Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 26/04/2011
Vraag om uitleg van de heer Jan Verfaillie tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over grijswater
- 1774 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie : Minister, de Vlaamse Regering keurde op 5 maart 2010 het besluit goed tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 houdende het toekennen van een gewestbijdrage aan grijswaterleveranciers voor de uitbouw van grijswatercircuits ter bescherming van de kwetsbare watervoerende lagen. Daardoor konden ook landbouwbedrijven in aanmerking komen voor grijswater.
In mei-juni 2010 werd door de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening (VMW), samen met de Intercommunale Waterleidingsmaatschappij van Veurne-Ambacht (IWVA), een principedossier ingediend. Er werd een standaardcontract landbouwer-drinkwatermaatschappij opgemaakt. Begin juli werd dat meegedeeld aan de betrokken bedrijven. In november-december 2010 diende de VMW het dossier opnieuw in, samen met de contracten van de landbouwbedrijven die mee in het project stapten.
De Inspectie van Financiën verwerpt nu blijkbaar het project, omdat niet kan worden gegarandeerd dat het extra geproduceerde water effectief bij de betrokken landbouwbedrijven komt. Nochtans kan daar ook niet gegarandeerd worden dat net die extra geproduceerde kubieke meter bij de betrokken bedrijven terechtkomt. Wel is er een sluitend verband van één op één tussen de kubieke meters waarvoor extra productiecapaciteit is gebouwd en de afname ter vervanging van een diepe grondwaterwinning.
Minister, bent u ervan op de hoogte dat de Inspectie van Financiën het project verwerpt? Wat is uw reactie daarop? Ziet u een mogelijkheid om initiatief te nemen om bij de inspectie navraag te doen, teneinde een oplossing te verkrijgen? Ziet u mogelijkheden om eventuele andere maatregelen te nemen op korte termijn?
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Mijnheer Verfaillie, de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening heeft in december vorig jaar inderdaad in nauwe samenwerking met IWVA een nieuw aanvraagdossier ingediend voor een grijswaterproject voor de landbouw. De invulling en realisatie van dit nieuwe project is volledig gelijkaardig aan het vorige grijswaterdossier voor de industrie in Zuid-West-Vlaanderen. Ook in dit project wordt ervoor gekozen om via het drinkwaternet te werken, omdat een gescheiden distributienet van de productiesite tot de honderden verspreide verbruiksplaatsen economisch niet haalbaar is.
De drinkwatermaatschappij wil daarom met bijkomende installaties het vereiste volume met de kwaliteit van drinkwater uit oppervlaktewater van de IJzer produceren. Dat bijkomende volume wordt via het bestaande drinkwaternet verdeeld tot bij de landbouwbedrijven. Ik verneem dat 51 landbouwbedrijven zich hebben inschreven op het initiatief, waarvan er 13 bedrijven niet aansluitbaar zijn op het waternet en in die zin ook geen grijswater konden ontvangen vanuit De Blankaart. Daarnaast zijn er nog 9 bedrijven met een gemengde toevoer, onder andere vanuit het waterspaarbekken De Blankaart.
Op 1 maart 2011 heb ik het advies van de Inspectie van Financiën betreffende het grijswaterproject ontvangen. Het advies is uitgebracht naar aanleiding van een gezamenlijke nota van de administrateur-generaal van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) en de secretaris-generaal van het Departement Landbouw en Visserij. Beide administraties vormen samen met de Inspectie van Financiën de in artikel 6, paragraaf 2, van het subsidiebesluit voorziene adviesgroep die het voorstel van investeringsprogramma moet voorbereiden.
Naar aanleiding van die adviesvraag formuleerde de Inspectie van Financiën een hele reeks bedenkingen. Zo zouden een reeks kosten, onder andere de afdichting van de bestaande winningsputten en de kosten voor aansluiting, niet kunnen worden vergoed. De Inspectie van Financiën neemt ook het standpunt in dat voor de deelnemende landbouwbedrijven het vergunde grondwatervolume van begin 2010 als referentie dient te worden genomen. Het probleem daarbij is dat veel landbouwers die hun vergunning de voorgaande jaren dienden te vernieuwen en automatisch van de VMM gereduceerde volumes toegewezen kregen, niet in aanmerking kunnen komen voor deze regeling.
Ik stel samen met u vast dat door die eisen het voorliggende project onder de drempel van de economische haalbaarheid komt, waardoor het grijswaterproject voor de landbouwers in de Westhoek in het gedrang komt. Ik noteer daarbij dat de initiatiefnemer VMW heeft aangegeven dat de haalbaarheid van het project komt te vervallen indien een belangrijk deel van de 51 bedrijven zou afhaken, wat dus het geval blijkt te zijn.
Zoals reeds aangegeven, is er juridisch geen enkele basis om het aantal bedrijven uit te breiden tot die bedrijven die reeds voor 2010, het jaar van indienen, hun vergunning voor grondwater drastisch zagen teruglopen.
