Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 15/03/2011
Vraag om uitleg van mevrouw Michèle Hostekint tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over de aanpak van de fijnstofproblematiek naar aanleiding van de nieuwe waarschuwing hierover van de Europese Commissie
- 1421 (2010-2011)
Vraag om uitleg van mevrouw Marleen Van den Eynde tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over mogelijke wijzigingen aan het meetpuntnetwerk en de evaluatie van het beleid inzake fijn stof
- 1388 (2010-2011)
Vraag om uitleg van mevrouw Gwenny De Vroe tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over meetpunten voor fijn stof
- 1425 (2010-2011)
Vraag om uitleg van de heer Hermes Sanctorum tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over het verplaatsen van meetpunten van de Vlaamse Milieumaatschappij voor fijn stof
- 1458 (2010-2011)
De voorzitter : Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Mevrouw Michèle Hostekint : Voorzitter, minister, mijn vraag dateert van een aantal weken geleden, van het moment waarop bekendraakte dat ons land opnieuw op de vingers zou zijn getikt door de Europese Commissie omdat ons land de Europese regelgeving over het terugdringen van de concentraties aan fijn stof nog steeds niet heeft omgezet in nationale wetgeving.
Het is de tweede keer dat we dergelijke officiële waarschuwing ontvangen. Al in november 2009 werd een eerste aanmaning gestuurd naar ons land, maar volgens mij werd daarmee weinig of niets concreets aangevangen. Onder Vlaamse druk heeft men toen tevergeefs geprobeerd om uitstel te krijgen.
Dit is de laatste kans om ons in regel te stellen met de Europese richtlijn die strenge limietwaarden invoert op de concentratie van fijn stof. De Europese richtlijn had in het midden van vorig jaar al in wetgeving moeten zijn omgezet. Nu riskeert ons land dat de Europese Commissie na deze nieuwe ingebrekestelling naar het Europees Hof van Justitie stapt en dat er fikse geldboetes worden gevorderd.
Er is in dit Vlaams Parlement al heel vaak gediscussieerd over de fijnstofproblematiek, zowel in de commissie als in de plenaire vergadering. Dit was ook al het geval in november 2009 naar aanleiding van de eerste officiële waarschuwing. Het is geen nieuwe problematiek en was het toen trouwens ook niet.
Er is ondertussen al heel wat in het werk gesteld om de fijnstofwaarden in Vlaanderen naar beneden te halen. We hebben ook een effectieve daling gezien van de uitstoot van fijn stof, zeker voor wat de industriële emissies betreft. Toch blijft de indruk bestaan dat we de voorbije jaren voornamelijk hebben geprobeerd om tijd te kopen met enkele goedbedoelde maatregelen en dat we niet alles uit de kast hebben gehaald om de normen effectief te realiseren.
Zeker op vlak van transport blijft er nog heel wat werk aan de winkel. Er is wel een daling, maar die is ruim onvoldoende om de Europese normen te halen. Nochtans zijn de mogelijke maatregelen bekend. Ze werden trouwens ook door dit parlement in 2008 in een resolutie opgenomen.
Minister, is er al overleg geweest met de federale collegas om de officiële waarschuwing van de Europese Commissie te evalueren? Welke sancties riskeert ons land ingevolge deze nieuwe ingebrekestelling door de Europese Commissie? Welke bijkomende maatregelen werden en zullen worden genomen om een coherent beleid inzake het terugdringen van de fijnstofuitstoot te realiseren? Welke inspanningen heeft Vlaanderen de afgelopen periode geleverd om de strenge Europese normen te halen?
De voorzitter : Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Voorzitter, minister, we weten allemaal dat Vlaanderen het heel moeilijk heeft om de fijnstofnorm te halen en om aan de Europese richtlijn te voldoen. Dat bewijst ook de vraag van mevrouw Hostekint over de ingebrekestelling door Europa. Het is niet zo onbelangrijk om een degelijk actieplan voor de aanpak van fijn stof als prioriteit te beschouwen. We zijn het er immers over eens dat we fijn stof kunnen beschouwen als een soort sluipende moordenaar van onze gezondheid. Om een degelijk fijnstofbeleid te kunnen voeren, is het belangrijk om de fijnstofproblematiek doelgericht en brongericht aan te pakken. Dat hebben wij steeds benadrukt.
De Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) beschikt over een uitgebreid meetnetwerk om de kwaliteit van onze lucht in het oog te houden. Voor het meetnetwerk van fijn stof, PM10, beschikt de VMM over ongeveer veertig meetpunten. De fijnstofconcentraties kunnen heel de dag door opgemeten worden zodat het mogelijk is om de bevolking te waarschuwen voor smog.
De EU-richtlijn 1999/30/EG stelt dat de daggrenswaarde voor fijn stof vanaf 1 januari 2005 niet meer dan 35 keer per jaar overschreden mag worden. De voorbije jaren werd hard gewerkt, dat geef ik toe, om het aantal overschrijdingen terug te schroeven. Dat blijkt ook uit de cijfergegevens van de VMM, want die tonen aan dat maar liefst in vier meetpunten ten opzichte van 2009 geen overschrijding meer werd vastgesteld. Toch blijken de resultaten van een aantal meetpunten verontrustend.
