Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme
Vergadering van 05/04/2011
Vraag om uitleg van de heer Ward Kennes tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de bepalingen betreffende huwelijksmigratie in de nieuwe convenanten met de lokale besturen
- 1728 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Kennes heeft het woord.
De heer Ward Kennes : Minister, in uw beleidsnota Inburgering en in debatten in deze commissie kwam het thema van de huwelijksmigratie al aan bod.
Tussen de 50 en 65 procent van de jongeren van allochtone afkomst huwt met een partner uit het land van herkomst. In uw beleidsnota Inburgering legt u uitdrukkelijk een verband tussen huwelijksmigratie, kansarmoede en schoolachterstand. Dat geldt niet voor alle gevallen van huwelijksmigratie, maar het misbruik van gezinsvorming als migratiepoort en de keuze voor een laagopgeleide partner uit het land van herkomst, leidt mede tot het voortbestaan van de integratieproblematiek. Zo heeft een groot deel van de leerlingen in de stad Antwerpen als thuistaal niet het Nederlands. Ook een goed inburgeringsbeleid voor de partners uit de landen van herkomst kan weinig veranderen aan de thuistaal en heeft vanzelfsprekend niet tot resultaat dat de nieuwe partner het Nederlands even goed beheerst als zijn of haar moedertaal.
De problematiek van de huwelijksmigratie en de sensibilisatie hierover werd hier reeds enkele malen besproken. Minister, in uw beleidsbrief stelt u dat huwelijksmigratie werd opgenomen als een van de prioriteiten bij de opmaak van convenanten met lokale besturen in functie van het voeren van een lokaal integratiebeleid. In de convenanten die in 2010 werden afgesloten, werd telkens een actie opgenomen betreffende aandacht voor het sensibiliseren over huwelijksmigratie. In de convenanten die in 2011 worden afgesloten met lokale besturen zal het thema huwelijksmigratie opnieuw worden opgenomen.
Bij de bespreking van de beleidsbrief antwoordde u dat de bepalingen hierover nog door de regering moesten worden goedgekeurd, waardoor het onduidelijk bleef wat de convenanten precies inhouden op dit punt. Naast de convenanten werden ook in de projectoproep Managers van Diversiteit 2010 projecten geselecteerd die werken aan sensibilisatie over huwelijksmigratie. Deze projecten lopen vanaf 2011.
Minister, kunt u inmiddels meer informatie geven over de bepalingen betreffende huwelijksmigratie in de convenanten die in 2011 worden afgesloten, specifiek in de nieuwe convenanten die worden afgesloten met Antwerpen en Gent? Welke strategische en operationele doelstellingen worden hieraan gekoppeld? Onderschrijft u dat er een rol moet zijn voor de allochtone verenigingen, de imams en andere spirituele leiders, in de sensibilisatie over huwelijksmigratie? Hoe wilt u een goede afstemming realiseren tussen deze convenanten en de projecten Managers van Diversiteit, voor zover beide instrumenten werken rond dit thema? Zullen er bijvoorbeeld projecten in het kader van Managers van Diversiteit worden opgenomen in de nieuwe convenanten zodat ze kunnen verder lopen vanaf 2012 in het kader van een convenant?
De voorzitter : De heer Van Overmeire heeft het woord.
De heer Karim Van Overmeire : Voorzitter, ik wil me graag bij de vragen aansluiten. Enkele maanden geleden heb ik daar in de plenaire vergadering een aantal vragen over gesteld.
Het fenomeen van de huwelijksmigratie neemt toe. Ik wil toch een onderscheid maken tussen twee categorieën. Enerzijds is er de normale huwelijksmigratie, die het gevolg is van een toegenomen internationalisering. Anderzijds zijn er de etnisch-endogame huwelijken, die eerder problematisch zijn en waarbij bepaalde gemeenschappen altijd opnieuw huwelijkspartners zoeken in het land van herkomst, waardoor er een fenomeen van achterstand ontstaat.
De sleutel ligt natuurlijk bij de federale overheid. Dat is hier in het verleden ook al gezegd. In het Vlaams Parlement is een motie goedgekeurd waarin men pleit voor een doorgedreven sensibiliserings- en ontmoedigingsbeleid.
Minister, de convenanten geven een grote autonomie aan de mensen die ze ter plaatse invullen. Komt men op die manier wel tot een echt sensibiliserings- en ontmoedigingsbeleid? Is er niet meer centrale, inhoudelijke aansturing nodig?
