Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 17/03/2011
Vraag om uitleg van mevrouw Güler Turan tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over het advies actielijst allochtonen van de commissie Diversiteit
- 1359 (2010-2011)
De voorzitter : Mevrouw Turan heeft het woord.
Mevrouw Güler Turan : In september 2010 hebben wij in de commissie de tewerkstellingskansen van niet in België geboren en niet in de EU geboren allochtonen besproken. Toen zijn we tot de conclusie gekomen dat België het niet zo goed doet en in Europa zeker niet een van de beste leerlingen van de klas is.
In een recente publicatie van Werk en Sociale Economie (WSE) staan iets betere cijfers. De in België geboren tweede generatie niet-EU-migranten vindt steeds beter de weg naar de arbeidsmarkt. Dat zal ook met conjunctuur te maken hebben. Bijna 70 procent van de tweede generatie niet-EU-migranten tussen 25 en 49 jaar heeft een baan. Dat kan natuurlijk beter. Dat staat tegenover 62 procent van de eerste generatie niet-EU-migranten en 90 procent van de autochtonen. Daar zit toch een kloof van 20 procent.
Tegelijk leert de studie van WSE dat de werkzaamheidsgraad voor allochtonen geboren buiten de EU slechts 50,4 procent bedraagt. Dat zijn misschien de huwelijksmigranten, maar het gaat niet enkel over hen. Dit is veel ruimer. Ook de werkloosheidsgraad ligt gevoelig hoger: niet-EU-migranten zijn tot vier keer vaker werkloos dan mensen die in België geboren zijn.
Ik heb geprobeerd de cijfers te analyseren. Er is duidelijk een genderkloof, vooral bij de eerste generatie allochtonen, ook in de meest beroepsactieve leeftijdscategorie van 25 tot 49 jaar. De lagere arbeidsdeelname van allochtonen uit niet-EU-landen is in belangrijke mate te wijten aan de beperkte participatie van vrouwen. Daar moet verder op worden ingezet.
Jongeren kennen een uiterst moeizame intrede op de arbeidsmarkt, minister. De arbeidsdeelname van autochtone jongeren ligt vandaag 60 procent hoger dan die van niet-EU-jongeren. Deze cijfers zijn verontrustend. Het sluit aan bij wat we met de werk@teliers proberen te doen. Een snelle inschakeling van jongeren op de arbeidsmarkt is een van de sleutelfactoren voor integratie. Bij ouderen is deze kloof gelukkig veel minder uitgesproken.
De grootte van de arbeidskloof blijkt niet zozeer onder invloed te staan van het opleidingsniveau. De arbeidsdeelname van autochtonen ligt voor elk opleidingsniveau 26 procent hoger dan bij niet-EU allochtonen. In ieder geval is het duidelijk dat de groep niet-EU-allochtonen een zeer diverse groep is. We kunnen ter zake diverse aandachtscategorieën definiëren. U kunt niet alle zware middelen inzetten op elke mogelijke categorie, maar misschien is het toch wel belangrijk daar verder op in te gaan.
Als we de cijfers in een Europees perspectief bekijken, dan zien we dat Vlaanderen helemaal achterophinkt. Alle EU-landen scoren ter zake beter dan België en Vlaanderen. Onze directe buurlanden, waarnaar we veel verwijzen, doen het opmerkelijk beter. Minister, ik heb gewacht tot de commissie Diversiteit in februari 2011 op uw vraag een advies actielijst allochtonen heeft gegeven. Daarin worden diverse concrete maatregelen voorgesteld om de arbeidsdeelname van allochtonen te versterken. In september hebt u een evaluatie van het activeringsbeleid voor allochtonen beloofd. Die zou er komen tegen eind 2011. Daarvoor zou u begin 2011 een evaluatieprocedure vastleggen, en dat natuurlijk in functie van het advies dat u zou krijgen van de commissie Diversiteit.
Minister, hoe beoordeelt u de diverse actiepunten van het advies van de commissie Diversiteit en welke van de voorgestelde maatregelen wilt of kunt u invoeren? Vindt u dat het advies voldoende aandacht heeft voor de net geschetste aandachtspunten? Deelt u deze bekommernissen? Hoe kan Vlaanderen daar versterkt op inzetten? Hoe zult u de voor 2011 aangekondigde evaluatie uitvoeren? Welke stappen werden er al gezet met betrekking tot de aangekondigde evaluatie? Werden er bijvoorbeeld al diverse evaluatiecriteria gedifferentieerd? Welke timing stelt u ter zake voorop?
De voorzitter : De heer Creyelman heeft het woord.
