Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme
Vergadering van 26/04/2011
Vraag om uitleg van de heer Lode Ceyssens tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de oprichting van een eengemaakt Vlaams bestuursrechtscollege
- 1840 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Ceyssens heeft het woord.
De heer Lode Ceyssens : Voorzitter, ik wil verwijzen naar twee commissies die vorig jaar zijn opgericht, namelijk de expertencommissie onder voorzitterschap van mevrouw Berx en de parlementaire commissie onder voorzitterschap van de heer Sauwens die, respectievelijk in opdracht van de Vlaamse Regering en van het Vlaams Parlement, hebben onderzocht hoe een aantal maatschappelijk belangrijke investeringen in Vlaanderen sneller kunnen verlopen.
Ik herinner me dat tijdens een van de eerste vergaderingen een Nederlandse spreker heeft opgemerkt dat Nederland net hetzelfde heeft meegemaakt. Op een bepaald ogenblik zat Nederland op slot. Dit was tekenend voor het onderwerp dat deze commissies hebben behandeld.
Ik wil het in het bijzonder hebben over één aanbeveling van de commissie-Berx: de oprichting van een Vlaamse eengemaakte administratieve rechtbank om de wildgroei aan verschillende Vlaamse administratieve rechtscolleges te stuiten. De Raad van State en het Grondwettelijk Hof schreven reeds verschillende keren dat Vlaanderen bevoegd is om voor de eigen bevoegdheden specifieke administratieve rechtscolleges op te richten. Vlaanderen, en ook andere deelstaten, maakten daar inmiddels ook gebruik van.
Het kan echter niet de bedoeling zijn dat iedereen zomaar eigen sectorale rechtscolleges gaat oprichten, met eigen procedurereglementen, eigen personeelsstatuten enzovoort. Daar komt dan nog eens bij dat de werklast in die rechtscolleges op zijn zachtst gezegd niet altijd evenwichtig is verdeeld. Het zoeken naar synergieën of zelfs een fusie is dan ook niet onlogisch. Iedereen denkt dan in de eerste plaats aan de twee bestaande grote colleges, de Raad voor Vergunningsbetwistingen en het Milieuhandhavingscollege, maar naast deze twee grote zijn er nog een aantal andere administratieve rechtscolleges en beroepsorganen die men eventueel als administratieve rechtbank zou kunnen beschouwen.
Op 4 april 2011 vergaderde de commissie-Sauwens nog eens, over de grote achterstand bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Een van de vragen daar betrof de eventuele vrijwillige samenwerking tussen het Milieuhandhavingscollege en de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Bleek dat daar nog niet veel van in huis is gekomen, met uitzondering van het onthaal. Tijdens de vergadering hoorden we wel dat u werkt aan de fusie van deze rechtscolleges, om zo tot de oprichting te komen van één Vlaams bestuursrechtscollege.
Minister, daarmee is onze nieuwsgierigheid uiteraard zeer grondig geprikkeld. Ik wil u daarover dan ook enkele vragen stellen. Welk traject bewandelt u om dit rechtscollege op te richten? Hoever staat het daarmee? Wat zijn de knelpunten? Zijn er administratieve rechtscolleges die u niet wenst te integreren in deze eenheidsrechtbank? In concreto, gaat u voor een totaalaanpak of voor een stapsgewijze aanpak?
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Voorzitter, collega's, u refereert terecht aan de aanbevelingen van de twee commissies die de Vlaamse overheid inspireerden om te werken aan een efficiëntere organisatie van de overheid en haar werking. De commissie-Berx deed een aanbeveling over een bestuursrechtscollege. De aanbevelingen van die commissie dateren van 25 februari 2010. Op 1 maart 2010 gaf ik aan het Departement Bestuurszaken de opdracht om de verschillende opties met betrekking tot deze aanbevelingen te onderzoeken. Uit dit onderzoek blijkt dat de oprichting van een bijzonder Vlaams bestuursrechtscollege de enige mogelijkheid is die tegemoetkomt aan de wens om een wettelijke, doelmatige, kostefficiënte en effectieve regeling van de geschillen tussen de rechtszoekende en de Vlaamse overheid te realiseren.
Op 14 juni 2010 gaf ik de opdracht om een principenota aan de Vlaamse Regering voor te bereiden. Daarin ligt de nadruk op de doelmatigheids- en efficiëntiewinsten, dankzij de integratie van de bestaande administratieve rechtscolleges in één Vlaams bestuursrechtscollege. De scope van dat Vlaams bestuursrechtscollege wordt vastgelegd: de Raad voor Vergunningsbetwistingen, het Milieuhandhavingscollege, de Raad voor Betwistingen inzake Studievoortgangsbeslissingen, de (provinciale) raden voor Verkiezingsbetwistingen en de tot een administratief rechtscollege omgevormde Beroepscommissie voor Tuchtzaken voor de lokale besturen.
