Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 07/04/2011
Vraag om uitleg van mevrouw Gerda Van Steenberge tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de hervorming van de naschoolse opleidingen aan muziek-, dans- en tekenacademies
- 1694 (2010-2011)
De voorzitter : Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Mevrouw Gerda Van Steenberge: Voorzitter, minister, collegas, voor het eerst in meer dan twintig jaar worden naschoolse opleidingen aan muziek-, dans- en tekenacademies totaal hervormd.
De Vlaamse Regering heeft hiervoor al een plan klaar waarbij de aparte vakken in de muziekschool geïntegreerd worden. Het zou de bedoeling zijn dat kinderen vanaf zes jaar naar de muziekschool kunnen en dat ze niet langer eerst notenleer moeten volgen alvorens een instrument te leren. Het aanbod wordt flexibeler, met onder meer lessen via internet. Ook zullen een pak nieuwe richtingen kunnen worden gevolgd. Voorbeelden zijn mediakunst, niet-westerse kunst en de nieuwe richting Urban Arts. Academies zullen zelf ook de mogelijkheid krijgen nieuwe richtingen te creëren, als daar vraag naar is.
De bedoeling is vooral een zo breed mogelijke groep aan te spreken. Daarom wilt u dat de zuivere theorie tot het verleden behoort. Dit systeem bestaat al in Nederland, maar kenners beweren dat hun systeem veel minder goed is dan het Vlaamse zoals het tot nu toe bestond. Het is goed om de goesting in muziek te stimuleren door de kinderen meer ervaringsgericht te laten kennismaken met muziek, maar de theorie blijft wel nodig. Minister, u zult mij niets horen zeggen over initiatieklassen. Ik vind dat een goed initiatief. Mijn kinderen hebben ook initiatieklassen gevolgd. Dat heeft een van de drie gestimuleerd om voort te doen. Maar dat had niets met notenleer op zich te maken.
De theorie blijft nodig, bijvoorbeeld als je van instrument wil veranderen, als je erover wilt communiceren of les wilt geven. Door het nieuwe systeem zouden er ook minder componisten opstaan, zeggen sommige kenners. Minister, het is toch de bedoeling om muziek niet alleen te zien als een ontspanning maar ook als een inspanning, niet alleen als een ontspanning voor grote groepen kinderen, maar ook als een aanleiding tot een hoogstaande muziekopleiding die goede musici aflevert. Dit gaat niet alleen over een beetje muziek leren, het gaat over veel meer dan dat. Het is zoals het leren van een taal. Om een taal te leren, moet men eerst de grammatica kennen. Hoe meer men ervan kent, hoe meer liefde men voor een taal zal opvatten. Het gaat niet alleen over amusement maar ook over professionele musici. Ik vraag mij af of er voor ouders die hun kinderen meer professionele muziek willen laten volgen geen tweesporenbeleid zal ontstaan met enerzijds kinderen die ook notenleer zullen volgen en privéles zullen krijgen en anderzijds kinderen die gewoon op de academies muziekschool zullen volgen.
Minister, u plant om hierover overleg te plegen met de sector. Dan pas zou u beslissen over de details van de hervorming. Ik stel u de vraag nu omdat er in de sector nu al onrust bestaat. In mijn inleiding zei ik meer dan twintig jaar geleden, maar eigenlijk zou ik moeten zeggen: nog maar twintig jaar geleden. De resultaten van die hervorming krijgt men nu pas in de academies. De notenleer is totaal hervormd en het is veel aangenamer geworden voor de kinderen om notenleer te volgen.
Hoe zien de grote krijtlijnen van het plan tot hervorming van de naschoolse opleidingen aan muziek-, dans- en tekenacademies eruit? Kan de sector, waarmee u nog overleg zult hebben, enkel nog in de details van deze hervormingen wijzigingen aanbrengen of kan hij nog mee discussiëren over de grote krijtlijnen?
