, dan de contouren van een eventueel gesprek afbakenen en ja of nee zeggen. Ik vond het wat jammer dat het onderzoek niet kon plaatsvinden. Ik hoop dan ook dat het enkel voorlopig niet kon plaatsvinden. De burgemeesters die gevraagd hebben dit even stop te zetten, zeiden dat dit was in afwachting van het witboek en de regioscreening. Het witboek is er nu en de regioscreening is aan de gang. Er lijkt mij niets in de weg te staan van een eventuele heropening van zon onderzoek. Het zou trouwens lang niet gek zijn dat de gemeenten zich voorbereiden op die regioscreening en dat ze dat gezamenlijk zouden doen. Maar dat moet natuurlijk niet.
Als die vraag naar een studie opnieuw op tafel komt, zijn ikzelf en minister Bourgeois bereid om die te laten uitvoeren en mee te werken aan dat denkproces. Nogmaals, die studie zou niemand verplichten tot een volgende stap.
Zouden Gent en een aantal andere gemeenten die wel iets voelen voor die stadsregionale samenwerking, stappen kunnen zetten zonder de gemeenten die daar minder happig op zijn? Ik denk van wel. Ik denk ook dat een aantal burgemeesters na hun aanvankelijk aarzelende houding alsnog zouden durven in te stappen als ze zien dat zon samenwerking niet bedreigend hoeft te zijn voor de omliggende gemeenten, maar eerder een meerwaarde, een troef, kan betekenen voor de hele regio. Ik heb daar geen bezwaar tegen. Ik zou het jammer vinden omdat ik denk dat de gemeenten die op natuurlijke wijze samen horen in een regio, ook best samen aan de regionale samenwerking werken en daar samen mee starten. Zo kunnen ze van in het begin samen alles vorm geven. Maar wat mij betreft, hoeft dat niet zo te zijn. Dat is geen noodzaak. Als een regio zich vormt op basis van vrijwilligheid van een aantal steden en gemeenten die echt in die samenwerking geloven en er andere zijn die dat niet echt spek voor hun bek vinden, dan moet dat kunnen. Want het zou jammer zijn voor die andere gemeenten dat zij niet zouden mogen samenwerken omdat een aantal gemeenten daar minder voor voelen. Maar ik geef niet de voorkeur aan zon systeem. Ik geef de voorkeur aan een logische regio waar iedereen samenwerkt en daar baat bij heeft.
Formeel is Gent het enige project waar ik van op de hoogte ben. Het is ook het enige project waar ikzelf en minister Bourgeois werden uitgenodigd om weliswaar officieus met hen na te denken en waar wij onze medewerking hebben aangeboden. Als er andere steden zijn die ook die stap naar die hogere overheid willen zetten, ga ik daar graag op in. Ondertussen laat ik in die steden graag organisch gebeuren wat gebeurt. Ik laat hen graag voorzichtig aftasten. Ik wil niets bruuskeren of forceren. In die gebieden waar het gelukt is, is dat ook vrij organisch gegroeid. Ik wil stimuleren en faciliteren waar mogelijk, maar ik ga niets opleggen van boven af.
Mevrouw Veerle Heeren treedt als waarnemend voorzitter op.
De voorzitter : De heer van Rouveroij heeft het woord.
De heer Sas van Rouveroij : Minister, ik ben tevreden met uw antwoord, dat erg consistent is. Die studie die werd aangevraagd, zou verhelderend en verrijkend zijn. Er zou informatie uit kunnen voortkomen, waar we later mee aan de slag zouden kunnen gaan.
Mijnheer Yüksel, die voorbereidende gesprekken zijn sowieso vrijblijvend, tot op het moment dat er iets op papier komt en er een structuur ontstaat. Voorafgaand aan een structuur, heb je inderdaad veelal een lang proces van vrijblijvende gesprekken.
Minister, uw antwoord is ook in die zin consistent dat het feit dat het vrijblijvend is, betekent dat diegenen die wel willen samenwerken, toch door de stad Gent kunnen worden gevat. Of andersom, een omliggende gemeente die alsnog een poging wil doen om tot een stadsregionale samenwerking te komen, kan daartoe de nucleus, de stad, aanzoeken. Het kan dus van twee kanten komen, dat hoor ik zeer graag. U hebt ook gelijk dat het niet wenselijk is. Het moet gebiedsdenkend zijn. Uiteindelijk zal het ook gebiedsdenkend moeten worden, als je gaat structureren. Het voordeel van uw antwoord is dat u diegenen die het nu al zien zitten, de kans geeft om op een vrijblijvende manier, via een studie, meer informatie te vergaren. Zo kunnen ze te weten komen waar de samenwerking zinvol of minder zinvol zou zijn en welke structuur die samenwerking het best zou moeten hebben. Op basis daarvan zou het een wervend karakter kunnen krijgen voor diegenen die vooralsnog de boot afhouden. Ik ben dus tevreden met uw antwoord.
Mijnheer Yüksel, uiteraard zijn die gesprekken informeel. Maar ook in informele gesprekken worden de gemeentebesturen toch vertegenwoordigd door een aantal mensen qualitate qua. Bij ons waren dat de burgemeester en de eerste schepen. De antwoorden van de omliggende gemeenten werden ook verstrekt door die burgemeesters. Ik durf te betwijfelen dat het daar ook altijd het voorwerp heeft uitgemaakt van een gemeenteraadsdiscussie. Maar laten we daar nu niet over vallen. Het gaat over die informele fase die de voorbereiding is op een later, misschien formeler, moment.