De voorzitter : Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Mevrouw Fatma Pehlivan : Minister, voorzitter, ik wil me ook gedeeltelijk aansluiten bij een aantal vragen. Ik heb een tijd geleden ook een vraag gesteld over huwelijksmigratie en Managers van Diversiteit en u hebt toen een zeer, zeer uitgebreid antwoord gegeven.
Als men een beleid wil voeren in het kader van gezinshereniging en huwelijksmigratie, dan heeft de federale overheid daar ook mee te maken. Enerzijds wil men ontmoedigen dat mensen partners uit het buitenland halen. Anderzijds weet ik dat familieleden laten overkomen voor het bijwonen van een huwelijksfeest, heel moeilijk is. Het is moeilijk om een visum voor kortverblijf te krijgen.
Minister, men moet ontmoedigen om een partner uit het buitenland te halen, maar er blijven wel familiebanden die men graag wil onderhouden. Zou u met de federale overheid overleg willen plegen om het verkrijgen van een visum voor kortverblijf te vergemakkelijken?
Als u een convenant met een lokale overheid wilt sluiten, zijn er dan extra middelen aan verbonden? Of komen de middelen uit de projectsubsidies van Managers van Diversiteit?
Er worden twee steden genoemd, maar ik weet dat Gent niet geneigd is een convenant te sluiten. De stad Gent vindt het niet de taak van een lokale overheid om zich te mengen in partnerkeuze en gezinshereniging en om de mensen te ontmoedigen. Minister, ik zou graag uw mening kennen.
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Voorzitter, minister, ik wil me ook aansluiten bij de vragen van de heer Kennes.
Minister, u hebt in uw beleidsbrief aangekondigd dat u een sensibiliseringscampagne wilt voeren om de etnisch-endogame huwelijken te ontmoedigen. Ik wou gewoon eens weten wat de stand van zaken is en of er al belangrijke stappen zijn gezet.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Voorzitter, er zijn een hele resem bijkomende vragen gesteld naar aanleiding van deze interessante vraag.
Mijnheer Caron, ik moet niet meer ingaan op het probleem op zich. Liefde kent geen grenzen. Huwelijken zijn toegelaten en gaat men niet verbieden. Iedereen is er stilaan van overtuigd ook meer en meer binnen de allochtone gemeenschap, vandaar dat het belangrijk is dat we een sensibiliseringsbeleid voeren dat het probleem van etnisch-endogame huwelijksmigratie heel wat negatieve effecten heeft. Vele huwelijken lopen spaak op zeer korte termijn. Er is het probleem van het telkens opnieuw starten van de inburgering. De nieuweling kent de taal niet, een percentage is analfabeet. De kloof met de partner is vaak heel groot.
Er is een heel groot verschil met de immigratiegolf die aan het eind van de 19e eeuw heeft plaatsgevonden. Mensen weken uit naar Canada en de Verenigde Staten en de tweede integratie was al volledig geïntegreerd. De derde generatie kende zelfs de moedertaal van de grootouders niet meer.
Er zijn ook opvoedingsproblemen. Kinderen lopen school in het Nederlands. Ze hebben vaak een of twee ouders die niet in staat zijn om het opvoedkundig proces in het Nederlands te begeleiden.
Dat zijn genoeg redenen om aan te nemen dat we ons zorgen moeten maken. Nog eens: het internationaal recht en het familierecht zijn wat ze zijn. Niemand die eraan denkt om te zeggen dat zulke huwelijken niet meer kunnen, maar de vaststelling blijft dat we geconfronteerd worden met een serieus probleem.
In het licht daarvan heb ik op 14 februari een brief geschreven aan de lokale besturen om de beleidsprioriteiten voor de opmaak van de integratiebeleidsplannen 2012-2014 mee te delen. Een van de beleidsprioriteiten betreft het sensibiliseren voor en het ontraden van huwelijksmigratie op het lokale niveau. De heer Van Overmeire heeft beklemtoond dat het aan de steden en gemeenten is om de lokale noden in te vullen. Dat is de manier waarop we te werk gaan. Zij kennen de situatie. Ze brengen de noden in kaart. Ze geven invulling aan de Vlaamse beleidsprioriteiten, rekening houdend met hun lokale situatie. Zij bepalen waar ze sterker de focus op leggen. In een bepaalde stad is de nood misschien veel kleiner. Het is evident dat we die autonomie respecteren. Ik ga ervan uit dat de centrumsteden en de grote steden hieromtrent wel acties zullen ondernemen. Dat lijkt me vanzelfsprekend. Zowel vanuit een integratie- als vanuit een humanitair perspectief worden zij hiermee geconfronteerd. Hoe de prioriteit huwelijksmigratie zich in de verschillende convenanten zal vertalen, zal pas tegen eind 2011 duidelijk zijn. De lokale besturen moeten namelijk pas tegen 30 juni 2011 hun nieuwe integratiebeleidsplan indienen. Op basis van die plannen wordt over de convenanten onderhandeld. Het is dus nu nog te vroeg om te zien hoe die beleidsprioriteit van de Vlaamse Regering geïmplementeerd wordt op het lokale niveau.
