Commissie voor Algemeen Beleid, Financiƫn en Begroting
Vergadering van 03/05/2011
Vraag om uitleg van de heer Sas van Rouveroij tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, en tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over informatieverstrekking aan gemeenten inzake de onroerende voorheffing
- 1933 (2010-2011)
De voorzitter : De heer van Rouveroij heeft het woord.
De heer Sas van Rouveroij : Bedrijven passen steeds meer fiscale spitstechnologie toe om de minst belaste weg te zoeken. U noch ik zullen dit betreuren. Er is niets onrechtmatigs aan. Dat gebeurt onder meer door materieel en outillage onder te brengen in een andere rechtspersoon dan de rest van de gebouwen. Ik heb het dus over de problematiek van de onroerende voorheffing (ov), die die beide aspecten, materieel en outillage, heeft.
U bent allicht op de hoogte van het arrest van Cassatie van eind 2008, waardoor er een totaal andere fiscale interpretatie is ontstaan dan die die gangbaar was. Door dat arrest had een bedrijf in Hooglede recht op de terugbetaling van 1,1 miljoen euro ov. Dat is een bom geld. Voor Hooglede is dat een gigantisch bedrag. Hooglede klaagt over het gebrek aan informatie. Ze zeggen dat ze niet op de hoogte waren en dat ze het niet hebben zien aankomen. Ze vinden dat ze hadden moeten weten dat er een geschil met een dergelijke budgettaire impact hangende was.
Vlaanderen is welwillend omgegaan met Hooglede, want er komt een gemak in terugbetaling door spreiding over vier jaar, waarin helemaal niet voorzien is door het decreet. Het is frustrerend voor Vlaanderen dat Hooglede meldt dat het, ondanks die welwillende houding van Vlaanderen, de Vlaamse overheid wil dagvaarden. Zelf ben ik geen pleitbezorger van dat juridiseren van verhoudingen tussen overheden. Hooglede wil de Vlaamse overheid echter dagvaarden omdat ze de verkeerde partij hebben aangeslagen, terwijl die partij volgens de toenmalige rechtspraak de enige mogelijke was.
Wat is mijn standpunt, het standpunt van de Open Vld? We begrijpen de twee kanten van het verhaal. We begrijpen de frustratie van Hooglede, omdat die gemeente het inderdaad niet wist. Langs de andere kant begrijpen we ook dat Vlaanderen vindt dat het een kaakslag krijgt, ondanks zijn welwillendheid.
Er mag geen misverstand bestaan: Vlaanderen stort de ov op basis van een voorschotregeling door aan de steden en gemeenten. Dat is een goede zaak. We hebben het ooit, toen het nog bij de federale overheid zat, anders geweten. Steden en gemeenten willen niet dat aan de voorschotregeling, die zeer goed loopt, wordt getornd. Zo ontstaat het probleem. Die voorschotten worden namelijk gestort dat ligt in de definitie van voorschot op een ogenblik dat de onderliggende ov in feite nog niet helemaal rechtszeker verworven is.
Minister, u zou eens naar de website www.vlaanderen.be/ovgem moeten surfen. Daar moet je de NIS-code invullen, bijvoorbeeld van Gent, en doorklikken op overzicht doorstortjaren. Je zou verwachten dat je anno 2011, in het kader van openbaarheid van de besturen en de zo vaak geroemde gelijkwaardigheid van bestuurslagen, zoals het ook in het witboek staat, nauwgezette en gedetailleerde informatie krijgt over de ov. Niets is echter minder waar. Dat is een bittere ontgoocheling. Ik heb ondertussen een print-out meegenomen. Minister, ik zie aan uw lichaamstaal dat u wilt zeggen dat dit niet klopt. Wel, ik kan u een print-out geven waarop u dat kunt zien. Voor andere steden is dat misschien anders, maar dan voel ik mij, als Gentenaar, gediscrimineerd. Op de NIS-code van Gent vind je dit alleszins niet terug.