Ik geef u een overzicht van de verschillende stappen die reeds werden gezet. Met het oog op de realisatie van een breed draagvlak voor deze aanpak, is eerst overlegd met de administratie en met vertegenwoordigers van de voornoemde administratieve rechtscolleges. Dat gebeurde in december 2010. Op 27 januari 2011 werd in een interkabinettenwerkgroep met alle kabinetten overlegd. Vervolgens werd de procedure van administratieve en begrotingscontrole opgestart, en op 7 april 2011 verleende de Inspectie van Financiën haar advies. Daarna is het begrotingsakkoord aangevraagd.
De principenota staat op de agenda van de Vlaamse Regering, voor haar bijeenkomst op 29 april 2011. Nadat de Vlaamse Regering haar akkoord heeft verleend aan de principenota over de oprichting van een bijzonder Vlaams bestuursrechtscollege, zal ik opdragen één of meerdere werkgroepen op te richten. Daarin moeten vertegenwoordigers van de betrokken ministers, de betrokken administratieve rechtscolleges en een aantal experten uit de administratie zetelen. Deze werkgroep of werkgroepen zal of zullen tot taak hebben de oprichting van het bijzonder Vlaams bestuursrechtscollege uit te werken, inclusief de voorbereiding van de wijziging van regelgeving van de decreten en besluiten.
Wat zijn de knelpunten? De huidige administratieve rechtscolleges zijn in de vorige regeerperiodes onafhankelijk van elkaar tot stand gekomen. Ze verschillen zeer sterk van elkaar, op het vlak van werking, samenstelling, statuut van de rechters enzovoort. Het gevolg is dat de verschillende regelingen totaal niet op elkaar zijn afgestemd. Als men de verschillende regelingen naast elkaar legt, moet men vaststellen dat er anomalieën zijn die moeilijk kunnen worden uitgelegd. Ik geef enkele voorbeelden. Bij alle administratieve rechtscolleges worden de bestuursrechters voor het leven benoemd, behalve bij het Milieuhandhavingscollege, waar de bestuursrechters een weliswaar hernieuwbaar mandaat van zes jaar opnemen. Dat leidt er ook toe dat ze een minder gunstige pensioenregeling hebben.
Ook op het vlak van de bezoldiging zijn er verschillen die moeilijk te verklaren zijn. Bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen is de verloning afgestemd op die van de topambtenaren bij de Vlaamse administratie. Bij het Milieuhandhavingscollege is de verloning afgestemd op die van de magistraten van de Raad van State. Bij de andere administratieve rechtscolleges wordt de verloning forfaitair bepaald. Sommige administratieve rechtscolleges werken met het door het bevoegde departement ter beschikking gestelde personeel, andere hebben eigen personeelsleden in dienst. Voor sommige administratieve rechtscolleges bepaalt het oprichtingsdecreet bijvoorbeeld welke selectieprocedure moet worden gevolgd en welke onverenigbaarheden gelden voor de bestuursrechters, bij andere administratieve rechtscolleges is dat niet geregeld.
Het is mijn bedoeling om de verschillende administratieve rechtscolleges samen te voegen en de verschillende kamers te integreren tot één Vlaams bestuursrechtscollege. In dat ene college zullen dus verschillende kamers functioneren. Zoals vermeld, wordt op die manier gestreefd naar zoveel mogelijk doelmatigheids- en efficiëntiewinsten, bijvoorbeeld dankzij de flexibele inzet van bestuursrechters en het ondersteunend personeel. U wees zelf op de grote verschillen in werklast. Bij milieu zorgden zes magistraten voor negen uitspraken, maar bij ruimtelijke ordening is er een grote achterstand in de verwerking van de dossiers. Wij moeten gaan naar een modern systeem dat overal in de noordelijke landen bestaat, behalve in België: de rechter spreekt recht en wordt beleidsmatig ondersteund door vonnisvoorbereiders.
Die rechters moeten op vele domeinen inzetbaar zijn, van milieuzaken tot kwesties inzake ruimtelijke ordening. Men moet echt niet een specialist zijn, op voorwaarde dat de voorbereiding goed gebeurt. Ik verwijs in dat verband naar de referendarissen bij het Hof van Cassatie, die de dossiers voorbereiden en documentatie aandragen. Ik hoop dat we een modern rechtscollege kunnen oprichten, natuurlijk ondersteund door een goed management.
Er moet ook worden gezorgd voor samenwerking op het vlak van ICT, telefonie en archivering, voor de inzet van referendarissen als onderzoekers en vonnisvoorbereiders, voor het gemeenschappelijk gebruik van zittingszalen enzovoort. Ook op logistiek vlak kan veel worden verbeterd. Het wordt een belangrijke uitdaging om de beoogde efficiëntiewinsten effectief te realiseren.
Een andere belangrijke uitdaging bestaat erin de verschillende regelingen te harmoniseren, zonder afbreuk te doen aan de eigenheid van de verschillende kamers. Een voorbeeld is het uitwerken van één uniform statuut voor de rechters, dat echter rekening houdt met het feit dat sommige bestuursrechters voltijds werken, zoals die van de Raad voor Vergunningsbetwistingen en het Milieuhandhavingscollege, en andere slechts deeltijds in functie van de beroepen die worden ingesteld. Ik denk dat we naar één regeling moeten overgaan. Een ander voorbeeld is het uitwerken van één uniform procedurereglement, waarbij de huidige procedurereglementen van de verschillende administratieve rechtscolleges maximaal op elkaar worden afgestemd, evenwel rekening houdend met de verschillende sectorale regelgeving. Als men naar de Raad van State gaat, is er ook één procedurereglement, onafhankelijk van het soort betwisting.