De heer Frank Creyelman : Voorzitter, minister, geachte leden, ik zal niet alles herhalen wat ik daarnet heb gezegd. De problematieken lopen gelijk op een aantal punten. Mevrouw Turan vraagt waarom Vlaanderen achterophinkt ten opzichte van onze buurlanden. Er zijn een paar mogelijkheden. Is het omdat Vlaanderen te weinig doet voor allochtone werklozen? Dat denk ik niet. Ik heb daarnet alle extraatjes geschetst die er al zijn voor die groep. Dat is al meer dan genoeg. Is het misschien omdat de Vlaamse ondernemers meer racistisch zijn dan de ondernemers in onze buurlanden? Dat geloof ik al evenmin. Op wat uitzonderingen na is dat echt niet zo. Heeft het dan te maken met het groter hangmatgehalte van ons sociaal systeem, ten opzichte van dat van onze buurlanden? Ik denk dat dit er wel iets mee te maken heeft. Zou het kunnen liggen aan de culturele achtergrond van de aanwezige allochtonen? Dat zou misschien ook een reden kunnen zijn. Duitsland en Nederland hebben voornamelijk een Turkse gemeenschap. Bij ons zit die Turkse gemeenschap voornamelijk in de mijnregio. Daarover hebben we het daarnet gehad. De Marokkaanse gemeenschap zit in het Antwerpse. Minister, zijn er aparte cijfers wat de niet-Europese allochtonen betreft, opgesplitst volgens hun culturele achtergrond, over hun werkzaamheid, arbeidsethiek, opleiding en dergelijke? Zijn die er niet, dan is het misschien interessant daar een studie aan te wijden, zodat we kunnen zien wat de verschillen zijn tussen de hier aanwezige groepen.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Voorzitter, mevrouw Turan, ik zal niet ingaan op de cijfers die u hebt vernoemd. Dat zijn cijfers van ons steunpunt. Ik zal ze niet herhalen. U hebt de analyse gemaakt. Ik kan u niet zeggen of er aparte, meer gedetailleerde cijfers zijn, maar ik ben er zeker van dat die al aanwezig zullen zijn. Wel zal ik ingaan op de heel concrete vragen die u hebt gesteld. Mocht ik iets vergeten dat ik al heb gezegd in de beleidsnota of de beleidsbrief, dan bent u er sowieso om heel snel te vragen waar ik ter zake sta.
Ik zal niet alles in detail al zeggen. Dat is ook logisch. Op dinsdag had ik het advies gekregen van de commissie Diversiteit, en op donderdag heeft de heer Van Malderen me al gevraagd wat ik daar zoal mee zou doen. Ik heb het ondertussen al wat grondiger kunnen lezen. De verdienste van de commissie Diversiteit is dat ze ingaat op zowel de oorzaken als de oplossingen, maar ook dat ze een ruimer terrein bestrijkt dan alleen dat van de werkgelegenheid. Dat impliceert natuurlijk wel dat er ook actievoorstellen werden gedaan over dingen waarvoor ik niet bevoegd ben. Ik zal een antwoord geven aan de commissie, maar ook overleg opstarten, waarin ik een aantal stappen zal verwerken. Als het gaat over voorstellen die mijn bevoegdheid overschrijden, zal ik die alleszins overmaken aan de vakminister die bevoegd is voor het domein waarop de actie betrekking heeft. Gaat het over een actie die diverse Vlaamse ministers betreft, dan zal ik dit overmaken aan de minister-president.
Er zijn ook actievoorstellen gericht aan de federale overheid. Ik zal de minister-president vragen daarover overleg te plegen met de bevoegde instanties, of dat over te maken. Ten slotte is er de belangrijkste categorie, die van de voorstellen waarvoor ik bevoegd ben. Ik heb het departement gevraagd die grondig door te lichten en onder te verdelen in drie grote categorieën. Er is de categorie van dingen die we al doen, maar die misschien nog kunnen worden versterkt of verbeterd. Er is de categorie van de nieuwe of vernieuwende acties die we snel zouden kunnen opstarten, met de vraag of daar beleidsruimte voor is. Er is de categorie van de voorstellen waarbij we eerst nog verder onderzoek en experimenten moeten opstarten voor we een en ander regulier kunnen uitbouwen.
Ik zal ook heel transparant zijn ten overstaan van de commissie Diversiteit. Dan gaat het niet alleen over die categorisering. Ik zal ook heel duidelijk stellen wat ik niet heb geselecteerd en waarom. Is dat om inhoudelijke of budgettaire redenen? U weet immers dat de vraag altijd groot is, maar dat onze middelen beperkt zijn. Er moeten keuzes worden gemaakt. Men heeft pech, want ik ben ook minister van Begroting en moet er maximaal voor zorgen dat ik binnen de budgettaire ruimte blijf.
