Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 31/03/2011
Interpellatie van de heer Marino Keulen tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over censuur en andere praktijken in bepaalde joodse scholen
- 134 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Keulen heeft het woord.
De heer Marino Keulen : Minister, ik heb u over dit gevoelige punt in het verleden al ondervraagd door middel van een vraag om uitleg. Nadien heb ik nog verschillende schriftelijke vragen gesteld. Ik vond uw antwoorden nogal nietszeggend, minister. Nochtans, ik heb die vragen gesteld naar aanleiding van verontrustende berichten. Zo stond er een artikel in Gazet van Antwerpen, dat trouwens een vervolg kreeg op de VRT in het programma Koppen.
U kent intussen allemaal de feiten en context. Er zouden in die scholen verontrustende feiten gebeuren. Alles wat ook maar van dicht of van ver te maken zou hebben met seksuele opvoeding of met bloot, wordt daar blijkbaar gecensureerd. Er wordt driftig en duchtig gegomd. Ook zaken zoals de evolutieleer zouden uit de leerboeken verdwijnen, of bladzijden zouden worden uitgescheurd. Om een lang verhaal kort te maken: de leerlingen zouden daardoor een leertraject afleggen dat niet beantwoordt aan de leerplannen en eindtermen. Ik heb bij mijn eerste vraag voorbeelden laten zien in deze commissie. Ik heb toen gezegd: mocht dit gebeuren in een moslim- of katholieke school, het kot zou te klein zijn.
Ik heb u toen met aandrang gevraagd, minister, om te proberen om contact op te nemen met de toen nog anonieme leerkrachten. Ik vroeg u om te proberen te weten te komen wat daar aan de hand was. Ik vroeg u om de betrokken school te laten doorlichten door uw inspectiediensten om de waarheid van de roddel te kunnen scheiden, om klaarheid te scheppen. Ik vroeg u om er vooral voor te zorgen dat de kinderen het best mogelijke onderwijs krijgen zoals wij dat hebben vastgelegd in de eindtermen. Ik vroeg u om ervoor te zorgen dat de jongeren gewapend zijn om de uitdagingen van de toekomst het hoofd te kunnen bieden. Tot dusver heb ik van uw kant weinig gezien, minister.
Deze week ben ik aangesproken door de joodse gemeenschap, dat is maar één klok, maar dat is die mensen hun goed recht. Onder meer Terry Davids, drijvende kracht achter het magazine Joods Actueel, nam contact met mij. Het blad bericht over de joodse gemeenschap in België en vooral in Antwerpen. Iedere geïnteresseerde kan het blad ontvangen. Ik ken Davids als een moedige vrouw. Ze probeert de waarheid en eerlijkheid recht te doen. Ze pleit voor nuance. Ze wou niet ontkennen dat er in het verleden misschien wel oudere en ouderwetse krachten de gom nogal driftig hebben gehanteerd. Ze legde echter vooral de nadruk op de verstoorde werkrelaties tussen leerkrachten aan de ene en directie en inrichtende macht aan de andere kant. Ze zei dat ik wellicht altijd voorbehoud zou blijven maken. Ze nodigde mij uit op de school. Ik moest vooral onaangekondigd gaan en meer nog, ik moest de hele commissie Onderwijs meenemen. We mogen daar de leerboeken gaan nakijken om te zien wat er nu van klopt ik breng de boodschap over zoals Davids ze overbracht.
De berichtgeving op onze openbare omroep en in Gazet van Antwerpen blijven echter bestaan. Zij gaan ook prat op hun objectiviteit en brengen alleen nieuws als dat gestaafd is door feiten.
Er zijn bijvoorbeeld mensen die zeggen dat ze hun examens niet kunnen voorbereiden. Door de censuurpraktijken zijn ze pas eind december klaar. Het duurt zo lang eer alles weggegomd en uitgescheurd is wat zogezegd niet in handen van jongeren mag komen. Ik heb u ook verteld wat ik vernomen heb vanuit de joodse gemeenschap.
Minister, de waarheid moet nu maar eens boven water komen. U hebt daar een belangrijke sleutel in handen. Wordt er in die school aan censuur gedaan zodat de kinderen uiteindelijk een programma krijgen dat niet beantwoordt aan de leerplannen en eindtermen? Klopt het dat ze niet de voorbereiding krijgen die wij nodig achten om in de toekomst de uitdagingen het hoofd te kunnen bieden?
