Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 26/04/2011
Vraag om uitleg van de heer Willy Segers tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de premie voor leerkrachten in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel
- 1776 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Enkele weken geleden kwam de Brusselpremie weer ter sprake. Daarom heb ik een vraag die eigenlijk aan die discussie voorafgaat. Om als leerkracht in het Brusselse onderwijs vast benoemd te kunnen worden, moet men een attest van competentie in de tweede officiële landstaal kunnen voorleggen. Daar was tot twee jaar geleden een tweetaligheidspremie aan verbonden. In 2009 werd dit afgeschaft voor leerkrachten in het Nederlandstalige onderwijs. Voor leerkrachten die hun taalexamen voor 2009 aflegden, veranderde er echter niets. Het gaat jaarlijks om ongeveer 372 euro.
Aansluitend op het debat over het capaciteitsgebrek in ons hoofdstedelijke onderwijs, raakt deze kwestie onder meer de kern van een ander tekort in het Brusselse onderwijs, namelijk het gebrek aan voldoende leerkrachten. Met dergelijke onrechtvaardige maatregelen, waarbij toch gedifferentieerd wordt, motiveert men een grote groep Vlaamse leerkrachten buiten Brussel niet onmiddellijk om in onze hoofdstad te komen lesgeven.
In het Vlaamse regeerakkoord staat nochtans: Een belangrijke bedreiging is het zeer ernstige tekort aan leerkrachten dat de komende jaren zal ontstaan. De regering zal met de sector onderzoeken welke maatregelen er genomen kunnen worden om dit tekort tegen te gaan, met bijzondere aandacht voor de problematiek in Brussel.
Daarom vonden we het jammer dat de aangekondigde Brusselpremie werd afgevoerd, hoewel daar een duidelijke budgettaire verklaring voor was. Geld is op zich is ook niet alles. Leraren haken voornamelijk af vanwege andere aspecten. Ik denk aan de gebrekkige omkadering. Daarover valt zeker in Brussel wel wat te vertelen.
Ons hoofdstedelijke Nederlandstalige onderwijs, dat bevolkt wordt door heel wat kinderen van wie de thuistaal niet het Nederlands is en bij wie de draagkracht van hun sociale omgeving veelal minder sterk is, heeft eerder nood aan kleinere klassen. Dat is een van de voorwaarden die leerkrachten stellen als ze de overstap naar Brussel willen wagen. Een kleinere klas van veertien tot zestien leerlingen geeft een leerkracht de kans om leerlingen maximaal te ondersteunen. Tevens stelt een kleinere klas zijn of haar draagkracht minder op de proef. Het pedagogische comfort dat op die manier wordt gecreëerd, is voor deze leerkrachten ongetwijfeld meer waard dan 31 euro per maand extra.
We hebben deze discussie al een paar keer gevoerd, minister. U hebt het op zich genomen om het lerarenberoep in Brussel zo aantrekkelijk mogelijk te maken. U hebt daarover ook plannen ontvouwd. We denken dat een rechtvaardig premiesysteem daarbij een logische stap is, niet de enige, maar wel een logische. In uw beleidsbrief 2010-2011 lezen we daarover: Ik zal ook werk maken van een loopbaanplan voor leerkrachten. Ook andere steden hebben immers niet alleen te kampen met fysieke capaciteit, maar met moeilijkheden om voldoende leerkrachten aan te trekken en te houden, terwijl net de moeilijkste schoolpopulaties de beste leerkrachten nodig hebben. Brussel wordt het sluitstuk van dat plan, een sluitstuk dat in samenspraak met de Vlaamse Gemeenschapscommissie en met de leerkrachten op het terrein zal worden uitgetekend.
Minister, beschouwt u de huidige situatie, met de differentiatie, als onrechtvaardig? Indien ja, hoe bent u van plan om dit aan te pakken? Beschouwt u deze regeling als een duidelijk nefaste factor in het aantrekken van leerkrachten voor het hoofdstedelijke onderwijs?
Wat is de stand van zaken betreffende het aangekondigde onderzoek naar welke maatregelen de regering kan treffen om het lerarentekort in Brussel aan te pakken?
