Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 27/04/2011
Vraag om uitleg van mevrouw Veerle Heeren tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de informatie aan eigenaars bij bestemmingswijziging ingevolge een ruimtelijk uitvoeringsplan
- 1768 (2010-2011)
De voorzitter : Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren : Ruimtelijke Uitvoeringsplannen (RUPs) en openbare onderzoeken, ik heb er een vaste relatie mee omdat mijn gemeente altijd een voortrekker is geweest van RUPs. In het verleden hebben we ervaren dat de informatie niet tot bij de bevolking komt, ook al wordt die kenbaar gemaakt via kranten en de website van de stad of gemeente. Gelukkig organiseren gemeenten hoorzittingen voor mensen uit het betreffende gebied. Maar als men in onverdeeldheid is met de grond en als mensen niet meer in de streek wonen, is het niet vanzelfsprekend om dit aan de weet te komen. Niettegenstaande RUPs op het lokale niveau een goed instrument zijn om aan ruimtelijkeordeningsbeleid te doen, heb ik er gemengde gevoelens bij.
Volgens het decreet zijn we niet verplicht om eigenaars persoonlijk op de hoogte te brengen. Openbaar onderzoek, kranten en websites van gemeenten worden daarvoor nogal eens gebruikt. Ik zou veel verder durven te gaan, maar dat geeft dan ook meer administratieve rompslomp, en daarover willen gemeenten autonomie.
Ruimtelijke uitvoeringsplannen gaan vaak over grote oppervlaktes en vele percelen. Toen ik enkele weken geleden een verhaal hoorde, moest ik toch even slikken. RUPs worden al eens gebruikt om problemen van zonevreemdheid op te lossen. Dit was zon geval. Een gemeente wilde een probleem met een zonevreemd bedrijf oplossen met een RUP, en het zelfs uitbreidingsmogelijkheden geven, maar ze vond het belangrijk dat er een groenbuffer is. Het straffe van het verhaal is dat men een buffer van 22 are wil aanleggen op een aanpalend stuk woonuitbreidingsgebied van iemand anders.
Dit is een heel vreemde gang van zaken, met alle gevolgen van dien. Het gaat over bouwgrond, er is planschade. Het is moeilijk te aanvaarden dat men via een RUP zaken oplegt voor andere gronden. Dan komt de vraag op welke manier we die aanpalende eigenaars kunnen betrekken. In dit geval gaat het over mensen die niet in dat gebied wonen en het ook niet hebben gezien in de krant. Op gemeentelijk niveau wordt wel beslist om 22 are in te palmen en daar een groenbuffer aan te leggen om het zonevreemde bedrijf alle kansen tot ontplooiing te geven.
Ik vond dit een uniek geval, ik heb het nog nooit gehoord, hoewel ik Wonen en Ruimtelijke Ordening toch al enkele jaren volg. Minister, hebt u daar kennis van? Hebt u de voorbije twee jaar al zulke dossiers zien passeren? Is het mogelijk dat de administratie richtlijnen geeft aan eigenaars die grote gevolgen zullen dragen van RUPs, om hen hierbij te betrekken?
Wie draagt de kosten voor begeleidende maatregelen zoals groenbuffers? Het is straf dat de gemeente 22 are groenbuffer aanlegt, en dat je dat dan zelf nog moet betalen ook. Wordt dat niet het best gedragen door degene die het meeste baat heeft bij de opstelling van een RUP? Op wie en onder welke voorwaarden kan de getroffene de minwaarde op zijn eigendom verhalen? Het ging in dit geval over bouwgrond.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Dit is een uitzonderlijke situatie, en gelukkig maar. Bij het Agentschap Ruimte en Erfgoed, dat de gemeentelijke planning begeleidt, zijn er twee gevallen bekend. Eén geval situeert zich in de provincie Antwerpen, in mijn eigen gemeente Edegem. Het tweede geval is in de provincie Limburg, en dat is het geval waar u over spreekt. In Edegem is een gedeelte van de goedkeuring daardoor onthouden. In Limburg gaat het over een buffer waarbij een recent opgerichte woning in een bufferzone terechtkwam. Er moet niet alleen een groenzone worden aangelegd, er was ondertussen ook al gebouwd.
Ik heb begrepen dat de betrokken gemeente ondertussen een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) aan het maken is om het probleem op te lossen. Maar het is inderdaad een vreemde situatie dat men bufferzones aanlegt op de grond van iemand anders. Dat is niet de manier van werken.