De gemeenten kunnen met andere woorden op geen enkele manier het verloop van de inkohieringen en inningen, de meest recente althans, volgen. Nochtans zijn die recente cijfers nuttig voor een goede budgetopmaak. De FOD slaagt daar wel in bij de opmaak van de maandelijkse staat 173X. Daar vind je die informatie wel, niet volledig, maar toch al wat meer. Als je beide vergelijkt, moet je besluiten dat Vlaanderen beter zou kunnen en het Belgische niveau zou moeten kunnen halen.
Het is voor de gemeenten niet mogelijk te weten te komen welke belastingplichtige goed is voor welk bedrag. Waarom is dat zo belangrijk? Meer dan 80 procent van de opbrengst van de ov gaat naar de steden en gemeenten. Dan is het niet onlogisch dat de belastingheffende overheid een bijna volmaakt zicht moet hebben op aan wie die wordt gegeven. Anders is het in feite, en zo is de toestand vandaag, een blinde heffing.
Minister, steden en gemeenten weten nog sneller dan u wanneer er herstructureringen op til zijn in grote bedrijven op gemeentelijk grondgebied. Dan heb ik het bijvoorbeeld over ArcelorMittal. Dankzij de nauwgezette contacten met de bedrijfsleiders van ArcelorMittal, op dit ogenblik de grootste werkgever in Vlaanderen wisten wij gelukkig dat er vlak vóór en tijdens de crisis wezenlijke veranderingen zouden komen inzake de drijfkracht. Ik wil enkel aantonen dat steden en gemeenten het op dit ogenblik moeten hebben van hun individuele contacten met bedrijven om te weten of er herstructureringen of stopzettingen zijn, en of wezenlijke bedrijfseconomische omstandigheden aan het veranderen zijn. Die kunnen soms niet alleen hun impact hebben op drijfkracht, maar ook op ov, zeker als het gaat over materieel en outillage.
Ik beoog een beetje Vlaamse goede wil en vooral meer gelijkwaardigheid tussen Vlaanderen en de gemeenten. Ik hoop dat u daar enthousiast op reageert. Er is geen hiërarchie tussen gemeentebesturen en Vlaanderen. Dan mag er ook geen hiërarchie zijn tussen fiscale gemeentelijke administraties en de Vlaamse gemeentelijke administraties, en toch is die er. De Vlaamse fiscale ambtenaren gedragen zich zo ten overstaan van de lokale gemeentelijke ambtenaren. Daarenboven zitten ze ook als een moederkloek op de eieren. Ze geven geen informatie, ook niet wanneer dat volgens mij mogelijk zou moeten zijn.
Minister, bent u bereid een soort knipperlichtregeling in te voeren waarbij besturen worden verwittigd bij een betwisting over bijvoorbeeld een bezwaar of een rechtszaak? U moet dan bepalen welk percentage van de totale ov-ontvangsten van de gemeente relevant zijn om dat knipperlicht in werking te stellen. Wilt u een knipperlicht installeren, dat geautomatiseerd werkt en dat de steden en gemeenten verwittigt, als er een percentage in bezwaar komt en er een risico bestaat dat dat deel verloren gaat als opbrengst voor de gemeente?
Is Vlaanderen bereid de gemeenten het meest recente verloop van de inkohieringen en inningen per aanslagjaar via de website te laten volgen? Nu eindigt dat in 2009, maar 2010 en een deel van 2011 zouden ook al kunnen met het oog op een zo juist mogelijke budgetomschrijving en -bepaling. Is Vlaanderen bereid om de gemeenten elektronisch inzage te geven van de nominatieve lijst der belastingplichtigen en de verschuldigde heffingen inzake ov op het eigen grondgebied?
De voorzitter : Mevrouw Smaers heeft het woord.
Mevrouw Griet Smaers : Vorig jaar heb ik een gelijkaardige vraag om uitleg gesteld. Toen hadden we in Geel ook een probleem van die aard. We hebben veel grote bedrijven op ons grondgebied langs de E313, en vorig jaar had zon groot bedrijf, BP Chembel, een bezwaarschrift ingediend voor materieel en outillage, en ook voor economische werkloosheid. Het ging om een bedrag van ongeveer 1 miljoen euro dat door de overheid niet werd doorgestort. Dat maakt een groot verschil in de begroting, ook voor de liquiditeit van de stedelijke financiën.