Hebt u al overleg gehad met de Vlaamse Gemeenschapscommissie en met de leerkrachten op het terrein of lerarenorganisaties over de uitwerking van een loopbaanplan voor Brusselse leerkrachten? Zo ja, wat omvat dit en is er eventueel al iets beslist? Zo nee, wanneer staat dit op de agenda?
De voorzitter : Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Ann Brusseel : Minister, ik deel de bekommernissen van de heer Segers. We hebben het er al over gehad. U hebt mij toen ook al gezegd dat men niet voor zon klein premietje in Brussel blijft of naar Brussel komt. Ergens kan ik dat wel geloven. Maar als we zeggen dat er een extra vaardigheid vereist is, moet er ook een extra compensatie tegenover staan. Een extra attest eisen met als enige compensatie het uitzicht op een benoeming, dat is een beetje dunnetjes.
Ik ben het ook eens met de heer Segers wat betreft de vraag naar kleinere klassen en een betere omkadering. Dat is het begin. Als de omkadering verbetert, zal het voor leerkrachten wat evidenter worden om hier te blijven.
In uw beleidsbrief en in het regeerakkoord worden de problemen erkend, maar ik kan me niet van de indruk ontdoen dat er tot op heden niet echt iets is ondernomen om aan die problemen tegemoet te komen. Ik vraag me af wanneer het loopbaanplan er zal komen en wanneer er maatregelen zullen worden getroffen, ondanks de financiële moeilijkheden. Er zijn echt maatregelen nodig om hier kwalitatief onderwijs te kunnen aanbieden.
De heer Boudewijn Bouckaert : Minister, ik sluit me ook aan bij de vraag van de heer Segers. We hebben daarover al gediscussieerd, ook in de plenaire vergadering. Ik herinner me een uitspraak van u dat het geld het hier niet zal maken. Daarop heb ik toen gezegd dat je iemand die echt geen zin heeft om in Brussel te werken met geld niet over de streep haalt, maar een klein verschil kan de balans soms doen doorslaan. Daarbij is het ook een vorm van maatschappelijke erkenning om te zeggen dat een leerkracht daar toch een bijzonder moeilijke job doet, lastiger dan in pakweg een suburbane Vlaamse gemeente. Daarvoor geven we dan als publieke instantie een extra beloning. Het is meer dan het geld alleen, het is ook de maatschappelijke erkenning.
Wat zich hier voordoet, is het gevolg van de logica van de verworven rechten. Wat men heeft, moet men behouden. Ik denk niet dat de logica van de verworven rechten hier geldt. Die premie is een stimulus. Als de Vlaamse Regering vindt dat die niet nodig is of niet adequaat, moet die voor niemand gelden, ook niet voor wie het geluk heeft gehad een taalexamen af te leggen voor 2009. Dat is een perverse logica. Ofwel is de premie adequaat, nodig en helpt ze voor een betere omkadering in Brussel, en dan moet ze aan iedereen worden gegeven. Ofwel is ze niet adequaat en wordt ze aan niemand gegeven. De heer Segers wijst terecht op een situatie die voor wat wrevel zorgt bij de Vlaamse leerkrachten in Brussel.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Wat de Brusselpremie betreft, wil ik duidelijk stellen dat die enkel een virtueel bestaan geleid heeft, omdat ze de onderhandelingstafel niet overleefd heeft. Ze is met andere woorden geen enkele keer uitbetaald. Dat heeft nooit bestaan. Het was een idee dat op de onderhandelingstafel is gekomen, maar de vakbonden waren tegen. We hebben die Brusselpremie niet opgenomen met een dubbele reden. Er is de financiële kant: 3 miljoen euro. Daarnaast geloofden we niet echt in de impact van die premie. (Opmerkingen van de heer Boudewijn Bouckaert)
Er is een verschil tussen taalpremie en Brusselpremie. De taalpremie Frans is een ander verhaal. Die wordt impliciet niet meer toegekend. De bachelors voor het onderwijsniveau onderwijzer die vandaag afstuderen, moeten voor Frans het vereiste taalniveau halen. Het zou niet fair zijn om van deze leerkrachten te eisen een taalexamen af te leggen om een taalpremie toe te kennen terwijl zij al over de vereiste taalkennis beschikken. Een taalpremie toekennen zonder meer kan ook niet, want dat is budgettair niet haalbaar. Maar ook hier is de vraag zeer pertinent: zou deze premie echt meer leerkrachten naar Brussel brengen? Het is een retorische vraag, waarop iedereen eigenlijk het antwoord kent.
