Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 26/04/2011
Vraag om uitleg van de heer Wilfried Vandaele tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over de ggo-aardappelproef van BASF en de UGent
- 1387 (2010-2011)
Vraag om uitleg van de heer Dirk Peeters tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over het Vlaams beleid rond de ggo-aardappel naar aanleiding van het toelaten van de veldproef
- 1606 (2010-2011)
De voorzitter : Collegas, er staat morgen in de commissie Landbouw een gedachtewisseling met een aantal wetenschappers over dit onderwerp geagendeerd. Ik heb deze vragen om uitleg vandaag toch geagendeerd, omdat ze al zo lang hangende waren. De heer Vandaele heeft zijn vraag ingediend op 20 februari, de heer Peeters op 15 maart. Beide collegas hebben lang moeten wachten doordat het Mestdecreet ertussen is komen fietsen. De beide collegas hebben hun vragen ook gesteld op basis van het advies dat de minister heeft gegeven in het kader van de federale toelating die al dan niet moet worden verstrekt.
Als de collegas de gedachtewisseling willen afwachten en de vragen nog wat laten hangen, mij niet gelaten, maar ik denk dat we sneller vooruit kunnen gaan door de vragen hier al aan bod te laten komen en het antwoord van de minister in te wachten. Gaat iedereen daarmee akkoord? (Instemming)
De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Voorzitter, de vraag heeft inderdaad een lange voorgeschiedenis en is daardoor misschien enigszins gedateerd, maar het lijkt mij toch het beste dat we ze vandaag behandelen, anders blijven we ze meedragen. Er zijn sinds de indiening van mijn vraag ook een aantal nieuwe elementen opgedoken. Ik herinner mij een verslag in de commissie Landbouw van enige tijd geleden van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO), maar dan over ggo-maïs. En morgen wordt het punt dus opnieuw geagendeerd, specifiek voor aardappelen.
Minister, op 10 februari 2011 maakte de Adviesraad voor Bioveiligheid (ARB) zijn advies bekend over de plannen tot het uitvoeren van een tweejaarlijkse veldproef door de Universiteit Gent met ggo-aardappelen (genetisch gemodificeerd organisme) ontwikkeld door BASF. De aardappelen werden genetisch gemanipuleerd met het oog op een resistentie tegen de aardappelplaag. Het doel van de proef is na te gaan of de ggo-variant effectief een verhoogde weerstand biedt tegen de plantenziekte.
De Europese ggo-wetgeving bepaalt dat enkel toestemming mag worden verleend aan een ggo-veldproef als de veiligheid voor mens en omgeving gegarandeerd kan worden. Daarvoor doet de regering een beroep op het wetenschappelijk advies van de ARB. Het advies over de veldproef met ggo-aardappelen was evenwel niet eenduidig. Het grootste deel van de leden van de adviesraad gaf een voorwaardelijk positief advies. Dat is enkel geldig als een hele reeks noodzakelijke maatregelen wordt genomen om de risicos te minimaliseren.
We zien ook dat er een minderheidsstandpunt was binnen de raad van mensen die vonden dat de proef onnodige risicos met zich meebrengt. Zij wezen er onder meer op dat de genetisch gewijzigde aardappelen niet getest werden op mogelijke toxische, allergene of andere schadelijke effecten. Bovendien werd in een deel van de ggo-aardappelen blijkbaar een gen ingebouwd dat resistentie verleent tegen antibiotica, die van belang zijn in de menselijke gezondheidszorg. Volgens de Europese regels moest het gebruik van dergelijke genen in ggos worden uitgefaseerd per 31 december 2008.
De beslissing om de veldproef van BASF en de Universiteit Gent al dan niet toe te laten ligt of lag bij de federale ministers van Milieu en Gezondheid. De Vlaamse Regering had tien dagen de tijd om haar advies over te maken.
Minister, bent u op de hoogte van de tegenstrijdigheid in het advies van de ARB? Welk standpunt hebt u uiteindelijk ingenomen met betrekking tot de veldproef van BASF?
Mijn tweede vraag ging over het proefveld in Wetteren. Dat ging over maïs. Daar hebben we intussen antwoord op gekregen in de commissie Landbouw. Die vraag laat ik dus vallen.
