Commissie voor Algemeen Beleid, Financiƫn en Begroting
Vergadering van 03/05/2011
Vraag om uitleg van de heer Kris Van Dijck tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over het federale Stabiliteitsprogramma
- 1925 (2010-2011)
De voorzitter : De fractieleider van de Nieuw-Vlaamse Alliantie heeft een vraag voor minister Muyters.
De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Inderdaad, de fractieleider van de N-VA stelt een vraag aan een minister van de N-VA.
Naar aanleiding van de interpellatie van de heer Tack hebben we uitvoerig vanuit onze fractie aangehaald dat het tot stand komen van het hervormingsprogramma belangrijk is, ook voor Vlaanderen, en dat dat ambitieus mag en moet zijn. Toch waren er een aantal zaken waarover ik ook de minister van Begroting om wat verduidelijking wou vragen. Je kunt dat natuurlijk op een partijvergadering doen, voorzitter, maar sommige elementen zijn van zulk groot gewicht dat ze thuishoren in het ruimer debat. Er is overigens geen regel die stelt dat politici geen vragen mogen stellen aan ministers van hun eigen partij.
Het hervormingsprogramma werd daarnet al aangehaald. Het nieuwe stabiliteitsprogramma is een heel belangrijk element van dat hervormingsprogramma. Tijdens de interpellatie van daarnet heeft de minister-president Peeters een aantal elementen aangehaald met betrekking tot dat nieuwe stabiliteitsprogramma.
Op zich is het goed dat Europa een aantal regels oplegt aan de deelstaten. De recente geschiedenis heeft bewezen dat duidelijke afspraken voor iedereen een goede zaak zijn. De Federale Regering in lopende zaken stelde vrijdag 15 april haar plannen voor en bezorgde die meteen aan Europa. In deze plannen gaat de regering in lopende zaken uit van een begrotingstekort van 2,8 procent tegen 2012 en een evenwicht in 2015. Deze doelstellingen zouden aansluiten bij de vooruitzichten van de Hoge Raad van Financiën. De regering ontkent dat ze hiermee politieke keuzes gemaakt heeft.
We hebben vorige week de Hoge Raad van Financiën gehoord en hebben die mensen heel wat vragen gesteld. Voorzitter, ik denk dat dat een heel boeiende en interessante oefening was waarbij de Hoge Raad van Financiën aan deze assemblee tekst en uitleg gegeven heeft.
Niemand ontkent dat het nodig is dat eind april een budgettair en economisch evenwicht aan de Europese Unie wordt overgemaakt. Dit moet uiteraard weloverwogen gebeuren. Immers, budget betekent beleid. In deze commissie wordt daar vaak terecht ten gronde over gediscussieerd. Achter cijfers zitten namelijk keuzes.
Minister, het voorstel van de regering in lopende zaken legt enkel een verdeling van de inspanningen over de entiteiten vast tot en met 2013. Tot 2015 zijn er enkel cijfers voor het hele land. Het is duidelijk dat de inspanningen vooral van Vlaanderen verwacht worden. Entiteit I, de federale overheid en de sociale zekerheid, mogen in 2015 tot 1 procent in het rood gaan, terwijl Entiteit II, de regionale en lokale overheden, een overschot van 1,2 procent mogen boeken. Het grootste deel van die inspanningen binnen Entiteit II ligt bij Vlaanderen. Dat budget is daarenboven een stuk kleiner waardoor besparingen zwaarder zullen doorwegen.
Ook de Hoge Raad van Financiën had in zijn advies van maart 2011, Evaluatie 2010 en begrotingstrajecten voor het Stabiliteitsprogramma 2011-2015, heel wat reserves bij de begrotingsplannen van de regering in lopende zaken. Ik citeer: De theoretische bepaling van dergelijke begrotingsoverschotten bij Entiteit II of minstens van bepaalde componenten ervan is uiteraard zeer problematisch, zowel uit financieel oogpunt als uit economisch oogpunt, zonder te spreken over het geringe politiek realisme ervan.
De beste leerling van de klas wordt niet alleen gestraft voor de inspanningen die de Vlaamse Regering al heeft geleverd. De doelstellingen zijn bovendien in strijd, zoals de minister-president daarnet aanhaalde, met het regeerakkoord van de Vlaamse Regering, waar wij indien u daar aan zou twijfelen voor 300 procent achter staan. Dat akkoord bepaalt immers dat overschotten geïnvesteerd moeten worden in Vlaams beleid. Daar hebben we de voorbije dagen ook voorbeelden van gehoord. Daarnaast noemt ook de Hoge Raad van Financiën de plannen problematisch.
