Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vergadering van 19/05/2011
Vraag om uitleg van de heer Paul Delva tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over het proefproject voor de vrijetijdspas
- 1898 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva : Voorzitter, minister, collegas, we hebben in deze commissie al een paar keren van gedachten gewisseld over de vrijetijdspas. Tijdens de bespreking van de beleidsbrief Cultuur en de begroting 2011 hebben we hierover een gesprek gehad. We weten dat er in de regio Aalst een proefproject van start is gegaan.
De beleidsbrief Cultuur vermeldt: Dergelijke algemene vrijetijdskaart gaat stigmatisering van mensen in armoede tegen, biedt mogelijks een eenvormig alternatief voor de bestaande veelheid aan systemen en verbreedt en verdiept de toegang van mensen in armoede tot culturele activiteiten. Minister, bij het debat hierover kondigde u toen aan dat CultuurNet een voorstudie voor dit project zou klaar hebben tegen december.
Ook in het jaarverslag van het Kinderrechtencommissariaat wordt een warm pleidooi gehouden voor een dergelijke vrijetijdskaart: Waarom geen algemeen niet-stigmatiserend kortingssysteem uitbouwen, zoals een algemene vrijetijdskaart die je in heel Vlaanderen kunt gebruiken? Het kan kinderen, jongeren en ouders aanmoedigen om actief mee te doen met sport, cultuur en in de vrije tijd.
Inmiddels lanceerde de stad Antwerpen, maar ook een aantal andere lokale besturen, eigen kaarten. In Antwerpen is dat een A-kaart. Deze vrijetijdspas moet de bestaande kansenpassen vervangen en is een vrijetijdspas voor alle Antwerpenaren die de cultuur- en vrijetijdsbesteding in Antwerpen wil stimuleren.
Minister, wat zijn de voornaamste bevindingen van de voorstudie van CultuurNet? Wat is de stand van zaken van het proefproject in de regio Aalst, onder andere wat het budget betreft? Wie coördineert dit project? Hoe zal de vrijetijdspas ook implementeerbaar zijn in Brussel en hoe wordt dit aspect in de proefperiode onderzocht? Zal er bij de Vlaamse vrijetijdspas ook worden gezocht naar een link met bestaande kortingskaarten zoals de leraren- en leerlingenkaart en het Cultureel Jongeren Paspoort?
Wordt er overleg gepleegd met de stad Antwerpen over de A-kaart? Wordt er gezocht naar samenwerking en synergie tussen de A-pas en het proefproject rond de vrijetijdspas? Deze vraag geldt voor alle lokale besturen die bezig zijn met de ontwikkeling of reeds een bepaalde kaart hebben ingevoerd. Wat wordt de relatie tussen de Vlaamse vrijetijdspas en de bestaande lokale initiatieven?
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Voorzitter, er is inderdaad een studie van CultuurNet geweest. Ik heb vier bevindingen van die studie voor u meegebracht.
Een eerste is dat de stad Aalst als proefproject een hele goede keuze is geweest. Men vertrekt vanuit de kansengroepen zelf. In het geval van Aalst gaat het om mensen in armoede. Zo is er van in het begin een geïntegreerde aanpak. Men werkt er ook met toeleiding. Mensen moeten niet alleen een kaart hebben, ze moeten ook komen en voorbereid worden op een bezoek. De bestaande initiatieven sluiten er perfect op aan.
Een tweede conclusie is dat de implementatie van de algemene vrijetijdspas wel wat tijd in beslag zal nemen. Het zal een proces van lange adem zijn. Aan de ene kant moet er een technische ontwikkeling gebeuren. Men moet met die pas overal terechtkunnen. Er moet dus overal een applicatie zijn die gelijk is. Er moet natuurlijk ook een vertaling gebeuren naar het lokale en regionale niveau.
Een derde conclusie is dat de betrokkenheid van alle stakeholders van in het begin heel belangrijk is. Het is cruciaal voor het welslagen van het project. Het gaat niet alleen om de lokale besturen, maar ook om het verenigingsleven en andere actoren uit het ruime veld. Met zon pas kan men bijvoorbeeld ook aansluiten bij een vereniging.
Een laatste conclusie is dat er heel wat financiële middelen nodig zullen zijn. Dat is ook geen verrassing. Hoeveel kan ik nog niet zeggen. Men is dat nog aan het becijferen. Op een aantal directe kosten, zoals de technische uitbouw, hebben we natuurlijk wel een zicht, maar er zijn ook nog een aantal variabele en indirecte kosten. Bij toeleiding moeten er een aantal personen als tussenpersoon fungeren. De gemeenten moeten daar dus personeel voor aanwerven.