Minister, ik wil graag verwijzen naar het meetpunt in Ruisbroek. In 2010 werd daar 50 keer, of dus 50 dagen, de norm overschreden. Dat betekent dat Ruisbroek in Vlaanderen de recordhouder is. Ruisbroek is er verder op achteruitgegaan terwijl er elders in Vlaanderen meestal wel vooruitgang wordt geboekt. In 2008 werd de norm in Ruisbroek 39 keer overschreden, in 2009 41 keer en in 2010 dus 50 keer.
Het verbaast me heel erg dat het meetpunt voor Ruisbroek zal worden verhuisd naar de omgeving van het recreatiedomein De Schorre in Boom, de groene long van Boom. We kunnen ons afvragen wat de bedoeling is van de verhuis van het meetpunt. Ik meende dat het de bedoeling van een meetpuntnetwerk was om zo goed mogelijk weer te geven wat de plaatselijke problematiek is, om het probleem te detecteren en om het daadwerkelijk aan te pakken.
De metingen gebeuren in Ruisbroek langs de Gansbroekstraat en aan de overkant van de Rupel ter hoogte van de Boomse woonwijk Noeveren. De grootste verontreiniging is dan natuurlijk ook voor de nabijgelegen wijken op Booms en Niels grondgebied. Ik vind het daarom onbegrijpelijk dat men het meetpunt nu wil verplaatsen.
Verontrustend is ook de reactie van het gemeentebestuur van Puurs op de vraag van een aantal collegas of er maatregelen zouden worden genomen om hier iets aan te doen, want de bevoegde schepen antwoordde dat de meetresultaten absoluut niet relevant zijn en dat daarom aan de Vlaamse overheid werd gevraagd om het meetpunt te verwijderen en over te plaatsen naar Boom.
Een fijne oplossing is dat, minister. Wat niet meer gemeten kan worden, zal ook niet meer geweten zijn en vooral niet meer aangeklaagd kunnen worden. We noemen dat eigenlijk een struisvogelbeleid op zijn best.
Ik heb daarom enkele vragen voor u. Op basis van welke criteria worden de meetpunten vastgelegd? Worden wijzigingen aangekondigd?
Kan de VMM op vraag van een gemeentebestuur een meetpunt laten verplaatsen? Uit mijn toelichting blijkt dat het gemeentebestuur van Puurs wel degelijk heeft gevraagd om het meetpunt te verplaatsen.
Hoe evalueert u de resultaten van de overschrijding van de dagwaarden voor 2010? In het algemeen gaat Vlaanderen erop vooruit, maar de situatie in Ruisbroek is toch wel heel verontrustend.
Werden er in 2010 op een doelgerichte manier initiatieven genomen of werd er onderhandeld om de fijnstofoverschrijding te reduceren? Zo ja, welke? Ik zei al dat een doelgericht en brongericht beleid heel belangrijk is.
In Antwerpen Luchtbal, Ruisbroek, Gent en Sint-Kruiswinkel is het aantal dagwaardeoverschrijdingen toegenomen. Hoe verklaart u dit?
Meent u dat het meetpuntennetwerk optimaal is om een degelijk overzicht te hebben van de fijnstofwaarden in Vlaanderen? Wat denkt u over de plannen om het meetpunt in Ruisbroek te verplaatsen naar de groene long van Boom, een plaats waar er helemaal geen fijnstofconcentraties in de onmiddellijke omgeving zijn?
De voorzitter : Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Mevrouw Gwenny De Vroe : Voorzitter, minister, het feit dat er vier vraagstellers zijn, toont aan dat er toch wel een tandje bij moet worden gestoken op het vlak van het fijnstofbeleid.
Ik had ook een vrij uitgebreide toelichting bij mijn vraag, maar de voorgaande sprekers hebben al een uitgebreide toelichting gegeven, uitgebreider dan in hun oorspronkelijke vraagstelling. Het was ook mijn bedoeling om me toe te spitsen op het dossier Ruisbroek. Daar de collegas het voornamelijk hadden over de Europese overschrijdingen, wilde ik het vooral hebben over het verplaatsen van de meetpost in Ruisbroek.
Ik beperk me tot mijn vragen, want mijn toelichting is volledig overlappend met de voorgaande vraagstellers.
Minister, waarom heeft de Vlaamse Milieumaatschappij beslist het meetpunt in Ruisbroek te verplaatsen naar De Schorre in Boom? Op basis van welke criteria werd dit beslist? Waarom is het meetpunt van Ruisbroek niet representatief, want dat leiden we af uit de persberichten?
Waarom wordt dit meetpunt niet verplaatst naar een andere locatie in Ruisbroek in plaats van naar de groene long in Boom? Waarom wordt het meetpunt niet in een woonzone geplaatst, bijvoorbeeld in de nabijheid van scholen, wat toch logischer lijkt? Zijn er ter zake geen voorschriften waar meetpunten geplaatst dienen te worden?