Ik kan nu dus nog niet zeggen wat we zullen versterken, welke nieuwe dingen we zullen doen en wat we niet zullen doen. Het departement is dat aan het bekijken. Het zal een aantal scenarios ontwikkelen en ook voorstellen doen. Ik verbind me ertoe een antwoord te formuleren voor de commissie Diversiteit, maar ik zal ook met die mensen overleggen. Omdat huwelijksmigratie een heel apart element is, vond ik dat ik dit gerust kon loskoppelen. Zoals ik echter heb gezegd aan mevrouw De Vits, zal ik dat op dat ogenblik ter sprake brengen.
Dan is er de evaluatie van de bestaande acties. Die zal ik pas tegen de zomer kunnen afronden. Pas dan zal ik dat ook in overweging kunnen nemen.
U hebt me gevraagd of het advies voldoende aandacht geeft aan alle door u geschetste aandachtspunten. Voor mij is het duidelijk: het advies is opgesteld door de werkgroep van de commissie Diversiteit, waarin het Minderhedenforum een zeer actieve inbreng heeft. Ik ga ervan uit dat het Minderforum weet wat er leeft bij zijn achterban en dat het alle centrale bekommernissen van de allochtone gemeenschap met betrekking tot werk aan bod heeft laten komen. Ik deel de zorgen die u aanhaalt en die ook in het advies aan bod komen.
Er was een positieve tendens: de achterstand van niet-EU-migranten was duidelijk afgenomen. Door de crisis is die tendens echter gebroken, omdat zij op dat moment toch nog een van de meest kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt vormden. U weet dat: ik heb dat hier al meermaals naar voren gebracht. Er is dus zeker werk aan de winkel en het voorstel van de commissie kan ons daarbij helpen. Ik ben er ook wel van overtuigd dat, als de arbeidsmarkt eenmaal groeit, de positieve trend van voor de crisis zal terugkeren. U hebt er zelf op gewezen: de tweede generatie doet het beter dan de eerste. Tot 2008 is er onder meer bij laaggeschoolde en vrouwelijke niet-EU-migranten een echte inhaalbeweging geweest. Die is echter gebroken door de crisis. Ik ga er echter van uit dat we, zeker met de sluitende maatpakfilosofie, via die trajecten op maat die we hun aanbieden, al een veel betere aanpak hebben. We behandelen hen niet als groep, maar bekijken op maat wat nodig is. Als dat nodig is, versterken we dat nog met categoriale maatregelen. Dat weet u. Die moeten voor mij dan wel efficiënt en effectief zijn. Daarom is het belangrijk dat we in de zomer de structurele projecten die vandaag bestaan, evalueren.
Daarmee ben ik naadloos bij de volgende vraag aanbeland. Ik zal de evaluatie uiteraard zo snel mogelijk afronden. Die werd voor het einde van het jaar in het vooruitzicht gesteld. Ik heb in het kader van het VIONA-programma (Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering) een oproep laten lanceren om een wetenschappelijke evaluatie door externen te waarborgen. Die evaluatieoproep is al gegund aan IDEA Consult en de onderzoeksequipe is van start gegaan op 1 maart.
Er zijn drie luiken. Een eerste luik is een zelfevaluatie door iedere projectpartner. Een tweede is de analyse van vroegere verslagen, jaarprogrammas en rapporten. Een derde zijn forumgesprekken waarbij de sleutelfiguren en de stakeholders bij het beleid van evenredige deelname en diversiteit zullen worden gehoord.
De aftrap van de zelfevaluatie wordt gegeven op 17 maart, wanneer de onderzoekers toelichting geven aan de projectpartners bij de template van zelfevaluatie. De zelfevaluatie wordt bij de onderzoekers binnengebracht rond 8 april. De forumgesprekken zijn gepland in mei en de feedback is gepland tegen 15 juni, waarna de eindrapportering wordt verwacht tegen 30 juni. Geef me dan nog even tijd om het te verwerken.
De voorzitter : Mevrouw Turan heeft het woord.
Mevrouw Güler Turan : Voorzitter, minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. U overtuigt me iedere keer weer dat u oprecht begaan bent met deze problematiek en dat u er alles voor zult doen. Deze oprechtheid zal vooral beoordeeld worden na de evaluatie van de adviezen van de commissie Diversiteit. Begin september of oktober zult u weten welke adviezen u zult meenemen en welke nog meer onderzocht zullen worden. Heb ik dat juist begrepen? Dan zal ik u vakantie gunnen, maar daarna zult u van mij opnieuw een vraag mogen verwachten om dit op te volgen.
De voorzitter : De heer Creyelman heeft het woord.
De heer Frank Creyelman : Voorzitter, minister, u zegt dat er wellicht aparte cijfers bestaan voor de werkgelegenheid, opgesplitst naar de culturele achtergrond. Zou u die kunnen bezorgen zodat wij er lering kunnen uit trekken en nagaan welke cijfers er nog ontbreken?
Minister Philippe Muyters : Ik zal nagaan welke cijfers er zijn, maar misschien zijn ze gewoon te raadplegen op internet.
De voorzitter : Het incident is gesloten.