Hebt u opmerkingen uit het evaluatierapport van het ILVO over ggo-maïs meegenomen in uw advies met betrekking tot de proeven met de ggo-aardappel?
Vlaanderen hanteert, in tegenstelling tot andere landen, een zeer kleine isolatieafstand voor de teelt van genetisch gewijzigde gewassen. Voor de eventuele toekomstige teelt van aardappelen zou de afstand 150 meter bedragen. Voor maïs is dat 50 meter. Blijkbaar is de isolatieafstand in het buitenland vaak vele malen groter. Hoe staat u daartegenover?
De voorzitter : De heer Peeters heeft het woord.
De heer Dirk Peeters : Voorzitter, minister, collegas, ik wil graag eerst even iets verduidelijken, want door mijn vraagstelling is er misschien een misverstand ontstaan en heb ik de commissie misschien op het verkeerde been gezet. Ik heb het niet over de Amflora. Ik verwijs wel naar de Amflora-aardappel in de aanhef van de schriftelijke versie van mijn vraag om uitleg, maar ik heb het niet over de zetmeelaardappel, maar wel over de genetisch gemanipuleerde en door BASF voor consumptie klaargemaakte aardappel.
Ik herhaal eigenlijk wat de heer Vandaele heeft gezegd, want inhoudelijk vertel ik hetzelfde. In februari hebben de federale ministers toestemming gegeven voor een veldproef met genetisch gemanipuleerde aardappelen van de Universiteit Gent en BASF. Mijns inziens nemen ze daardoor een nutteloos risico voor het milieu. De veldproef zet het pad uit voor de commercialisering van ggo-aardappelen, en de vrees voor besmetting van de ggo-vrije aardappelen is reëel.
Volgens de Europese regels mag een veldproef enkel worden toegelaten als er geen gevaar bestaat voor het milieu of de menselijke gezondheid. Ook daar verwees de heer Vandaele al naar. Hij verwees ook naar het niet unaniem positief advies van ARB. Drie experts gingen niet akkoord en waarschuwden voor de risicos van de veldproef. Ze wezen erop dat de ggo-aardappel nog niet getest werd op toxiciteit, allergeniciteit of andere schadelijke effecten, en dat ze genen bevatten die resistentie verlenen tegen belangrijke antibiotica.
De ggo-aardappelen zijn genetisch gemanipuleerd om resistent te zijn tegen de aardappelplaag. In een reactie wees Bioforum er reeds op dat er vandaag al verschillende aardappelrassen bestaan die deze residentie hebben zonder dat ze genetisch gemanipuleerd werden. Het gaat om de rassen Toluca, Bionica en Sarpo Mira.
De gepatenteerde ggo-aardappelen van BASF zijn dus helemaal niet nodig. Bioforum vindt dat de overheid en de publieke onderzoeksinstellingen er beter aan zouden doen de ontwikkeling van natuurlijke phytophthora-resistente aardappelen te ondersteunen.
Tot slot vrezen de organisaties dat de commercialisering van ggo-aardappelen zal leiden tot ggo-besmettingen in de biologische en de gangbare aardappelketens, met bijkomende kosten tot gevolg.
Ondertussen is er ook een publieksraadpleging geweest. 1686 mensen hebben in het kader daarvan bezwaar gemaakt tegen de veldproef in Wetteren of er kritische vragen over gesteld, waaronder meer dan 1300 Vlamingen.
Minister, houdt u rekening met de uitslag van de publieke raadpleging? In welke flankerende voorwaarden is voorzien om besmetting te voorkomen? Ik heb het daarbij niet over de isolatieafstand van 150 meter. Waarom wordt in het kader van ggos door Vlaanderen in het Vlaamse co-existentiebeleid een belangrijk voorzorgsprincipe verlaten? Ik vind dit een belangrijke beleidsvraag. In het voorzorgsprincipe is wettelijk voorzien. We zitten hier met niet unanieme, dus verdeelde, adviezen. Vlaanderen neemt toch enigszins de vlucht vooruit. Ik zie ook dat er een verschil is tussen de Vlaamse benadering en de Waalse. Wat is de kost van dit experiment en wie betaalt het? Wat was uw advies in deze zaak?