Dat belet vicepremier Vanhengel niet om het Vlaamse begrotingsbeleid onder vuur te nemen: Vlaamse begrotingsresultaten zijn de laatste jaren trouwens helemaal niet wat ze zouden moeten zijn. Begrotingsminister Philippe Muyters doet alsof het om een boekhoudkundige discussie gaat, maar dat klopt niet. Er zijn Europese regels en hij volgt die niet.
Minister, in welke mate werd de Vlaamse Regering betrokken bij de opmaak van dit stabiliteitsprogramma? Dat antwoord kennen we ondertussen uit het antwoord van minister-president Peeters op de interpellatie van de heer Tack.
Hoe staat de Vlaamse Regering tegenover de opbouw van aanzienlijke overschotten tegen 2015, zoals thans wordt bepaald in het ingediende stabiliteitsprogramma?
Minister, deelt u de bedenkingen die de Hoge Raad van Financiën formuleert over de haalbaarheid van zijn eigen voorstel? Deze discussie hebben we hier verleden week ook al gevoerd.
Wat is de houding van de Vlaamse Regering tegenover het ingediende stabiliteitsprogramma van de Federale Regering in lopende zaken?
In de uitlatingen van vicepremier Vanhengel over de Vlaamse begrotingsresultaten geeft hij u eigenlijk toch wel een veeg uit de pan. Hoe staat u daartegenover?
De voorzitter : Mevrouw Smaers heeft het woord.
Mevrouw Griet Smaers : Minister, ik wil kort verwijzen naar de discussie die we verleden week in deze commissie hadden met de Hoge Raad van Financiën. Het advies van de Hoge Raad van Financiën deed geen uitspraken en gaf geen advies over de inspanningen die de komende jaren moeten gebeuren door de verschillende deelgebieden van Entiteit II. In dat advies van de Hoge Raad van Financiën werd verwezen naar een aanvullend advies dat men de komende maanden zou opmaken over die te leveren inspanningen van de deelgebieden.
Ik denk dus niet dat men nu al de conclusie moet trekken dat Vlaanderen meer moet doen dan de andere deelgebieden. Dat is nu namelijk nog niet aan de orde.
Minister, verder ben ik benieuwd naar uw antwoord.
De voorzitter : De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel : Voorzitter, ik denk dat de opmerking van mevrouw Smaers terecht is. We hebben ook en hiermee richt ik mij tot de heer Van Dijck de nota-N-VA gelezen. Daarin staat dat 80 procent zou moeten worden opgehoest door Vlaanderen. Ik denk niet dat dit in het advies van de Hoge Raad van Financiën staat. We moeten daar voorzichtig in zijn.
Minister, de volgende jaren gaan we deze discussie steeds meer voeren. In de veronderstelling en we zijn optimistisch dat de conjunctuur de komende jaren goed blijft, gaan we wellicht meer budgettaire ruimtes krijgen. Er zijn hoge noden. Gisteren hebben we kennis kunnen nemen van de begrotingscontrole waarbij de regering terecht extra middelen uittrekt voor een aantal noden. Ik denk dat het ook de oppositieleden enorm plezier zal doen dat ze op hun wenken bediend worden, bijvoorbeeld op het vlak van innovatie. Niemand kan daar iets op tegen hebben.
In de discussie over de bijdragen tot het globaal resultaat heb ik de indruk dat sommigen denken dat een Vlaamse bijdrage tot dat globaal resultaat een dotatie aan de federale overheid is. Dat is dus niet het geval. De teneur van sommige betogen is alsof Vlaanderen een stukje teruggeeft van federale dotaties. Dat is dus niet het geval. Los van deze discussie over onze bijdragen tot dat globale Belgische resultaat moeten we ervoor zorgen dat onze Vlaamse financiën op een duurzame manier, los van conjunctuurgevoeligheden, correct of in evenwicht is.
Minister, u hebt in uw beleidsnota gezegd dat we een eigen stabiliteitsnorm zullen ontwikkelen om een conjunctuurneutraal pad uit te tekenen voor duurzame, gezonde Vlaamse financiën. Hoe ver staat het concept van die eigen stabiliteitsnorm? Kunnen we daar op korte termijn enige concrete duiding over krijgen?
De voorzitter : De heer Tack heeft het woord.