Het zal dan ook nuttig zijn dat de gemeenten veel sneller kunnen worden geïnformeerd als er zulke betwistingen zijn en als er gevaren dreigen voor doorstortingen dat jaar. De communicatie naar de lokale besturen kan veel verbeteren. Vorig jaar was die niet zo denderend. Nadien is een en ander rechtgezet. De ambtenaren van onder meer onze stadsdiensten zijn naar uw kabinet gekomen. Dan werd heel wat verduidelijkt. Proactief kan er toch heel wat worden verbeterd met een goede communicatie, als er bezwaarschriften worden ingediend door bedrijven van dergelijke omvang, maar niet alleen door dat soort bedrijven. Elke communicatie leent zich tot voordelen en win-winsituaties op de beide fronten.
De heer Sas van Rouveroij : Ik heb me daarjuist vergist. Ik verwees naar Mittal en had het over drijfkracht, maar het ging wel degelijk over onroerende voorheffing. Ik was even verstrooid.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Mijnheer van Rouveroij, ik ben blij dat u deze vraag om uitleg stelt. Het probleem is ons heel goed bekend en zeker het voorbeeld van Hooglede, waar u het over had. We hebben overleg georganiseerd met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en Vlaamse Belastingdienst (VLABEL) om na te gaan hoe we tegemoet kunnen komen aan de vragen die in die steden en gemeenten leven. De laatste gesprekken daarover waren in oktober 2010, in april 2011 en gisteren. Ik ben tevreden met de concrete afspraken die onder meer gisteren zijn gemaakt. Daarom ben ik blij hierover vandaag een verslag te kunnen geven, maar ook over de concrete maatregelen die ondertussen al in uitvoering zijn om tegemoet te komen aan de vragen die u beiden stelt. De goede wil is zeker en vast aanwezig, maar we moeten binnen de wettelijke bepalingen blijven, ook op het federale vlak, om te onderzoeken wat wel en niet kan.
Over welke concrete verbeteringsmaatregelen gaat het dan? Vanuit VLABEL wordt er nu reeds maandelijks aan de VVSG een gedetailleerd overzicht gegeven, waarmee het verloop van de inkohiering en het aandeel van de gemeente in de reeds ingekohierde onroerende voorheffing wordt opgevolgd. Dat wordt ook doorgegeven aan de VVSG. Dat is afgesproken in oktober 2010 en dat gebeurt vandaag via e-mail omdat we bezig zijn met de opmaak van een website binnen VLABEL, met een doorverwijzing van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur naar VLABEL voor dat onderdeel, om te komen tot die informatie die elke gemeente kan opvolgen op de website, via VLABEL of het agentschap.
De bestaande website geeft vandaag een overzicht van het voorschotjaar, de doorstortjaren en de statistische gegevens. De laatste gegevens worden per e-mail verstuurd. Op de website wordt wel vermeld welke onwaarde voor de gemeente werd geboekt, nadat die onwaarden geboekt zijn, dus na uitspraak.
Het gaat over de website van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur. Onze bedoeling is om die informatie ter beschikking te stellen via de website van VLABEL, aangezien de fiscale informatie bij VLABEL zit. Om het klantvriendelijk te maken doen we dat ook via een ingang vanuit de website van Binnenlands Bestuur om de informatie te kunnen opvragen. Op de website kan men dan direct naar databanken doorklikken. We willen dat operationeel krijgen voor het zomerreces. Ik hoop dat we dit kunnen realiseren. Daarmee zou een van uw belangrijkste vragen worden beantwoord, mijnheer van Rouveroij.
Inzake de betwistingen die kunnen leiden tot minder ontvangsten, bekijken we binnen VLABEL hoe we op een structurele wijze een soort knipperlichtregeling kunnen invoeren, die de gemeenten verwittigt. Dat doen we in afspraak met de VVSG. We mogen niet uit het oog verliezen dat we een gratis dienstverlening doen, maar dat we in Vlaanderen ook in een goodwillregime zitten.
