Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 17/05/2011
Vraag om uitleg van de heer Ivan Sabbe tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over een studie van UNIZO over de vergunningenprocedures
- 1841 (2010-2011)
Vraag om uitleg van mevrouw Mercedes Van Volcem tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over het versoepelen van het vergunningenbeleid
- 1857 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Sabbe heeft het woord.
De heer Ivan Sabbe : Minister, in de loop van de maand maart voerde de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) een onderzoek uit bij 627 kmos. Daarbij werd specifiek gepeild naar de afhandeling van vergunningsaanvragen. 483 kmos of 77 procent van de ondervraagden bleken al te maken te hebben gehad met uiteenlopende soorten van vergunningenprocedures, zoals bouw-, milieu- of verkavelingsvergunningen.
Uit de enquête blijkt ook dat bijna de helft van die ondernemers die er al mee te maken hadden, geconfronteerd werden met het feit dat beslissingstermijnen niet altijd gerespecteerd werden. 42 procent leed al economische schade door een aanslepende vergunningsprocedure, 52 procent kwam in conflict met de overheid tijdens de procedure. Al bij al vinden bijna twee op drie ondernemers, of 63 procent van de ondervraagden, dat de procedure trager verliep dan wat praktisch haalbaar had mogen of moeten zijn.
Als oorzaken voor die aanslepende procedures worden vooral genoemd: de laattijdige adviezen van de overheidsinstanties (63 procent), onduidelijkheid over de vergunningstoestand (62 procent) en onduidelijkheid over de bestemmingsplanningen en planvoorschriften (58 procent).
Ik wil even aantonen hoe Vlaanderen zich vastrijdt, aan de hand van een specifiek voorbeeld. Dubbele beglazing aanbrengen in een beschermd monument mag niet van de ene Vlaamse administratie, maar zonder dubbele beglazing krijgt het gebouw geen energieprestatiecertificaat en mag het niet gebruikt worden van een andere administratie. Dat is Kafka op zijn best. We worden hier geconfronteerd met administraties die elkaar tegenspreken.
Ik geef nog een ander voorbeeld, dat ik later deze voormiddag nog eens naar voren zal brengen bij mijn voorstel van resolutie voor het nieuwe industriële beleid, wat het luik vergunningen betreft. Veel industrieën worden namelijk geconfronteerd met problemen op het vlak van bijvoorbeeld afvalwaterzuivering. Zij hebben wel terreinen om die waterzuivering te installeren, maar omdat het geen industrieterrein is, kunnen ze geen investeringen doen in waterzuivering. Anderzijds blijven ze wel in overtreding en zelfs correctioneel vervolgbaar als ze hun water niet zuiveren.
Minister, de ondernemers willen in de eerste plaats een betere samenwerking en afstemming tussen overheidsdiensten en een meer constructieve, oplossingsgerichte houding van overheidsinstellingen. Daarna volgt de stok achter de deur: dwangsommen als termijnen overschreden worden en stilzwijgende toekenning van de vergunning als er geen antwoord is binnen de wettelijk voorziene termijn. U herinnert zich wellicht dat ik daarover op 23 juni 2010 een amendement heb ingediend op het ontwerp van decreet betreffende de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Dat is toen spijtig genoeg weggestemd.
Bijna drie op vier ondernemers zien de eengemaakte, geïntegreerde vergunning als een belangrijke maatregel. In Wallonië is de permis unique al een paar jaar een feit. Bij ons is dat nog altijd niet het geval.
Op basis van de resultaten van de enquête presenteerde UNIZO eind maart een actieplan met een vijftiental aandachtspunten. Ik ga nu niet dieper in op die lijst. Mogelijk zal mevrouw Van Volcem dat straks nog doen.
Ik klaagde in het parlement al meermaals de traagheid van de vergunningsprocedures aan. Nu tonen ook de cijfers van UNIZO dat het vergunningenbeleid in Vlaanderen mank loopt. Het parlement probeert met de commissies-Berx en -Sauwens wel om de besluitvormingsprocessen bij investeringsprojecten te versnellen, maar die commissies gaan over investeringsprojecten met een maatschappelijk belang, en dus zijn de kmos, de speerpunten van onze economie, daar uiteindelijk niet rechtstreeks mee gebaat, hoogstens onrechtstreeks.
Er is ook de visienota van de Vlaamse Regering inzake het versnellen van investeringsprojecten. De voorstellen van de beide commissies en de visienota leveren wel een fundamentele bijdrage in het vergunningendebat, maar de concrete implementatie laat op zich wachten. De Vlaamse Regering nam ondertussen enkele maatregelen om de procedures voor grote investeringsprojecten te versnellen. Zo besliste de regering om procedures in te korten en samen te voegen voor bedrijven die voorafgaand aan een aanvraag voor een milieu- en/of bouwvergunning een milieueffectenrapportage moeten maken. Het gaat daarbij echter om grote projecten, zoals chemische installaties of de aanleg van een snelweg.
Minister, snellere procedures voor grote investeringsprojecten zijn uiteraard positief, maar zoals uzelf en de minister-president al meermaals hebben benadrukt: Vlaanderen is een echte kmo-regio, en daarom moet er ook voldoende aandacht gaan naar de versnelde vergunningsprocedure voor gewone investeerders en voor gewone investeringen van gewone kmos. Die focus ontbreekt vandaag nog.
Minister, hoe beoordeelt u de verzuchtingen van ondernemersorganisatie UNIZO? Het gaat om een vrij representatieve en recent afgenomen enquête. We kunnen dus niet naast de resultaten kijken.
Wat zijn naar uw mening de redenen voor de al te lange doorlooptijden van vergunningenprocedures? Als er in Nederland niet binnen de wettelijke termijn wordt beslist, wordt voor gewone bouwaanvragen de vergunning van rechtswege stilzwijgend toegekend. Ik verwijs hierbij nog eens naar het amendement dat ik daarnet al vermeldde. Wat is uw oordeel over de mogelijkheid om ook in Vlaanderen een stilzwijgende vergunning toe te kennen?
In de vergadering van 28 april in de commissie Economie deelde minister-president Peeters mee dat er op 5 mei een ontmoeting zal plaatsvinden van de secretarissen-generaal van de verschillende administraties met UNIZO en dat het rapport van UNIZO met betrekking tot investeringsprojecten van ondernemers op de agenda zou worden geplaatst. Minister, weet u al wat de conclusies zijn of wat er is besproken in die vergadering van 5 mei?
De voorzitter : Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Mevrouw Mercedes Van Volcem : Voorzitter, minister, collegas, ik weet dat u uw beste beentje voorzet, ook voor de ondernemers, maar het vlot afleveren van vergunningen is natuurlijk een strijd van elke dag. Een dagelijkse taskforce zou dit probleem eigenlijk moeten oplossen.