De heer Erik Tack : Minister, zonder in herhaling te willen vallen, wil ik toch de nadruk leggen op de vraag van wat u vindt van de bijdrage van Vlaanderen, die tegen 2015 1,2 procent zou moeten bedragen. De minister-president heeft zelf gezegd dat er geen overschotten zullen zijn. Als ik het goed heb begrepen, zijn bij Entiteit II ook de lokale overheden betrokken. Voor zover ik weet, zijn er geen uitgesplitste cijfers voor lokale overheden over de gewesten. Hoe zit dat dan in elkaar?
Klopt het volgens u dat tegen 2015 Vlaanderen 80 procent van die inspanningen zou moeten leveren? Zo ja, hoe komt u dan tot die berekening? Plant u toch nog enig overleg met de Federale Regering in lopende zaken over die cijfers? Het lijkt me nogal kafkaiaans.
De voorzitter : De heer Vereeck heeft het woord.
De heer Lode Vereeck : Minister, we hebben daarnet de minister-president gehoord. Uit zijn antwoord op eerdere vragen van de heer Tack is gebleken dat Vlaanderen niet betrokken was bij het opstellen van het Stabiliteitspact, om de eenvoudige reden dat u een tijdje geleden heel duidelijk hebt gesteld wat uw standpunt is.
Ik sluit me aan bij de vorige sprekers. Hebt u informatie over wat er uiteindelijk van u verwacht wordt? U werd niet betrokken bij de totstandkoming van het stabiliteitsprogramma. Het is er nu, en het is doorgestuurd. Is het ook duidelijk geworden wat er van u verwacht wordt? Zo ja, in welke mate wijkt dat af van de begrotingstrajecten, zoals u die zelf hebt uitgetekend in het eigen regeerakkoord en in andere documenten?
De voorzitter : De heer Van Mechelen heeft het woord.
De heer Dirk Van Mechelen : Ik zou me voor een deel willen aansluiten bij wat de heer Van den Heuvel heeft gezegd met betrekking tot onze eigen Vlaamse begrotingsnorm. We zouden inderdaad vooral met onszelf bezig moeten zijn. We moeten niet mee varen op de golven om tot het Stabiliteitspact te komen, waarvoor, laten we maar zeggen, soms een grote volatiliteit nodig is.
Voorzitter, ook in het verleden hebben we grote discussies gevoerd. Voor mij begint dat verleden in 1995. We waren ons toen bewust van het feit dat een oplopende schuldpositie op lange termijn geen goede zaak was. Toen hebben we de keuze gemaakt om het geweer van schouder te veranderen. Gelukkig werd die keuze kamerbreed gedragen. Degenen die denken dat het manna vroeger zomaar uit de hemel viel, vergissen zich toch wel. We hebben toen voor ons de rekening gemaakt en besloten de schuldpositie onder controle te brengen en ze ook af te bouwen.
In de persbulletins lees ik dat de regering rekening houdt met de terugbetaling door KBC. Het gaat om twee soorten terugbetalingen. Volgende week zal ik wel de gelegenheid krijgen om de vragen te stellen. In de meerjarenbegroting wordt er wel degelijk in voorzien dat in 2012, 2013, 2014 en later middelen binnenkomen van KBC om de schuld te doen dalen. We weten allemaal dat er twee soorten middelen in zitten. Het gaat om de normale terugbetaling van het kapitaal, die, naar ik aanneem, volledig gebruikt zal worden voor de afbouw van de huidige Vlaamse schuld. Op het einde van deze legislatuur zou de schuld veeleer in de buurt van 4 miljard in plaats van 7 miljard euro liggen. Op zich is dat al goed nieuws.
Daarnaast gaat het natuurlijk ook om de bonus van 50 procent. De vraag is of dat deel integraal gaat naar de operatie schuldafbouw. Dat heeft natuurlijk zijn invloed op wat vandaag voorligt met betrekking tot het begrotingstraject dat we willen volgen. Ik blijf van mening dat wat heel goed is voor Vlaanderen, ook goed mag zijn voor de federale overheid. Ik vind wel dat we het moeten doen omwille van de eigen ambities en de eigen doelstellingen, en niet zozeer omwille van andere elementen.