Voor 2011 heb ik voor het proefproject in een bedrag van 590.000 euro voorzien.145.000 euro is bestemd voor de bouw van een demonstrator. Eigenlijk is dat de technische onderbouw. Er komt een applicatie die slechts één tool omvat. Achter die applicatie schuilt dan de volledige organisatie.
Daarnaast heb ik 445.000 euro uitgetrokken voor de voorbereiding, de ontwikkeling en het testen van de technische onderbouw en de integratie van de kansenpas. Op die manier wordt in 2011 verder aan de voorbereidingen gewerkt.
Het proefproject bevindt zich in de opstartfase. De technische onderbouw wordt ontwikkeld. Het instrumentarium zal worden getest. Normaal gezien, is het de bedoeling de technische aspecten in de loop van het komend najaar af te ronden. Volgend jaar zal alles dan echt worden getest. Op dat ogenblik zullen we merken hoe het met die pas loopt. Die test zal in Aalst worden uitgevoerd. Om ervoor te zorgen dat het niet om een enkele stad gaat, worden een aantal omliggende gemeenten hierbij betrokken. Het gaat dan al om een samenwerking.
De marketing en de communicatie worden hieraan gekoppeld. Hetzelfde geldt voor de voorbereiding van de implementatie en de partnerwerving. Dit heeft onder meer te maken met de wijze waarop de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) bij het proces wordt betrokken. Op zich is dit al gebeurd, maar het zal nog worden geconcretiseerd.
CultuurNet is belast met deze taken, waaronder de ontwikkeling van de technologische instrumenten en de inhoud van de startfase. Verder zijn ook het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media en mijn eigen kabinet hierbij betrokken. Een stuurgroep volgt alles op.
Het concept van de vrijetijdspas houdt in dat de pas in kleinere gemeenten en in grote steden kan worden gebruikt. Dat is in elk geval de bedoeling. Tijdens de ontwikkeling van het proefproject zal verder met andere steden en gemeenten worden overlegd. Dat overleg is momenteel overigens al aan de gang. Wat Brussel betreft, zullen we in een latere fase gesprekken met de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC), onze eerste partner, voeren.
De vraag naar de link met de bestaande kortingkaarten is zeer terecht. De integratie van de bestaande kansenpassen zal gefaseerd verlopen. Het is de bedoeling zo veel mogelijk passen en kaarten op hetzelfde systeem te laten aansluiten en dezelfde tool te laten gebruiken.
We overleggen met de stad Antwerpen over de A-kaart. We beschikken niet onmiddellijk over een bevoorrechte partner, zoals de stad Antwerpen, om overleg mee te plegen. Er is wel sprake van direct overleg tussen CultuurNet en de stad Antwerpen. Mijn kabinet heeft ook al contact met het stadsbestuur gehad. We zoeken een samenwerkingsvorm en een synergie tussen beide projecten. Er is momenteel trouwens reeds al een zekere mate van samenwerking. In de UiTdatabank worden specifieke toepassingen voor de A-kaart ontwikkeld.
Bovendien wordt de stad Antwerpen uitgenodigd deel uit te maken van een adviesgroep die in verband met de vrijetijdspas wordt samengesteld. De stad Antwerpen zal de A-kaart en zijn veelvuldige toepassingen binnen die adviesgroep toelichten.
Eenzelfde toelichting zal volgen op het Cultuurforum 2020. De tweede editie vindt plaats op 30 mei 2011. Ik hoop dat iedereen ondertussen een uitnodiging heeft gekregen. De A-kaart zal dan specifiek worden toegelicht.
De Vlaamse vrijetijdspas wordt zo uitgewerkt dat de bestaande vrijetijdspassen hier vlot in kunnen meegaan en maximaal kunnen worden benut. De A-kaart is iets ruimer dan de vrijetijdspas die wij voor ogen hebben. Het aanbod aan diensten is nog groter. Ons aanbod blijft beperkt tot het vrijetijdsaanbod op zich. In Antwerpen wordt de kaart momenteel voor een aantal specifieke initiatieven gehanteerd. Daar zullen we op 30 mei 2011 allicht meer over vernemen.
De voorzitter : De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva : Ik dank de minister voor haar antwoord. Ik heb nog een viertal punten waarover ik graag wat meer uitleg zou krijgen.