Zoals ik al heb gezegd, behoort het invullen van de Vlaamse beleidsprioriteiten tot de lokale autonomie. Dat betekent dat de steden en gemeenten eigen accenten leggen in strategische en operationele doelen. Ze moeten het integratiebeleidsplan pas op 30 juni 2011 indienen. Het is dan ook te vroeg om te zien hoe ze dat vertalen.
Zowel uit de projectoproep huwelijksmigratie als uit gesprekken die ik met het ook vaak allochtoon middenveld heb gevoerd, blijkt de interesse voor en de bezorgdheid over het thema te leven bij de verenigingen. Onlangs heb ik nog gesproken voor een heel grote gemengde groep Vlamingen van Turkse origine. Ik ga geen enkel thema uit de weg. Ik snijd altijd alle themas aan. Ik heb ook dit punt aangeraakt. Ik moet zeggen dat ik op heel wat instemming kon rekenen, voornamelijk van de vrouwelijke leden van het gezelschap. Het thema wordt stilaan ook voorwerp van bespreking, van bezorgdheid, ook bij het allochtone middenveld.
Een aantal geselecteerde projecten van de oproep Managers van Diversiteit, die vorig jaar huwelijksmigratie als thema had, wordt momenteel uitgevoerd door allochtone verenigingen. Zij hebben dus heel zeker een rol en een aantal nemen ook heel bewust die rol op. Ik ben er ook blij om. Dat brengt dit thema veel sterker onder de aandacht. Het geeft ook veel meer draagkracht aan de thematiek.
Wat betreft imams en spirituele leiders, ligt de zaak enigszins anders. Het Steunpunt Gelijkekansenbeleid voert een onderzoek naar imams in Vlaanderen. Het doel is onder meer hun opvattingen over integratie/inburgering, islam in Europa, gendergelijkheid én de samenhang tussen deze drie factoren in kaart te brengen. Ik heb de onderzoekers gevraagd ook de sociaal-culturele rol van moskeebesturen te bekijken. Ik verneem van onze stedelijke integratiediensten dat er heel wat moskeeën zijn die een maatschappelijk engagement opnemen. Ik heb dat daarnet ook gezegd naar aanleiding van het antwoord op de eerste vraag. Het is dan ook belangrijk dat dat mee wordt opgenomen in het onderzoek.
Ik stel voor dat we de resultaten van het onderzoek afwachten vooraleer de ene of andere partij formeel ingeschakeld wordt in het proces. Ik moedig uiteraard aan dat bepaalde moskeeverenigingen en/of imams een duidelijk standpunt innemen voor integratie en waarschuwen voor de mogelijke problemen die verband houden met huwelijksmigratie.
Het Kruispunt Migratie-Integratie kreeg de opdracht om de projecten rond huwelijksmigratie in het kader van Managers van Diversiteit op te volgen. De taak bestaat erin de methodieken die binnen de verschillende projecten worden ontwikkeld op te volgen, te evalueren en af te toetsen aan de Vlaamse beleidsprioriteiten. Relevante methodes zullen worden bezorgd aan zowel de integratiesector als de andere sectoren. Ook steden en gemeenten zullen dus in de toekomst gebruik kunnen maken van de ontwikkelde methodieken. Het enige geselecteerde project dat door een lokaal bestuur is ingediend in het kader van Managers van Diversiteit, is het project Op Weg van de stad Beringen. Als blijkt dat dit project goede resultaten oplevert, kan het worden opgenomen in het convenant.