Een volgend punt sluit aan bij het debat dat op gang is getrokken door de vertegenwoordigers van de Hoge Raad van Financiën. Entiteit I, die uiteindelijk het stabiliteitstraject moet voorleggen aan Europa, heeft een vraag gesteld over de nieuwe middelen, die vooral gegenereerd worden door een vrij stevige economische groei. We danken die groei aan onze ondernemingen, die het vrij goed doen en zelfs beter dan sommigen dachten. Voor mij was dat niet zo onverwacht. De afgelopen jaren heb ik kunnen vaststellen dat onze Vlaamse ondernemingen bliksemsnel hebben gereageerd op de zeer zware financiële crisis, die een economische crisis is geworden. De bedrijven zijn ontzettend snel overgegaan tot saneren. Ze hebben maatregelen genomen en hebben niet geteerd op een mogelijke lichte conjunctuurdaling. Ze beseften dat ook zij zware inspanningen moesten doen. Die bedrijven stonden vrij lean and mean op het moment dat de conjunctuur verbeterde en konden dus, dankzij de drastische ingrepen, vrij snel profits boeken. We kennen allemaal de voorbeelden. De productieprocessen werden gedurende weken en maanden stilgelegd om voorraden af te bouwen en zo opnieuw zuurstof te creëren.
Mijnheer Van Dijck, ik wil niet vooruitlopen op het debat dat we over de begrotingscontrole zullen voeren. Er is 682 miljoen euro aan extra middelen. We stellen vast dat een kleine 300 miljoen euro van die middelen het gevolg zijn van wijzigende economische parameters, van zowel groei als inflatie. De middelen in verband met de inflatie komen binnen via de federale overheid. Ze gaan ook buiten via indexsprongen. Het is logisch dat het geld daarvoor exclusief wordt gereserveerd. Als de economische conjunctuur inderdaad aantrekt en er een grotere economische groei is dan verwacht, dan is de vraag wat men met die middelen doet. In Vlaanderen komen die middelen zowel uit de verhoogde dotatie van de Federale Regering als uit een substantiële stijging van de gewestbelastingen uit de registratierechten en de successie- en schenkingsrechten. De bedekte suggestie van de Hoge Raad, waarin ook Vlaanderen vertegenwoordigd is, was om voorzichtig om te gaan met die extra middelen, die het gevolg zijn van een bijkomende economische groei, en na te gaan of er gewerkt kan worden met reserveringen, eventueel via conjunctuur- of andere fondsen.
We mogen er geen spel van Vlaanderen tegen de federale overheid van maken. We hebben, denk ik, de discussie over de Maddensdoctrine toch wel achter ons gelaten. We moeten gewoon vooruit kijken, nagaan wat goed is voor Vlaanderen en kijken welke weg we inslaan. Dat is natuurlijk een fundamentele discussie.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Als ik de vrees heb dat Vlaanderen een belangrijk aandeel zal moeten leveren, heb ik daar ook redenen voor. Ik heb tabellen gezien waar wél een aantal zaken geformuleerd werden.
De Hoge Raad van Financiën spreekt over ongewijzigd beleid. Ik heb vorige week heel nadrukkelijk gevraagd wat daarmee bedoeld wordt. Als het beleid zoals we het de voorbije twee jaren in Vlaanderen hebben gevoerd, met heel sterke besparingen, wordt voortgezet, heeft dat repercussies.
Mijnheer Van Mechelen, wat de verhoogde dotatie betreft, klopt het wat u zegt. Maar het is niet alleen Vlaanderen dat baten heeft bij de economische groei. Ook de andere gewesten en gemeenschappen krijgen nu een verhoogde dotatie. Ik ben overigens van mening dat we die moeten inzetten op die zaken die belangrijk zijn voor een duurzame groei. Ik denk aan onderzoek en ontwikkeling, een element dat vaak door uw fractie naar voren wordt gebracht. En ten slotte is die verhoging er natuurlijk ook voor de federale staat.
Ik kijk uit naar het antwoord van de minister.
De heer Eric Van Rompuy : Collegas, we hebben vorige week de Hoge Raad van Financiën gehoord. Zij hebben duidelijk uitgelegd wat de filosofie achter dat traject is. Een van de grote uitgangspunten is een verdeelsleutel 65 federaal, 35 regionaal. Zij stellen namelijk dat de federale overheid, bij ongewijzigd beleid, in de volgende jaren 0,5 procent van het BNP aan bijkomende schuldenlast moet dragen.
Ten tweede vallen de vergrijzingskosten voor 90 procent ten laste van Entiteit I. Dat verklaart dat de raad zegt dat het geen asymmetrische doelstellingen zijn, namelijk in 2015 -1 voor de federatie en +1,2 voor de regios. De raad heeft proberen uit te leggen, met de evolutie van de kosten van vergrijzing en van de schuld, dat er een aantal argumenten voor zijn dat de doelstellingen op een andere manier zullen moeten worden ingevuld dan in het verleden het geval was.