Welke gevolgen heeft deze verplaatsing van meetpunt voor het Vlaams milieubeleid in Ruisbroek zelf? Welke maatregelen zal de Vlaamse overheid nemen om de problematische concentratie fijn stof in Ruisbroek te verminderen? Want daar is duidelijk een probleem.
Minister, welke acties zult u treffen om ervoor te zorgen dat Vlaanderen voldoet aan zijn Europese verplichtingen? Ik verwijs naar de beleidsbrief, waarin u een duidelijk engagement aangaat dat u de nodige maatregelen zult nemen zodat Vlaanderen voldoet aan de Europese verplichtingen. Dit blijkt nu niet het geval te zijn. Op welke wijze worden de normoverschrijdingen voor fijn stof verder teruggedrongen?
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Minister, daarnet ging het over traag beleid. De heer Crombez heeft er een heel betoog over gehouden. Het leek op een meerderheidsoverleg, maar ik heb er geen probleem mee dat dit in de commissie wordt besproken. Ook op het vlak van fijn stof gaat het verschrikkelijk traag. We hadden het over de belasting op inverkeerstelling. Men is nog altijd bezig om dat samen te stellen, welke parameters we gaan hanteren enzovoort. In principe had het op 1 januari 2011 van kracht moeten worden. We zijn nu halfweg maart, en het is er nog altijd niet.
De Europese Commissie kwam zelf op de proppen met de lage emissiezones bij het weigeren van het uitstel inzake het halen van normen van fijn stof. Daar heb ik al lang niets meer van gehoord. Minister, ik hoop dat u een paar versnellingen hoger zult trappen om het fijnstofbeleid in Vlaanderen te realiseren.
Ik heb extra informatie ontvangen van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). Tot mijn verwondering voldeed het meetpunt niet aan de richtlijn. Ik citeer uit een richtlijn uit 2008: ( ) dat meetpunten op locaties die zich bevinden in gebieden waartoe leden van het pubbliek geen toegang hebben en waar geen vaste bewoning is, en overeenkomstig artikel 2, lid 1 op bedrijventerreinen of terreinen van industriële inrichtingen waarop alle relevante bepalingen inzake gezondheid en veiligheid op het werk gelden, niet kunnen worden geïnstalleerd.
Ik neem daar akte van. Maar dan dreigen we heel wat historische informatie te verliezen. Misschien moeten we dat niet plaatsen in het meetnet om de Europese normering te halen, maar als we daar niet meten, hebben we geen enkel idee van de historische evolutie op dat punt. Ik vraag me ook af waarom de verplaatsing naar dat andere bewuste punt, de groene long van Boom, is gebeurd. Het lijkt alsof we de Europese norm gemakkelijker willen halen. Heeft dit een invloed op de bestaande actieplannen over fijn stof? Op die locatie was er ook een actieplan. Zullen er ook andere meetpunten worden verplaatst?
De voorzitter : Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts : Ik wil dit even vanuit een andere invalshoek bekijken. Het feit dat meetpunten worden verlegd en de vraag of dat zomaar kan, is hier al aan bod gekomen. De Europese Commissie kijkt weer toe. Minister, in welke mate strookt onze rapportering ten aanzien van Europa met hoe in onze buurlanden wordt gerapporteerd? Lopen we niet vast op sommige punten?
Daarmee wil ik niet zeggen dat er momenteel geen probleem is in Vlaanderen ten aanzien van fijn stof. Ik zie enkele collegas reageren. Daar gaat mijn vraag niet over. Ik weet dat mevrouw Schauvliege heel bezorgd is over het fijn stof, als volksvertegenwoordiger en ook als minister, en ze volgt die zaken op.
Minister, hoe gebeurt de rapportering bij ons ten aanzien van de andere Europese landen? Hoe is ons verhaal in de Europese context? Ik wil niet zeggen dat dit voor ons geen knelpunt is, dat we geen acties moeten ondernemen.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Ik zal een afzonderlijk antwoord geven op de vragen van mevrouw Hostekint, en daarna zal ik de drie andere vraagstellers samen beantwoorden. Mevrouw Hostekint, vermoedelijk haalt u in uw vraag om uitleg twee dossiers door elkaar: enerzijds de omzetting van de richtlijn luchtkwaliteit in Vlaamse regelgeving, en anderzijds de overschrijding van de grenswaarden voor fijn stof van de richtlijn. Dat zijn twee totaal verschillende problemen en die moet u uit elkaar houden.
Wat de omzetting van de richtlijn in Vlaamse regelgeving betreft, waarover de recente waarschuwing van de Europese Commissie ging, kan ik u geruststellen. Ondertussen is in de drie gewesten de richtlijn luchtkwaliteit omgezet, zodat België aan zijn verplichtingen voldoet. De Europese Commissie is hiervan op de hoogte gebracht. Op het moment van dit met redenen omkleed advies waren alle nodige beslissingen genomen. Alleen was de publicatie in het Belgisch Staatsblad toen nog niet gebeurd. Voor het Vlaamse Gewest gebeurde de goedkeuring door de Vlaamse Regering op 14 januari 2011 en de publicatie in het Belgisch Staatsblad gebeurde op 23 februari 2011. Het besluit werd op dezelfde dag genotificeerd.