Voorzitter, ik denk dat ik heb geantwoord op de meeste vragen. Mevrouw Pehlivan, u had het nog over de visumproblematiek. Ik kan erin komen dat u zegt dat als hier een huwelijk plaatsvindt tussen mensen die hier wonen, ingeburgerd en geïntegreerd zijn, het heel pijnlijk is als de familie niet zou mogen komen om mee feest te vieren. Ik zal meedelen wat u hebt gezegd aan minister Vanackere. Ik zal er hem op wijzen. Het is een federale aangelegenheid. Ik zal zijn antwoord afwachten om te zien of maatregelen genomen moeten worden.
Mijnheer Caron, het is evident dat het nog te vroeg is om de projecten die in januari 2011 zijn opgestart, te evalueren. Er zitten een paar goede, boeiende projecten tussen. Maar het is nog veel te vroeg om er nu een antwoord op te geven.
Mevrouw Pehlivan, als ik u zo hoor, zou Gent niet zo enthousiast zijn om een convenant af te sluiten. Ik weet dat niet. Ik zal zien wat de stad daarover laat weten. Ik ben altijd bereid om daarover in dialoog te gaan. Op dit moment heb ik nog geen enkel signaal gekregen. Ik mag hopen dat de stad Gent, die dan toch een belangrijke integratiedienst heeft die gesubsidieerd wordt, zegt dat ze zich inschrijft in het algemene Vlaamse beleid. Ik heb respect voor de lokale autonomie. Gent heeft, zoals Antwerpen, zijn eigen problemen. Andere steden en gemeenten hebben die ook, maar ik mag toch hopen dat de stad zich inschrijft in dat beleid.
De voorzitter : De heer Kennes heeft het woord.
De heer Ward Kennes : Minister, ik dank u voor de toelichting. Voor een aantal zaken komt mijn vraag misschien wat te vroeg. Men kan de dossiers indienen tot 30 juni. Uit de reacties van de collegas leid ik toch af dat de zaak met veel interesse in de commissie gevolgd wordt. We zullen er zeker op terugkomen op het moment dat er meer gegevens bekend zijn.
De voorzitter : Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Mevrouw Fatma Pehlivan : Minister, de opmerking over de visa klopt. De heer Caron treedt me daarin bij. We voeren een politiek om mensen te ontmoedigen. Mensen die hier dan huwen, worden ermee geconfronteerd. Het duurt veel te lang, soms twee tot drie maanden, om een tante, een oom, een neef of een nicht naar hier te laten komen. Ik vraag u om dat bij uw federale collega aan te kaarten.
Gentenaars zijn natuurlijk Gentenaars. Ze zijn koppig en voeren hun eigen beleid. Ze voeren wel een heel degelijk integratiebeleid. Ik denk wel dat ze aan tafel willen zitten. Ze moeten echter duidelijk weten waarover het gaat en wat hun inbreng zou kunnen zijn. Ik zal de zaak verder opvolgen, ook in Gent.
De voorzitter : De heer Van Overmeire heeft het woord.
De heer Karim Van Overmeire : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik had vier kleine opmerkingen. U zegt dat liefde geen grenzen kent. Dat klopt natuurlijk. Bij gearrangeerde huwelijken komt de liefde echter in het beste geval achteraf. Het argument geldt dan niet van bij de aanvang. Men moet een heel goed onderscheid maken tussen de, zeg maar, normale huwelijksmigratie en de welbepaalde gemeenschappen waar een heel andere dynamiek bestaat.
U hebt nogal veel vertrouwen in de kracht van de steden en gemeenten, die volgens u de situatie op het terrein heel goed of beter kunnen inschatten, die hun eigen operationele en strategische doelstellingen zullen opstellen. Dat geldt misschien voor steden zoals Antwerpen, Gent, Mechelen. Dat zijn steden met een allochtone gemeenschap die er al wat langer is en die dikwijls ook goed georganiseerd is. In een aantal centrumsteden liggen de zaken toch wel anders, zeker als het gaat over gemeenschappen die vrij recent zijn. Het is niet meer zo dat in onze steden één, twee of drie allochtone gemeenschappen leven. Steeds meer worden die steden een mozaïek van groepen mensen die op korte tijd van elders zijn gekomen en waarmee het lokaal bestuur vaak heel weinig contact heeft, laat staan dat dit stadsbestuur een strategie zou kunnen opstellen om die huwelijksmigratie enigszins in te dammen.