Iets anders belangrijks dat de raad heeft gezegd, is dat men doet alsof er geen wijziging komt van de Financieringswet de volgende jaren. Het stoort me dat men nu een debat aan het voeren is over de inspanningen in 2013-2015. Ik hoop dat iedereen uitgaat van wat de Hoge Raad van Financiën zegt: de prospectieve analyse wijst erop dat de duurzame sanering van de Belgische overheidsfinanciën niet mogelijk lijkt zonder een ernstige herziening van de financieringsstromen en van het bestaande institutionele kader. Als er een transfer van bevoegdheden komt en als er een nieuwe Financieringswet komt de heer Van den Heuvel kent daar misschien de details al van in het kader van de missie-Beke gaan we naar een totaal ander financieel kader.
Ik vind het op dit ogenblik erg voorbarig om te zeggen wat de inspanningen zullen zijn die de deelstaten zullen moeten leveren in 2013 en 2014. Zullen ze op geen enkel moment een overschot moeten creëren? De vraag is: als er in de volgende jaren een nieuwe Financieringswet komt, en er komt een overdracht van bevoegdheden, zal het dan nog mogelijk zijn om in Vlaanderen evenwichten te houden? Alles zal afhangen van hoe die nieuwe Financieringswet en de fiscale capaciteit eruitziet en hoe de bevoegdheidsoverdracht zal gebeuren.
Ik vind dat de Hoge Raad van Financiën vorige week heel duidelijk de context heeft geschetst waarin hij dat normerend project naar voren heeft gebracht als zijnde een voorkeurscenario. Er zijn nog zo vele hypothesen die de volgende jaren moeten worden ingevuld.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Voorzitter, ik wil graag de schuldpositie, de terugbetaling door KBC, de penalty fee of wat dan ook bespreken. Ik heb echter begrepen dat we op 17 mei de meerjarenbegroting bespreken. Mijnheer Van Mechelen, ik had met veel plezier onmiddellijk willen antwoorden, maar als die bespreking gepland is op 17 mei, wil ik dat respecteren.
Mijnheer Van den Heuvel, ik heb begrepen dat men de stabiliteitsnorm op departementsniveau stilaan aan het afronden is. Ik zal dan met een voorstel naar de regering gaan en dan kunnen we dat verder bespreken. Nu bevindt het zich op departementsniveau in een afrondingsfase.
Zoals de minister-president heeft gezegd, zijn we door de Federale Regering niet betrokken bij het Stabiliteitsprogramma. Ik heb begrepen dat de Federale Regering uitdrukkelijk naar voren heeft gebracht dat ze zich niet kon uitspreken over de verdeling van de inspanningen aangezien ze in lopende zaken zit en aangezien het niet in overleg gaat met de regios. Ze verwijzen wel illustratief naar de Hoge Raad van Financiën.
Voorzitter, ik begrijp dat u zegt dat tegen dat we zover zijn, er misschien een andere Financieringswet is. De Hoge Raad voor Financiën had in september 2099 nog drie verschillende voorstellen. In het advies van maart 2011 hebben ze de 65/35-verdeelsleutel, waar u het over had, voorzitter, als enig scenario behouden, nota bene het federaal meest gunstige scenario, waarbij een serieuze inspanning van Entiteit II wordt gevraagd, met name een inspanning van 1,5 procent tegen een inspanning van Entiteit I van 1,7 procent. Als ik de cijfers van het scenario zie, is er toch een groot verschil tussen de gemeenschappen. Men gaat ervan uit dat er in Vlaanderen een ongewijzigd beleid is waardoor Vlaanderen naar een overschot zou kunnen gaan van 2,5 miljard euro in 2015, terwijl de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest naar 0,1 overschot gaan en Brussel nog een tekort mag optekenen. Maar zoals u ook al zei, denk ik dat er nog veel zal veranderen in de toekomst.
Er is natuurlijk ook het Vlaams regeerakkoord. Alle leden van de Vlaamse Regering hebben zich verbonden met het regeerakkoord, dat stelt dat we zeer snel naar een evenwicht gaan, met name in 2011. Daardoor kunnen we geen antwoord geven op een aantal vragen die er vandaag zijn in de maatschappij. Op het moment dat er ruimte is en vanaf 2011 komt er ruimte , willen we de maatschappelijke behoefte verder invullen.