Een van de bedoelingen van de vrijetijdspas is mensen in armoede meer dan nu naar culturele activiteiten te leiden. Volgend jaar zal de kaart worden getest. Als de kaart zou worden geïmplementeerd, zouden we er een idee van moeten hebben of dit systeem effectief leden van die doelgroep naar cultuur leidt. Misschien is het een illusie. Uit de testperiode zou kunnen blijken of we op dit vlak resultaat boeken. Dit veronderstelt echter een nulmeting. Ik weet niet of dat mogelijk is. Dit lijkt me echter iets nuttigs voor we de kaart echt implementeren.
Volgend jaar is in een testfase voorzien. Betekent dit dat we in 2013 met deze kaart van start gaan? Heb ik het goed begrepen?
De minister is op de link tussen de vrijetijdspas en andere bestaande passen ingegaan. Het is mogelijk dat we hier nog niet voldoende zicht op hebben. Ik verwijs in dit geval naar de A-kaart. Dit is een valabel project dat enkele maanden geleden in het nieuws is gekomen. Zal de A-kaart blijven bestaan of zal de A-kaart in die vrijetijdspas opgaan? Zal enkel de verpakking anders zijn? Zal de vrijetijdspas in heel Vlaanderen gelijke ingang vinden? Ik zie niet in welke richting we met de bestaande passen zullen uitgaan.
Wat Brussel betreft, is het natuurlijk een goede zaak dat de minister met de VGC wil overleggen. Ik veronderstel dat elke Brusselaar die op een dergelijke kaart aanspraak wil maken, die kans ook zal krijgen. Ik veronderstel dat er geen andere keuze is. Op die manier zou de Vlaamse Gemeenschap in Brussel een positieve keuze maken. Ik veronderstel dat we in die richting zullen evolueren.
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Voorzitter, ik heb nog een kleine aanvullende vraag. Ik deel de bekommernis met betrekking tot de participatie van personen in armoede. Met het Fonds Vrijetijdsparticipatie beschikken we over een succesvol instrument. Vooral de lokale netwerken zijn hierbij van belang. De netwerken hebben een geëigende toeleidingsmethodologie en zijn zeer goed verbonden. Het zou goed zijn deze lokale netwerken te laten samenwerken. Ik heb de minister niet horen zeggen dat Dēmos, de organisatie die de lokale netwerken trekt, bij de werking van de stuurgroep wordt betrokken. Ik neem aan dat dit gebeurt. Ik zou het echter graag nog eens van de minister horen.
De voorzitter : De heer Wienen heeft het woord.
De heer Wim Wienen : Ik ga in op het verhaal van de A-kaart in Antwerpen. Het opzet van de A-kaart is anders dan de aangekondigde vrijetijdspas. Die A-kaart is niet zozeer gericht op mensen die in armoede leven. Het is een heel breed project, voor heel Antwerpen, bedoeld voor elke Antwerpenaar. Men heeft geprobeerd elke participatie in sport of cultuur, zoals bibliotheekbezoek, in één kaart te vangen. De optie van de vrijetijdspas is toch iets anders.
De heer Delva vraagt of de bestaande kaarten kunnen worden geïncorporeerd in zon vrijetijdspas. Ik denk dat dat zeer moeilijk zal zijn. Het specifieke A-kaartgebeuren is gericht op de Antwerpenaar, die daardoor korting krijgt in musea of zelfs bepaalde musea gratis kan bezoeken. In Antwerpen was het altijd de traditie dat je, als je kon aantonen dat je in Antwerpen woonde, gratis in de Antwerpse musea terecht kon. Ik weet niet in hoeverre de vrijetijdspas in conflict kan komen met die A-kaart.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Mijnheer Delva, u hebt gelijk dat we de effecten moeten meten. Daarom hebben we dat proefproject opgestart. We zorgen er in Aalst voor dat die applicatie er is en gebruikt wordt. Dat is het voordeel van Aalst: er is al een heel netwerk dat daarmee werkt en expertise heeft. Er werken verenigingen aan mee, ook van mensen in armoede. Die weten wie het gebruikt en hoe. We zullen perfect in kaart kunnen brengen welk effect het heeft.
De bedoeling van die kaart is om drempels weg te nemen en nog meer mensen te overtuigen om in cultuur te participeren. Het mag ook geen stigmatiserende kaart zijn. Als de ene een A-kaart heeft en de andere een vrijetijdspas en degene die de vrijetijdspas heeft, is degene die anders niet in cultuur participeert, valt dat nog meer op. Het is de bedoeling dat het voor iedereen iets gelijkaardigs is.
Idealiter worden al die kaarten daarin geïntegreerd. Het is niet de bedoeling dat je daarnaast nog een aparte A-kaart hebt. Maar er zal nog wat tijd over gaan. Intussen zal die A-kaart wel zijn nut bewijzen. We kunnen ook niet manu militari iedereen verplichten om daar in te stappen. We zullen een applicatie aanbieden. Er zal ook een financiële incentive zijn, waarvoor een engagement in de plaats staat. Je kunt het vergelijken met lokaal cultuurbeleid: je geeft iets en je krijgt iets terug.
