Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vergadering van 19/05/2011
Vraag om uitleg van de heer Sas van Rouveroij tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken, over de afvoermogelijkheden van het Scheldebekken
- 1930 (2010-2011)
De voorzitter : De heer van Rouveroij heeft het woord.
De heer Sas van Rouveroij : Voorzitter, geachte leden, minister, u vergeleek de dramatische overstromingen van begin dit jaar met een overlopende badkuip. Dat was een mooi beeld: bij een teveel aan water stroomt de badkuip over, of die nu groot of klein is. Het is niet alleen een mooi beeld. Het is ook wel een juist beeld. U hebt dus terecht gesteld dat de afvoeropeningen moesten worden vergroot, om toekomstige overstromingen te voorkomen.
Voor het Scheldebekken zijn er vijf afvoermogelijkheden. Vier liggen in Vlaanderen, één ligt in Frankrijk. Een derde van het stroomgebied van de Schelde is in Frankrijk gelegen. De eerste opening die we aantreffen, is dan die van het Franse canal de Neufossé. Dat kanaal beschikt over een belangrijke afvoercapaciteit naar Dunkerque en Calais. Naast wateroverlast rijst ook het probleem van het watertekort. In de commissie Wateroverlast en Waterbeheer werd dat ook herhaaldelijk gesteld. De commissie werd opgericht naar aanleiding van de overstromingen, maar de problematiek bij een tekort aan water is al even acuut. Het tekort bestaat dan vooral aan het einde van het stroomgebied, in het kanaal Gent-Terneuzen. Bij een tekort aan water kunnen mogelijkerwijs veel problemen rijzen. Als de sluizen te weinig water hebben, functioneren ze niet meer. Bovendien kunnen we dan onze verdragsrechtelijke verplichting ten opzichte van Nederland niet nakomen. Dan heb ik over onze garantie aan Nederland dat van Vlaamse zijde minstens 13 kubieke meter per seconde zoet water zal worden geleverd voor het spuien van de sluizen in Terneuzen. Mocht Frankrijk bij een tekort aan water dus debieten tegenhouden om zichzelf en zijn infrastructuur te bedienen want ook dat land heeft natuurlijk sluizen door een maximale aftapping richting Dunkerque, Gravelines en Calais, dan kan Vlaanderen op zijn beurt zijn afspraken met Nederland niet nakomen.
De heer Jan Balduck is ondertussen met pensioen. In 1995 was hij echter directeur-ingenieur bij de Administratie Waterwegen en Zeewezen. Toen stelde hij het volgende in het tijdschrift West-Vlaanderen Werkt: Naast de inspanningen die op eigen grondgebied kunnen worden geleverd, dient er in samenwerking met de bevoegde Franse overheid gezocht naar een vermindering van de aanvoerdebieten, door een zo groot mogelijke rechtstreekse afvoer naar zee, in Frankrijk zelf. De Bovenschelde en (...) de Leie (...) zijn met elkaar en met de haven van Duinkerke verbonden door het Canal à Grand Gabarit Dunkerque-Denain (...). Daardoor is het mogelijk een deel van het debiet van deze rivieren in de richting van de zee af te leiden. Dat is dus ondertussen zestien jaar geleden. Dat kwam van een toenmalig topambtenaar van de Vlaamse administratie.
Minister, vorig jaar heb ik u hierover een schriftelijke vraag gesteld. Ik vroeg of er inspanningen geleverd werden door de Vlaamse Regering in de richting van Frankrijk om na te gaan in welke mate de afvoerdebieten aan de Frans-Belgische grens vroeger kunnen worden afgeleid als er overtollig water is. Het antwoord luidde: Er zijn in de beschouwde richting geen initiatieven genomen. Het zo snel mogelijk afvoeren van debieten naar zee is niet conform de drietrapsstrategie bergen-ophouden-afvoeren die in het kader van het integraal waterbeheer wordt gehanteerd.
Tijdens de vergaderingen van de commissie Waterbeheer en Wateroverlast heb ik zowel de heer Leo Clinckers, gedelegeerd bestuurder van Waterwegen en Zeekanaal, als de heer Jean Pauwels, uitvoerend secretaris van de Internationale Scheldecommissie, ondervraagd over deze problematiek. De heer Leo Clinckers antwoordde hierop het volgende: U zegt dat een groot deel van het stroomgebied dat wordt afgevoerd via de Leie, de Bovenschelde en de Dender, niet in Vlaanderen is gelegen. Dat is mathematisch een juiste zaak. Tot op heden bestaan daar geen verdragsrechtelijke afspraken over met Frankrijk. Er zijn wel contacten met de Franse collegas op ambtelijk niveau. Wij voeren met de Franse collegas een studie over de Seine-Scheldeverbinding. Misschien bestaat er wel een mogelijkheid om daar eens een gesprek over te hebben. Afspraken maken, gebeurt altijd met minstens twee partijen.
De heer Jean Pauwels stelde voor de vragen voor te leggen aan de werkgroep. Volgens mij is de werkgroep nog informatie aan het uitwisselen en is de echte discussie over de debieten nog niet gevoerd. U zult aan de minister moeten vragen via de Vlaamse delegatie de kwestie aan te kaarten in de jaarlijkse stuurgroep of de plenaire vergadering. Het eerstvolgende overleg vindt plaats in juni 2011.