Stilstand wordt in Vlaanderen vaak als probleem opgeworpen: stilstand in de file, maar ook stilstand doordat administraties onnodig beroep aantekenen tegen vergunningen die na veel overleg en veel denkwerk zijn goedgekeurd. Toenmalig minister Van Mechelen heeft al heel veel vereenvoudigd, maar er is toch nog werk aan de winkel.
Het actieplan van UNIZO bevat vijftien actiepunten. Ik zou graag horen wat uw intenties zijn via een gedetailleerd antwoord per actiepunt.
Het eerste actiepunt gaat over het systematisch voorbijgaan aan adviesvereisten als de adviestermijn overschreden wordt. Minister, ik denk dat u dit ook steunt. De lokale overheden kunnen dit zelf toepassen. Misschien kunt u een schrijven richten aan de gemeenten en de lokale overheden waarbij u misschien Brugge als modelvoorbeeld kan nemen. In 2007 was er in Brugge een historische achterstand van 500 dossiers. Er was een strafrechtelijk onderzoek bij de Vlaamse overheid en Brugge was nog niet ontvoogd, waardoor alle dossiers een advies moesten krijgen van de hogere overheid. Op 1 mei 2010 is Brugge ontvoogd, met uw goedkeuring. Sindsdien bedraagt in de derde stad van Vlaanderen de gemiddelde doorlooptijd voor een bouwvergunning 66 dagen. Als men zich er dagelijks voor inzet, dan is er een en ander mogelijk. Sommige dingen zijn nog voor verbetering vatbaar en daarom roep ik vandaag uw hulp in.
Een tweede actiepunt gaat over de verkokering van de administratie waarmee we dagelijks worden geconfronteerd. Het is niet altijd gemakkelijk als men geen beslissende hand heeft. Iedereen wil ruimte en wil die ruimte invullen volgens zijn eigen belang. De groendienst zal op een bedrijventerrein mooie bomen willen. Het bedrijf zelf zal de oppervlakte maximaal willen benutten. De jeugddienst zal op een verkaveling een centrale zone willen waar er kan worden gespeeld. De brandweer zal 8 meter nodig hebben om de huizen te kunnen bereiken en verharding eisen. Er is altijd een conflict van belangen. Minister, het is misschien ook nuttig om aan de lokale overheden duidelijk te stellen dat niet één administratie een vetorecht kan hebben op de ontwikkeling van iets.
De heer Sabbe heeft al het voorbeeld van Erfgoed aangehaald. Het is misschien iets overdreven, maar het kan wel dienen als voorbeeld waarom sommige projecten niet doorgaan. Erfgoed heeft ook wel veel mogelijkheden, omdat er afwijkingen mogelijk zijn in de wetgeving. Artikel 10 in het besluit van de Vlaamse Regering van 2003 zegt dat er zelfs afwijkingen van bestemmingen mogelijk zijn als het gaat om een pand uit de lijst van het Bouwkundig Erfgoed of om een monument. Er zijn dus ook wel heel wat uitdagingen en kansen.
De baas van UNIZO noemde uw administratie, of beter de administratie van Onroerend Erfgoed, de taliban. Dat kleine voorbeeldje wordt in de kranten natuurlijk zeer groot vertaald. Vlaanderen heeft een minister van Onroerend Erfgoed, een minister van Ruimtelijke Ordening en zelfs nog een minister van Wonen. Dat wijst ook weer op die verkokering. Er zou eigenlijk een superminister moeten komen, zodat de verkokering stopt. Als er in Wonen één hefboom is, dan is het Ruimtelijke Ordening. Als er een minister met meer bevoegdheden zou zijn, dan zou het vooruitgaan. U zou dan bijvoorbeeld alles in handen hebben en u zou zich niet meer kunnen wegsteken. Er is niet alleen een verkokering in de administratie, maar misschien ook wel een verkokering in de politiek, voor wat de bevoegdheden betreft.
Als men ontvoogd is, zijn er geen bindende adviezen meer. Dit kan nog verder. Natuur en Bos heeft ook nog steeds een doorslaggevende factor.
Het vierde actiepunt betreft geïntegreerde en oplossingsgerichte adviezen. U zou die ook zeker in uw omzendbrief kunnen opnemen. Ik weet dat er nu al projectvergaderingen voor complexe projecten kunnen worden gevraagd. Maandelijks is er ook het driepartijenoverleg. Dat werkt zeer goed. Als je twijfelt aan de interpretatie van een bijzonder plan van aanleg (BPA) of aan wat kan en wat niet, is het goed om maandelijks, samen met de hogere overheid, een agenda te bepalen om de beroepen van die hogere overheid op de projecten te vermijden.
De digitale dienstverlening is een vierde actiepunt. We zijn er uiteraard voorstander van dat de vergunningsaanvragen elektronisch worden ingediend en afgehandeld. Wat ons betreft, mag het zelfs nog wat verder gaan. De vraag is echter wie dit allemaal zal betalen. Ik weet dat u ermee bezig bent om de digitale bouwaanvraag tegen 2012 operationeel te maken. Ook de stad Brugge zal daaraan meewerken. Toch heeft dit ook heel wat complicaties. Als je een project indient, moet de behandelende ambtenaar dat plan op een groot scherm kunnen bekijken. Dat vergt ook wel wat investeringen in materiaal en nieuwe technieken. We zouden ook moeten komen tot de centralisatie van een dossier, waarbij je per mail of via een centrale server alle diensten laat inloggen en zij daar automatisch het advies ingeven. Nu moeten de dossiers overal nog manueel worden gekopieerd, worden er adviezen gegeven en moeten die teruggebracht worden. Dat zal dus ook wel wat middelen vergen. Minister, u promoot dit terecht. Maar wie zal de kosten betalen? Zult u daar in de Vlaamse begroting middelen voor uittrekken? Zal de stad de kosten en deze reorganisatie moeten dragen? Of zal er een win-winsituatie zijn waarbij de ene bepaalde kosten draagt en de andere de overige kosten?
De integratie van de stedenbouwkundige vergunning en milieuvergunning in een eengemaakte vergunning is een vijfde actiepunt. Dat is de ideale wereld. Er zijn al heel wat steden en gemeenten die een uniek loket hebben geïnstalleerd. Toch zien we dat dit niet nog steeds niet zo bekend is bij de ondernemer en dat aanvragen voor de bouwvergunning en milieuvergunning nog steeds afzonderlijk worden ingediend.