U weet dat we bezig zijn met het uitwerken van de herziening van het decreet op het lokale cultuurbeleid. In het witboek voor de interne staatshervorming staat dat de planlast moet verminderen, dus dat moeten we herdenken. In onze optiek zal daarin ook een luikje zitten naar de Vlaamse vrijetijdspas, zodat we dat meteen mee hebben in dat concept en dat eraan wordt gewerkt vanuit het lokale bestuur.
Het klopt, mijnheer Wienen, dat het in Antwerpen enigszins een ander opzet is. Dat neemt niet weg dat er interessante ideeën in zitten, die we uiteraard kunnen meenemen in het proefproject.
Mijnheer Caron, ik ben het er volledig mee eens dat die netwerken en de ervaring op het terrein moeten worden meegenomen. Daarom hebben we Aalst als stad voor het proefproject genomen.
Uiteraard is Dēmos daarbij betrokken. We hebben gisteren nog een vergadering gehad over hoe we de rol voor Dēmos zien, namelijk in de toeleiding. Je kunt niet zomaar een pas maken. Je moet ook zorgen dat mensen de weg vinden. Dēmos kan ook voor opleiding zorgen, voor het lokale personeel of voor mensen die in het verenigingsleven staan, zodat zij weten hoe ze ermee moeten omgaan. Er wordt effectief samen met Dēmos gewerkt.
We moeten het nu een kans geven op een kleinere schaal in Aalst, zien hoe het loopt, kijken of het haalbaar is om dat overal op te trekken. Dat is initieel de bedoeling, maar het proefproject zal ons wat wijzer maken hoe we het allemaal moeten omzetten in de praktijk. Er zullen ook intergemeentelijke samenwerkingen nodig zijn. Dat lijkt me logisch, als we eenmaal wat verder staan.
De heer Paul Delva : Is er al zicht op de toepassing in Brussel? Potentieel is het doelpubliek bijzonder ruim in de hoofdstad. De Vlaamse Gemeenschap heeft een traditie dat iedereen die wil, ook kan gebruikmaken van de diensten in Brussel. De zorgverzekering is daar een mooi voorbeeld van. Hoe zien we dat?
Minister Joke Schauvliege : Hoe het concreet zal gaan in Brussel, dat antwoord moet ik u schuldig blijven. We moeten het eerst een kans geven nu in Aalst. We moeten ook overleggen met de VGC. Ik wil het vanuit Brussel een beetje laten opborrelen hoe ze het willen uitwerken.
De voorzitter : De heer Dehandschutter heeft het woord.
De heer Lieven Dehandschutter : In Sint-Niklaas hebben wij ook al heel wat jaren een kansenpas, zoals dat heet. Zowel de doelgroepen als het aanbod zijn de voorbije jaren stelselmatig uitgebreid. Naast de stedelijke willen ook particuliere initiatieven een reductie geven aan kansenpashouders.
De aspecten stigmatisering en privacy vragen nog wat discussie. Vorige week waren hier scholieren van de Sociale Hogeschool Heverlee op bezoek. Toen werd de suggestie gedaan om eventueel de vrijetijdspas in te bouwen in de identiteitskaart, waardoor het compleet onopgemerkt zou blijven, maar elke organisator moet dan wel over een kaartlezer beschikken.
In elk geval is het goed om de nodige tijd te nemen om wat er bestaat, in kaart te brengen, en wellicht naar een gedifferentieerde aanpak te gaan. De gemeente kan dan zelf beslissen hoeveel ze over heeft voor bepaalde doelgroepen.
Ik heb nog één vraag. Ik meen in de begrotingsaanpassing gelezen te hebben dat er 445.000 euro wordt ingeschreven. Dat is dan enkel het bedrag om nog dit jaar te gebruiken?
Minister Joke Schauvliege : Er was al een bedrag ingeschreven. Dit bedrag komt erbij om de applicatie te maken en om het proefproject mogelijk te maken.
Uw opmerking dat ervoor moet worden gezorgd dat er eigenheid is en dat moet worden bekeken wat de lokale besturen doen, is terecht. Dat is onze bedoeling. We zijn niet van plan om het kind met het badwater weg te gooien. Als er goede initiatieven zijn, dan is het de bedoeling dat ze aansluiting kunnen vinden bij de Vlaamse vrijetijdspas.
De voorzitter : Het incident is gesloten.