Een moeilijker dossier is het overal in Vlaanderen naleven van de grenswaarden voor fijn stof in de omgevingslucht. Hierover is er inderdaad overleg met de federale collegas, in het bijzonder omtrent de maatregelen in het kader van fijn stof, die een federale bevoegdheid zijn. In dit kader werd wat wegverkeer betreft binnen het Coördinatiecomité Internationaal Milieubeleid (CCIM) werkgroep ATMOS een ad-hocwerkgroep opgericht met vertegenwoordigers van de leefmilieuadministraties van de gewesten en de federale overheid. Deze werkgroep heeft als doel een nota voor te leggen aan de Interministeriële Conferentie Leefmilieu (ICL). De werkgroep zal in de loop van de komende maanden rapporteren.
De commissie bracht dit aanvullende met redenen omklede advies uit in het kader van artikel 260, lid 3, van het verdrag. Daarmee maakt de commissie gebruik van de mogelijkheid in het nieuwe verdrag om de lidstaat die niet tijdig de omzettingsmaatregelen heeft genomen of genotificeerd, voor het Hof van Justitie te dagvaarden met het verzoek om geldelijke sancties op te leggen. In die mogelijkheid was al voorzien sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon met ingang van 1 december 2010. De commissie heeft deze bepaling pas recent geoperationaliseerd na publicatie van haar mededeling op 11 november 2010. Uit die mededeling blijkt dat de commissie de procedure met mogelijkheid van vordering van een dwangsom niet meer zal doorzetten zodra komt vast te staan dat in de loop van de procedure de omzetting en de notificatie ervan volledig is.
Zoals blijkt uit het antwoord dat ik gaf, is de omzetting intussen voor Vlaanderen voltooid. Dat is trouwens ook voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest in orde. Het is dus zeer waarschijnlijk dat deze zaak zal worden geklasseerd. Er zijn dus geen gevolgen te verwachten.
De getroffen acties kwamen reeds veelvuldig aan bod in eerdere vragen. Ik zal me dan ook beperken tot de acties van het laatste jaar. De reden van de overschrijdingen verschilt vaak van meetpunt tot meetpunt. Een opvolging en maatregelenpakket per meetpunt is dan ook nodig om de situatie te verbeteren. Daarom is in het verleden de situatie per meetpunt in kaart gebracht en zijn er op basis daarvan maatregelen genomen.
Ik verwijs naar de inspanningen die de voorbije jaren zijn geleverd door de vergunningverlenende en toezichthoudende overheden om extra aandacht te geven aan de bedrijven gelegen in hotspotzones, door het opleggen van bijzondere vergunningsvoorwaarden en de nauwgezette controle op naleving hiervan.
Dit continu beleid heeft geleid tot een aanzienlijke verbetering van de situatie maar nog niet voor alle meetpunten tot het respecteren van de PM10-daggrenswaarde. Het is mijn bedoeling deze inspanningen voort te zetten en zoveel als nuttig en haalbaar in te zetten op de lokale reductiemaatregelen. Zo is voor de Gentse Kanaalzone in 2010 overleg opgestart met alle betrokken actoren in het kader van een vervolgactieplan dat breder gaat dan de industriële bronnen en dat wordt afgestemd op het actieplan van de haven van Antwerpen. Ook in andere hotspotzones zoals Roeselare, Ruisbroek en Oostrozebeke is er vooral aandacht gegaan naar lokale activiteiten die mee bijdragen aan een verhoging van lokale concentraties.
Omdat het met het huidige maatregelenpakket nog niet gelukt is de huidige overschrijdingen volledig weg te werken, loopt er in opdracht van mijn administratie onderzoek om de lokaal beïnvloedende bronnen van de PM10-meetpunten in overschrijding opnieuw volgens de meest recente toestand te identificeren en om de impact van die bronnen te kwantificeren onder de huidige situatie.
Dergelijke studies werden in het verleden reeds uitgevoerd en worden nu hernomen om de actuele toestand in kaart te brengen. Hierbij wordt ingezoomd op de meetpunten in de zones haven van Antwerpen, haven van Gent, Oostrozebeke, Vilvoorde en Zwevegem. De lokale actoren en bedrijven worden bij dit studiewerk betrokken, zodat we in een volgende stap doelgerichte maatregelen kunnen treffen om de overschrijdingen zo vlug mogelijk weg te werken. Daarnaast worden nog maatregelen onderzocht met betrekking tot niet-geleide stofemissies, voor niet voor de weg bestemde mobiele machines en wordt er gewerkt aan een vergroening van de autofiscaliteit.
Om de lijst van de meest recente acties af te ronden, geef ik nog mee dat op stedelijk niveau door de stad Gent een lokaal actieplan is opgesteld met de nadruk op wegverkeer. De stad Antwerpen van haar kant integreert maatregelen naar luchtkwaliteit en geluid in het mobiliteitsplan. Voor beide steden is door mijn administratie de impact en mogelijkheid van een binnenstedelijke Low Emission Zone onderzocht.