De voorzitter : Mevrouw Van Volcem, mag ik u vragen wat bondiger te zijn? Als tweede vraagsteller hebt u zes minuten om uw vraag te stellen. Deze zes minuten zijn voorbij. U zit aan punt vijf van de vijftien actiepunten.
Mevrouw Mercedes Van Volcem : Het gaat over een heel actieplan. Ik kan het parlementair debat natuurlijk ook beperken. We zijn hier al met zeer weinig geïnteresseerden.
De voorzitter : We zijn soepel met de tijdsbestekken die vastliggen in het parlementair reglement. Als u echter op hetzelfde elan verder gaat, zult u er twintig minuten over doen. Ik denk dat er nog een aantal collegas willen aansluiten. We hebben allemaal het actieplan van UNIZO gelezen.
Mevrouw Mercedes Van Volcem : We kunnen natuurlijk ook allemaal thuisblijven en het actieplan lezen. Minister, u kunt uw antwoord dan misschien opsturen. Dat is ook goed voor mij, hoor.
De voorzitter : Daar gaat het niet om, mevrouw Van Volcem. Als voorzitter moet ik het reglement bewaken. We doen dat met een zekere souplesse, maar u moet daar natuurlijk niet in overdrijven.
Mevrouw Mercedes Van Volcem : Voorzitter, misschien is er toch ook nog wat werk aan de verkokering van het Vlaams Parlement.
Minister, ik ben benieuwd naar uw antwoord, ook op de punten zes tot en met vijftien van het actieplan. Als vraagsteller mag ik u straks nog van repliek dienen. Ik kijk alvast uit naar uw antwoord.
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Ik zal het zeker korter houden dan mevrouw Van Volcem. We hebben intussen een omstandige uitleg gekregen over ruimtelijke ordening en het beleid in Brugge op dat vlak. Uit de uiteenzetting blijkt alvast dat er nog wat lacunes zitten in het beleid van voormalig minister Van Mechelen, die u, minister, zou kunnen invullen.
Er zitten een aantal goede aanbevelingen in de studie van UNIZO. Een aantal zaken zijn ons uiteraard bekend en maken deel uit van de werkzaamheden van de commissie-Berx en commissie-Sauwens. Maar er staan ook een aantal echt nieuwe dingen in, zoals die stilzwijgende vergunning, de dwangsommen bij niet-naleving van beslissingstermijnen, de manieren van inperking van beroepsmogelijkheden die UNIZO voorstelt, enzovoort. Minister, vindt u dat we de komende tijd werk kunnen maken van die aanbevelingen?
Hoe dan ook, de studie van UNIZO is opnieuw een aansporing om snel werk te maken van het omzetten van de aanbevelingen van de commissie-Berx en de commissie-Sauwens in nieuwe regelgeving.
De voorzitter : De heer Ceyssens heeft het woord.
De heer Lode Ceyssens : Eerst en vooral wil ik mij volledig aansluiten bij mevrouw Van Volcem en de heer Sabbe. We zijn verleden jaar geëindigd met een zeer breed draagvlak over de gestelde problematiek. Vanuit dit parlement was de commissie-Sauwens alvast zeer verdienstelijk omdat we een kamerbreed draagvlak gevonden hebben en een hoop aanbevelingen hebben kunnen neerleggen die vandaag de basis zijn om een aantal zaken vooruit te doen gaan. Vooruitgaan is een collectieve verantwoordelijkheid. In eerste instantie is het de verantwoordelijkheid van de regering om een aantal maatregelen te nemen. Ik stel vast dat er al een aantal genomen zijn. Zo was er recent het initiatief van minister Schauvliege om de procedure van het openbaar onderzoek mee te integreren in de procedure van het ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP). Dat is samen met de bevoegde minister, minister Muyters, tot stand gekomen. Dat is alvast toe te juichen.
Het is ook een verantwoordelijkheid van onze ambtenaren. Ik verwijs naar de vraag om uitleg die ik destijds aan de minister gesteld heb, waarin ik stelde dat we er ons op moeten voorbereiden dat onze ambtenaren andere bevoegdheden kregen. We moeten ervoor zorgen dat onze ambtenaren en dan verwijs ik specifiek naar ruimtelijke ordening hun vrijgekomen tijd niet gebruiken om in beroep te gaan tegen allerlei genomen beslissingen. Uit het antwoord op een schriftelijke vraag leid ik af dat dat een aandachtspunt zal zijn.
Ik begrijp ook dat er ter zake initiatieven worden genomen. Dit is echter ook de verantwoordelijkheid van ons als parlementsleden. Bij nieuw wetgevend werk moeten we erover waken dat er voldoende aandacht wordt besteed aan de degelijkheid van dat wetgevend werk, zodat we niet opnieuw verzeilen in allerlei moeilijke procedures. We moeten er vooral voor zorgen dat ook wij niet verkokeren. We gaan hier een debat aan dat eigenlijk volledig is gevoerd in de commissie Versnelling. Daar hebben we een uitgebreide gedachtewisseling gehad over de uiteindelijke aanbevelingen van de commissie-Sauwens en de commissie-Berx, en over de vraag wat daar tot op heden mee is gebeurd. Ik heb vandaag enigszins de indruk dat we in de commissie Ruimtelijke Ordening opnieuw het debat voeren dat we in die commissie hebben gevoerd. Dat zou ook een bepaalde vorm van verkokering zijn. We moeten er ook over waken dat dat niet gebeurt.
De heer Bart Martens : Wat dat laatste betreft, wil ik eraan toevoegen dat we, in het kader van de werkzaamheden van de commissie-Sauwens, de regering zullen vragen een periodieke voortgangsrapportage in het leven te roepen. Ze zal dus moeten rapporteren over de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van die tientallen beleidsaanbevelingen die we hebben geformuleerd.
Het plan van UNIZO bevat veel maatregelen die we ook in de commissie-Sauwens hebben overgenomen. Ik ga ervan uit dat de regering daar met bekwame spoed werk van maakt. Dan gaat het over de permis unique, over de goede werking van de Raad voor Vergunningsbetwistingen, over het afschaffen van de bindende adviezen. Mijnheer Sabbe, ik denk dat dit óók de kmos ten goede zal komen. Die eengemaakte vergunning zal immers niet alleen voor maatschappelijk belangrijke investeringsprojecten worden ingevoerd. Het afschaffen van de bindende adviezen zal óók gelden voor vergunningsaanvragen van kmos.