U spreekt over zoveel mogelijk mensen bereiken, maar wat is de reden waarom bepaalde groepen niet naar de academies komen? Is er al onderzoek gedaan naar de oorzaken waarom bepaalde groepen niet bereikt worden voor de naschoolse opleidingen in de academies? Zo ja, wat waren de bevindingen? Zo neen, waarom niet en zal dat nog gebeuren? Het lijkt mij toch zeer interessant om te weten waarom die groepen niet worden bereikt. Hebt u al cijfers over kinderen die afhaken omwille van de notenleer? Ik heb daar mijn twijfels over. Is er een vergelijking gemaakt tussen ons systeem van muziekacademie en dat van de buurlanden? Tot hoever zal de vrijheid van de academies reiken met betrekking tot het creëren van nieuwe richtingen?
De heer Boudewijn Bouckaert : Minister, in het beleid kun je twee soorten fouten maken: toegeven aan conservatieve neigingen in het veld er zijn mensen die niets willen veranderd zien en die hun wil kunnen doorzetten waardoor het beleid stagneert en per se bestendig dingen willen hervormen om te hervormen, terwijl de zaken dikwijls goed draaien. Dan is het misschien de frustratie van de politici dat ze daar niets kunnen veranderen omdat het zo goed gaat. Hier moeten we, met de hervormingen in het Deeltijds Kunstonderwijs (dko), ervoor oppassen dat u niet de tweede soort fout begaat. Wij moeten durven te zeggen dat het dko in Vlaanderen heel goed presteert. De opleiding is van een zeer goed niveau. Er is een zeer grote tevredenheid bij de ouders. In het buitenland benijdt men het peil van het dko in Vlaanderen, vandaar dat men heel voorzichtig moet zijn als men daar de boel overhoop zou gooien.
De vervroeging van de leeftijd, de initiatie: dat is een verrijking. Dat verbreedt de mogelijkheden. Daar kun je niets tegen hebben, maar je moet opletten wat je doet met de programmatie van het muziekonderwijs waarover ik het hier specifiek heb, en met het prutsen aan de sequentie die nu bestaat met de algemene muzikale vorming en samenzang, die nu in het eerste jaar zitten.
Mevrouw Van Steenberge sprak al over de beruchte notenleer. Wat was het, het Eerste boek van Schmoll? De tirannie van de solfège. Dat is totaal verleden tijd. De algemene muzikale vorming is omgevormd tot een zeer modern en aantrekkelijk en leuk vak voor kinderen die muziekles volgen. Die beeldvorming moet echt ontkracht worden. Op basis van die beeldvorming mag er zeker geen beleid worden gevoerd.
Ik denk dat men ook eens te rade moet gaan in het veld. De vereniging van de muziekleraren heeft een enquête gedaan over deze kwestie. De overdonderende meerderheid, namelijk 186, kiest voor een opleiding die bestaat uit twee verschillende vakken: instrument en muzikale vorming, waarin een sequentie zou zitten. Het eerste jaar begint men met muzikale vorming en samenzang, dus niet puur theorie, om daarna naar een instrument over te gaan. Ik ben er geen expert in, maar als men in het veld zegt dat dat systeem zijn deugdelijkheid heeft bewezen, zou ik daar niet te snel aan tornen.
In Nederland is er het systeem waarbij men onmiddellijk begint met het instrument. Daar gaan stemmen op om het te wijzigen. Bij de volwassenen geldt ook het systeem om meteen het instrument ter hand te nemen. Daar zijn de ervaringen ook zeer negatief.
Minister, ik wil vragen daar heel voorzichtig in te zijn. Laat een systeem dat zijn deugdelijkheid heeft bewezen, bestaan en voort functioneren. Breng andere wijzigingen aan, maar het moet niet per se op zijn kop worden gezet.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : We plannen inderdaad een grondige hervorming van het deeltijds kunstonderwijs. Dat komt niet uit de lucht vallen, u kent heel de voorgeschiedenis. Op 4 maart 2011 hebben we een conceptnota, Kunst verandert! inhoudelijke vernieuwing deeltijds kunstonderwijs goedgekeurd die de krijtlijnen bevat. Ik verwijs naar de website www.ond.vlaanderen.be/dko. Daar vindt u de hele nota. Trouwens, u zult ook de papieren versie ontvangen, mocht die nog niet zijn aangekomen. We hebben de grote krijtlijnen getrokken, maar een conceptnota is nog geen regelgeving. Uiteraard zijn er nog wijzigingen mogelijk.