Tot slot wens ik eraan te herinneren dat de achtergrondconcentratie van fijn stof voor een groot deel van grensoverschrijdende oorsprong is en dat lokale en Vlaamse maatregelen dus maar impact kunnen hebben op een gedeelte van het in Vlaanderen gemeten fijn stof.
Tot hier mijn antwoord op de vragen van mevrouw Hostekint. Nu zal ik antwoorden op de vragen van mevrouw Van den Eynde, mevrouw De Vroe en de heer Sanctorum. Op basis van welke criteria worden de meetpunten vastgelegd? De meting van fijn stof (PM10 en PM2,5) en van een aantal andere luchtparameters vindt plaats in uitvoering van de Europese richtlijn. Sinds de publicatie van de richtlijn zijn er duidelijke criteria beschikbaar in verband met de locatie van de meetstations voor de beoordeling van de luchtkwaliteit. De richtlijn bevat specificaties over het aantal metingen dat moet worden uitgevoerd in relatie tot de bevolkingsdichtheid en de gemeten concentraties. De richtlijn bevat ook voorschriften in verband met de lokale omgevingskarakteristieken waaraan de plaatsing van een meetstation moet voldoen.
Ik citeer letterlijk uit de bijlage III, A, 2 van de richtlijn: Op de volgende locaties vindt geen beoordeling plaats van de naleving van de grenswaarden met het oog op de bescherming van de menselijke gezondheid: locaties die zich bevinden in gebieden waartoe leden van het publiek geen toegang hebben en waar geen vaste bewoning is; overeenkomstig artikel 2, lid 1, op bedrijfsterreinen of terreinen van industriële inrichtingen, waarop alle relevante bepalingen inzake gezondheid en veiligheid op het werk gelden.
Bijlage III, B, 1 uit de richtlijn 2008 stelt: De bemonsteringspunten moeten zich in het algemeen op een zodanige plaats bevinden dat meting van zeer kleine micromilieus in de directe omgeving wordt voorkomen; de bemonsteringspunten moeten zo mogelijk ook representatief zijn voor soortgelijke locaties buiten de onmiddellijke omgeving ervan.
Het meetstation van Ruisbroek maakt deel uit van het telemetrisch meetnet van de VMM, dat een meetnet is tot vaststelling van de algemene luchtkwaliteit in Vlaanderen en een mix omvat van regionale achtergrondstations, stedelijke achtergronden, verkeersstations en stations in belangrijke industriezones. In tegenstelling tot het lokaal meetnet van de VMM, dat zich toespitst op specifieke bronnen of probleemgebieden, is het telemetrisch meetnet een veeleer vast meetnet, waarbij verplaatsingen van meetstations eerder uitzondering zijn. Eventuele wijzigingen worden vermeld in de jaarrapporten luchtkwaliteit.
Het meetstation van Ruisbroek ligt aan de Gansbroekstraat op een afgesloten terrein van het agentschap Waterwegen en Zeekanaal, ongeveer 150 meter ten zuidoosten van de Rupeltunnel, tussen de A12 en de N177. Het station werd in 1978 opgericht. Sinds 1996 worden er metingen van PM10 fijn stof uitgevoerd. De gemeten jaargemiddelde concentraties en het aantal overschrijdingen van de daggemiddelde concentratie van 50 microgram per kubieke meter behoren er tot de hoogste in Vlaanderen.
Het meetstation van Ruisbroek is volgens de eerder geciteerde bepalingen niet geschikt voor de beoordeling van de luchtkwaliteit in functie van de bescherming van de menselijke gezondheid. Bovendien zijn de omgevingskarakteristieken in de onmiddellijke omgeving van het meetstation niet ideaal.
In 2006 werden er op het terrein windmolens in gebruik genomen. Vlak bij het meetstation werd en wordt regelmatig zand en steenpuin gestockeerd op hopen die de oorzaak kunnen zijn van opwaaiend stof en ligt het meetpunt in een zone waar de laatste jaren grote infrastructuurwerken hebben plaatsgevonden, de boulevardbruggen en werken aan het brownfield Willebroek-Noord.
Op basis van voorgaande overwegingen is het bijgevolg verantwoord en noodzakelijk het meetstation te verplaatsen. Er werd voor geopteerd het meetstation te verplaatsen naar de gemeente Boom. De gemeente Boom is de woonkern het dichtst gelegen bij het huidige station R832 en zal meer onder invloed staan van mogelijke hinder gezien de woonkern ten noordoosten van het meetstation is gelegen, terwijl de woonkern Ruisbroek ten zuidwesten is gelegen.
Verschillende mogelijke locaties werden onderzocht. Na overleg met de gemeente Boom werden uiteindelijk twee mogelijke meetlocaties geselecteerd: het Jozef Van Cleemputplein, en een locatie in het provinciaal domein De Schorre ter hoogte van de Schorrestraat. Het Jozef van Cleemputplein zal in de nabije toekomst verder worden ontwikkeld. De ombouw van het aangrenzend ziekenhuisgebouw naar een dienstencentrum gebeurt met uitbreiding van parking, fietsweg enzovoort. Dit conflicteert met de plaatsing van een meetstation. Een mogelijke plaats van het meetstation op het plein werd wel verder onderzocht. Het terrein bleek evenwel eigendom te zijn van een privémaatschappij en pogingen tot overleg bleven zonder gevolg.