Het debat over de goede werking van de Raad voor Vergunningsbetwistingen hebben we ook al gevoerd in de commissie Versnelling. Dat zal ook gunstig zijn voor heel het stedenbouwcontentieux dat zich aan het opbouwen is binnen die Raad voor Vergunningsbetwistingen. We hebben ter zake al oplossingsrichtingen aangegeven, zoals een eventuele inbedding van die raad in een algemene Vlaamse bestuursrechtbank en noem maar op. Ik ga er dus van uit dat de regering daar ook met bekwame spoed werk van maakt en dat ze daar ook verslag van zal uitbrengen bij de voortgangsrapportages, die we inderdaad om de zoveel maanden op de agenda van de commissie Versnelling zullen kunnen zetten, zodat het parlement die voortgang kan bewaken.
Een aantal door UNIZO voorgestelde maatregelen hebben we niet overgenomen, zoals de stilzwijgende vergunning en het inperken van beroepsmogelijkheden. Ik vrees ook en misschien zal ook de minister dat antwoorden dat we daarmee buiten de lijntjes kleuren. We hebben destijds ons Milieuvergunningendecreet moeten aanpassen als gevolg van een aantal arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waaruit bleek dat het stilzwijgend vergunnen inging tegen de MER-richtlijn, de IPPC-richtlijn (Integrated Pollution Prevention and Control) en de regels van intern recht op het vlak van de motiveringsplicht en dergelijke. We werken immers binnen een Europese en internationale context, die ons bepaalde beperkingen oplegt.
Hetzelfde geldt voor het inperken van beroepsmogelijkheden. Er is het Verdrag van Aarhus, dat de inspraak in milieubeleidsaangelegenheden en de toegang tot de rechter moet garanderen. Daar kunnen we al evenmin buiten. Daarom kunnen een aantal UNIZO-suggesties moeilijk worden omgezet. Dan plaatsen we ons immers buiten het Europees recht, met alle juridische gevolgen van dien. Ik ga er echter van uit dat de minister daar in zijn antwoord ook nog op zal terugkomen.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Het is altijd fijn als er nog wat uiteenzettingen zijn nadat de vragen werden gesteld. Dan hoef ik eigenlijk niet meer te antwoorden. Toch wil ik hier en daar nog iets toevoegen aan wat sommigen hebben gesteld. Ik kan alleszins wat korter zijn.
Toen ik minister van Ruimtelijke Ordening ben geworden, is mijn bekommernis natuurlijk uitgegaan naar heel dat vergunningenaspect dat hier werd belicht. Ik raad u aan de beleidsnota die ik nauwelijks enkele maanden na mijn aantreden heb geschreven, nogmaals te bekijken. U zult die bekommernissen daar volledig in terugvinden. Die punten zijn volledig terug te vinden bij de commissie-Sauwens en de commissie-Berx, maar heel wat van die punten stonden ook al in mijn beleidsnota.
Natuurlijk houd ik rekening met wat er op het terrein gebeurt. De nota van UNIZO hebben ik en mijn medewerkers grondig met UNIZO zelf besproken, met de heer Van Eetvelt en zijn medewerkers. Ik hoef wat dat betreft niet te wachten op het rapport van de secretaris-generaal. Dat is punt per punt met UNIZO doorgenomen. We hebben onze opmerkingen op elk punt aan de heer Van Eetvelt overgemaakt. We hebben ook gezegd waarmee we wel en niet bezig zijn. Ik vind dat immers relevant voor het beleid en de werking van de administratie waarvoor ik verantwoordelijk ben, en ik wil daar ten gronde rekening mee houden. U kent mijn verleden. U weet dat ik diezelfde bekommernissen mee in overweging heb genomen toen ik minister ben geworden.
Zowel de heer Martens als de heer Ceyssens heeft er al op gewezen: we hebben onze visienota met betrekking tot het versnellen van investeringsprojecten. In die nota gaan we ten volle in op de voorstellen van de commissie-Berx en de commissie-Sauwens. Met de nota hebben we zonder twijfel de bakens uitgezet voor die versnelling en die kwaliteitsverbetering van de processen voor investeringsprojecten. Mijnheer Sabbe, ik wijs u erop dat het in die visienota niet alleen gaat over publieke projecten, maar net zo goed over alle privéprojecten. Ik heb daar altijd zeer uitdrukkelijk op gewezen. Ik wil geen onderscheid maken. Het zou vreemd zijn, mochten wij als overheid oordelen dat onze projecten niet moeten voldoen aan een aantal regels, maar die regels wel opleggen als de privésector iets doet. Het gaat ook niet alleen over zowel publieke als private projecten, maar ook over het aanpakken van de zaken op alle bestuurlijke niveaus.
Mevrouw Van Volcem, ik zal niet punt per punt ingaan op uw vijftien punten, maar u zult zien dat ik de facto zal antwoorden op zo goed als alle punten. Het eerste deel van de visienota betreft de algemene verbetering met betrekking tot de versnelling van de vergunningenprocedure, met een integratie en vereenvoudiging als eerste grote punt. We proberen om daarin de bestaande procedures samen te doorlopen. Zo krijg je geen tegenstrijdigheden. De procedures komen samen, en we vereenvoudigen ze. We stimuleren ook de samenwerking. De verschillende ambtenaren en de overheid werken oplossingsgericht samen met de initiatiefnemers. We kennen die filosofie al van de projectvergadering. Daarin breng je in een heel vroeg stadium de mensen samen, zowel de initiatiefnemers als diegenen die de adviezen en vergunningen moeten verlenen. Daardoor creëer je een draagvlak en kun je vanaf het begin, zelfs voor er kosten worden gemaakt, oplossingsgericht werken.
We hebben die filosofie doorgetrokken in ons tweede luik, de grondige hervorming. Daar pakken we de investeringsprojecten aan waarvoor ook een bestemmingswijziging moet worden gerealiseerd. We werken er met een drietrapsraket, met slechts drie beslissingsmomenten. De startbeslissing komt er pas nadat er een grondig overleg met iedereen is geweest en maakt dat de kosten, zelfs voor de projectnemer, sterk kunnen verminderen. Ik geef een voorbeeld. Stel je voor dat je op een stuk grond een hotel met driehonderd kamers wilt zetten. In de oude filosofie maak je een plan, ga je naar een architect, zeg je dat het zo lang, zo breed en zo hoog moet zijn, dat de kamers zus en zo moeten zijn en waar precies je het hotel op je grond wilt zetten, bijvoorbeeld met een stuk grasveld erachter. In de toekomst ga je overleggen met de mensen en ga je waarschijnlijk een aantal tegenstanden, die je anders pas achteraf zou krijgen, kunnen voorkomen, bijvoorbeeld door het gebouw iets lager of iets minder breed of wat langer te maken of door het wat meer aan de zuidkant of wat meer aan de noordkant neer te zetten. Dat proces van overleg eindigt met een startbeslissing. Dat wordt verder uitgewerkt naar een voorkeursbesluit. Ten slotte komt er een projectbesluit. Daarin worden alle beslissingen samengevoegd: zowel de definitieve vastlegging van het bestemmingsplan als alle vergunningen en machtigingen. Dat is de filosofie van de visienota.
