Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vergadering van 12/05/2011
Vraag om uitleg van mevrouw Ulla Werbrouck tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de generieke richtlijnen voor risicovechtsporten
- 1820 (2010-2011)
De voorzitter : Mevrouw Werbrouck heeft het woord.
Mevrouw Ulla Werbrouck : De beleidsnota van de minister is rond een aantal essentiële pijlers opgebouwd. Een van die pijlers betreft de gezonde sportbeoefening en de vrijwaring van de integriteit van de sport op alle niveaus. Onder deze pijlers valt de actie om blessurepreventie te promoten en om gezondheidsschade door sportbeoefening te voorkomen.
In het kader hiervan is in 2009 de expertencommissie risicovechtsporten geïnstalleerd. Het doel van de expertencommissie risicovechtsporten is het formuleren van adviezen aan de minister over de voorwaarden waaronder zogenaamde risicovechtsporten kunnen worden georganiseerd. De minister heeft de intentie op basis van deze adviezen maatregelen te nemen om de gezondheidsrisicos binnen dergelijke sporten te beperken.
In zijn antwoord op een vraag om uitleg over dit onderwerp heeft de minister op 9 december 2010 het volgende verklaard: Het is zo dat ik in verband met de risicos bij gevechtsporten aan een expertengroep, die werd opgericht in 2009, een advies heb gevraagd over de gezondheidsrisicos in die sporttakken en dat op twee vlakken: ten eerste inzake de slagen en stoten die een gezondheidsprobleem kunnen veroorzaken en ten tweede natuurlijk ook inzake doping. Ik verwacht het advies van de werkgroep , die sinds haar oprichting vijf keer is samengekomen, in het voorjaar van 2011. Ik zal, zoals u suggereert, bekijken welke stappen we kunnen zetten.
In de beleidsnota 2010-2011 heeft de minister het volgende gesteld: De expertencommissie risicovechtsporten die in 2009 werd geïnstalleerd, kwam al vijf maal samen. Ze bereidde generieke richtlijnen voor om de gezondheidsrisicos bij de beoefening van risicovechtsporten te beperken, met bijzondere aandacht voor jongere sporters. En verder: De risicovechtsportfederaties zullen begeleid worden bij het invoeren van de generieke richtlijnen voor het organiseren van risicovechtsportmanifestaties.
Op 29 maart 2011 heeft de Strategische AdviesRaad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC) op zijn website het bericht gepubliceerd dat een advies over de risicovechtsporten was uitgebracht. Over het algemeen heeft de Vlaamse Sportraad een zeer gunstig advies verstrekt. Er worden echter ook twee zwakke punten aangehaald. Het eerste zwakke punt is de bijkomende administratieve last. Het tweede zwakke punt betreft het feit dat de richtlijnen niet afdwingbaar zijn. Dit betekent dat iedereen op de goodwill van de federaties moet rekenen.
Minister, het advies van de expertencommissie risicovechtsporten zou in het voorjaar van 2011 moeten zijn afgeleverd. Is dit daadwerkelijk gebeurd? Kunt u een gedetailleerd overzicht geven van de activiteiten van deze commissie in de loop van de voorbije maanden?
Wat houdt het advies van de commissie concreet in? Kunt u dit duiden in het licht van de gezondheidsrisicos? Ik zou dit graag vanuit twee invalshoeken benaderen, namelijk de slagen en stoten en de dopingproblematiek. Welke stappen zult u zetten om het werk van de expertencommissie te implementeren? Wat is hiervoor de vooropgestelde timing?
Mijn volgende vraag heeft betrekking op de bepalingen in de beleidsbrief. Op welke manier spelen de generieke richtlijnen in op de gevraagde bijzondere aandacht voor jongere sporters?
Op welke manier zullen de federaties praktisch worden begeleid? Hoe zullen deze acties worden geïmplementeerd?
Welke conclusies trekt u uit de kanttekeningen die in het advies van de Vlaamse Sportraad zijn vervat? Hoe zult u hier concreet aan meewerken? Hoe zult u de problemen verhelpen?