De voorzitter : De heer Yüksel heeft het woord.
De heer Veli Yüksel : Minister, ik begrijp uit uw antwoord dat u niets zult opleggen aan de gemeenten in het kader van de stadsregionale samenwerking. Tegelijk zegt u dat het niet gebiedsdekkend moet zijn. Wie niet wil meewerken, kan niet worden verplicht. Dat is een beetje in tegenspraak met de filosofie van de stadsregionale samenwerking met natuurlijke componenten en gebiedsomschrijvingen. Op die manier kan men alleen een win-winsituatie creëren, zowel voor de stad als voor de omliggende gemeenten. Ik blijf hier een beetje op mijn honger wat uw antwoord betreft.
Minister van Binnenlands Bestuur Bourgeois heeft het bij maximale subsidiariteit over nog slechts twee niveaus: het Vlaamse niveau en de gemeenten. Hij wil de bestuurlijke verrommeling aanpakken. Als men dit invoert, dan creëert men een bijkomend bestuursniveau.
De heer Sas van Rouveroij : Waarvan akte.
De heer Veli Yüksel : Ik citeer wat minister Bourgeois zegt. Provincies zouden enkel nog bevoegd zijn voor de grondgebonden materies. Als men dit allemaal samen neemt en dan zoiets installeert, dan is dat in mijn ogen een bijkomend niveau.
U zei daarnet dat het om CD&V-burgemeesters gaat. Mijnheer van Rouveroij, een kandidaat-voorzitter van uw partij, de burgemeester van Lochristi, de heer Deswaene, heeft eveneens bezwaren gemaakt over dit plan. Dat staat ook in verslagen. Het is dus geen verhaal van de heer Termont en Gent tegenover CD&V en de CD&V-burgemeesters.
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van den Bossche : Het is wel zo dat de brief enkel en van alle CD&V-burgemeesters afkomstig is. Het lijkt, en dat hoeft in dezen niet verkeerd te zijn, een duidelijk initiatief van de CD&V-burgemeesters uit de regio die gezamenlijk dat standpunt hebben ingenomen. Er is niet één CD&V-burgemeester die niet mee heeft ondertekend. Het was dus een CD&V-initiatief om te zeggen dat de studie kon worden stopgezet omdat zij zich hadden bedacht. Ik veroordeel dat niet, maar u moet niet doen alsof dat niet zo is.
Wat die extra bestuurslaag betreft, kan men perfect samenwerken in een breed regionaal verband zonder een extra bestuurslaag. Er moet geen superburgemeester komen. Het enige wat Gent poogde te doen, was na te gaan of het voor sommige omliggende gemeenten zinvol zou zijn om een aantal zaken samen te doen.
Zo kan Zelzate, toch een heel kleine gemeente, al een beroep doen op stadsambtenaren van Gent voor een aantal gevallen. Als bijvoorbeeld de persoon die de identiteitskaarten uitreikt in Zelzate ziek is, dan is het loket gesloten. Zo klein is die gemeente en zo weinig ambtenaren heeft ze.
Er zijn redelijk wat gemeenten die vragende partij zijn om samen na te denken hoe zij elk binnen hun eigen gebiedsomschrijving kunnen samenwerken om de dienstverlening aan de burgers te verbeteren. En dat is waar het hier over ging. Ik begrijp dat daar enige gevoeligheid mee gepaard gaat, maar ik hoop wel dat alsnog een studie kan worden uitgevoerd om na te gaan of dit al dan niet zinvol is.
Misschien kunt u de CD&V-burgemeesters in uw regio wijzen op een aantal zeer mooie voorbeelden van regionale samenwerking in het Turnhoutse, in West-Vlaanderen waar vooral CD&V-burgemeesters daar zelf mee aan de basis hebben gelegen en waar dat goed werkt. U moet misschien eens een bus daarheen inleggen om aan te tonen dat dit goed kan werken. Misschien wil een van uw collegas u daar wel voor uitnodigen.
De voorzitter : De heer Yüksel heeft het woord.
De heer Veli Yüksel : Ik noteer dat u zegt dat die stadsregionale samenwerking geen bestuurslaag is, maar gewoon een samenwerking.
Minister Freya Van den Bossche : U noteert iets dat ik niet in het verslag wil zien staan. Ik heb niet gezegd dat dit niet kan of mag, ik heb enkel gezegd dat het niet hoeft. Ik moei me daar niet mee.
U zegt dat die regionale samenwerking een extra bestuursniveau is. Dat is niet zo. Die samenwerking kan om het even welke vorm aannemen. Veel vormen van samenwerking kunnen zinvol zijn. Ik heb ook niet gezegd dat dit dus ook nergens het geval kan zijn. Ik heb gezegd dat we een heel open vraag zouden stellen aan een onderzoeksinstituut om na te denken wat er allemaal zinvol is. Meer dan dat was het niet. Dus trek nu geen conclusies in om het even welke richting die niet te trekken zijn.
De voorzitter : Het incident is gesloten.