Dat is ook wat de minister-president gisteren bij de voorstelling van de budgetcontrole en de meerjarenraming duidelijk naar voren heeft gebracht, en dat is wat wij denken dat we moeten doen als bijdrage aan het totaal. Ik ben het eens met de heer Van Mechelen dat we vooral naar onszelf moeten kijken. Ik denk dat we een heel duidelijke filosofie hebben, ook rond schuldafbouw, maar dat zal bij de bespreking van de budgetcontrole en de meerjarenraming zeker aan bod komen.
Als elke entiteit dezelfde ambitie zou hebben om een begrotingsevenwicht na te streven, denk ik dat dit zeker de juiste richting zou zijn. Het is de enige richting om op termijn een oplossing te bieden.
Men zei hier ook al dat de vergrijzing zeker problemen zal meebrengen voor Entiteit I, tenzij er iets zal wijzigen aan de Financieringswet enzovoort. Door een beter saldo te leveren op Entiteit II kunnen we de globale geconsolideerde rekening voor Europa wel goed doen, maar het is niet omdat mijn buurman goed heeft gespaard dat ik mijn facturen kan betalen. Het is niet omdat Vlaanderen een overschot creëert dat de vergrijzing kan worden betaald door Entiteit I. Dat moeten we dus wel in het achterhoofd houden, tenzij de Financieringswet wijzigt en er andere aspecten zijn.
De heer Van Dijck vroeg ook of ik bedenkingen had bij de haalbaarheid die door de Hoge Raad van Financiën als zeer problematisch wordt bestempeld. We moeten in een systeem komen waar elke entiteit naar evenwicht moet streven. Dat zal enkel haalbaar zijn met een grotere responsabilisering en een grotere transparantie dan vandaag.
U gaf me ook de mogelijkheid om te reageren op wat vicepremier Vanhengel naar voren heeft gebracht over de Vlaamse begrotingsresultaten. Ik veronderstel dat de heer Vanhengel het vooral heeft gehad over het debat over de 500 miljoen euro die in de Vlaamse begroting van 2009 naar 2010 werd doorgestort via het Egalisatiefonds. Het is heel doordacht en besproken gebeurd als tegenboeking voor een te grote dotatiedoorstorting vanuit de federale overheid in 2009. In 2009 heeft de federale overheid bewust een te grote dotatie gegeven en in 2010 een verrekening gedaan. Dat geeft automatisch als resultaat en ik wil daar geen verwijten aan koppelen dat de federale begroting er in 2010 beter uitziet.
Er is nu geen akkoord gesloten, maar op 15 december 2009 is er wel een akkoord gesloten. In dat akkoord betreffende de begrotingsdoelstellingen voor de periode 2009-2010 stelt artikel 6, paragraaf 2, dat de minimale begrotingsdoelstellingen zoals ze vooropgesteld zijn, rekening houden met de in de Vlaamse begroting opgenomen basishypothesen inzake de toegepaste ESR-aanrekening met betrekking tot de in 2008 vooruitbetaalde onderwijsuitgaven en de in 2009 voorziene doorstortingen aan het Vlaams Egalisatiefonds. Dat impliceert zonder twijfel dat het voorgestelde tekort van 493 miljoen euro voor 2010 voor Vlaanderen de veronderstelling inhoudt dat de doorstorting van 500 miljoen euro via het Egalisatiefonds in rekening wordt gebracht. Ik ga er ook van uit dat mijn federale collegas zich dat artikel zeer goed herinneren. Mochten ze het zich toch niet herinneren, dan ga ik ervan uit dat ze minstens weten dat als 2010 slechter zou zijn, 2009 beter is en andersom dan voor een andere entiteit.
De heer Eric Van Rompuy : We zullen daar binnen veertien dagen zeker op terugkomen. Ik hoop dat we daar op kunnen terugkomen, dat er een nieuwe Financieringswet komt en dat er een groot institutioneel akkoord komt waarin heel onze begroting op een totaal andere manier wordt bekeken en herzien. Het is mijn levensdroom dat de helft van de Vlaamse begroting uit eigen middelen zou bestaan en dat we voor 15 miljard nieuwe bevoegdheden zouden krijgen. Ik hoop dat de laatste drie jaar het centrum, het zwaartepunt naar de deelstaten kan komen. Ik vrees echter dat we daar nog een hele lange weg voor zullen moeten afleggen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.