Tot nu toe werd vanuit VMW en IWVA nog geen alternatief voorstel ingediend om het project alsnog te kunnen laten doorgaan. Mijn kabinet zal in overleg met de betrokken diensten nagaan in hoeverre een aangepast en meer conform dossier aan de Inspectie van Financiën kan worden voorgelegd. Daarbij moet ook nog rekening worden gehouden met het standpunt van de Europese instanties, die hun instemming moeten geven met deze vorm van overheidstussenkomst.
Ik ga ervan uit dat een voortzetting van het lopende beleid noodzakelijk is en dat bijgevolg de vergunningen voor het winnen van grondwater uit de sokkel onder druk zullen blijven staan. Toekomstgericht zal op basis van een wateraudit in de eerste plaats worden nagegaan in hoeverre de betrokken bedrijven hun waterverbruik kunnen afbouwen. In tweede instantie zal worden nagegaan welke alternatieven zich aandienen voor het hoogwaardige grondwater en voor welke activiteiten dat hoogwaardige grondwater nodig is. Voor die activiteiten waar dat wel het geval is, zal bekeken moeten worden of de levering van grijswater inderdaad een oplossing kan bieden, voor zover er natuurlijk voldoende bedrijven op het systeem intekenen, waardoor het systeem economisch verantwoord is. Zo niet, zal bij de hernieuwing rekening moeten worden gehouden met de specifieke bedrijfssituatie, zeker op korte termijn. Het gegeven dat recent specifiek voor de landbouwsector een wateraudit is uitgewerkt, komt dan ook net op tijd.
Binnen deze globale aanpak blijf ik pleiten voor de uitbouw van een haalbaar grijswaterproject voor de landbouw en kijk ik uit naar mogelijke alternatieve voorstellen vanwege VMW en IWVA. Wij zullen ook zelf graag een gesprek aangaan, om te kijken hoe we een en ander misschien beter kunnen voorbereiden, voor het advies van de Inspectie van Financiën wordt gevraagd.
De voorzitter : De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie : Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik heb alle begrip voor wat u hebt meegedeeld, maar eigenlijk kunnen we concluderen dat het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2010 door de opmerkingen van de Inspectie van Financiën niet haalbaar lijkt. Een aantal landbouwbedrijven was in eerste instantie enthousiast om in het systeem in te stappen. We hebben hieromtrent al meermaals van gedachten gewisseld, ook met uw voorganger, mevrouw Crevits. We zijn nu terug naar af. We waren al een heel eind onderweg, maar we zijn op de tijdslijn teruggezet op nul.
U hebt zelf aangehaald dat de waterproblematiek op landbouwbedrijven precair en kwetsbaar is. U zult nu op korte termijn moeten bekijken wat de mogelijkheden zijn om het project en het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2010 nieuw leven in te blazen. We zullen dit in de nabije toekomst verder opvolgen.
U treft in dezen geen schuld, minister. U hebt alles gedaan wat u moest doet. Het is de Inspectie van Financiën die dwarsligt. Het is belangrijk dat we daar op korte termijn oplossingen voor zoeken en vinden.
De heer Bart Martens : Minister, collegas, als dat water wordt opgezuiverd tot drinkwaterkwaliteit en via het drinkwaternet wordt verdeeld, wat is dan nog het verschil met blauw water? Er zijn genoeg drinkwatermaatschappijen die hun water betrekken uit oppervlaktewater en die dat oppervlaktewater verder opzuiveren tot drinkwater. Op een gegeven moment moet je toch het onderscheid gaan maken? Waarom zou dit grijswater apart gesubsidieerd worden, terwijl een vergelijkbaar gebruik van oppervlaktewater door andere drinkwatermaatschappijen voor gewone toepassingen niet wordt ondersteund? Wat is daar de logica achter?
De heer Jan Verfaillie : Volgens mijn informatie moet de kwaliteit die moet worden geleverd voor dierlijke consumptie aan minder strenge voorwaarden voldoen dan die voor menselijke consumptie.
De heer Bart Martens : Ik heb begrepen dat het via het normale waterdistributienet wordt verdeeld, waardoor het dus wel degelijk drinkwaterkwaliteit moet hebben.
Dat is iets anders dan het concept van Aquafin destijds, waar men zei dat men, mits nog wat extra inspanningen, zijn effluent dermate kon opzuiveren dat het weliswaar niet voldeed aan drinkwaterkwaliteit, maar wel als grijswater kon worden gebruikt, bijvoorbeeld voor de irrigatie van landbouwgronden.
De heer Jan Verfaillie : Het water heeft sowieso een lagere kwaliteit.
De heer Bart Martens : We zullen daar waarschijnlijk een antwoord op krijgen in het nieuwe Grijswaterbesluit van de Vlaamse Regering.
De heer Jan Verfaillie : Het besluit is er al.
De heer Bart Martens : Maar het voldoet blijkbaar niet om de problematiek van de landbouwers in het gebied van de sokkel aan te pakken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.