De wetgeving bepaalt dat we enkel doorstorten wat de definitief verworven opcentiemen zijn. We storten alle voorschotten met opcentiemen door, maar we zeggen erbij dat er altijd betwistingen kunnen zijn. Vandaar de frustratie die er op het Vlaamse niveau bestaat. We storten door in goodwill, en dan zouden we daar nog een proces voor krijgen ook. Dan moeten we de gratis dienstverlening en het betalen van voorschotten in vraag stellen, en moeten we doen wat de wet ons voorschrijft. Elke gemeente zou daar een nadeel bij hebben, en dat moeten we zeker niet doen. U hebt gelijk dat de gemeenten zeer goed moeten beseffen dat wat ze krijgen, nog niet definitief verworven is. Niet elke gemeente beseft dat. Hangende betwistingen zijn hangende betwistingen.
Ik begrijp natuurlijk uw vraag. Daarom tonen we ook onze goodwill. De rapporteringen kunnen vandaag niet manueel gevolgd worden. We proberen via een ICT-ondersteuning te komen tot een systeem waarbij we de gevraagde gegevens op een automatische manier uit de databanken van VLABEL kunnen halen, en ze ter beschikking te stellen van de gemeenten. Op die manier kunt u de hangende betwistingen zelf opvolgen.
Het technisch onderzoek loopt nog. Ik kan geen timing geven. We zullen zien wat de moeilijkheidsgraad is, hoe dat kan worden gerealiseerd. We willen het ook realiseren.
Mijnheer van Rouveroij, ik moest eigenlijk beginnen met het slechte nieuws en eindigen met het goede. Dat is nu niet het geval. U vraagt of we bereid zijn om de gemeenten elektronisch inzage te geven in de nominatieve lijst van belastingplichtigen en de verschuldigde bedragen. Na onderzoek zijn we van oordeel dat we daar, omwille van privacyredenen, niet op kunnen ingaan. Ik zal proberen om u in detail uit te leggen waarom dat zo is. Dergelijke vraag om informatie wordt getoetst aan de voorwaarden van het beroepsgeheim waaraan fiscale ambtenaren gebonden zijn. Dat beroepsgeheim is verankerd in artikel 337 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen (WIB). Artikel 337 laat toe dat een ambtenaar van de Vlaamse Belastingdienst of een fiscale ambtenaar inlichtingen verstrekt aan andere administratieve diensten van de staat, van de gemeenschappen en de gewesten, indien die inlichtingen voor die diensten nodig zijn voor de hun opgedragen uitvoering van wettelijke of reglementaire bepalingen. De administraties van de gemeenten staan dus niet opgesomd bij de diensten waaraan een fiscale ambtenaar informatie kan verstrekken. Enkel als de gemeenten betrokken zijn bij de toepassing van een nationale wet of bij de toepassing van een decreet, een verordening of een besluit van de gemeenschappen en gewesten, mogen de ambtenaren van de belastingdienst hun de inlichtingen meedelen die noodzakelijk zijn voor de toepassing van die wetgevingen.
Concreet moet hier dus de nuance worden gemaakt tussen financiële informatie en fiscale informatie. De steden en gemeenten kunnen enkel individuele fiscale informatie krijgen als ze die individuele fiscale gegevens ook absoluut nodig hebben voor de uitvoering van hun eigen beleid ten aanzien van de individuele burgers. Wat gemeenten dus eigenlijk nodig hebben, is louter financiële informatie die, zoals u in de vraag ook naar voren hebt gebracht, dient voor hun begrotingsraming en voor het zo goed mogelijk inschatten van de inkomsten van het volgende jaar. Daar zijn hoegenaamd geen individuele fiscale gegevens voor nodig, maar wel globale financiële data. Het onderscheid wordt ook heel duidelijk gemaakt door de jurisprudentie.
Als ik rekening houd met de voorwaarden van het fiscaal beroepsgeheim, dan kan ik concluderen dat het meedelen van gedetailleerde lijsten van belastingplichtigen en de door hen verschuldigde onroerende voorheffing die leiden tot de samenstelling van de eindafrekening, niet noodzakelijk is voor de taken die de gemeenten uitoefenen. Voor het opstellen van hun begroting volstaan de samenvattende gegevens die door VLABEL worden aangeleverd.