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Voorzitter, ik wil ten overvloede herhalen dat er morgen in de commissie Landbouw een hoorzitting plaatsvindt met een aantal wetenschappers van het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB), de Universiteit Gent, de Hogeschool Gent en het Instituut voor Landbouw en Visserijonderzoek. Op een aantal technische vragen, veel meer vragen dan hier geformuleerd worden, zal een heel uitgebreid antwoord komen van de wetenschappers.
Het is niet aan mij om dat antwoord, dat reeds deels in ons bezit is, hier naar voren te brengen, maar ik wil erop wijzen dat er ook gesproken zal worden over het leefmilieu en uiteraard ook over de voedselveiligheid. Dat zal gebeuren op een heel genuanceerde manier. Ik wil ten aanzien van de collegas suggereren om, indien ze tijd hebben of er tijd voor willen maken, daar ook aanwezig te zijn. Ik meen dat dat voor de heer Peeters zeker het geval zal zijn, aangezien hij vast lid is van deze commissie en een heel grote belangstelling voor dit onderwerp heeft.
In de documenten wordt ook even verwezen naar de kosten ten gevolge van de aardappelziekte. Ik vond de cijfers bijzonder frappant. Ik citeer uit het rapportje van het VIB: In Europa worden bijna twee miljoen hectare aardappelen verbouwd en de oogst daarvan vertegenwoordigt een waarde van om en bij de 6 miljard euro. Geschat wordt dat de aardappelziekte in Europa tot schade leidt van ongeveer 1 miljoen euro op jaarbasis. Voor de Belgische aardappeltelers betekent de aardappelziekte een jaarlijkse kostenpost van grofweg 55 miljoen euro. Ik geef u dit mee voor wat het waard is. Lees het rapport er zeker op na voor wat leefmilieu en de voedselveiligheid betreft en kijk naar de grote nuances die de wetenschappers, niet de politici, hebben ingebouwd.
De voorzitter : De heer Callens heeft het woord.
De heer Karlos Callens : Voorzitter, ik had voorgesteld om de vragen en antwoorden naar volgende week te verplaatsen, maar ik steun de vragen van de collegas. We moeten beseffen dat wat er nu gebeurt op het terrein inzake milieuschade in onze moderne tijd niet kan blijven duren. De ervaring in mijn streek leert me dat in droge periodes, binnenkort dus ook, ettelijke tractoren vol met producten, dat zijn phytophthora, uitrijden. De aardappelen worden niet één keer per jaar bespoten, maar soms tien tot vijftien keer. Dat kan niet blijven duren.
Ik steun de twee projecten voor een groot stuk. Het ene project zoekt onder meer naar een mogelijke genetisch gemodificeerde aardappel. Het andere project, het voorstel van de heer Peeters, is ook heel interessant. Voor de productie van aardappelen kan er misschien worden gezocht naar de meest resistente soorten. Iedereen weet dat vandaag vooral bintjes worden gekweekt in ons land, maar die zijn juist de grootste vangers van de ziekte.
Ik heb er geen probleem mee indien de minister nu wil antwoorden op de vragen, maar ik stel voor dat we morgen goed luisteren. Als parlementsleden hebben we in de nabije toekomst een grote verantwoordelijkheid zowel voor het milieu als voor de landbouw. Dit kan een echte win-winsituatie worden.
De voorzitter : Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts : Voorzitter, ik sluit me graag aan bij de vragen. Ik zal het niet hebben over de technische aspecten en de nuances die in een onderzoek als dit aan bod komen, want we kunnen die morgen in hun volledigheid bekijken en bespreken.
Ik wil het wel hebben over de vraag of we al dan niet deels meegaan in onderzoek naar ggo-gewassen. Vandaag zijn er een aantal soorten die interessant zouden kunnen zijn voor onze Vlaamse land- en tuinbouwproductie, voor de productie van ons voedsel. We weten dat een aantal teelten naar Vlaanderen zullen komen.