Wij zijn de visienota op twee manieren aan het uitwerken. We hebben ten eerste al een aantal quick wins uitgevoerd en uitgewerkt. Deze week vrijdag staan er voor de Vlaamse Regering nog een aantal op de agenda, maar laat mij toe af te wachten tot ze zijn goedgekeurd alvorens ik ze naar buiten breng. Als het een beetje meezit, kan ik vrijdag een nieuwe trein met een aantal versnellingen naar voren brengen. Ten tweede willen we met die drietrapsraket, waarvoor we fundamentele wijzigingen nodig hebben, in de zomer met een duidelijk een uiteraard juridisch sterk onderbouwd voorstel komen, zodat we daar de volgende stap kunnen zetten.
Mevrouw Van Volcem, wat mij betreft, zijn zo goed als alle door UNIZO aangehaalde punten acties die wij zelf op min of meer gelijkwaardige wijze in de visienota hebben. De voorzitter zei het al, ze zijn ook terug te vinden in de commissies-Berx en -Sauwens. We zijn ze volop aan het verwezenlijken. Er zijn een paar uitzonderingen, die de voorzitter al heeft aangegeven, maar de meeste actiepunten van UNIZO zijn haalbaar. Ik geef enkele voorbeelden, zonder daarom in extenso alle vijftien punten te behandelen.
Het systematisch voorbijgaan aan de adviesvereiste als de termijn is overschreden, moet ik zelfs niet meer realiseren. Dit is op 1 september 2009 in werking getreden, bij de realisatie van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Als je niet binnen de dertig dagen je advies krijgt, mag je daaraan voorbijgaan. Dit is dus al gerealiseerd, door mijn voorganger Dirk Van Mechelen.
Ik denk dat u hebt begrepen dat zowel met de projectvergadering, waar we in een vroege fase alle betrokken administraties of alle afdelingen van een departement bijeenbrengen, als met de visienota de filosofie van het doorbreken van de verkokering wordt gerealiseerd: iedereen komt samen aan tafel en zo zijn er, mijnheer Sabbe, geen tegenstrijdigheden waarbij de ene zegt dat het moet en dat de andere zegt dat het niet mag. Men doet alsof er zeer veel bindende adviezen zijn. Er zijn op dit ogenblik, als ik het goed heb, drie bindende adviezen: het advies met betrekking tot het onroerend erfgoed, dat de machtiging integreert in de stedenbouwkundige vergunning; het advies van de wegbeheerder, dat tijdelijk bindend is tot 2013; en het advies van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar, maar dat is enkel voor grotere projecten in niet-ontvoogde gemeenten. Ook de afschaffing van deze bindende adviezen bij de stedenbouwkundige vergunningen onderzoeken we. We zullen met politiek overleg in de regering bekijken wat daaraan kan veranderen.
U hebt zelf aangehaald dat het experiment met de digitale bouwaanvraag loopt met de stad Antwerpen op een fundamenteel niveau. U zegt zelf dat er een aantal problemen zijn. We kunnen zon digitale bouwaanvraag niet zomaar invoeren. Dit vraagt heel wat onderzoek. U vroeg wie het zal betalen. Ik heb gehoord hoeveel de stad Antwerpen zou kunnen besparen met een digitale bouwaanvraag. Ik zou het leuk vinden daar een deel van te krijgen, maar ik ga ervan uit dat dit niet zal lukken. U begrijpt dat dit een enorme winst betekent voor iedereen. Het is een win voor de indiener, zowel administratief als wat de kosten betreft. Ik heb begrepen dat een digitale bouwaanvraag de kostprijs van het indienen van een aanvraag zou halveren. Het is ook een enorme win voor de behandelaar. De stad Antwerpen had daar een raming van gemaakt. Ik heb het niet bij, omdat ik niet wist dat u die vraag ging stellen. Ik ben wel echt geschrokken van de grootte van dat bedrag.
U weet dat ik voor de werking van de Raad voor Vergunningsbetwistingen een actieplan heb, met bijkomende middelen en zelfs een oproep voor een extra rechter. Ik ben volledig op de hoogte van de moeilijkheden. In de mate dat wij dat kunnen uiteindelijk is het een rechtscollege met autonomie proberen we in te grijpen om een versnelling te krijgen in de uitspraken. Er is een verkeerde verwachting gecreëerd door te stellen dat daar uitspraken kunnen komen in twee of drie maanden. Alleen al door de procedures in de codex, zoals de mogelijkheid om te reageren en de wachttijd voor het indienen van stukken, komt een normale uitspraak er na zeven tot twaalf maanden. Ooit heeft iemand gezegd dat er na twee of drie maanden een uitspraak zou volgen. Dat kan niet. Dat is niet haalbaar. Er is wel duidelijk een probleem, anders had ik geen actieplan gevraagd. Ik wil samen met minister Schauvliege kijken naar een samenwerking. Minister Bourgeois heeft een gemeenschappelijk rechtscollege gecreëerd. We zetten onze stappen.
In verband met de stilzwijgende vergunning of de lex silencio positivo, hebt u gelijk, voorzitter. Ik herinner me uit mijn vorige job de discussie over de stilzwijgende milieuvergunning. Dat betekende dat je aan de algemene en de sectorale voorwaarden van VLAREM moest voldoen, maar dat je geen specifieke voorwaarden kreeg opgelegd. Dat kon niet volgens de Europese richtlijnen. Je kunt die stilzwijgende vergunning dus niet realiseren.
Mijnheer Sabbe, ik zie aan uw gelaatsuitdrukking, ook al hebt u nog niets gezegd, wat u wilt vragen. Daarnaast hebben ook de Raad van State en het Grondwettelijk Hof problemen met een stilzwijgende vergunning.
U vraagt zich misschien af wat er in Nederland gebeurt. Daar bestaat er enkel een stilzwijgende vergunning voor zeer eenvoudige zaken. Voor die zaken hebben wij soms een meldingsplicht. Je meldt aan de gemeente dat je iets gaat doen en hoeft niet te wachten op de goedkeuring. Na twintig dagen mag je beginnen. Dan heb je de facto een stilzwijgende vergunning. Voor andere gevallen hebben we vrijstellingen verleend. De stilzwijgende vergunning in Nederland is dus een alternatief voor wat wij doen met een vergunningsvrijstelling of een melding. Daarom kan dat daar wel. Het gaat niet over grote projecten.