In het domein De Schorre werd wel een meetplaats gevonden ten noordoosten van Boom, aan de rand van het domein en vlakbij bewoning. Daar de wind in Vlaanderen hoofdzakelijk uit zuidwestelijke richting komt, kan op deze meetlocatie de geïntegreerde bijdrage van alle bronnen ten zuidwesten worden gemeten. Deze meetplaats zal bijgevolg representatief zijn voor de blootstelling van een groot deel van de inwoners van Boom.
Ik wil er ook aan herinneren dat het meetstation deel uitmaakt van het telemetrisch meetnet dat als doel heeft om de algemene luchtkwaliteit over Vlaanderen te meten, en niet zozeer op lokale problemen en hinder te focussen. In tegenstelling tot de perceptie wordt het meetpunt dus wel degelijk nabij een woonzone geplaatst en zal het ook representatiever zijn dan het huidige meetpunt.
Kan een gemeentebestuur vragen om een meetpunt te verplaatsen? Het is niet de bedoeling dat de VMM zomaar op vraag van een gemeentebestuur een meetpunt verplaatst. De VMM beslist over de inplanting van de meetstations conform de regelgeving van de EU, uiteraard in overleg met de lokale besturen. Gemeenten kunnen in functie van eventuele lokale problemen aan de VMM vragen om bijkomende metingen uit te voeren. De VMM kan evenwel wegens budgettaire en personele beperkingen niet ingaan op alle vragen en dient prioriteiten te stellen.
Ook met betrekking tot het meetstation van Gent in het Baudelopark is de vraag gesteld aan de stad Gent een nieuwe locatie te zoeken, aangezien de huidige locatie niet voldoet aan de criteria die de Europese richtlijn vooropstelt. Voor andere locaties wordt nog onderzocht of een verplaatsing wenselijk of noodzakelijk is. Aangezien de evaluatie van de locatie van het meetpunt in Ruisbroek ten gronde is gebeurd en afgetoetst aan de Europese richtlijnen, is het duidelijk dat het verplaatsen niks te maken heeft met welke strategie ook om Europese normen gemakkelijker te halen. Het heeft wel alles te maken met het plaatsen van meetstations op die locaties in Vlaanderen die voldoende relevant zijn en blijven.
De volgende vragen gaan over de evaluatie van de overschrijding van de dagwaarden. De situatie in 2010 toont een verbetering ten opzichte van de voorgaande jaren en zelfs een drastische verbetering in vergelijking met de situatie eind jaren 90 van vorige eeuw. Tot en met 2007 waren er telkens nog meer dan 50 procent van de meetstations in overschrijding van de daggrenswaarde. In de jaren nadien, van 2008 tot 2010, lag het aantal meetstations in overschrijding telkens beneden de 30 procent.
Momenteel is al een hele reeks maatregelen van kracht die ervoor zullen zorgen dat het aantal overschrijdingen in de nabije toekomst nog verder daalt. Ik denk dan aan roetfilters op vrachtwagens vanaf Euro IV, NOx-reductie bij vrachtwagens vanaf Euro V, roetfilters bij personenwagens vanaf Euro 5, subsidie retrofit-roetfilters voor oudere personenwagens, strengere stofemissienormen voor ingedeelde inrichtingen enzovoort. Mijn administratie onderzoekt momenteel welke maatregelen eventueel nog aangescherpt kunnen worden.
Mevrouw Van den Eynde, de variaties tussen verschillende jaren worden voornamelijk veroorzaakt door een variatie in de meteorologische omstandigheden. Het is daarom beter de evolutie over meerdere jaren te bekijken. Dan zien we dat in de genoemde stations de trend wel degelijk dalend is.
De toename aan het aantal overschrijdingen tussen 2009 en 2010 in de meetposten Antwerpen-Luchtbal, Ruisbroek en Sint-Kruis-Winkel wordt mogelijk ook veroorzaakt door een verhoogde economische activiteit in 2010 in vergelijking met 2009. Wat Ruisbroek betreft, heb ik al aangegeven dat ook andere elementen een rol spelen.
In het meetpunt Gent waren er in 2010 tien extra overschrijdingen door een zeer lokale stofopwaai tijdens de Gentse Feesten in het Baudelopark. Dit kan niet als relevant worden beschouwd voor de situatie in heel de Gentse binnenstad. Ik ken de situatie ter plaatse. Dat plein bestaat uit zand en er vond een circusfestival plaats tijdens de Gentse Feesten. Er waren duizenden bezoekers. Het was een heel warme periode, en het plein was dan ook een grote stofwolk. Het meetstation staat midden op het plein. Het is dan ook logisch dat de meting een vertekend beeld geeft. Vandaar ook de vraag om het meetpunt te verplaatsen.