In de commissie Landbouw hebben we ondertussen de bespreking gehad over de proefvelden voor maïsteelten. De vraag werd gesteld waarom er in de land- en tuinbouw nog niet wordt gewerkt met ggo-teelten. Het antwoord was dat er vandaag nog geen rassen zijn die hier echt goede opbrengsten kunnen opleveren, of als die er wel zijn, zit er nog een duidelijk negatief kantje aan. Als die rassen er eenmaal zijn, weten we dat ze ook in Vlaanderen ingang zullen vinden.
We hebben een Co-existentiedecreet met daarin heel wat randvoorwaarden. We kunnen kijken naar het buitenland en het buitenlands onderzoek, of we kunnen bekijken wat de effecten hier in Vlaanderen zijn. Als we het hebben over co-existentiemaatregelen inzake afstanden of inzake het zaaien en dergelijke meer, is het mijns inziens interessant om zelf over kennis te beschikken. Hier worden de technieken nu eenmaal soms op een andere manier toegepast dan elders. Het is belangrijk om een zicht te hebben op de zaken op basis van onderzoek naar de ervaringen hier.
Als we kijken naar de aardappelen is de Phytophthora infestans een ziekte waar we reeds een eeuwigheid mee worstelen. Ik ben het ermee eens dat het natuurlijke onderzoek en de natuurlijke veredeling moeten worden voortgezet. Niemand stelt dat in vraag trouwens, integendeel zelfs. Het heeft wel zijn beperkingen. Tot dusver heeft het nog niet geleid tot soorten of rassen die voldoende opbrengen gedurende heel het jaar. Daarom wordt de ggo-teelt onderzocht.
Minister, onderzoek kan interessant zijn. Uiteraard moeten de nodige voorzorgsmaatregelen worden genomen, dat is altijd het geval. Het voordeel is hier dat we het helemaal zelf kunnen opvolgen.
Minister, hoe zult u vanuit uw bevoegdheid het onderzoek opvolgen? Hoe zal dat gecoördineerd gebeuren door Vlaanderen, Wallonië en de federale overheid? Hoe gebeurt de rapportering en de terugkoppeling?
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege: Collegas, de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het leefmilieu is een gemengde bevoegdheid van de federale overheid en het Vlaamse Gewest. Het klopt dat ik als Vlaams minister van Leefmilieu over een termijn van tien werkdagen beschik vanaf de ontvangst van het advies van de Bioveiligheidsraad om een bezwaar in te dienen bij de federaal bevoegde overheidsinstantie. Dat is het instrument waarover wij beschikken. De beslissing over de aanvraag wordt genomen door de bevoegde federale ministers. In dit dossier werd dus de toelating om de veldproef uit te voeren verleend op 4 maart door de federale bevoegde ministers Magnette en Onkelinx.
Mijnheer Vandaele, de voorwaardelijk gunstige adviezen van de Bioveiligheidsraad, met in bijlage de minderheidsstandpunten, de samenvatting van de kennisgeving en het verslag van de expertgroep, werden op 10 februari aan mijn kabinet overgemaakt. De minderheids- en meerderheidsstandpunten binnen deze raad zijn voldoende gekend. Mede gelet op het feit dat bijzondere aandacht werd gegeven aan de vragen die door het publiek tijdens de raadpleging zijn geformuleerd, heb ik gemeend dat ondanks de minderheidsstandpunten aan het wetenschappelijk onderbouwd oordeel van een meerderheid van de experten van de Bioveiligheidsraad geen afbreuk moest worden gedaan. Ik heb het advies dus gerespecteerd.
De veldproef van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek te Wetteren waaraan u refereert, is een proefveld met ggo-maïs dat deel uitmaakt van een wetenschappelijk experiment om de teeltvoorwaarden van het Vlaamse Co-existentiedecreet te evalueren. Het Co-existentiedecreet en de evaluatie ervan vallen onder de bevoegdheid van minister-president Peeters in zijn hoedanigheid van Vlaams minister bevoegd voor de landbouw.
Neen, er wordt in deze zaak geen advies meer van mij verwacht.
U haalt de verschillen aan wat betreft de co-existentieaanpak van Vlaanderen, Wallonië en zelfs Luxemburg. Deze aanpak en het advies van het ILVO ter zake behoren eveneens tot het bevoegdheidsdomein van de Vlaamse minister bevoegd voor de landbouw.