Het lerarentekort kan niet los van de hele Brusselse onderwijsproblematiek worden bekeken. U weet dat op dit moment, ook al gaat het heel moeizaam, op administratief niveau een politiek kerntakendebat wordt voorbereid, tussen de VGC en de Vlaamse Gemeenschap. We moeten dat debat afwachten.
Daarnaast loopt op dit moment het leerkrachtenloopbaandebat met de sociale partners. Uiteraard zal de problematiek van de grootsteden en Brussel in het bijzonder op de agenda staan, maar het is nog te vroeg om daarover enige inhoudelijke uitspraak te doen.
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Minister, de Brusselpremie is afgevoerd en tegelijk is de tweetaligheidspremie weggevallen. Maar bij mijn weten bestaat die tweetaligheidspremie toch nog in heel wat andere sectoren.
Minister Pascal Smet : Er is een verschil. Hier wordt ervan uitgegaan dat de taalpremie wordt gegeven aan mensen die Frans kennen. Nu wordt ervan uitgegaan dat je Frans moet kennen als je afstudeert. Het behoort tot het basispakket om het diploma te behalen.
Mevrouw Ann Brusseel : Van de lerarenopleiding of de opleiding tot onderwijzer?
Minister Pascal Smet : Van allebei.
De heer Willy Segers : Het gedifferentieerde dat men verweet aan de Brusselpremie, blijft nu nog bestaan omdat mensen van voor 2009 die nog wel genieten.
Minister Pascal Smet : Het probleem in het Brusselse onderwijs is specifiek omdat er geen natuurlijke vijver is om leerkrachten aan te trekken. Dat is het grote verschil met de rest van Vlaanderen. Aangezien de werklast in Brussel veel hoger is, heeft een jonge, Limburgse leerkracht die dicht bij huis kan werken voor een gemakkelijke klas, zijn keuze snel gemaakt, tenzij hij gemotiveerd is om in een grootstedelijke omgeving te werken. Dat is de essentie van de uitdaging. En er is geen natuurlijke vijver om uit te vissen, net zoals de VUB geen natuurlijke vijver heeft om studenten uit te plukken, terwijl Gent, Leuven en Antwerpen die wel hebben.
De heer Willy Segers : Dat klopt. Ik heb de perscommentaren opgezocht naar aanleiding van het niet doorgaan van de Brusselpremie. In Brussel Deze Week zegt u zelf dat u de voorkeur geeft aan een totaalbeleid, in plaats van aan een geïsoleerde maatregel. Daar is veel voor te zeggen, omdat die problemen zich niet alleen in Brussel voordoen, wel vooral in Brussel, maar ook elders. Bovendien zijn er nog andere manieren om leerkrachten in de stad te houden, bijvoorbeeld door voor woningen te zorgen, zegt u. We zijn deze problematiek zeer genegen en hebben die ook in ons verkiezingsprogramma opgenomen, niet alleen voor leerkrachten, maar voor een hele reeks van beroepen, zoals ambtenaren.
Dit wordt inderdaad het best in totaal aangepakt. Dit is de echte Vlaamse aanwezigheid in Brussel. We hopen dat dergelijke maatregelen in de loop van deze legislatuur in gang kunnen worden gezet. We moeten nadenken of jonge mensen op die manier niet kunnen worden gemotiveerd.
Mevrouw Ann Brusseel : Minister, u had het over het kerntakendebat voor een totaalbeleid om tegemoet te komen aan de problemen die we nu hebben geciteerd, en dat het wordt voorbereid door uw administratie. We zitten daar al een tijd op te wachten. We zijn bijna aan het eind van het tweede jaar van deze legislatuur. Ik kijk uit naar de eerste bijeenkomst en de conclusies van dat eerste kerntakendebat. Het duurt allemaal vrij lang en het probleem is nijpend.
Minister Pascal Smet : Mevrouw Brusseel, u moet de open brief van de administratie van de VGC aan het VGC-college lezen. Dan zult u begrijpen waarom dat lang duurt.
De voorzitter : Het incident is gesloten.