Ook het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur bepaalt dat een aanvraag tot openbaarmaking afgewezen kan worden op basis van de geheimhoudingsplicht. Op grond van dat decreet is elke instantie verplicht eenieder die erom verzoekt inzage te geven in, uitleg te verschaffen over, of een afschrift te bezorgen van de gewenste bestuursdocumenten. Er staat echter ook dat de openbaarmaking geweigerd kan worden omwille van een van de uitzonderingsgronden die in het decreet zijn opgesomd. Een daarvan is de geheimhoudingsplicht. Het door artikel 337 van het BIW geregelde beroepsgeheim beoogt de openbaarmaking van gegevens met betrekking tot de fiscale toestand van een belastingplichtige aan derden te beletten. Gelet op het feit dat de gemeenten die individuele informatie niet echt nodig hebben, moeten we ze in deze situatie als derden beschouwen. We kunnen de informatie dan ook niet ter beschikking stellen, ook niet op basis van de openbaarheid van bestuur.
Ik zal toch trachten op een positieve noot te eindigen. Ik denk dat u de informatie niet nodig hebt als we een knipperlichtinformatie kunnen installeren. Dat kunnen we wel doen. Met uitzondering van de informatie over de fiscale toestand is de Vlaamse overheid graag bereid om in verband met de informatie die nuttig en noodzakelijk is voor de gemeenten op een proactieve manier samen te werken met de gemeenten. We werken dat systeem verder uit met de VVSG en VLABEL.
We moeten het technisch nog bekijken, maar ik denk dat u het wel met me eens zult zijn dat als er een knipperlichtsysteem mogelijk is zodat de gemeenten vanuit de databanken van VLABEL de nodige informatie kunnen betrekken, de vraag die u stelt over de individuele informatie niet echt relevant meer is voor de gemeenten.
Ik moet er nog een belangrijk punt aan toevoegen. De administratie heeft me erop gewezen dat er continu rechtspraak is over deze zaken. Het kan natuurlijk dat wat ik vandaag zeg, morgen door een rechtbank veranderd wordt. Ik wil er wel op wijzen dat we in een zeer evolutief gegeven zitten.
De voorzitter : De heer van Rouveroij heeft het woord.
De heer Sas van Rouveroij : Minister, ik dank u voor het zeer interessant antwoord. Het is inderdaad bevredigend voor de eerste twee vragen. We kijken er reikhalzend naar uit, tegen de zomer heb ik begrepen voor wat betreft vraag een, en zo snel als het technisch kan voor de knipperlichtprocedure. U hebt gelijk dat u vermoedt dat indien de knipperlichtprocedure in werking treedt, dan de behoefte aan de nominatieve kennis afneemt, maar niet verdwijnt. Sta me toe nog twee bedenkingen te maken.
Alvorens die te formuleren wil ik nog zeggen dat het een vraag was van een Open Vlder en dat ik met Hooglede als zodanig niets te maken heb. U gaf even de indruk dat Hooglede misschien niet zal dagvaarden. Ik heb niets te zeggen over Hooglede. Ik hoop dat Hooglede het niet doet, maar daar ben ik geen meester over. Hooglede is vrij om te beslissen. Ik hoop dat u alleszins zo wijs bent om die ene zondaar niet te misbruiken om het mooie en goed werkende systeem van de voorschotten dan voor alle andere steden en gemeenten terug te schroeven.
Minister, even los van het juridische, maar politiek gesproken, dat moet toch kunnen. Uw juridisch antwoord is juist, dat betwist ik niet. Als we samen vinden dat er iets fout is, dan kunnen we zoeken naar een wijze om de federale wetgever aan te zetten om alsnog een en ander te veranderen, maar dat gaan we niet samen doen, u met uw invloed, ik met de mijne en de andere collegas misschien met de hunne, indien we het niet eens zijn over het feit dat er iets merkwaardigs aan de gang is. 80 procent van de opbrengst gaat naar de steden en gemeenten, een klein stukje naar de provincies en een klein stukje naar Vlaanderen. Het gaat over grote bedragen: voor sommige gemeenten gaat het over 25 procent van het totaal van hun ontvangsten. Het gaat over miljarden euros. Het is toch merkwaardig dat de steden en gemeenten, de begunstigden van deze fiscaliteit, geen enkel zicht hebben op de vraag wie dat betaalt? Dat vind ik politiek heel merkwaardig: een belastingheffende overheid die niet eens weet wie de belasting betaalt. Mijn rechtvaardigheidsgevoel zegt mij dat dat niet logisch is.