De verplaatsing van het meetpunt te Ruisbroek heeft geen gevolgen op het Vlaams beleid. De acties die betrekking hebben op het industriegebied van Ruisbroek zijn immers generiek. Dat betekent dat ze gelden voor alle industriezones en niet enkel voor industriezones met een meetpunt. Een overzicht van de concentraties in alle industriezones, ook deze zonder meetpunten, wordt verkregen via modellering, meer bepaald de zogenaamde RIO-interpolatietechniek.
Specifiek in Ruisbroek werden en worden, net als in andere industriezones, lokale acties uitgevoerd in het kader van vergunningen zoals de opname van bijzondere voorwaarden, en inspecties zoals het opleggen van stofactieplannen. Hierdoor wordt de problematiek onder controle gehouden. Generieke acties zijn een mogelijke verdere aanscherping van de maatregelen inzake op- en overslag en strikte toepassing van de best beschikbare technieken in het kader van vergunningverlening en inspecties.
De aanscherping van de emissienormen van stof gebeurde in de grote VLAREM-trein van 2008. De aangescherpte normen treden in werking in 2012.
Mijnheer Sanctorum, u zegt dat door het meetpunt te verplaatsen er heel wat informatie verloren gaat. Dit is inderdaad een nadeel dat echter gerelativeerd moet worden. Door de slechte lokale omgevingsomstandigheden is de verkregen informatie immers niet zo relevant voor de menselijke blootstelling. Bovendien zijn er in de onmiddellijke omgeving enkele windmolens geplaatst die een mogelijke verstoring van het windveld tot gevolg hebben waardoor ook de informatie over de mogelijke oorsprong van de luchtverontreiniging verstoord is.
Mevrouw Van den Eynde, het meetnet is uitgebouwd conform de voorschriften van de EU-richtlijnen en kan de vergelijking met andere Europese landen doorstaan. Momenteel bereidt de Vlaamse Milieumaatschappij een uitbreiding voor van het meetnet met nog enkele bijkomende stedelijke en verkeersmeetstations.
Wat de doelgerichte initiatieven betreft, verwijs ik naar mijn antwoord op de vraag van mevrouw Hostekint. Heel specifiek is het actieplan in Antwerpen waar heel concrete maatregelen in staan. Ik heb het dan over het nog goedkoper maken van de walstroom voor schepen zodat ze hun dieselmotor niet gebruiken.
Mevrouw Rombouts, ons meetnet voor fijn stof voldoet aan de EU-richtlijn en is dus vergelijkbaar met andere Europese landen rondom ons.
De voorzitter : Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Mevrouw Michèle Hostekint : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Blijkbaar hebben een aantal zaken elkaar gekruist zoals de publicatie van de regelgeving en de berichtgeving over het op de vingers tikken voor het niet omzetten van die Europese regelgeving. Mijn vraag dateert van 28 februari, terwijl de publicatie op 23 februari plaatsvond. Dat is des te beter, maar het belet niet dat de Europese normen voor fijn stof op dit moment niet worden gehaald. Er hangt ons dan ook een sanctie van Europa boven het hoofd.
De voorzitter : Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Minister, ik ben enorm ontgoocheld door uw antwoord. Ik dacht dat CD&V de uitspraak meten is weten hoog in het vaandel droeg. Vandaag blijkt dat niet zo belangrijk te zijn voor CD&V. Ik noem dat struisvogelpolitiek: de kop in het zand steken. 35 jaar na de installatie van het meetpunt in Ruisbroek blijkt het niet meer ideaal te zijn. Ik vind dat opmerkelijk, vooral omdat in het geval van Ruisbroek net het gemeentebestuur van Puurs heeft gevraagd om het meetpunt te verplaatsen. Het advies kwam niet van uw diensten.
Ik heb het gevoel dat de problematiek van fijn stof die zich in Ruisbroek voordoet, onder de mat wordt geveegd. Het zou beter zijn deze problematiek aan te pakken en na te gaan waar de knelpunten zitten. Het is opmerkelijk dat de burgemeester van Puurs hier vandaag niet aanwezig is. Hij had hier kunnen verdedigen waarom het gemeentebestuur van Puurs zon voorstander was van de verplaatsing van het meetpunt.
Minister, ik vind uw antwoord bijzonder ontgoochelend. Ik geloof niet dat het meetpunt in Boom ineens zoveel beter zal zijn dan dat in Ruisbroek. Men moet de problematiek daadwerkelijk daar onderzoeken en daar de verantwoordelijkheden nemen.
Vlaanderen moet zijn verantwoordelijkheid nemen in deze problematiek. Meten is weten. U hebt dit altijd mee ondersteund. Blijkbaar wordt vandaag een aantal meetpunten verschoven omdat ze niet relevant zijn en de daadwerkelijke problematiek niet zouden weergeven. Ik ben zeer ontgoocheld en zal deze problematiek blijven opvolgen.
De voorzitter : Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Mevrouw Gwenny De Vroe : Minister, uw antwoord neemt mijn bezorgdheid niet helemaal weg, vooral als ik nog eens de persberichten bekijk die in februari over deze problematiek zijn verschenen. In een reactie van de VMM in de pers staat dat het meetpunt in Ruisbroek niet representatief was omdat het midden in een industriegebied lag. Over opwaaiend stof of hopen stof die daar zouden liggen, vind ik niets terug.