Ik hoor dat sommigen zeggen dat er niet zoveel overleg is geweest. Die mensen verwarren overleg met gelijk krijgen. Er is heel veel overleg gepleegd, reeds de vorige legislatuur en ook tijdens de huidige legislatuur. Het klopt dat niet alles wat uit dat overleg is gekomen, wordt gevolgd, in het bijzonder waar het vandaag over gaat. Maar er is wel nauw overleg geweest.
De voorstellen zijn uitgegaan van reële vragen en noden, zijn voorbereid door experts uit het dko en aanverwante onderwijsniveaus en sectoren. Er werd een klankbordgroep opgericht met organisaties uit de sector. De inhoud van de conceptnota zal door mijn medewerkers tijdens zes infosessies in de verschillende Vlaamse provincies eind deze maand en begin mei worden toegelicht. De nota is ook voor advies voorgelegd aan verschillende strategische adviesraden. Als je dat doet, is het wel de bedoeling om rekening te houden met de opmerkingen die worden gemaakt. Na de conceptnota zal er een concretere nota komen waar heel wat andere aspecten in aan bod zullen komen.
Op dit ogenblik legt het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving van de K.U.Leuven (HIVA) de laatste hand aan een onderzoek over inschrijvingsgeld in het dko. Daar zal voor een stuk worden bekeken waarom bepaalde doelgroepen de weg naar het dko niet of onvoldoende vinden. Een vergelijking, zij het niet-gedetailleerd, met vormen van kunstonderwijs uit een aantal andere landen, wordt opgenomen. Eerstdaags krijg ik dat rapport. Het zal worden vrijgeven zodat iedereen dat kan bekijken.
In de toekomst zal een specifieke procedure het mogelijk maken om het opleidingsaanbod flexibel te maken en te laten inspelen op nieuwe opleidingsbehoeften die de academies vaststellen. Die structurele flexibiliteit zou het ook mogelijk moeten maken om nieuwe doelgroepen aan te trekken, zodat het dko kan verdiepen en verruimen zonder afhankelijk te zijn van tijdelijke projecten. Ik denk niet dat heel veel mensen daar tegen kunnen zijn. Hoe die procedure er precies zal uitzien en hoeveel vrijheid de academies krijgen, is stof voor een tweede, meer concrete nota, die u in het najaar mag verwachten. We moeten het natuurlijk eerst eens zijn over de conceptnota om die andere notas te kunnen schrijven.
Over de notenleer kan nog veel worden gezegd. Er is het argument dat men alle leraren notenleer heeft gevraagd wat ze ervan vinden. Toen men destijds aan de typisten vroeg wat ze ervan vonden dat typen zou worden afgeschaft, stonden ze ook niet te springen. Bovendien schaffen we notenleer niet af, er kan een ander parcours worden geopend. Het moet niet worden gevolgd, het kan. Er zijn een aantal grote artiesten die nooit in hun leven notenleer hebben gehad. Dat gebeurt meer dan u denkt. In deze nota worden beide parcoursen geopend. Men moet geen schrik hebben: notenleer zal nog worden gegeven in de toekomst. Het is helemaal niet de bedoeling om het af te schaffen of te vervangen door iets anders. Het gaat over het tijdstip van de start. Kunst begint met verwondering. Met notenleer verwonder je kinderen niet altijd, sommige misschien wel. Misschien krijgen ze later wel goesting. Het is een genuanceerd verhaal.
De voorzitter : Mevrouw van Steenberge heeft het woord.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Minister, ik dank u voor uw uitleg. Ik heb de nota nog niet gezien. Ik zal ze met belangstelling bekijken.