Minister, zult u bij een volgend overleg van de Internationale Scheldecommissie de kwestie op de agenda plaatsen en de vraag stellen in welke mate het Canal de Neufossé bij een overvloed aan water kan worden ingeschakeld om de problemen stroomafwaarts te verminderen? Zult u ook nagaan of Vlaanderen zijn stroomafwaartse verplichtingen ten opzichte van Nederland die zijn verdragsrechtelijk vastgelegd en die moeten we dus respecteren kan laten nakomen door een stroomopwaartse verplichting te creëren bij de stroomopwaartse gebiedbeheerder, zijnde Frankrijk? De tweede vraag gaat er vooral over dat Frankrijk op de momenten waarop er te weinig water zou zijn, de kraan niet helemaal zou dichtdraaien waardoor wij Nederland geen 30 kubieke meter per seconde meer kunnen garanderen.
De voorzitter : Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits : Voorzitter, ik onderscheid twee delen in de vraag. Het eerste deel gaat over het operationele. Wat doe je als er een overvloed van water is? Het tweede deel gaat over het strategische. Hoe pak je dat aan in het kader van globale afspraken tussen Vlaanderen en Nederland?
Alvorens deze kwestie op het overleg van de Internationale Scheldecommissie zal worden geagendeerd, zal de Vlaamse waterwegbeheerder Waterwegen en Zeekanaal in bilateraal overleg met de Franse waterbeheerder de door u aangehaalde kwesties opnemen. Er moeten immers door beide waterbeheerders aan beide kanten van de grens operationele afspraken gemaakt worden. Wel kan er nu al worden op gewezen dat de Leie tussen het Canal de Neufossé en de monding van de Deule zeer gevoelig is aan overstromingen. De Franse waterwegbeheerder voert daarom nu reeds het overtollige water af vooral naar het Scheldebekken maar ook via het Canal de Neufossé naar de Aa en de kanalen richting Calais en Duinkerke. Dit zal evenwel tijdens het geplande overleg verder worden besproken. Het enige gevoelige punt is dat als Vlaanderen vragende partij zou zijn om water uit het bekken van Leie en Schelde niet via de natuurlijke weg maar via de kanalen in het noorden van Frankrijk af te voeren, men dan misschien een deelname in de kosten zal vragen, bijvoorbeeld van de bouw voor de nodige stuwen. Het is niet gezegd dat het zo zal zijn.
Waterwegen en Zeekanaal NV zal instaan voor de rapportering aan de Internationale Scheldecommissie van het overleg met Frankrijk, gelet op de taken van deze commissie. De commissie moet ervoor zorgen dat de oeverstaten en -gewesten de uitvoering van hun verplichtingen van de Kaderrichtlijn Water onderling en multilateraal kunnen afstemmen. Zij geeft adviezen en aanbevelingen aan de partijen. Zij stelt een actieprogramma op. Zij versterkt de uitwisseling van informatie en van inzichten over het waterbeleid. Zij moedigt het wetenschappelijk onderzoek aan.
De problematiek die u aanhaalt, is terecht, maar vooraleer die op de commissie te agenderen, geef ik toch het overleg met Frankrijk nog een kans.
In verband met de stroomafwaartse verplichtingen ten opzichte van Nederland, is er op dit moment een waterbalansstudie bezig die opgestart is in 2010 op vraag van de gouverneurs van Oost- en West-Vlaanderen. Er wordt een regionaal model opgemaakt waarbij de waterbeschikbaarheid en de waterbalans in het stroomgebied van de Schelde wordt onderzocht. De studie is belangrijk omdat het hele bekken bekeken wordt. In de tweede helft van 2011 moeten we een output krijgen.
De resultaten van het onderzoek zullen de verdere input opleveren, die W&Z dan kan meenemen in het overleg met de Franse waterbeheerder. Uit het onderzoek zal ook moeten blijken wat de mogelijkheden van het systeem zijn en welke verbeteringen er aangebracht kunnen worden. U kent het verdrag en de bijhorende afspraken, mijnheer van Rouveroij. Elke ingreep die je doet, kan een potentiële impact hebben.
De waterbalansstudie zou half juni klaar zijn. Dat is een van de redenen waarom ik het zo belangrijk vind om de MER helemaal af te werken, omdat we dan een mooi zicht zullen hebben op het geheel. Pas op dat moment kunnen we bekijken op welke manier we dat in verdragsteksten moeten opnemen en of we een vraag in die zin moeten stellen. Laat ons nu eerst dat onderzoek afwerken.
Dat is echter niet de kern van uw vraag. U wilt gewoon dat het heikele punt dat daar stroomopwaarts zit, aangepakt wordt. Dat gebeurt zeker op het terrein. Dat is al in tal van vergaderingen besproken. Het zal wellicht geagendeerd worden op de internationale commissie, maar voorlopig wil ik nog even de tijd nemen. It takes two to tango, zoals u zelf zei. Ik volg in dezen Leo Clinckers, die zegt dat we alle mogelijkheden moeten uitputten om het op een spontane manier opgelost te krijgen, voor we het formeel op een hoger niveau tillen.
De voorzitter : De heer van Rouveroij heeft het woord.
De heer Sas van Rouveroij : Minister, ik ben blij dat u de redenering onderschrijft en het eens bent met mijn voorstel. Wat betreft de strategie die daaromtrent gevolgd moet worden, heb ik er alle vertrouwen in dat u doet wat u moet doen. Ik gedraag mij wat dat betreft naar uw wijsheid.
De voorzitter : Het incident is gesloten.