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Voorzitter, ik stel voor dat ik hier een vrij globaal antwoord geef. Mevrouw Werbrouck heeft om een gedetailleerd overzicht van de agendas gevraagd. Ik wil dat gerust geven. Het lijkt me zinvoller hier de grote punten weer te geven en de details naderhand aan de commissieleden te laten bezorgen.
De expertencommissie risicovechtsporten heeft acht maal vergaderd. De data van die vergaderingen zal iedereen later kunnen lezen.
Op 23 december 2010 heeft de commissie haar eerste voorstel van generieke richtlijnen aan mijn kabinet overgemaakt. Sindsdien zijn een aantal acties ondernomen. Op 18 januari 2011 heeft de commissie vergaderd over de interne werking van de expertencommissie, over een voorstel van generieke richtlijnen, over een toetsing van het voorstel van generieke richtlijnen en over overleg met de Vlaamse Trainersschool. Op 22 februari 2011 zijn in een aparte werkgroep procedures voor het wedstrijdboekje, voor de gegevensbank en voor de zogenaamde neutrale commissie uitgewerkt. Op 4 maart 2011 heeft het dagelijks bestuur van de Vlaamse Sportraad een toelichting over het voorstel van generieke richtlijn gekregen. Op 29 maart 2011 heeft de commissie op mijn kabinet vergaderd met het Bloso en met de administratie Medisch Verantwoorde Sportbeoefening (MVS) over de mogelijkheden om generieke richtlijnen te implementeren.
De inhoud van het advies staat in het schriftelijk antwoord dat ik nog zal laten overmaken, in detail uitgelegd. Het is een zeer uitgebreid advies. Het generiek referentiekader geldt voor alle risicovechtsporten. De commissie heeft per actor de verantwoordelijken aangeduid. De actoren zijn onder meer de sportvereniging, de medische staf, de trainer en de technische omkadering.
De doelstelling van de generieke richtlijnen bestaat erin een referentiekader ter bescherming van de beoefenaars en ter preventie van ernstig letsel te creëren. Concreet voorziet het voorstel in een aantal maatregelen die onder meer betrekking hebben op de keuring, de gegevensbank en het wedstrijdboekje. Verder komt er een inventaris van fysieke letsels en zijn er maatregelen met betrekking tot de verzekeringen, de medische commissie, de herstelperiodes na een knock-out en de gelijkwaardigheid in kampen. Tot slot komen er voorwaarden voor trainers en coaches, wordt de aanwezigheid van artsen tijdens kampen en wedstrijden verplicht en volgen maatregelen in verband met de opleiding en dergelijke. Er is, met andere woorden, in een groot en breed gamma voorzien.
De maatregelen zijn erop gericht de negatieve gevolgen van slagen en stoten preventief en curatief te beperken. Wat de dopingpreventie betreft, is de begeleiding en de omkadering van groot belang. Het thema deontologie en sportethiek komt in elk vormingspakket voor trainers, coaches, begeleiders en scheidsrechters fundamenteel aan bod. Hierbij wordt ook aandacht aan de dopingproblematiek geschonken. Aan de toezichthoudende artsen wordt de dopingproblematiek natuurlijk nog uitgebreider toegelicht.
We zetten volgende verdere stappen. Ik heb aan de expertencommissie de opdracht gegeven om een verzamelnota op te stellen met een stappenplan voor de overgangsfase en met een analyse van de mogelijkheden voor implementatie. De expertencommissie kan hiervoor een beroep doen op de juridische deskundigheid van zowel Bloso als van het departement. Die zullen bekijken welke bestaande middelen anders of beter kunnen worden ingezet zodat er een afdwingbaarheid komt van de richtlijnen die worden voorgesteld. Dat kan op verschillende manieren. De volgende vergadering van de werkgroep is gepland op 17 mei 2011, heel binnenkort dus.