U zegt: hoe meer mensen we bereiken, hoe beter. Uiteraard kan ik daar niet tegen zijn. Ik heb het altijd als een gemis ervaren dat ik geen muziekschool heb gevolgd. Wij woonden in den blet en we konden er niet naartoe. Hoe meer mensen kunnen worden bereikt, hoe beter. Men moet dan ook niet verwonderd zijn dat meer mensen zullen afhaken, alleen denk ik dat de redenering dat ze afhaken omwille van de saaie notenleer, niet echt klopt. Ze hebben interesse of niet. Ik vrees alleen maar dat we naar een verschraling zullen gaan in de muziekopleidingen, maar dat zal ik dan achteraf wel zien.
We hebben uitstekende musici. Soms neemt er iemand deel aan de Koningin Elisabethwedstrijd. Dat kan men niet zonder notenleer. Ik vrees voor verschraling. De meesten zullen wel voor het gemak kiezen. Als je kinderen hebt, zie je dat ze de gemakkelijke weg kiezen als dat kan, tenzij ze gepusht worden door hun ouders. Ik zie het als een kans om iets bij te leren. Zoals ik al zei: het is een taal zoals een andere die je moet aanleren en die op langere termijn een verrijking is. Meer zeg ik daar momenteel niet over.
De heer Boudewijn Bouckaert : Ik sluit me aan bij mevrouw Van Steenberge. Minister, u hebt in een interview gezegd dat die algemene muzikale vorming, die we ten onrechte nog notenleer noemen, ontmoedigend werkt.
Minister Pascal Smet : Het kán ontmoedigend werken.
De heer Boudewijn Bouckaert : Uit de statistieken blijkt dat de uitval in het eerste jaar 3,9 procent bedraagt, en op een termijn van 4 jaar 8,9 procent. Dat is dus een zeer kleine uitval.
Minister Pascal Smet : Dat klopt niet. Er zijn er veel die niet voorkomen in de statistieken, omdat ze gewoon niet beginnen.
De heer Boudewijn Bouckaert : Zo kan men alles bewijzen. Dan kom ik op de volgende vraag: de slaagcijfers aan de universiteit zijn nog veel lager, omdat er zoveel studenten niet naar de universiteit gaan. Dat is knoeien met resultaten.
Voor de kinderen die beginnen, is dit absoluut niet ontmoedigend. Ik ben het er echter mee eens dat men vroeger mag beginnen, dat men dat mag opentrekken. We zullen zien wat daarvan het resultaat is. Ik beweer echter dat de mening van de mensen uit de sector, die er iets van kennen, die weten hoe men kwaliteit moet produceren, opzij wordt geschoven omdat een aantal wizards ergens in het ministerie per se hun visie moeten doordrukken. Dat is de indruk die ik heb.
Minister Pascal Smet : Its the people!
De heer Boudewijn Bouckaert : Dat is niet het geval, vrees ik. Dit mag amusement zijn, maar het grootste amusement dat men kan hebben, is dat men iets kan bereiken in het leven, dat men iets leert dat men vroeger niet kon. Dat geeft een innige genoegdoening. Daarom moet men soms eens een inspanning doen. Algemene muzikale vorming vergt wat inspanning, hoewel dat zo leuk mogelijk wordt gebracht. Het gaat echter over de taal, over de structuur van muziek. Als men dat wat naar de achtergrond duwt en kinderen onmiddellijk een instrument in handen gaat duwen, dan vrees ik dat die kwaliteit in gevaar komt.
Als kinderen meteen beginnen met instrumenten, bestaat bovendien het gevaar van verschraling in de opleiding. Bepaalde instrumenten zullen immers niet worden gekozen. Wie zal kiezen voor de fagot? Nu krijgen de kinderen een soort doop in de muziek, in de structuur van de muziek, in het wezen ervan, in het zingen, en daarna kunnen ze dus met veel meer kennis van zake overgaan tot de keuze van een instrument.