De Vlaamse overheid stopt heel veel geld in het onderwijs. Dat is waarschijnlijk het best geïnvesteerde geld. Ook al zit ik in de oppositie, ik kan zeggen dat de ministers van Onderwijs en van Innovatie nooit genoeg geld kunnen krijgen om de toekomst voor te bereiden. U hebt als het ware het departement van de toekomst in handen met Onderwijs én Jeugd. Dat onderwijs moet op een correcte manier gebeuren.
Daarom vraag ik met klem om een doorlichting te laten doen. Kloppen de feiten die in de media werden gebracht? Of is de waarheid meer genuanceerd? Kan nu eindelijk de waarheid komen bovendrijven? Dat is in eerste instantie het verzoek aan u, minister, om iets te doen en nu via een objectieve doorlichting te proberen om klaarheid in deze zaak te brengen, vooral in het belang van de jonge mensen die daar les volgen en in het belang van het respect voor de wetgeving die we voor deze en andere scholen moeten handhaven.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Wim Van Dijck : Voorzitter, voor de tweede maal stelt collega Keulen in deze commissie vragen over censuur in een bepaalde joodse school in het Antwerpse. Een eerste keer was dat naar aanleiding van een artikel in de Gazet van Antwerpen in november vorig jaar, en vandaag naar aanleiding van een reportage in Koppen op 17 maart.
Laat me eerst duidelijk stellen dat het ook voor mij van zeer groot belang is dat mensen met welke culturele en religieuze achtergrond dan ook, zich houden aan een pakket waarden en normen die algemeen gelden in Vlaanderen en Europa en zorgen voor een gezonde samenhang in onze samenleving. Dat is essentieel. Dat geldt dus ook voor de joodse gemeenschap in Antwerpen.
De heer Keulen herinnert zich misschien nog dat ik vorige legislatuur een vraag stelde over het verzet uit orthodox-joodse hoek tegen de inburgeringscursussen. Hij had toen nog de hoedanigheid van minister van Inburgering. Men moet mij dus niet meteen betichten van eenzijdigheid.
Dit gezegd zijnde, vind ik enige nuance in het debat over de school in kwestie we mogen ze wel bij naam noemen: Jesode Hatora-Beth Jacob op zijn plaats. De nuance is ondertussen al deels aangebracht door de vraagsteller zelf. Ten eerste werden de praktijken in de school ten tonele gevoerd door een kleine groep mensen die ooit verbonden waren aan de school. Ze getuigden eerst anoniem in de krant en daarna in Koppen, waarbij één ex-lerares uit de anonimiteit trad. Het gaat in beide gevallen over dezelfde mensen. Hun getuigenissen zijn bepalend voor de sfeer die nu rond het onderwijs in die school, en veralgemenend in de joodse scholen in Antwerpen, wordt gecreëerd.
Bij mij rijst de vraag of ze volledig waarheidsgetrouw zijn. Men moet altijd opletten met getuigenissen van ex-werknemers. Zo werden er ten aanzien van de inspectie zeer zware beschuldigingen geuit die nergens hard worden gemaakt en die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geklasseerd moeten worden als indianenverhalen. We hebben het daar vorige keer al over gehad. Maar de toon is ondertussen wel gezet: in de bewuste school gebeuren dingen die het daglicht niet mogen zien, en Brussel knijpt een oogje dicht. Of dat geloofwaardig is, durf ik echt te betwijfelen, zeker omdat de betrokkenen, volgens de minister in zijn antwoord vorige keer, nooit een klacht hebben ingediend bij de inspectie.
Dat sommige gebruikte handboeken aangepast worden, is ontegensprekelijk waar en wordt door de school ook toegegeven, maar, zo verklaart de voorzitter van de inrichtende macht: Aan de essentie van de leerstof wordt niet geraakt. Of dat zo is, moet een doorlichting dan maar eens naar boven brengen. Hij geeft ook toe dat de streng religieuze overtuiging van ouders en kinderen en van onderwijzend personeel, alsook een zekere preutsheid, aanleiding geven tot de meeste van die aanpassingen, maar hij vindt dat het goed recht van de school. Hier raken we inderdaad aan de gevoelige kwestie van de autonomie van de school, wat door de voorzitter vorige keer ook al in het debat werd gebracht. Nu mag ikzelf dergelijke aanpassingen zwaar overdreven vinden, ik vind dat vele daarvan niet echt essentieel zijn voor een correcte opname van de leerstof.