Het is dus een opdracht voor hen om te zien hoe ze de richtlijnen nu kunnen implementeren en afdwingen. Ze krijgen juridische ondersteuning om te bekijken wat er binnen de bestaande wetgeving en decreten kan gebeuren.
U vroeg met welke generieke richtlijnen we aandacht hebben voor jonge sporters. Elke risicovechtsportfederatie zou in haar interne reglementering in specifieke beschermende maatregelen voor min-zestienjarigen moeten voorzien. In het voorstel zit een minimumpakket aan maatregelen. Dat is vrij uitgebreid en gaat over de fysieke integriteit, maar ook over psychische integriteit. Het gaat over zaken als kampduur, technieken die verboden zijn, over bescherming van lichaamsdelen, over wedstrijdreglementen, over de jeugdvriendelijke omgeving die sportiviteit en fair play aanmoedigt, en over bestraffing.
Het is ook zo dat trainers en coaches van min-zestienjarigen een specifieke begeleidingsopleiding volgen. In de vormingspakketten voor begeleiders en voor scheidsrechters en juryleden komt het aspect van begeleiding van kinderen en jongeren bij risicovechtsporten ook aan bod.
Op uw vragen hoe we de begeleiding van de federaties praktisch laten geschieden en hoe we de acties laten implementeren, heb ik eigenlijk al geantwoord. Op 8 november 2010 werden de gekende risicovechtsportfederaties uitgenodigd voor een toelichting over het ontwerp van generieke richtlijnen. Ze konden erop reageren. Zoals ik daarnet al zei, zijn er twee kanttekeningen van de sportraad. De tweede betreft de afdwingbaarheid en daar heb ik het al over gehad. De eerste betrof een mogelijk probleem van administratieve last. De Vlaamse Sportraad biedt eigenlijk zelf de oplossing aan: ICT. Ik veronderstel dat we in die richting naar een oplossing moeten zoeken.
Ik meen dat heel duidelijk blijkt dat er goed werk werd geleverd, maar dat het nog niet af is. Het is daarom dat we de bijkomende opdracht hebben gegeven. Wat mij betreft, gaat dit zeker in de goede richting.
De voorzitter : Mevrouw Werbrouck heeft het woord.
Mevrouw Ulla Werbrouck : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is inderdaad heel belangrijk dat we in het achterhoofd houden dat de gevolgen voor jongeren anders zijn dan voor volwassenen. Jongeren zitten volop in hun ontwikkeling en de gevolgen kunnen dramatisch zijn als ze groter worden. We mogen hun toekomst niet hypothekeren. We zijn heel blij dat u specifiek aandacht besteedt aan de extra bescherming van de min-zestienjarigen.
Wat de richtlijnen betreft, hoop ik dat ze niet te betuttelend zijn. We moeten er inderdaad ook voor zorgen dat de vrijheid van de mensen niet te veel ingeperkt wordt. Aan de andere kant moeten we de gezondheid en het welzijn van de mensen vooropstellen. We moeten dansen op een slappe koord.
Uit wat ik al gehoord heb, zijn alle aspecten aan bod gekomen. Ik ben heel blij met het antwoord.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : De manier van werken, namelijk vanuit de sector zelf, moet er juist voor zorgen dat we het juiste evenwicht vinden. Men wist dat als dat niet zou gebeuren, wij zouden ingrijpen. Ze hebben zelf dat evenwicht kunnen vinden op die slappe koord. Ik ben nu nog vol verwachting over hoe we dit afdwingbaar kunnen maken, maar zonder te betuttelend op te treden. Ik heb liever dat zulke zaken uit de sport zelf komen. Ik ben fan van zelfregulering als het kan en van regulering als het moet.
Mevrouw Ulla Werbrouck : Voorzitter, ik wil graag het laatste woord.
De voorzitter : Mevrouw Werbrouck heeft het woord.
Mevrouw Ulla Werbrouck : Minister, dank u wel. (Gelach)
De voorzitter : Het incident is gesloten.