Minister, ik wil dus vragen dat u zou behouden wat goed is en zou veranderen wat minder goed is. (Opmerkingen)
Mevrouw Kathleen Deckx : Mijnheer Bouckaert, u verwijst naar statistieken. Terwijl de discussie gaande was, heb ik even een lijstje gemaakt met de namen van de kinderen die samen met mijn dochter in het eerste jaar Muziekonderricht zijn begonnen. Het ging over negen kindjes uit haar klas, en dan ben ik er nog één of twee vergeten. Het waren er dus ongeveer tien. Uiteindelijk is er van die kinderen nog ééntje bezig met muziek op diezelfde muziekacademie. Dat kind heeft al die notenleer gevolgd en al die theoretische vakken erbij genomen. Alle andere kinderen hebben afgehaakt. Ik weet ook waarom. Het was immers een vrij hechte groep. Het ging erom dat ze die notenleer op zich gewoon niet konden verwerken. Dat is heel moeilijk. Een groot aantal heeft daar afgehaakt en is naar privélesgevers gegaan, bij wie het instrument centraler staat en waar, samen met het spel, ook de theorie wordt aangeboden. Op die manier schijnt dat wel beter te gaan. Voor u dus heel het project afschiet, geef het tenminste een kans.
Ik denk dat kinderen die echt talent hebben, die notenleer wel zullen krijgen op die muziekschool. Of dat vak nu zo heet of een andere naam heeft, zal geen rol spelen. Voor de andere kinderen gaat een heel brede waaier aan mogelijkheden open. Ze worden op een andere manier aangezet tot het spelen van muziek. Heel belangrijk is dat ze uiteraard kennis opdoen over alles wat ze moeten weten, maar het is ook belangrijk dat ze plezier maken terwijl ze dat doen. Daar gaat het uiteindelijk ook om, en dat mis ik soms enigszins in het muziekonderwijs. Dit is misschien zeer subjectief, maar het is wel een vaststelling die ik persoonlijk doe. Compleet vasthouden aan wat we hebben, lijkt me niet per se noodzakelijk. We mogen absoluut nadenken over verandering ter zake.
De heer Boudewijn Bouckaert : Mevrouw Deckx, ik heb zelf gezegd dat er dingen mogen veranderen. Veel dingen in die nota zijn goed. Ik schiet dat niet in zijn geheel af. Alleen merk ik dat men in de sector sterk vasthoudt aan die sequentie. Dat is een waarborg voor kwaliteit. In Nederland gaan nu stemmen op om het terug te draaien. Ik heb hier de slaagcijfers van de algemene muzikale vorming. Dat zegt toch meer dan uw subjectieve ervaring. Meten is weten.
Er zullen altijd groepen zijn die geen muziekonderwijs volgen. Sommige kinderen hebben meer aanleg voor sport of doen andere dingen. Iedereen betrekken kan geen doelstelling zijn. De doelgroep verruimen, oké. Maar verruim die met kwaliteit, niet door het muziekonderwijs te herleiden tot bezigheidstherapie. Dat is een belangrijk punt van de sector.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Denkt u dan niet dat er twee soorten opleidingen zullen zijn bij de muziekscholen, voor wie notenleer volgt en voor wie niet? Als het gaat over amusementswaarde, bestaat er ook zoiets als een fanfare. Daar kun je plezier beleven in de muziek. Op het einde van de rit wordt er wel een diploma afgeleverd. Dan gaat iedereen zeggen dat het een gelijkwaardig diploma moet zijn, maar dat zal niet kunnen. Dan is er weer sprake van ongelijkheid, maar ik vind dat dat niet hetzelfde diploma kan zijn. Het gaat over kennis. Mensen zullen het volgen via de gemakkelijke weg enkel voor hun plezier. We moeten eens goed nadenken wat het doel is van die opleidingen aan academies. Daar wordt wel een inspanning vereist. Wie echt de inspanning doet om notenleer te volgen, mag niet op dezelfde manier worden bekeken. Je zult met twee soorten opleidingen zitten.
De heer Boudewijn Bouckaert : De leraren muzikale vorming verliezen geen uren. Het is niet uit eigenbelang dat ze ertegen zijn. Minister, u mag hen er niet van beschuldigen dat ze denken aan hun eigen belang.
Minister Pascal Smet : Dat heb ik niet gezegd.
De voorzitter : Het incident is gesloten.