Dat vindt, alvast wat betreft de lagere school van de campus, ook de onderwijsinspectie, die bij een doorlichting in maart 2008 een gunstig advies uitbracht. Er waren toen zeker pijnpunten voortkomend uit het spanningsveld tussen de streng religieuze overtuiging van de school en de niet-joodse wereld en cultuur: pijnpunten die zich voornamelijk inderdaad op het vlak van wereldoriëntatie, van ICT en het informatie zoeken via internet, en van muzische vorming situeerden, maar die voor de inspectie toch geen onoverkomelijk struikelblok vormden. Voor wereldoriëntatie zou de basisschool ten andere de toestemming hebben van het Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap (OVSG) en van de inspectie om de eigen varianten te doceren.
Collegas, het gaat hier om een gesubsidieerde vrije school, die zich ingebed heeft in de regels die voor het gesubsidieerd onderwijs gelden. Het is een school die volgens de inrichtende macht ernaar streeft om via het onderwijs de joodse gemeenschap een venster op de wereld te bieden en zo de integratie te bevorderen in de maatschappij waarin ze leeft. Dat lijkt me een duidelijk, noodzakelijk en nobel engagement. Daarom is het volgens mij toe te juichen dat de school al van bij zijn ontstaan niet-joodse leerkrachten aanwerft en inzet. Dat zoiets problemen met zich meebrengt in de communicatie tussen het joodse en het niet-joodse onderwijzend personeel, kan ik aannemen. Maar wat is het alternatief? Dat is dat de school zich uit het gesubsidieerde net zou terugtrekken, een privéschool zou worden en misschien enkel nog streng joodse leerkrachten zou inzetten. Daar hebben we helemaal geen controle meer op.
Als er inderdaad in de Jesode Hatora-school praktijken worden toegepast die onoorbaar zijn tot nader order durf ik daaraan te twijfelen dan moet de minister van Onderwijs dat laten onderzoeken, maar zonder daarbij de dialoog met de school en een eerder klein deel van de joodse gemeenschap uit het oog te verliezen, daar druk ik op. Door de reportage in de krant en op tv is nu al een soort proces gemaakt van die school en kregen we tot nu toen een vrij eenzijdig en naar mijn aanvoelen overtrokken beeld. Dat beeld zou best worden bijgesteld door een doorlichting en door ook de andere klok te laten luiden. Voorzitter, ik stond erop deze nuances hier vandaag naar voren te brengen.
De voorzitter : Mevrouw Deckx heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Deckx : Voorzitter, over dit thema heb ik op 27 oktober een actuele vraag gesteld. Ik wil voortborduren op wat toen is gezegd.
Minister, u hebt toen gezegd dat de inspectie nog geen problemen had gesignaleerd. U ging er dus van uit dat alles in orde was. Vandaag is de vraag of er intussen al problemen gesignaleerd zijn door inspecties. Is er een vervolg gekomen op dat verhaal? Als dat zo is, zal de betreffende school zich aanpassen aan de eindtermen als gevolg van slechte doorlichtingsverslagen, of worden de erkenning en subsidiëring ingetrokken?
Minister, u hebt toen gezegd dat er enkele maanden geleden een erkenning van een joodse school in Antwerpen is ingetrokken. Blijkbaar gaat het onderwijs dan verder in een soort huisonderwijs waar we geen controle meer op hebben. Hoe gaan we om met dat collectief huisonderwijs en privéscholen in onze samenleving? Overweegt u om de leerplichtwet te verfijnen zodat we daar zicht op krijgen? Als bepaalde scholen zich terugtrekken in een sfeer van privéonderwijs, dan verliezen we elk zicht op de zaak, en dat is niet wenselijk.
De voorzitter : Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Mevrouw Fatma Pehlivan : Minister, de situatie is ernstig genoeg. Tegen elke vorm van extremisme moeten we opkomen. Het maakt niet uit van welke gemeenschap of welke religie die komt. Als er bepaalde signalen worden gegeven, moet er een degelijke doorlichting komen, die ten voordele is van de scholen zelf. Als er mensen of leerkrachten zijn die werden ontslagen en die zeggen dat dit niet klopt, dan kan dat een objectief criterium zijn. Een doorlichting is in het voordeel van de school zelf.
Als er signalen zijn voor andere scholen, moeten we die ook versturen. Doorlichtingen om na te gaan of de eindtermen wel worden gehaald, gebeuren ook in andere scholen, dus waarom niet ook in die school? Daarmee kunnen we ook het vooroordeel om een school te vlug in een bepaalde extremistische hoek te duwen, uit de wereld helpen.