Het Grondwettelijk Hof zegt bijvoorbeeld dat de rechten van derden worden geschaad indien er een stilzwijgende vergunning zou zijn, want naar aanleiding van een vergunning kun je in beroep gaan. Er zijn heel wat bezwaren van Europa, het Grondwettelijk Hof en de Raad van State.
Er is nog een andere zaak waar we niet mee akkoord gaan: de dwangsom bij het overschrijden. Daarop heeft minister-president Peeters al geantwoord. Ik sta uiteraard achter zijn antwoord. De discussie daarover is ook gevoerd in de commissie-Sauwens en de commissie-Berx. We hebben dat niet gedaan, ook omdat we niet overtuigd zijn dat dwangsommen tot iets positiefs zouden leiden. Die dwangsom kan evengoed een negatieve beslissing bevorderen, om toch maar een beslissing te hebben. Dan bereiken we waarschijnlijk het omgekeerde van wat degenen die pleiten voor een dwangsom wensten.
Voorzitter, ik zou bij elk van de vijftien punten een antwoord kunnen geven. We gaan met de Vlaamse Regering naar een uitvoering van die punten, die overigens meestal al genoemd zijn door de commissie-Sauwens en de commissie-Berx.
De heer Ivan Sabbe : Bedankt voor uw antwoord, minister. Ik geloof in de goedheid van uw intenties en dat u de overtuiging hebt dat er iets moet gebeuren op dat vlak.
We moeten beleidsnotas opmaken. Dat is een zeer goede zaak. Daarna moeten we commissies zoals de commissie-Sauwens en de commissie-Berx organiseren, met conclusies. Daarop wordt een visienota geënt. Dat vind ik allemaal zeer goed. Maar het moet concreet merkbaar worden on the field, bij de mensen, voor ondernemingen en voor particulieren bij het bouwen van een huis. Dat is een probleem in Vlaanderen. Op dat vlak moeten we sneller gaan. Na een visienota moet er snel worden gehandeld.
De focus van de commissie-Sauwens en de commissie-Berx ligt op maatschappelijk belangrijke projecten. Voor de gewone burger en de gewone kmo staan er zaken in uw visienota, maar ik zou dat toch graag wat meer gebald zien. Als het van mij afhangt, komen er concrete maatregelen voor de meer modale actoren in onze samenleving, eerder dan voor de maatschappelijk belangrijke projecten.
Ik geef enkele voorbeelden. Waarom krijgt bij een ontvoogde stad of gemeente de gemachtigde ambtenaar nog een beroepsmogelijkheid? Ik geef een praktijkvoorbeeld, want daar houd ik van. In Kuurne, grensgemeente van mijn stad, wordt er een vergunning afgeleverd voor twee projecten, een houtbewerkend en een metaalbewerkend bedrijf, in een industriezone die is ingekleurd als vervuilende activiteit. Metaal- en houtbewerking zijn nu niet de meest vervuilende activiteiten, maar toch ook niet de properste. Wat gebeurt er? De gemeente geeft de vergunning af, maar de gemachtigde ambtenaar gaat in beroep omdat hij vindt dat het niet vervuilend genoeg is. Hoe gek kun je het bedenken? Laat ons ermee stoppen dat in ontvoogde gemeenten de gemachtigde ambtenaar op die manier in beroep gaat.
Ik heb spijtig genoeg ook wat ervaring met de Raad voor Vergunningsbetwistingen. U zegt dat daar ook concrete acties ondernomen worden. Het kan daar mijns inziens niet snel genoeg gaan. U stelt twaalf maanden voorop. Ik denk dat iedereen blij zou zijn mocht het effectief binnen de twaalf maanden gebeuren. Ik heb kennis van een zaak die in oktober alle stukken had binnengebracht en alle partijen had gehoord. We zijn intussen mei, en er is nog altijd geen uitspraak. Dat leidt tot een verlamming van de projecten en tot rechtsonzekerheid. Daar moet zeer dringend aan gewerkt worden.
U verwijst naar het Nederlandse voorbeeld. In mijn amendement had ik op uw opmerking geanticipeerd. Mijn voorstel was namelijk dat, wanneer de termijn verstreken is, de gemeente of stad verplicht is om de vergunning uit te schrijven en aldus een datum te stellen. Dat is niet stilzwijgend in volledige zin. De vergunningsaanvrager kan zo wel bij gewoon schrijven melden dat de termijn voorbij is en vragen om de vergunning af te leveren. Volgens mijn voorstel zou de gemeente dan verplicht zijn om de vergunning administratief te acteren. Dat zou dan ook bindend zijn. Dat is gecheckt door rechtsdeskundigen. Men zou dan ook die datum stellen. Dat was net uw belangrijkste opmerking tegen de manier van werken in Nederland.
Ik verwijs hier bijvoorbeeld naar vergunningen voor verkavelingen die al zijn afgeleverd, waar er heel specifieke gabarietvoorschriften en dergelijke meer zijn. Daar is mijns inziens een vereenvoudiging mogelijk. Wat is immers nog de zin van een bouwaanvraag te moeten indienen en bonne et due forme als alle elementen al gekend zijn? Dat lijkt mij niet nodig.
Er zijn in dat kader al een paar positieve zaken gedaan. De lijst van meldingsplichtige werken zouden we nog kunnen uitbreiden. U spreekt ook over een voorstel in drie stappen, waarbij alle administraties worden opgeroepen om met elkaar in overleg te gaan. U zou dat kunnen vergemakkelijken door een permis unique. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Die zal er inderdaad zijn in een derde fase, maar ik wil u vragen om rekening te houden met de suggestie om ervoor te zorgen dat de aanvrager maar één aanvraag moet indienen.
De heer Bart Martens : Dat is ook de bedoeling, mijnheer Sabbe. Dat is wat in de derde trap van die drietrapsraket zit. Vandaag geldt dat al voor de klasse 2-inrichtingen op het vlak van milieu. Daar is er voor de stedenbouwaanvraag en de milieuaanvraag één loket, één openbaar onderzoek, één besluit.
De heer Ivan Sabbe : Vlaanderen kennende wacht ik met argusogen het moment af dat dit in de praktijk wordt omgezet. Ik wil eerst kunnen vaststellen dat de betrokkene effectief maar één aanvraag moet indienen en dat al de rest achter de muren van het loket gebeurt, en niet meer door de aanvrager moet gebeuren. Ik laat mij graag in positieve zin verrassen, maar spijtig genoeg is mij dat de voorbije twee jaar nog niet veel overkomen.