Als een RUP een herbestemming plant met een zone en bijhorende buffer zoals in dit geval, houdt mijn administratie in de advisering maximaal rekening met de eigendoms- en perceelsstructuur. Dat lijkt me ook logisch. Zo komen we niet in een situatie terecht zoals u die schetst. Vanuit een goede ruimtelijke ordening wordt erover gewaakt dat de nodige buffering op de eigen terreinen wordt vastgelegd en dat de last voor de buffer niet wordt afgewenteld op aanpalende percelen.
In de gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen wordt steeds als principe gehanteerd dat in een buffer wordt voorzien binnen de grenzen van het bestemmingsgebied of de terreinen die de hinderlijke activiteit bevatten. Het is niet alleen niet de manier van werken, het is ook verankerd in de typevoorschriften voor de gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die de Vlaamse Regering heeft vastgesteld en in het bijhorend verslag dat als handleiding wordt gehanteerd.
Natuurlijk kunnen er ook gevallen zijn maar dat is veeleer uitzonderlijk en daarover hebt u het niet waarbij de afstand die bestaat tussen een bedrijf en woningen als een soort buffer wordt gezien. U hebt het over het specifiek opleggen van een buffer in een bepaald geval.
Op gewestelijk niveau zijn er de typevoorschriften en de handleiding. De provinciale administraties kennen ook die typevoorschriften en gebruiken die als inspiratiebron. Bovendien is er in de provinciale planning begeleiding door het departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (RWO). Uiteraard werkt dat met die typevoorschriften. Ook hier zijn er de nodige garanties voor de correcte intekening van de buffers. Het probleem situeert zich hier vooral op gemeentelijk vlak, gelukkig maar in twee gevallen. In die beide gevallen wordt naar een oplossing gezocht.
Daarnaast is er het aandachtspunt van de informatie aan de eigenaars. Mevrouw Heeren, dat hebt u in het verleden ook al gevolgd. Op 26 mei 2005 hebt u een vraag om uitleg gesteld aan toenmalig minister Dirk Van Mechelen. Hij heeft toen geantwoord dat het decreet Ruimtelijke Ordening de minimumeisen bevat voor bekendmaking van een openbaar onderzoek, maar dat een gemeente daar vaak bijkomende initiatieven in kan nemen, en dat dit laatste alleen maar kan worden aangemoedigd. Ik sluit me daar voor honderd procent bij aan.
De omgeving vroeger betrekken is een goede zaak. Het partnerschapmodel is ook de filosofie van de beleidsnota. Toenmalig minister Van Mechelen vermeldde toen de bekendmaking in het gemeentelijke informatieblad, de mogelijkheid van informatie en inspraakvergaderingen, en van kennisgevingen per brief. Ook de Vlaamse ombudsman haalt dit dikwijls aan als een terugkerende aanbeveling.
Tussen 26 mei 2005 en nu is er de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening gekomen, die vanaf 1 september de verplichting geeft tot bekendmaking op de website van de initiatiefnemers van het plan. Daarnaast vermeldt de codex dat de Vlaamse Regering, de provincieraad of de gemeenteraad kunnen beslissen tot individuele kennisgeving aan eigenaars van percelen waarop het planningsinitiatief betrekking heeft.
Mevrouw Heeren, u zei zelf in uw vraag dat veel gemeenten vragen om dat aan hun autonomie over te laten. Dat is ook waarin de codex voorziet. Dan is de vraag of we dat niet moeten opleggen. Nu is het facultatief. Er zijn genoeg argumenten om het niet verplicht te maken. Vooral voor grote oppervlakten is het weer een vormvereiste en een administratieve last die kunnen leiden tot procedurefouten en vragen, die weer kunnen leiden tot vernietigingen.
Dit is niet de juiste manier om het te doen. Het is niet omdat je de aanpalende mensen hebt betrokken, dat je alle betrokkenen hebt gevat. Want er zijn ook niet-eigenaars in de buurt die er misschien bij moeten worden betrokken. Ik wil het houden zoals het vandaag bestaat, bij een initiatief van de gemeente of de provincie om per planproces maatwerk te leveren.
In antwoord op uw laatste vraag, kan ik verwijzen naar het principe dat in buffers moet worden voorzien op de terreinen waar de hinderlijke activiteiten plaatsvinden. Die filosofie volgt u ook. De kosten worden dan logischerwijze gedragen door degene die de activiteiten ontplooit.
In het geval van een historisch gegroeid bedrijf dat moet worden gebufferd, is de logica dat de aanleg en het onderhoud van de buffer voor rekening van dat bedrijf komt. Dat lijkt me vanzelfsprekend. We kunnen moeilijk aan derden zeggen dat ze ergens een groene buffer moeten aanleggen en bomen moeten planten. De buffer kan een voorwaarde zijn om een bedrijf te mogen exploiteren op een bepaalde plaats, maar dan is het aan het bedrijf om voor een buffer te zorgen, en niet andersom.