De voorzitter : Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Ann Brusseel : Minister, er is mij ter ore gekomen dat er in sommige bibliotheken boekjes worden teruggebracht in de jeugdafdeling waaruit bladzijden gescheurd zijn of waarin tekeningen zwart gemaakt zijn. Het gaat om boekjes over seksuele voorlichting. De persoon die me dit signaleerde, en die uiteraard anoniem wil blijven en het enkel over de problematiek wilde hebben, vroeg me om daar vanuit politieke hoek aandacht voor te hebben, omdat die praktijk en de discussies met ouders hierover toeneemt.
Minister, ik wil uw aandacht en die van de Vlaamse Regering vragen voor een maatschappelijke evolutie die zich aan het voltrekken is op bepaalde plaatsen, namelijk dat men het moeilijk heeft met openheid over seksualiteit en de evolutieleer. Blijkbaar zijn er mensen in onze samenleving die daar steeds actiever tegen militeren. Ik vraag absoluut geen heksenjacht, maar wel correcte aandacht voor een probleem dat zich aandient, zodat er duidelijkheid over komt.
Minister, ik zou willen dat deze problematiek beter in kaart wordt gebracht in scholen, bibliotheken en het culturele veld, en dat u dit ook aankaart met minister Schauvliege.
De voorzitter : Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn : De vrijheid van onderwijs is een heel belangrijk goed in ons land. Anderzijds heeft ons onderwijsbeleid heel duidelijke eindtermen, die het kader bepalen waarbinnen die vrijheid kan worden beleefd. Er is uitzonderlijk ook een afwijking mogelijk van de eindtermen, die in het parlement aan bod kan komen. De heer Keulen heeft dit probleem enkele maanden geleden al aangekaart met enkele choquerende getuigenissen. Minister, u antwoordde dat u de namen van die getuigenissen zou opzoeken en er contact mee zou opnemen. De inspectie is er natuurlijk om, waar nodig, zaken te onderzoeken en aan de kaak te stellen. Ik ben dan ook heel nieuwsgierig, minister. Is er nu een probleem of niet, en wat zal eraan gebeuren?
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Voorzitter, collegas, ik lees en hoor uiteraard ook wat in de media over de joodse scholen verschijnt, maar er blijft mij toch iets verbazen: noch de inspectie, noch mijn kabinet heeft van die leerkrachten al iets gehoord, ondanks herhaalde oproepen, ook in deze commissie. Ik meen mij zelfs te herinneren, mijnheer Keulen, dat u had toegezegd dat u die mensen met mij in contact zou brengen. Dat is niet gebeurd. Ik kan dat alleen maar vaststellen.
Het gaat om de precedentwaarde. Wij hebben een kalender van inspecties. Daar gaat inderdaad enige tijd over. De inspectie, die overigens een vrij onafhankelijke dienst van het ministerie is, kan die kalender wijzigen, en de lijn die we daarbij aanhouden, is heel simpel: als er objectieve redenen zijn om dat te doen. Anonieme klachten zijn geen objectieve reden. Als we daarmee beginnen, moeten we de inspectiekalender aanpassen en zal er van inspecteren niet veel meer in huis komen, toch niet op een geordende manier.
Ik ben bereid om mijn verantwoordelijkheid op te nemen, maar dan wil ik wel dat die leerkrachten of anderen die menen dat bepaalde zaken in die joodse scholen niet juist zijn, hetzij aan mij persoonlijk, hetzij aan medewerkers van mij, hetzij aan de inspectie zeggen wat er volgens hen verkeerd loopt. Als dat redelijk lijkt, zullen we dat onderzoeken en zal de kalender aangepast worden.
Ik kan echter alleen vaststellen dat dat niet gebeurd is. Er was nochtans gezegd dat men die mensen met mij in contact zou brengen. De heer Kris Van Dijck heeft dat wel gedaan. Ik heb samen met Kris Van Dijck met die betrokken persoon in vertrouwen gesproken. Dat was iemand van de inspectie. We hebben die persoon gehoord. Alleen stel ik vast dat die leerkrachten zich niet kenbaar maken, zelfs niet op een vertrouwelijke, informele manier. Zolang dat niet gebeurt, lijkt het mij niet evident om op te treden. Als we dat zouden doen, volstaat dat als precedent om morgen om het even wat te gaan doen. Het is belangrijk dat we ons houden aan de lijnen die we hebben getrokken, mijnheer Keulen. Coherentie is belangrijk.