Het laatste punt dat ik wil aanhalen, is de convergentie tussen wat wij in Vlaanderen beslissen in wetgevend karakter en wat de gemeenten er dan mee doen. Ik verwijs specifiek naar de regelgeving inzake het clicheringsbesluit rond alternatieve energie. De Vlaamse overheid zegt hoe ze het wil, maar achteraf wordt de gemeente in haar interpretatie stringenter gehouden aan de interpretatie die algemeen gegeven wordt van het clicheringsbesluit inzake alternatieve energie.
Minister, ik hoop dat wij op heel korte termijn concrete resultaten mogen verwachten.
De voorzitter : Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Mevrouw Mercedes Van Volcem : Minister, uw antwoord voldoet enigszins. Ik weet dat u een goede partner bent in het aanpakken van het versnellen van een en ander, maar ik wil u toch nog enkele suggesties meegeven.
Het actieplan voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen is een goede zaak, maar eerlijkheidshalve moet men ook zeggen dat men 350 dossiers verwachtte en dat het er nu 900 zijn. Op één na zitten ze op schema voor 350. Er moet dus vooral extra personeel worden ingezet.
Een ander punt is het beroep van de eigen administraties in ontvoogde gemeenten. Daar moet echt werk van worden gemaakt. Er moet meer evenwicht komen tussen politiek en administratie. Het kan niet zijn dat een ontvoogde gemeente toch nog bevoogd wordt door één ambtenaar van de administratie, die tegen een heel project een beroep indient bij de bestendige deputatie, die dan uiteindelijk opnieuw een politiek orgaan is. Als de burgemeester van dezelfde kleur is als de voorzitter van de deputatie, en de administratie gaat in beroep bij de bestendige deputatie, weet u ook dat de bestendige deputatie meestal de stad of gemeente opnieuw gelijk zal geven. Dat leidt dus alleen maar tot zeven maanden rechtsonzekerheid en tot vertraging van projecten.
Het beroep van de administratie bij een hogere overheid kan mijns inziens totaal niet. Het moet stoppen dat de ene overheid een wantrouwen heeft ten aanzien van de andere overheid. Het kan niet dat een hogere overheid stelt dat de burgemeesters en schepenen de wetten niet zullen respecteren of hun boekje te buiten zullen gaan. Dat bewijst dat er een wantrouwen zou zijn ten aanzien van lokale overheden, wat niet kan als je het vertrouwen hebt gekregen van ontvoogd te zijn. Dat vertrouwen moet hersteld worden. Als je ontvoogd bent, moet men je ding laten doen.
Een ontvoogde gemeente heeft bovendien een gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar (GSA), die een juridisch advies geeft of het kan of niet kan. Het college kan slechts op gemotiveerde wijze afwijken. Indien de wet toch overschreden zou zijn, kan het ook nog altijd dat een bezwaarschrijver naar de Raad voor Vergunningsbetwistingen gaat. Als u dan toch een legaliteitstoets wilt bewaren voor de Vlaamse overheid, bijvoorbeeld voor als men in het slechtste geval ziet dat een college flagrant een wet overtreedt, zou u ook aan de administratie een marginaal toetsingsrecht kunnen geven bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, die dan bijvoorbeeld binnen een termijn van zes weken moet worden behandeld.
Minister, er is dus nog heel wat werk aan de winkel, dat alleen u kunt doen. De vergunningen worden grotendeels afgeleverd door steden en gemeenten. Alleen de Vlaamse administratie geeft vergunningen in een beperkt aantal dossiers. Ik vraag nadrukkelijk dat u die lokale overheden vertrouwt en dat u uw handelingen daar ook naar stelt.
Wat de stilzwijgende vergunning betreft, gaat het vooral over de milieuvergunning. Voor de stedenbouwkundige vergunning is er eigenlijk een ander probleem. Ik weet zelf ook niet hoe ik dat moet oplossen. Daarom vraag ik u of u er misschien iets kunt aan doen. In Vlaanderen is er een traditie van bijzondere plannen van aanleg (BPAs) en verkavelingen. In de hiërarchie van decreten primeren de BPAs en verkavelingen nog altijd op wat u beslist. Voor lokale overheden is het onmogelijk om 90 BPAs te herzien omdat er telkens een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) moet worden opgemaakt. De termijn voor een RUP bedraagt 1,5 jaar en een RUP kost gauw 30.000 tot 40.000 euro.
Ik ben er zelf eerder voorstander van dat men geen vergunning moet aanvragen, want een stilzwijgende vergunning veronderstelt toch nog een document, wat weer voor administratieve overlast zorgt. Ik ben dus eerder voor de vrijstelling van de melding, maar de vraag is hoe we dat kunnen doen als het BPA en de verkaveling afwijken.
De voorzitter : De heer Ceyssens heeft het woord.
De heer Lode Ceyssens : Voorzitter, de commissie-Sauwens heet inderdaad de Commissie Versnelling Maatschappelijk Belangrijke Investeringsprojecten. We hebben er van in het begin voor gepleit dat die commissie voer moest zijn om alle procedures te vereenvoudigen. We hebben dat document, laat het ons vooral koesteren en in actie schieten en geen nieuwe documenten maken.
Minister, ik heb u destijds een vraag gesteld over beroepsmogelijkheden voor de ambtenaren. U hebt toen heel duidelijk gezegd dat er een transitie komt en dat er andere doelstellingen komen, maar toch stel ik vast uit de cijfers van een antwoord op een schriftelijke vraag van de heer Van den Heuvel dat er een aantal ambtenaren zijn die niet aan de verleiding kunnen weerstaan en dat het verschil per provincie groot is. We kunnen er maar één duidelijke conclusie uit trekken: beperk de beroepsmogelijkheden. Er zal nog een bepaalde vorm van toezicht moeten zijn, maar er moet ingegrepen worden.
We moeten erin slagen om de Raad voor Vergunningsbetwistingen beter te laten werken. Ik denk dat er al een aantal stappen vooruit worden gezet, maar we kunnen een aantal zaken nog vlotter laten lopen. Het is niet meer van deze tijd dat er in de namiddag een aantal zaken worden behandeld waar juristen, architecten, verweerders en aanvragers zitten te luisteren naar een behandeling van een dossier dat hen niet aanbelangt. Het moet perfect kunnen om die mensen op een bepaald uur te laten binnenkomen. Het is een praktische suggestie. Ik kijk vooral uit naar de toezegging van minister Bourgeois om te komen tot één Vlaams rechtscollege. Ik heb begrepen dat er intussen een werkgroep is opgericht.