U verwacht ook veel van de allochtone gemeenschappen zelf. Ik wil aannemen dat er zeker gemeenschappen zijn, zoals de Turkse, waar groepen ondertussen wel inzien dat dit probleem er is. Voor die mensen blijft er echter een spanningsveld bestaan tussen een soort Vlaamse burgerzin en een loyaliteit ten opzichte van de eigen familie en etnische gemeenschap. Hoe men het ook draait of keert, er is nog altijd een enorme aantrekkingskracht: zelfs al komen die mensen hier in Vlaanderen in de kansarmoede terecht, voor heel veel van hen is de situatie nog altijd oneindig veel beter dan de situatie in hun thuisland. Alleen met een vrijblijvend sensibiliseringsbeleid zal men, vrees ik, niet tot resultaten komen.
Er werd verwezen naar de imams, de spirituele leiders, de moskeebestuurders. Dat lijkt me een interessant element van discussie. Minister, zou men kunnen zeggen dat de houding van die mensen tegenover deze problematiek, het zich inschakelen in het Vlaamse sensibiliseringsbeleid ter zake, een element zou kunnen zijn voor gemeenten bij het advies dat ze moeten geven? Daarmee grijp ik even terug naar de eerste vraag.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Mevrouw Pehlivan, ik zal minister Vanackere daarover dus aanschrijven. Ik zal het betoog meesturen dat u hebt gehouden in deze commissie, en erop aandringen dat er een antwoord op komt. Mocht er geen antwoord komen of mocht dat het noodzakelijk voorwerp zijn van verdere gesprekken met de minister, dan zal ik die uiteraard voeren.
Mijnheer Van Overmeire, ik denk dat ik in mijn eerste antwoord duidelijk heb gemaakt dat er heel veel gemakelde huwelijken zijn, en dat daar een ernstig probleem schuilt. Ik heb gezegd dat liefde geen grenzen kent, maar ik heb er meteen aan toegevoegd dat er in dezen wel degelijk een ernstig probleem is. Ik ga dat dus ook niet uit de weg. Geloof ik in de kracht van wat die lokale gemeenschappen kunnen doen? Ja en neen. Ik heb het ook bij vorige debatten gezegd, maar ik heb het nu niet meer herhaald: ik denk dat er op de eerste plaats een aantal federale maatregelen moeten worden genomen. Nederland doet dat ook. Er is het probleem van de leeftijd van die mensen. Wat dat betreft, zitten we met de internationale verdragen met Turkije en Marokko. Er is het probleem van de intrafamiliale huwelijken, huwelijken tussen neven en nichten. Nederland treedt daartegen op. Er is het probleem van de strijd tegen de schijnhuwelijken. Dit zijn federale bevoegdheden. Die hebben wij niet. Ons beleid kan, met de beste wil van de wereld, alleen maar gaan voor een maximale sensibilisering en ontrading. Ik ben er zeker van dat het heel belangrijk is ter zake met de allochtone gemeenschap zelf te werken, om hen te wijzen op de problemen die rijzen. Ik ervaar dat jonge vrouwen met een migratieachtergrond die problemen heel snel beginnen te erkennen, dat er een evolutie in de geesten is.
Er is op een bepaald ogenblik een onderzoek geweest in Limburg naar huwelijksmigratie. Mijnheer Kennes, ik denk dat het die cijfers zijn waarnaar u hebt verwezen. Ik heb de opdracht gegeven aan het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA) om een studie uit te voeren om het probleem te kwantificeren, om dus te bekijken over hoeveel mensen het gaat. Ook zal het probleem van de schijnhuwelijken in kaart worden gebracht, dus de scheiding, het vervolgtraject. Die studie zou heel het probleem in kaart moeten brengen. Ik kijk uit naar de resultaten. Ongetwijfeld zal dat onderzoek nieuw materiaal leveren om ons toe te laten te bekijken of het beleid kan worden bijgestuurd, om de steden die daarmee worden geconfronteerd bijkomende informatie te geven enzovoort. Dat is niet onbelangrijk. Er zijn deelonderzoeken gebeurd. Mijnheer Kennes, ik vermoed dat u daarnaar hebt verwezen. Het lijkt me echter belangrijk dat er een zo omvattend mogelijke studie gebeurt.
De voorzitter : De heer Kennes heeft het woord.
De heer Ward Kennes : Er is ook de recente studie geweest van de Koning Boudewijnstichting, getiteld Gezinshereniging in België, de mythe ontcijferd. Daarin was ook heel wat materiaal terug te vinden. Die studie heeft ook aanleiding gegeven tot een actuele vraag en een klein debatje in de plenaire vergadering van 2 februari.
De voorzitter : Het incident is gesloten.