Een belangrijk aandachtspunt zal een goede werklastmeting zijn. Zoals kon worden afgeleid uit verschillende berichten in de media, is de werklast zeer verschillend. De Raad voor Vergunningsbetwistingen had in 2009-2010 753 schorsings- en annulatieverzoeken, en slechts 110 uitspraken door 3 rechters. In 2009 had het Milieuhandhavingscollege 9 uitspraken over evenveel zaken, behandeld door 6 rechters. Deze cijfers spreken voor zich. Ze wijzen op een zeer ongelijke werklast voor die twee raden. De verschillen zijn deels te verklaren doordat bij de opstart niet goed kon worden ingeschat hoeveel beroepen er zouden worden ingesteld bij deze administratieve rechtscolleges. Nu we daar een beter zicht op hebben, komt het erop aan te zorgen voor een billijke spreiding van de werklast, wat kan worden gerealiseerd door de flexibele inzet van de rechters, waarbij de voorzitter een managementrol toebedeeld krijgt.
Zoals volgt uit het antwoord op de eerste vraag ga ik voor een exhaustieve benadering en wens ik de vier bij de Vlaamse overheid bestaande administratieve rechtscolleges te integreren in het Vlaams bestuursrechtscollege: de Raad voor Vergunningsbetwistingen, het Milieuhandhavingscollege, de Raad voor Betwistingen inzake Studievoortgangsbeslissingen, de provinciale Raden voor Verkiezingsbetwistingen. Daarnaast zal ook de Beroepscommissie voor Tuchtzaken voor de lokale besturen deel uitmaken van het Vlaams bestuursrechtscollege. Dit intern beroepsorgaan zal dus worden omgevormd tot een administratief rechtscollege. Het zal ook leiden tot uniforme rechtspraak, tot een grotere transparantie en dergelijke meer.
Het analoge beroepsorgaan voor tuchtzaken bij de diensten van de Vlaamse overheid kan geen deel uitmaken van het Vlaams bestuursrechtscollege, omdat dat orgaan volgens het federale Algemene Principes Koninklijk Besluit (APKB) paritair moet zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van de overheid en van de vakbonden. Het APKB stelt in heel ons bestuurlijk systeem nog altijd voorwaarden waar we soms vanaf willen geraken. Hier is het een rem om dit te integreren. Als het APKB wordt afgeschaft, wat een vraag is van alle Vlaamse partijen in het kader van de federale onderhandelingen, zal dit orgaan geïntegreerd kunnen worden in het Vlaams bestuursrechtscollege.
Indien er ingevolge een staatshervorming nieuwe administratieve rechtscolleges worden overgeheveld van de federale naar de Vlaamse overheid, zullen ze eveneens moeten worden geïntegreerd in het nieuw Vlaams bestuursrechtscollege. Dat is zo opgenomen in de principenota die binnenkort zal worden geagendeerd op de Vlaamse Regering.
De voorzitter : De heer Ceyssens heeft het woord.
De heer Lode Ceyssens : Minister, ik dank u voor uw zeer uitvoerig antwoord. We stellen met tevredenheid vast dat er een voortgang is. Het is immers een heel belangrijke stap inzake een aantal administratieve procedures en het afhandelen ervan in Vlaanderen.
Ik begrijp dat u vrijdag naar de ministerraad gaat met een nota en dat er dan een werkgroep wordt opgestart. Is er een timing opgesteld van een aantal targets die gehaald moeten worden binnen die werkgroep? Als bepaalde zaken op elkaar afgestemd moeten worden, zou het wel eens kunnen zijn dat er iets moet gebeuren op decreetgevend vlak. Als we een bepaalde timing willen halen, denk ik toch dat het nodig is dat bepaalde targets van in den beginne heel duidelijk gesteld worden.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Mijnheer Ceyssens, alles hangt natuurlijk af van de werkzaamheden van de werkgroep. Ik wil dat er snel wordt gewerkt. Zoals u zegt, is het een heel belangrijk project. Ik denk dat Vlaanderen op dit vlak niet goed bezig is, dat we veel kunnen verbeteren. Ik vind dat een uitstekende aanvulling van de commissie-Berx.
Het is zo dat de secretaris-generaal van Bestuurszaken de werkgroep zal voorzitten, zodat we dat allemaal heel goed kunnen opvolgen. Ik heb de opdracht gegeven om, als alles naar wens verloopt, ervoor te zorgen dat er een voorontwerp van decreet zou zijn voor het einde van 2011. Dat voorontwerp moet dan natuurlijk nog de diverse fases doorlopen. Dat vergt intens werk. Er is ook heel wat decretaal werk mee gemoeid.
De voorzitter : Het incident is gesloten.