Ik vind ook dat die joodse scholen onze regelgeving moeten toepassen. We zullen optreden als dat moet. Daarom wil ik die mensen opnieuw oproepen om die informatie door te geven. U mag voor mijn part bij dat gesprek aanwezig zijn, mijnheer Keulen. Ik heb daar geen probleem mee. Zodra we die informatie hebben, zullen we die afwegen.
Ik heb aan de inspectie opnieuw gevraagd om, als zij gegevens hebben waaruit blijkt dat een verhoogd toezicht nodig is, dat verhoogd toezicht ook te organiseren.
Als die joodse scholen gesubsidieerd worden door de Vlaamse overheid en in naam van de Vlaamse overheid diplomas afleveren, moeten zij aan een aantal voorwaarden voldoen, onder andere de eindtermen. Als zij geen gebruik meer wensen te maken van die subsidiëring, is er een heel algemene reglementering die zegt welke belangrijke bepalingen men moet naleven voor het verstrekken van onderwijs. Dan wordt het een privéschool en wordt de controle per definitie veel beperkter.
Ik heb hier al aangegeven dat we dat allemaal goed opvolgen en dat het niet uitgesloten is dat we in de tweede helft van deze legislatuur met een ontwerp van decreet zullen komen om de controle op het huisonderwijs, collectief huisonderwijs en thuisonderwijs aan te scherpen en er meer voorwaarden aan op te leggen, uiteraard rekening houdend met de vrijheid van onderwijs.
Mevrouw Brusseel, ik heb geen weet van klachten van die bibliotheek. Ook dat is niet tot bij ons gekomen. Ik zou dan ook aan uw informant willen vragen om die gegevens over te maken aan de bevoegde diensten. Dan zal er actie volgen.
Samengevat: ik ben bereid om de inspectie te vragen om naar die scholen te gaan, alleen hebben we een objectief element nodig dat rechtstreeks aan ons is overgemaakt. Dat is tot op heden niet gebeurd. Zodra dat is overgemaakt, zullen er stappen worden gezet.
De voorzitter : De heer Keulen heeft het woord.
De heer Marino Keulen : Minister, dit is natuurlijk de discussie over de kip of het ei. Ik heb inderdaad aan die mensen de boodschap overgemaakt om contact op te nemen met het kabinet. Zij hebben dat niet gedaan. Maar intussen zijn die getuigenissen ook niet meer anoniem. Procedureel zijn ze inderdaad niet als klacht ingediend, maar ondertussen woedt er een hele polemiek, waarbij mensen met naam en toenaam getuigenissen afleggen, in dit geval zelfs voor de openbare omroep. Formeel bestaat die klacht dan misschien niet, maar feitelijk is er wel iets aan de hand.
In het belang van de school, van de kinderen die er les volgen en van de joodse gemeenschap, moet u uw inspectiediensten daar naartoe sturen. De beste waarborg om de hele polemiek stil te krijgen, is transparantie. En transparantie kan geboden worden door een doorlichting. Zowel in de joodse gemeenschap als in de school zelf zegt men dat men niets te vrezen heeft. Wat houdt ons dan tegen om die doorlichting te laten uitvoeren? Sensu stricto hebt u formeel geen klacht gekregen, maar intussen is er in de samenleving, in de media en in deze commissie een hele polemiek ontstaan.
Zelf heb ik als minister van Inburgering op de best mogelijke manier samengewerkt met de joodse gemeenschap. De heer Wim Van Dijck weet dat ik toen niet gezwicht ben voor de eis van die orthodoxe kringen. We hebben gewoon consequent onze lijn aangehouden. Daarin zitten we op dezelfde lijn, minister. Daar moet u inderdaad consistent zijn in uw manier van handelen in de praktijk.
In het belang van de transparantie en de kwaliteit van het onderwijs en ook om de polemiek onder controle te krijgen, moet u, als minister verantwoordelijk voor het onderwijs en daaruit voortvloeiend verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs, gelasten om die doorlichting te laten plaatsvinden. Net omdat die joodse gemeenschap zelf ik heb verwezen naar mevrouw Terry Davids, die ik zelf heel goed ken zegt dat ze niets te camoufleren heeft. Wat belet ons dan om die doorlichting te laten plaatshebben en deze polemiek voor eens en voor altijd te beslechten? Ik zal zelf ook aan de mensen die deze klachten hebben geformuleerd, vragen om formeel klacht in te dienen. We kunnen vandaag niet meer zeggen dat het niet bestaat en dat we dus ook niets moeten doen. Feitelijk is er ondertussen veel meer aan de hand.