De voorzitter : Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren : Ik ben blij dat de minister dit ook een straf verhaal vindt. Ik heb al veel meegemaakt, maar dit tart elke verbeelding. Gelukkig gaat het slechts om twee gevallen, meer bepaald in Edegem en in Limburg.
De vraag is of we dit moeten reglementeren. Kan dit niet in een omzendbrief of een richtlijn worden opgenomen? Indien in een RUP buffers worden opgenomen, kunnen die niet op de eigendom van iemand anders tot stand worden gebracht. Dit is een gekristalliseerde versie van het antwoord dat de minister net heeft gegeven.
We zouden dit op een of andere manier naar de gemeenten moeten doorspelen. Ik kan deze vraag om uitleg natuurlijk doorgeven. Ik zal dat ten aanzien van de betrokken gemeenten zeker doen. Dit valt echter ook onder de autonomie van de gemeentebesturen. De diensten Ruimtelijke Ordening en de studiebureaus die de RUPs opstellen, kijken naar de Vlaamse overheid. De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening is voor hen de bijbel. Op welke manier kunnen we die boodschap wereldkundig maken? Misschien kan dit via de website gebeuren. We moeten de inhoud van deze vraag om uitleg wereldkundig maken.
De heer Bart Martens : Ik wil hier nog iets aan toevoegen. De individuele kennisgeving, die momenteel facultatief is, kan niet enkel in verband met het openbaar onderzoek zinvol zijn. De individuele kennisgeving kan ook met betrekking tot de definitieve vastlegging zinvol zijn.
Gisteren hebben we het over de kapitaalschade en over de gebruikerscompensatie gehad. Hier wordt blijkbaar zeer weinig gebruik van gemaakt. Veel betrokken burgers weten immers niet welke rechten en plichten ze allemaal hebben. Dit kan in bepaalde gevallen zinvol zijn.
Er is in een aantal beperkingen voorzien. Indien iemand ten gevolge van een bestemmingswijziging onder de nulbemesting valt, moet hij worden aangeschreven. De individuele kennisgeving kan worden gebruikt om mensen te wijzen op de rechten waarvan ze ten gevolge van bepaalde stemmingswijzigingen genieten.
De minister heeft erop gewezen dat de individuele kennisgeving facultatief is. Misschien kan hij een richtlijn uitvaardigen om duidelijk te maken in welke gevallen en met betrekking tot welke RUPs het interessant en aangewezen lijkt tot een individuele kennisgeving over te gaan.
De voorzitter : Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts : Voorzitter, gelieve me te verontschuldigen dat ik laattijdig ben binnengekomen. Ik wil me kort aansluiten. Ik weet niet welke twee gevallen net zijn aangehaald, maar ik stel ook vast dat er gevallen zijn bij ons in de regio waar effectief buffers worden gelegd op andermans perceel, waar de buren de gevolgen niet hebben ingeschat en men niet op de hoogte was. Dan moet er een nieuw RUP worden opgemaakt om de situatie recht te zetten. Dan krijg je opeenvolgingen van RUPs. Het is belangrijk dat de mensen weten wanneer er ingrepen gebeuren op hun terrein. Daarvoor zijn er openbare onderzoeken en dergelijke, maar uit de vraagstelling over de kapitaalschadecompensatie gisteren, blijkt dat er heel wat eigenaars momenteel niet op de hoogte zijn van hun rechten, zoals de voorzitter zegt, en dat er heel weinig aanvragen gebeuren.
De vraag was of er aan de communicatie enige bijsturing zou kunnen gebeuren zodat de mensen goed weten wat hun rechten en plichten zijn of wat eventueel de gevolgen zijn. Ik heb begrepen dat er overleg over zou zijn binnen de administraties, zowel de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) als het departement RWO, om te zien op welke wijze dat verbeterd zou kunnen worden. Ik hoop dat u het kunt ondersteunen dat wordt bekeken op welke wijze iedereen goed op de hoogte is van de eventuele gevolgen.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Ik wil herhalen dat het in heel Vlaanderen gaat over twee gevallen, één in Limburg en één in Edegem. Laat ons eerlijk zijn, het is een heel rare situatie dat je een planning tekent en zegt: we leggen hier een buffer aan, maar dat is op de grond van iemand anders, en daar moeten bomen geplant worden en dergelijke meer. Ik denk dat de logica hier ver zoek is.