Het is wel interessant om het te weten. Nu moet ik opletten, maar u zult wel niet zo onredelijk zijn om me verkeerd te interpreteren. Je zou het gemakkelijk kunnen oplossen door aan de steden en gemeenten te zeggen dat ze zelf moeten gaan innen. Maar dat willen we niet. Doe het maar, u doet dat goed en u doet dat gratis. Houden zo. Het probleem zou echter wel opgelost zijn als de steden en gemeenten het zelf zouden innen. Dan zijn ze gerechtigd om de nominatieve lijsten hebben. Het enige argument is dat men zou kunnen geven, is: voor het innen moet je het niet doen, want wij doen dat voor u.
Voor een gemeente of een stad is het van een belasting zoals deze goed om weten waar de betalers zitten. Dat is zo bij drijfkracht. Een stad als Gent en ook vele andere steden hebben daar een top 10 van. Wie betaalt het meest? Wie betaalt het minst? Houden we de slagers en de bakkers eruit? Hoe doen we dat dan? Dat zijn de klassieke politiek-fiscale vragen. Dat geldt voor drijfkracht, maar ook voor veel andere lokale belastingen. Wie treffen we ermee? Ik vind dat eerbaar. Het gaat er niet over dat we mijnheer x gaan vrijstellen en mijnheer y laten betalen, het gaat erover of we de xen van deze gemeente allemaal belasten. Voor onroerende voorheffing hebben we daar geen zicht op. Dat maakt het voor een stad niet mogelijk om te weten of ze goed zit met haar opcentiemen, en of die niet te hoog of te laag zijn.
Als ik me niet vergis, staat er in het witboek dat men een differentiatie zou toelaten voor onroerende voorheffing. Volgens mij is dat iets wat we kunnen steunen, maar de fractie moet daar nog over beslissen. Als je gaat differentiëren, wordt het volgens mij nog interessanter om te weten hoe het nominatief zit.
Minister, mijn vraag is, als u ook aanvoelt dat dit niet helemaal klopt, of we dan niet samen kunnen proberen om de federale wetgever het desbetreffende artikel in het WIB te laten veranderen.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Ik vind het heel interessant. De heer Van den Heuvel zal me steunen als ik zeg dat het een discussie is die we op veel niveaus horen: een vraag naar fiscale en financiële autonomie op basis van kennis van zaken. Dat is wat u vraagt. Ik hoor die vraag op veel niveaus en ik begrijp die uiteraard ten volle.
U hebt aangegeven dat we vandaag in Vlaanderen doen wat we kunnen. We interpreteren de wetgeving ten aanzien van de gemeenten op een meer dan loyale manier met het doorstorten van wat we nog niet hoeven door te storten. We gaan nu op basis van de moeilijkheden die we hebben ondervonden, zeker en vast proberen om nog meer proactief informatie over te maken. U kunt ons niet vragen en dat vraagt u ook niet om de wettelijke bepalingen te overschrijden.
Wat betreft Hooglede: misschien hebt ook u invloed, en iedereen hier aanwezig, om te zorgen dat men daar niet naar een proces gaat. U moet eens kijken naar de situatie. Misschien gaat u mij morgen interpelleren of een vraag om uitleg stellen waarom we voor een gemeente met een proces bezig zijn, terwijl diezelfde gemeente gratis dienstverlening krijgt en iets krijgt dat wettelijk niet moet. U vraagt van mij redelijkheid omdat het maar één gemeente is.
Ik zal het omkeren: zorg er, als andere gemeente, voor dat die ene dat niet doet, want dat zou onredelijk zijn van die gemeente. Jullie moeten bekijken wat jullie kunnen doen aan deze kwestie. Mijnheer van Rouveroij, we kunnen samen met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten kijken naar de filosofie die u naar voren brengt. Ik ben het ermee eens dat je, als je gezag krijgt over financieel en fiscaal beleid, ook de economie en de gegevens moet krijgen. Ik denk dat we daar, in Vlaanderen althans, vrij snel tot eensgezindheid over kunnen komen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.