Minister Pascal Smet : Wat mij intrigeert, mijnheer Keulen, is waarom die mensen het eerst anoniem doen, dan naar de televisie stappen, maar weigeren om bij de bevoegde diensten een klacht in te dienen, zelfs informeel, in de vorm van een vertrouwelijk gesprek, waarbij de anonimiteit wordt gewaarborgd. Waarom willen ze dat niet doen? Dat vraag ik me echt af.
De heer Marino Keulen : Maar, minister, ook voor mij is dat een vraag. Op dat vlak zijn we dus geen tegenstrevers. Vandaag zit u wel met een aantal feiten waarover heel wat verontwaardiging bestaat. Tegelijk is er een gemeenschap die onder vuur ligt. De enige manier om die polemiek onder controle te krijgen is het gelasten van transparantie en die doorlichting vanuit uw ambt als minister van Onderwijs.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Wim Van Dijck : Minister, ik ben tevreden met uw antwoord, zowel wat uw principiële stellingname betreft als uw herhaalde vraag naar objectieve elementen die moeten worden aangereikt om die inspectiekalender te veranderen of te versnellen.
Wat mij hier intrigeert en zelfs wat ergert, is dat die oproep al in november gelanceerd werd en dat er al die tijd geen reactie op kwam. Dit ondanks het feit dat er, wanneer er formeel klacht wordt ingediend, inderdaad eventueel een snellere inspectie en een objectieve doorlichting zou kunnen plaatsvinden. Maar er kwam geen reactie en men stapte naar de televisie. Dat ergert en stoort mij. Men zou al bijna geloven dat het dossier niet stevig genoeg is of dat men op een of andere manier niet gebaat is bij een objectieve doorlichting.
De voorzitter : Mevrouw Deckx heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Deckx : Minister, ik ben eigenlijk ook wel tevreden met uw antwoord. U hebt gelijk als u stelt dat u geen uitzonderingen kunt maken en dat u zich aan de procedure moet houden.
Ik sluit mij ook heel graag aan bij uw antwoord dat er werk van moet worden gemaakt om dat thuisonderwijs en de privéscholen te kunnen doorlichten en te kunnen bekijken of wat er daar gebeurt in overeenstemming is met de afspraken.
De voorzitter : Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Ann Brusseel : Minister, ik wou nog even terugkomen op wat u zei inzake de mensen die bijvoorbeeld in een bibliotheek inbreuken of problemen vaststellen. Zij zouden inderdaad hun verantwoordelijkheid moeten opnemen en hun hiërarchie hierover inlichten, daarover ben ik het met u eens.
Ik herinner u aan onze discussie over de radicalisering in de jeugdsector, de radicalisering van jongeren op religieus vlak. We hebben daarover een discussie gehad en ik heb u dan ook gesproken over een van mijn informanten, die op uw kabinet is geweest en zijn verhaal heeft gedaan. Die is toen voor de tweede keer in zijn leven op een muur van onbegrip en vooroordelen gestoten. Eigenlijk werd zijn verhaal daar niet helemaal ernstig genomen. Sommige verhalen klinken misschien te pijnlijk en onrealistisch in de oren van mensen die niet geconfronteerd worden met bepaalde problematieken. U kunt het zich misschien niet altijd zo gek voorstellen als het in de realiteit gebeurt. Ik zou u graag nog mensen sturen als die een verhaal hebben dat een oplossing behoeft en dat u zou moeten horen. Maar gaan die mensen dan weer op die muur van onbegrip stoten? Zal hen dan weer gezegd worden, zoals tegen mijn informant uit de jeugdsector, dat u niet gelooft wat zij vertellen en dat ze wat overdrijven? Tja. Ik wil wel, hoor, en ik zal mij blijven inzetten om dergelijke problemen verder aan te kaarten, maar dan wil ik ook dat alle voordelen aan de kant worden gezet, zowel aan mijn kant als aan de kant van de politiek verantwoordelijke.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : De medewerkster die uw informant heeft ontvangen is een van de meest misschien zelfs iets té open en tolerante persoonlijkheden die er zijn. Ik zal nakijken wat er gebeurd is.
De voorzitter : Het incident is gesloten.