U zegt dat het meetpunt via een goede communicatie met het gemeentebestuur van Boom is verlopen. De schepen van Milieu, mevrouw Ceulemans, zegt echter dat de nieuwe locatie in De Schorre totaal niet representatief is. Zij heeft dus bedenkingen bij de locatie van het meetpunt. Dat stond op 19 februari in een artikel in Het Laatste Nieuws. Mijn bezorgdheid blijft dus.
Bijkomend vraagje: bent u van plan om nog bijkomende meetpunten te plaatsen in Vlaanderen?
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Wat de meetpuntendiscussie betreft, sluit ik me aan bij mevrouw De Vroe. Wat me echter het meest stoort, minister, is uw gelatenheid ten aanzien van fijn stof. We discussiëren daar nu al anderhalf jaar over. De sense of urgency ontbreekt echter.
Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn bijkomende vraag over de stand van zaken van de lage emissiezones.
De voorzitter : Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts : Minister, ook ik dank u voor uw antwoord. U hebt een degelijke argumentatie gegeven. Die is belangrijk, zeker als er bepaalde keuzes worden gemaakt die op het eerste gezicht misschien raar lijken.
Ik wil even kort reageren op de stelling dat CD&V afwijkt van het principe dat meten weten is. Hier is geen enkele uitspraak geweest om dat te staven, integendeel. Mevrouw Van den Eynde, wel heb ik de vraag gesteld wat de referentie is ten aanzien van de andere Europese landen en hoe daarmee wordt omgegaan. Dat is trouwens een vraag die ik in andere dossiers heb gesteld en die toen ook door uw partij werd gesteund. Ik vind het immers belangrijk dat er correct wordt vergeleken. Ik heb begrepen dat ons meetnet zeker voldoet aan de maatstaven met betrekking tot controle en vergelijking die in andere landen worden gehanteerd. Dat is positief. Er is effectief aandacht voor de metingen. De minister heeft dat heel duidelijk aangegeven. Dat moet echter gebeuren op de correcte plaatsen.
Ik weet dat de minister zeer bezorgd is over fijn stof. Ten behoeve van de leden die de discussies in de vorige legislatuur misschien niet hebben meegemaakt, wil ik erop wijzen dat zij een van de eerste leden was om het fijn stof systematisch op de agenda te plaatsen. (Opmerkingen van de heer Hermes Sanctorum)
Het is echter niet evident: dat is wel duidelijk.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Laat me duidelijk zijn: we hebben dat meetpunt in Ruisbroek verplaatst omdat het niet meer voldeed aan datgene waar een meetpunt aan moet voldoen volgens de Europese richtlijn. Plots ziet men daar een of andere duistere actie in. Mevrouw Van den Eynde, op een bepaald ogenblik is er een test geweest. Er was een overschrijding in Ruisbroek. Men heeft een meting gedaan bij de dichtstbijzijnde woonkern, in Boom. Die metingen bleken helemaal niet met elkaar overeen te stemmen. Er was dus echt sprake van een foutmeting in Ruisbroek. Daarom is die beslissing genomen. Dat is daadwerkelijk relevant. Maak u geen zorgen: er komen nog extra meetpunten bij. Denk dus niet dat we meetpunten afschaffen: we hebben gewoon een meetpunt verplaatst. Nu is dat veel relevanter. Het voldoet ook aan de voorschriften van de richtlijnen en de bijlagen van de richtlijnen.
Mijnheer Sanctorum, u stelt dat er een gelatenheid is, dat er niets gebeurt. Ik ben blij vast te stellen dat, door die zogenaamde gelatenheid van u, er sprake is van 20 procent minder overschrijdingen. Dat resultaat lijkt me niet zo slecht. U vindt dat blijkbaar niet goed. Ik vraag me af wat u dan wel zou doen, in uw sense of urgency. U zou alles stilleggen, niets meer doen bewegen, niets meer plaatsen en ervoor zorgen dat er geen werkgelegenheid meer is in Vlaanderen. Daar doe ik niet aan mee. We hebben een goed actieplan, met concrete acties die resultaat opleveren. Ik herhaal nogmaals: er is een daling met 20 procent. Dat lijkt me niet te getuigen van een beleid dat geen resultaat oplevert. Maak u dus geen zorgen: we meten nog, zodat we ook weten en bijkomende acties kunnen nemen.
Mijnheer Sanctorum, ik heb geantwoord op uw vraag over die low emission zones. U zat echter te praten tijdens mijn antwoord en hebt dat misschien niet gehoord. Er is in Gent en Antwerpen een onderzoek om die daadwerkelijk te kunnen invoeren, op basis van die actieplannen. (Opmerkingen van de heer Hermes Sanctorum)
De voorzitter : Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Mevrouw Gwenny De Vroe : Minister, ik heb geen antwoord gekregen op de vraag of u van plan bent in bijkomende meetpunten te voorzien in Vlaanderen.
Minister Joke Schauvliege : Er komen bijkomende meetpunten.
De voorzitter : Het incident is gesloten.