Collegas, u spreekt over stilzwijgende vergunning, meldingsplicht of vrijstelling. Ik zou toch nog een opmerking willen maken. Een hele tijd geleden, toen de vrijstelling en de melding net was ingevoerd, zijn er een aantal vragen om uitleg gesteld over de meldingsplicht. Ik herinner me dat de commissiezaal vol zat met mensen die hierover kritische vragen stelden en zelfs hardop vroegen om de meldingsplicht opnieuw af te schaffen. Ik herinner me dat de CD&V-fractie toen ongeveer als enige de meldingsplicht met vuur verdedigd heeft. Ik zou aan de collegas die vandaag deze procedures in vraag stellen, willen vragen om op zulke momenten deze procedures ook mee te verdedigen.
De heer Bart Martens : Minister, ik heb nog twee opmerkingen. Wat het inperken van beroepsmogelijkheden van administraties of adviserende overheidsdiensten betreft, denk ik dat er nog een tussenweg is waarbij men de ambtenaar-generaal laat beslissen of een beroep legitiem is of niet. Hij kan vanuit een helikopterview een belangenafweging doen en optreden tegen al te lichtzinnige beroepen. Dit debat moeten we eens ten gronde voeren, want het kan niet in de marge van deze vraag.
U zegt dat er nog maar vier bindende adviezen zijn. Ik denk dat u er een over het hoofd hebt gezien. In het Bosdecreet is in een bindend advies van de administratie voorzien voor de bebossing van landbouwgebieden. Het is een vergunning die door de gemeente moet worden afgeleverd op basis van godbetert het veldwetboek. Ik denk dat het een bindend advies is dat we zo snel mogelijk zouden moeten kunnen schrappen.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Ik ga niet op alles ingaan, want ik heb een déjà-vugevoel voor een aantal punten. We zijn de commissies-Berx en -Sauwens aan het overdoen. Ik heb in mijn antwoord duidelijk aangegeven in welke richting we gaan. Er worden hier suggesties gedaan alsof ze voor de eerste keer worden gegeven. De heer Sabbe zegt dat hij graag bereid is om zich te laten verrassen. Dat telt ook voor mij. Uw suggesties hebben mij echt wel niet verrast.
Het ging hier over de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Ik heb meer personeel aangeworven. Ik heb in extra geld voorzien. Ik heb het niveau dat de heer Van Mechelen had ingesteld, verlaagd, omdat er op dat niveau niemand kon worden aangeworven. Ik krijg een maandelijkse beschrijving van de situatie. Ik heb de beslissing genomen om een oproep voor een extra rechter te doen. Ik zet dus al die stappen. Laat het ons maand per maand bekijken en zorgen dat er een oplossing komt.
Mijnheer Ceyssens, ik ga me niet mengen met de praktische werking van de raad. Als het management van de raad het niet zelf kan, dan hoort dat management daar niet thuis. Als minister moet je weten wie je welke verantwoordelijkheid geeft. Zij hebben die verantwoordelijkheid. Het resultaat moet er zijn. De manier waarop moeten zij bepalen. Anders kan ik er beter gaan zitten en dan kan ik dat ook het best doen bij de VDAB, bij SYNTRA en bij alle dingen waarvoor ik bevoegd ben, maar dat kan niet. Ik kan alle praktische suggesties doorgeven, maar zij beslissen hoe ze zich organiseren. Dat is mijn filosofie over management.
Als ik vorige week niet naar Canada had gemoeten, dan hadden we het beroep door ambtenaren al besproken in de Vlaamse Regering. Ik verwacht nu vrijdag een beslissing te kunnen nemen. Welke beslissing dat zal zijn, dat laat ik eerst aan de Vlaamse Regering over omdat het een ministerieel besluit is.
U kunt in het hoofdstuk Ruimtelijke Ordening in het witboek Interne Staatshervorming lezen dat we de subsidiariteit voor de gemeenten voor Ruimtelijke Ordening maximaal bevorderen. Ik kan u ook zeggen dat ik tijdens de twee jaar dat ik minister ben, een aantal gemeenten heb gezien die fantastisch goed weten hoe een paraplu werkt. Ze nemen over moeilijke beslissingen geen tijdige beslissing om zo bij de bestendige deputatie terecht te komen. U zegt dat dat niet meer bestaat. Jawel, dat bestaat dus wel. Er zijn gemeenten die duidelijk hun verantwoordelijkheid ontlopen in de hoop dat het hogere niveau het wel zal doen.
Ik denk dat elke gemeente een BPA kan wijzigen en in zijn volledigheid kan schrappen. Maar als ik voor de melding zou zeggen dat dit overruled wordt in een verkaveling, dan ga je wel voorbij aan de filosofie van de melding. Want de melding zegt dat als je voldoet aan een aantal voorwaarden die ook een gemeente mee kan bepalen, je dan alleen maar moet melden of vrijgesteld bent. Dat is toch wel een andere filosofie en ik denk dat we de subsidiariteit maximaal toepassen.
De voorzitter : De heer Sabbe heeft het woord.
De heer Ivan Sabbe : Een resultaat wordt gemeten aan de eindstreep. Minister, ik zal geen rekening houden met uw smalende opmerkingen. Ik zal u beoordelen op de resultaten die u realiseert. Ik heb de voorbije twee jaar nog geen resultaten gezien. We kunnen hier veel commissies samenroepen en palaveren. Ik hoop dat het gepalaver zich zal omzetten in concrete acties. Ik zal de eerste zijn om het toe te juichen als de concrete actie voelbaar on the field gerealiseerd is.
Ik doe een oproep aan de 50 schepenen en burgemeesters van de 124 parlementsleden in dit parlement om eerst goed na te denken waarover ze gaan stemmen vooraleer ze op de groene knop drukken. Misschien moeten ze dan afwijken van het typische stemgedrag van meerderheid tegen oppositie. Ze moeten zich afvragen of ze met hun stemgedrag niet bijdragen tot de verkokering zoals hier zo mooi wordt verwoord , de verrommeling en het verhogen van de administratieve drempels voor ondernemend Vlaanderen. Want dat is een verantwoordelijkheid die 50 van de 124 parlementsleden zeker hebben. U deelt in de kosten als dit beleid moet worden geïmplementeerd op gemeentelijk niveau. Daarom moet u faciliteren in de positieve zin en niet meewerken aan bijkomende regelgeving. Ik heb dit al ondervonden bij verschillende zaken, zoals de winkelnota, de private arbeidsbemiddeling en de laatste aanpassingen aan het decreet. Ik hoop dat we hier in het vervolg wat meer concrete vereenvoudiging en facilitering zullen zien voor de vergunningprocedures.
De voorzitter : Het incident is gesloten.