Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 15/03/2011
Vraag om uitleg van de heer Wilfried Vandaele tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over de aanwezigheid van kalium in de bodem en het mestbeleid
- 1384 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Voorzitter, minister, met het nieuwe mestactieprogramma 2011-2014 wenst de Vlaamse Regering een antwoord te geven op de slechts traag verbeterende waterkwaliteit, onder meer door het opleggen van maximale bemestingsnormen voor stikstof en fosfor, waarbij rekening gehouden wordt met de reële behoeftes van de gewassen. Op die manier tracht men tot nog betere resultaten te komen.
Een verminderd gebruik van meststoffen leidt vanzelfsprekend tot een lagere concentratie aan nutriënten in de bodem en bijgevolg ook een lagere uitspoeling naar het watersysteem. Beide factoren worden van nabij opgevolgd via het MAP-meetnet (Mestactieplan).
In het huidige mestbeleid wordt geen aandacht besteed aan parameters zoals kalium, die als gevolg van het gebruik van meststoffen eveneens in sterk verhoogde concentraties kunnen voorkomen.
In het achtergronddocument inzake vermesting lezen we over het evenwicht van nutriënten in de bodem dat dit nochtans van groot belang is: Een overmaat aan kalium in de bodem of een te laag magnesiumgehalte kan een ongunstige verhouding van deze nutriënten in het gras veroorzaken. Opname van dergelijk gras door rundvee kan oorzaak zijn van grastetanie of kopziekte.
Minister, ik heb in dit verband een paar vragen. In hoeverre beschikt men momenteel reeds over analyseresultaten met betrekking tot de aanwezigheid van kalium in de bodem? Kan er op basis van deze resultaten al een evolutie in de tijd geschetst worden? Hebt u aanwijzingen dat de nutriëntenbalans wat betreft andere nutriënten dan fosfor en stikstof eveneens verstoord is als gevolg van vermesting? Moeten we ook andere elementen opvolgen in de toekomst? Wat zijn de eventuele gevolgen voor mens en milieu bij een grondige verstoring van het oppervlakte- en grondwater door kalium? Houdt het nieuwe Mestactieprogramma rekening met deze problematiek? Zo ja, in welke zin? Zo neen, waarom werd daar nog geen werk van gemaakt?
De voorzitter : De heer Peeters heeft het woord.
De heer Dirk Peeters : Voorzitter, minister, de vraag over de kaliumaanwezigheid in de bodem is een interessante vraag. Kalium is immers ook belangrijk in het kader van de fosfaatbestrijding. We hebben kalium nodig opdat planten fosfaat zouden kunnen opnemen.
Ik dacht dat er op dit vlak enkele studies liepen. Is dat zo? Hoever staat het ermee? Werd er een startschot gegeven? Ik meen dat er in de Kempen zelfs proefstudies lopen over de aanwezigheid van kalium in relatie tot de fosfaatbestrijding.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Dames en heren, het klopt dat kalium een belangrijke voedingsstof is voor de plantengroei. De kaliumbehoefte van gewassen verschilt in grote mate, afhankelijk van het soort gewas. Suikerbieten, aardappelen en verscheidene vollegrondgroenten hebben veel kalium nodig, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld wintertarwe. Een kaliumgebrek bij het gewas zal leiden tot een verlaagde opbrengst, lagere kwaliteit van het product en een verhoogde gevoeligheid voor ziekten en plagen.
Ook graasweiden hebben nood aan kalium, maar een te hoge gift kan de opname van magnesium, een andere belangrijke voedingsstof, in het gedrang brengen. Speciaal in graasweiden is een goede verhouding kalium/magnesium in het gras belangrijk om kopziekte bij het vee te vermijden.
Omdat kalium een belangrijke voedingsstof is, wordt deze parameter meestal gemeten bij het opmaken van een bemestingsadvies. Er zijn dus al heel wat metingen gedaan van kalium in de bodem. De Bodemkundige Dienst van België heeft hierover uitgebreid gerapporteerd in zijn publicatie Wegwijs in de bodemvruchtbaarheid van de Belgische akkerbouw- en weilandpercelen (2004-2007). Daaruit blijkt dat de Vlaamse akkerbodems gemiddeld goed voorzien zijn van kalium en de weilanden ruim voorzien zijn van kalium en dat dit behoorlijk stabiel blijft, al zijn er natuurlijk regionale fluctuaties.
U vraagt of ik aanwijzingen heb dat de nutriëntenbalans voor wat betreft andere nutriënten verstoord is, maar daar zijn geen indicaties voor.
Er zijn eigenlijk weinig of geen negatieve effecten van kalium voor mens, dier en milieu. Kalium is namelijk bijna voor alle organismen een essentieel voedingselement. Daarom ook heeft de Wereldgezondheidsorganisatie in 1992 een herziening doorgevoerd van de drinkwaternormen waarbij voorgesteld werd om de parameter kalium weg te laten. De European Federation of National Associations of Water and Waste Water Services stelt in haar aanbevelingen met betrekking tot de herziening van de Europese drinkwaterrichtlijn over kalium, dat deze parameter niet relevant is voor de waterkwaliteit voor de consument en kan worden verwijderd uit de richtlijn, maar dat is tot nog toe nog altijd niet gebeurd.
Bij het vastleggen van de milieukwaliteitsnormen voor oppervlakte- en grondwater en waterbodems in het besluit van de Vlaamse Regering van 21 mei 2010, werd geen kaliumnorm vastgelegd voor oppervlaktewater. Voor grondwater werd als algemene richtwaarde de norm uit de Europese Drinkwaterrichtlijn overgenomen: 12 milligram kalium per liter.
Het mestbeleid houdt niet expliciet rekening met deze parameter, maar doordat organische mest een belangrijke bron van kalium is en door de jaren heen het mestbeleid het gebruik van mest beperkt heeft, is ook de aanvoer van kalium via dierlijke mest teruggelopen. In dit kader kan het toedienen van kaliumrijk effluent van biologieën voor een bijkomende aanvulling van kalium zorgen.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Minister, ik begrijp uit uw antwoord dat kalium vooral positieve eigenschappen lijkt te hebben. Ik had daar andere informatie over bij grote dosissen, maar ik neem genoegen met uw antwoord.
De heer Bart Martens : Minister, wat het effluent betreft, moeten we zien dat we het ene probleem niet oplossen door een ander te creëren. De effluenten zijn immers heel zoutrijk. Naarmate er meer wordt gewerkt met het scheiden van mest in een vaste fractie die vergist, verwerkt en geëxporteerd wordt en in een natte fractie die nog wordt uitgereden, moeten we ervoor oppassen dat we de structuur van onze bodem niet aantasten door te weinig aanvoer van koolstof en te veel aanvoer van zouten, die tot een verzilting van de bodem kunnen leiden. We moeten er ons voor hoeden dat we het ene probleem, een mogelijke kaliumdeficiëntie, niet aanpakken door het creëren van een ander probleem.
De voorzitter : Het incident is gesloten.