Ik heb ook gezegd in mijn antwoord dat je bijna een natuurlijke situatie kunt hebben waarbij, ik zeg maar wat, je een bedrijventerrein hebt met errond een stukje landbouwzone en dat je die landbouwzone als een buffer gaat gebruiken tot aan het gebouw van de hoeve. Dat kan. De natuurlijke situatie kan maken dat je bijna een natuurlijke buffer hebt, maar dat is nog iets anders dan dat je een bufferzone maakt in een zone met een net opgerichte woning die daar wettelijk correct is gebouwd.
Het is dus zeer uitzonderlijk. Vandaar mijn antwoord dat het niet nuttig of zinvol is om een hele richtlijn uit te schrijven of een omzendbrief op te stellen. Ik ben het ermee eens dat we dit antwoord kunnen gebruiken en bijvoorbeeld iets op de website van Ruimtelijke Ordening plaatsen en zeggen dat dit niet de juiste praktijk is. Het is niet de manier waarop je moet werken. De logica is dat de buffer komt op het terrein van de betrokkenen, zoals in Vlaanderen in het gewest en de provincie vandaag gebeurt.
Ten aanzien van het wel of niet geven van informatie, blijf ik bij de principes die in de codex zijn opgenomen om plan per plan te bekijken wie er het best kan worden betrokken. Daar vrij grote richtlijnen over geven, zoals de voorzitter voorstelt, is heel moeilijk. Vanaf welke oppervlakte ga je zeggen dat je iedereen moet aanschrijven? Wie moet je aanschrijven? De eigenaars, de huurders, of iedereen? Gaat Vlaanderen dat organiseren? Ik sta erachter dat een goed gemeentebestuur eerder meer doet dan minder. Of we dat allemaal moeten vatten vanuit Vlaanderen en er niet van mogen uitgaan dat een goed gemeentebestuur zelf het juiste initiatief neemt en het beste kan inschatten wat nodig is, lijkt mij niet de richting te zijn die ik wil uitgaan. Ik zal zeker naar aanleiding van de vragen die jullie blijkbaar gisteren hebben gesteld, met de collegas bekijken of er iets meer moet gebeuren.
De voorzitter : Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren : Wat dit laatste betreft, denk ik dat u gelijk hebt. Mijn ervaring op het lokale niveau is dat de gevallen van onverdeeldheid de grote moeilijkheid zijn. Deze mensen wonen vaak niet meer in dat gebied, maar aan de kust. Dat is een probleem. De vraag is hoe je die detecteert. Het gaat zelden over kleine ruimtelijke uitvoeringsplannen, maar grote. Ik moet toegeven dat het bijna onbegonnen werk is voor een gemeente. Je hebt bijna een fulltime ambtenaar nodig om op te zoeken van wie het perceel is en waar al die eigenaars wonen.
Ik deel uw mening dat goede gemeenten meer doen dan alleen een annonce plaatsen in de krant. Ze gebruiken hun eigen website en organiseren een hoorzitting waarop iedereen is uitgenodigd.
De voorzitter : Mevrouw Rombouts, het is tegen het reglement, maar ik geef u nog graag het woord als iedereen het daarmee eens is.
Mevrouw Tinne Rombouts : Minister, ik ben ook tevreden met uw antwoord. Ik kan me indenken dat er op gewestelijk niveau twee gevallen zijn en dat u geen zicht hebt op de gevallen die bijvoorbeeld in gemeenten mislopen. In mijn regio is er ook een geval waar de buffer is gelegd op andermans terrein en waar nu opnieuw een RUP in opmaak is. Het gezond verstand moet hier gelden. Met de communicatie van uw antwoord is het duidelijk dat we dat te allen tijde moeten vermijden.
Wat kapitaalschade betreft, begrijp ik dat het heel moeilijk is om bij onverdeeldheden te weten wie allemaal eigenaar is en dat daar mogelijk een hoop procedurele fouten en dergelijke kunnen worden gemaakt. Anderzijds is in het decreet heel duidelijk opgenomen wie er recht heeft op kapitaalschade en vanaf welke grootte. In ieder geval moet er in het openbaar onderzoek bij een RUP in de toekomst bij zitten wie rechten kan putten uit de kapitaalschade. Daar is heel duidelijk afgebakend wie er effectief gebruik van kan maken, alleen moet de boodschap bij de mensen terechtkomen. Ik wil u vragen of u ook de denkoefening aangaat dat aan de mensen die die rechten hebben, dat ook duidelijk kan worden gecommuniceerd of dat die communicatie kan worden verbeterd, aangezien het aantal aanvragen heel laag is.
De voorzitter : Het incident is gesloten.