Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid
Vergadering van 03/05/2011
Vraag om uitleg van mevrouw Helga Stevens tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de vergrijzing bij personen met een handicap
- 1952 (2010-2011)
De voorzitter : Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw Helga Stevens : Voorzitter, minister, collegas, dat de wachtlijsten voor personen met een handicap met de regelmaat van een klok terugkomen in de media, is niets nieuws. Dat was ook vorige week het geval, toen het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) aan de alarmbel trok.
Ik geef een korte schets. Laurent Bursens, de topman van het VAPH, meldt dat de wachtlijsten in de sector kunnen worden weggewerkt tegen 2020, maar enkel onder de noodzakelijke voorwaarde dat elke instantie zijn verantwoordelijkheid neemt in dezen. Het aantal personen met een handicap neemt echter steeds toe, en daar ziet de man drie redenen voor.
De eerste reden is de medische vooruitgang. Steeds meer mensen overleven pakweg kanker en leven daardoor langer, vaak met een beperking. Die mensen moeten opgevangen worden. Ook de langere levensduur van mensen met het syndroom van Down is een van die redenen. Vroeger werden die 35 tot 40 jaar, nu leven ze vaak tot de leeftijd van 60 of 70 jaar. Dat is uiteraard een heel positieve evolutie, begrijp me niet verkeerd, maar het heeft natuurlijk ook zijn invloed op de nood aan opvang. Een derde voorbeeld noemt Bursens de vroegtijdig dementerenden. Vroeger zaten die in de ziekteverzekering, maar er gebeurde niets mee. Nu stappen die mensen veel vaker naar het VAPH.
Toch stelt Bursens dat, onder meer door de inspanningen van de Vlaamse Regering, de wachtlijsten tegen 2020 kunnen worden weggewerkt. Zoals gezegd, is het daarvoor echter noodzakelijk dat elke instantie haar verantwoordelijkheid neemt.
Mijn vraag gaat concreet over de opmerkelijke passage in het derde voorbeeld dat Bursens aanhaalt, over de vroegtijdig dementerenden: Ze zaten in de ziekteverzekering, maar verder gebeurde daar niets mee. Dat lijkt me een vreemde passage.
Minister, betekent die bewuste passage dat het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) zijn verantwoordelijkheid tegenover die mensen niet opneemt? Zo ja, hebt u daar al over gesproken met uw federale collega? Het is mijns inziens positief dat vroegtijdig dementerenden onder de noemer personen met een handicap vallen. Is daar een formele beslissing over genomen? Is die beslissing genomen door het VAPH? Wie heeft ze genomen? Indien u die beslissing hebt genomen, is dat dan het resultaat van overleg tussen u en uw federale collega? Wat is de meerkost voor het VAPH om de groep vroegtijdig dementerenden te kunnen opvangen? In welke voorzieningen komen ze terecht? Werd er een specifiek aanbod voor deze doelgroep uitgebouwd? Zo ja, waar?
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Voorzitter, mevrouw Stevens, die passage verwijst enkel naar het feit dat vroegtijdig dementerenden momenteel zijn opgenomen in rust- en verzorgingstehuizen (RVTs) of in psychiatrische voorzieningen zonder leeftijdsaangepaste ondersteuning. Omwille van de door professionals ervaren nood aan specifieke ondersteuning worden ze steeds meer naar het VAPH-aanbod geleid. Er is ter zake nog geen overleg geweest met mijn federale collega, omwille van het vrij recente karakter van deze vaststelling. Ik weet niet wanneer de bespreking van ons dementieplan hier is gepland, maar dan zullen we misschien op deze problematiek kunnen terugkomen.
Er bestaat geen formele beslissing over de vraag of de groep van de vroegtijdig dementerenden al dan niet behoort tot de doelgroep van de personen met een handicap. Elke casus die wordt doorverwezen naar het VAPH, wordt op basis van een multidisciplinaire diagnose en indicatiestelling gescreend, op basis van de decretaal vastgelegde en internationaal onderschreven criteria. De problematiek van het omgaan met vroegtijdig dementerenden en de relatie met een mogelijke adequate opvang binnen de ziekteverzekering, is alleszins een punt dat we zullen bespreken met de bevoegde federale collega, in het kader van het normale overleg. Wellicht zal dat dan ook op het niveau van de interministeriële conferentie gebeuren.
Er bestaat geen specifiek aanbod van deze doelgroep binnen het VAPH. De personeelskaders van de VAPH-voorzieningen voorzien vooralsnog niet in de specifieke omkadering die nodig is voor deze doelgroep. Voorlopig bestaat er geen indicatie met betrekking tot de meerkost voor de opvang van de vroegtijdig dementerenden binnen het VAPH, omdat het slechts gaat over een recent vastgestelde trend. Als ze terechtkomen in het VAPH-aanbod, dan komen ze hoofdzakelijk terecht in de nursingvoorzieningen.
De voorzitter : Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw Helga Stevens : Minister, ik dank u voor uw duidelijke en bondige antwoord. Dat betekent dat de groep van vroegtijdig dementerenden ook voor het VAPH een soort blinde vlek is. Deze groep valt tweemaal uit de boot. Het RIZIV laat die mensen vallen en bij het VAPH weet men ook niet goed wat men ermee aan moet. Ik pleit ervoor dat u zo snel mogelijk overlegt met minister Onkelinx, om samen te proberen een concreet aanbod te bieden voor deze bijzondere doelgroep binnen de grotere groep van de dementerenden. Ze horen, gezien hun leeftijd, immers niet thuis in een RVT. Heel wat vroegtijdig dementerenden zijn veertig à vijftig jaar oud. Men kan hen niet vergelijken met hoogbejaarde dementerenden.
Ze horen al evenmin thuis in de psychiatrie. Dat is toch echt wel problematisch. Ik pleit ervoor dat u de situatie van die groep zo snel mogelijk verbetert, samen met uw federale collega die verantwoordelijk is voor het RIZIV.
Minister Jo Vandeurzen : Dat zal ik doen.
Mevrouw Helga Stevens : Zelf zal ik in de Senaat ook het nodige doen om haar aan te spreken.
Minister Jo Vandeurzen : Dat is het voordeel van het mandaat.
De voorzitter : Het incident is gesloten.