Mijnheer Peeters, in de adviezen van de Bioveiligheidsraad, die uitgebracht werden op 10 februari 2011, werd reeds rekening gehouden met de opmerkingen en/of vragen die door het publiek naar aanleiding van het openbaar onderzoek, dat liep vanaf 9 november 2010 tot en met 8 december 2010, werden geformuleerd en die betrekking hebben op bioveiligheid. Het feit dat de Bioveiligheidsraad een hele reeks praktische schikkingen heeft opgelegd voor de uitvoering van de proef komt juist tegemoet aan de opmerkingen die tijdens het openbaar onderzoek werden geformuleerd. Een verslag van de raadpleging met daarin duidelijke antwoorden, ook die op het vlak van bioveiligheid, is terug te vinden op de website van de federale overheidsdienst.
Ik wens te benadrukken dat het hier om een veldproef voor 2 jaar gaat op een oppervlakte niet groter dan 25 are, en niet over het commercialiseren van de ggo-aardappel. Met andere woorden, we zitten nog steeds in de onderzoeksfase, waarbij de risicos voor de volksgezondheid en voor het leefmilieu verwaarloosbaar worden geacht. De Bioveiligheidsraad denkt dat dat zo zal zijn en heeft ook nog extra voorwaarden opgelegd.
De toelatingsbeslissingen omvatten de verplichting om de voorwaarden van de Bioveiligheidsraad na te leven en bijkomende voorwaarden zoals de rapportage en de levering van controlemonsters. Deze verplichtingen zijn duidelijk omschreven in beide toelatingen. Gesteld wordt dat alle mogelijke voorzorgen genomen moeten worden om te voorkomen dat planten, delen hiervan of hun voortplantingsmateriaal verspreid worden. Tevens zijn expliciet minimale inperkings- en monitoringsmaatregelen opgenomen die moeten worden toegepast. Zon maatregel is onder meer een veiligheidsafstand van 150 meter ten opzichte van andere aardappelvelden, een afbakening met hek en draadwerk, de buitenste rijen zijn andere aardappelvariëteiten, en dergelijke.
De adviezen van de Bioveiligheidsraad zijn wetenschappelijk onderbouwde risico-evaluaties. Het feit dat hierbij de nadruk wordt gelegd op veiligheidsmaatregelen, die al dan niet reeds door de kennisgever werden voorgesteld, geeft aan dat de raad het voorzorgsprincipe indachtig duidelijke en doordachte afspraken wenst. Deze maatregelen werden dan ook, zoals reeds gesteld, overgenomen in desbetreffende toelatingen.
Bij het uitoefenen van mijn bevoegdheid in deze materie kan ik geen rekening houden met het financieel plaatje dat aan de veldproef is verbonden. Ik heb daar trouwens geen zicht op. In dit dossier heb ik het advies van de Bioveiligheidsraad gevolgd en werd er door mijn ambt geen advies uitgebracht. Ik kan reageren binnen de tien dagen, maar heb dat niet gedaan. De Bioveiligheidsraad heeft voor mij voldoende voorwaarden opgelegd. Ik denk dat ik alle vragen heb beantwoord.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Minister, uw antwoord is helder. Aangezien we in de commissie Landbouw nog heel wat informatie gaan krijgen, kan ik het hiermee wel doen.
De voorzitter : De heer Peeters heeft het woord.
De heer Dirk Peeters : Ik dank u voor uw antwoord, minister. Ik kijk ook uit naar de gedachtewisseling van morgen. We zullen heel wat technische informatie kunnen inwinnen.
Ik blijf met een vraag zitten. Het is de principiële vraag die ook de aanleiding vormt voor mijn vraag. Die vraag luidt: voor welk landbouwmodel kiezen we nu? Gaan we voort op de doorgedreven technische weg van intensifiëring en productiviteitsverhoging? Of kiezen we voor een grondgebonden model dat meer volgens de natuur werkt in plaats van met de wetenschap en de labos? Ik neem aan dat we die discussie nu en hier niet moeten voeren. We kunnen daar morgen op ingaan.
De voorzitter : Het incident is gesloten.