Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Vergadering van 02/03/2011
Vraag om uitleg van de heer Willy Segers tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de recente Brusselse inkomenscijfers
- 1254 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Ik wil graag een opvolgingsvraag stellen van het toch wel interessante actualiteitsdebat dat we enkele maanden geleden hebben gevoerd over armoede in Brussel. Zeer concreet zijn daar onlangs nog bijkomende cijfers naar boven gekomen die de trend bevestigen en waardoor we het debat een paar maanden later kunnen voortzetten.
Het gaat meer bepaald om de cijfers van de FOD Economie. Het gaat om de aangiftes van 2009, die het inkomen van 2008 in kaart brengen. Daaruit blijkt dat Brussel naar een nieuw dieptepunt zakt. De welvaartindex in het gewest bedraagt nu 83, tegenover 100 voor België, 106 voor Vlaanderen en 94 voor Wallonië.
Deze problematiek sluit zoals gezegd aan bij de problematiek waarover we aan het begin van dit parlementaire jaar in de plenaire vergadering een debat hebben gevoerd. Armoede kent vele oorzaken, maar toen werd de algemene vaststelling aanvaard dat vast werk gekoppeld aan een degelijk inkomen uiteraard het beste wapen tegen armoede is. En daar knelt nu precies het schoentje in onze hoofdstad, die onder meer geteisterd wordt door een torenhoge werkloosheid en jeugdwerkloosheid.
Tijdens dat debat gaf uw collega van Armoede, minister Lieten, het volgende mee: Belangrijker nog is dat we in juli in de Vlaamse Regering het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding hebben goedgekeurd. Dat Vlaams actieplan is opnieuw het resultaat van teamwerk. Iedere minister en iedere administratie heeft een aantal maatregelen voorgesteld voor hoe hij in zijn beleidsdomein de armoede kan aanpakken. In het totaal staan in het Vlaams actieplan 194 zeer concrete maatregelen opgesomd. Op dit ogenblik is iedere minister bezig met het vertalen van deze maatregelen in een concreet actieplan: de nodige budgetten vrijmaken, duidelijk aangeven wat de meetbare doelstellingen zijn en een duidelijke timing bepalen.
Minister, in juli 2010 hebt u ook daaromtrent ook voor Brussel in een aanpak voorzien. Ik citeer: De aanpak in Brussel stoot onvermijdelijk op de institutionele versnippering, zowel in de interne structuren van Brussel als in de relatie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest tot de andere regios. De Vlaamse Regering wil maximaal investeren in de bestrijding van de armoede in de hoofdstad. Ook zal hier de bestrijding van structurele armoede vooropstaan met extra accenten voor kinderen en ouderen inbegrepen. De Vlaamse Regering zal dit doen binnen haar gemeenschapsbevoegdheden, en in overleg met de Vlaamse Gemeenschapscommissie en alle andere betrokken actoren zullen we dat verder opzetten.
Dit actieplan spreekt met andere woorden van extra accenten, ook voor ouderen. Ik heb daarover reeds andere vragen om uitleg gesteld. Uit uw antwoord leid ik af dat u in uw beleid ten aanzien van Brussel wel degelijk uw engagementen ten aanzien van de senioren zult nakomen. Niettemin zijn extra initiatieven in de strijd tegen armoede ook voor onze hoofdstedelijke senioren bijzonder welkom. Betaalbare zorg en ook de vraag van mevrouw Brusseel gaat daarover vormt voor hen immers een hoofdvoorwaarde om niet in de armoede te sukkelen.
Minister, het is meer dan duidelijk dat we vanuit het Vlaams Parlement in deze problematiek de vinger aan de pols moeten houden. Een afwachtend beleid duwt een grote Brusselse groep immers verder in de armoede.
Wat is de stand van zaken betreffende de concretisering van het actieplan armoedebestrijding voor Brussel? Is dat al afgerond? Indien ja, wat zijn de hoofdlijnen en wat beschouwt u als prioritair? Kunt u voor de uitvoering van een aantal punten al een concreet tijdspad geven? Indien het plan nog niet klaar is, wanneer mogen we dit verwachten?
Hebt u reeds overleg gepleegd met de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC), de andere betrokken Vlaamse ministers en eventueel andere betrokken actoren rond de bestrijding van de structurele armoede door de Vlaamse Regering in Brussel? Indien ja, met wie concreet en wat werd er beslist? Indien nee, wanneer mogen we dit verwachten?
Voorziet u in extra accenten in uw armoedeaanpak ten aanzien van de Vlaamse senioren in onze hoofdstad? Indien ja, welke concreet? Indien nee, waarom beschouwt u dit niet als noodzakelijk?
De voorzitter : Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Mevrouw Yamila Idrissi : Voorzitter, collegas, uiteraard deel ik de bezorgdheid van de heer Segers. Ik denk dat armoede een heel belangrijk thema is in Brussel. We hebben er in de plenaire vergadering van dit parlement uitvoerig over kunnen discussiëren. Ik ben alleen een beetje verbaasd dat die vraag in deze commissie behandeld wordt. Aangezien minister Lieten bevoegd is voor Armoede, had u die vraag dan niet misschien beter aan haar gesteld?
De voorzitter : De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva : Ik verwijs naar de actualiteitsmotie die werd goedgekeurd na het actualiteitsdebat op 13 oktober, toen aan de Vlaamse Regering werd gevraagd om een gezamenlijk permanent armoedeoverleg in Brussel op te starten.
De heer Segers vermeldt de VGC als partner om mee te werken, maar het spreekt voor zich dat in Brussel de GGC (Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie) en COCOF (Commission Communautaire Française) vooraanstaande partners zijn. Minister, kunt u ons een indicatie geven van de middelen die u binnen uw bevoegdheid Brussel plant voor armoedebestrijding in Brussel?
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Ik denk dat deze vraag om uitleg aan de verkeerde minister wordt gesteld. Minister Lieten is volgens de afspraken in de Vlaamse Regering bevoegd voor armoedebestrijding en de coördinatie ervan. Daar valt ook Brussel onder. Zij heeft contact met de VGC om na te gaan hoe ze een permanent overleg armoede kunnen opstarten. Ik ga ervan uit dat dat in 2011 ook effectief gebeurt.
Als het in de Vlaamse Regering over plannen voor armoedebestrijding gaat, dan is mijn belangrijkste rol om te kijken of we Brussel niet vergeten. De conclusie van het actualiteitsdebat in oktober 2010 was dat het in de eerste plaats aan het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is en de GGC om de armoede in Brussel aan te pakken. De Vlaamse Gemeenschap heeft daar een rol in te spelen, dat zal ik zeker niet ontkennen, maar zij moeten de coördinatie opnemen. Ik heb begrepen dat er een Brussels actieplan armoedebestrijding is, waarin staat dat ze de Franse en Vlaamse Gemeenschap erbij willen betrekken. Ik hoop dat dit effectief gebeurt.
Ik kan niet zoveel antwoorden op deze vraag, omdat het de bevoegdheid is van een andere minister. En in hoofdzaak is het de bevoegdheid van een ander gewest, waarmee ik niet wil zeggen dat het Vlaamse Gewest niets moet doen. In het debat hebben we het daarover gehad.
Bovendien wil ik ook verwijzen naar een antwoord dat minister Lieten heeft gegeven op de schriftelijke vraag 35 van 5 november 2010 door mevrouw Franssen over het armoedebeleid in Brussel. Daar kunt u een opsomming vinden. Het heeft weinig zin dat ik dat antwoord hier voorlees.
We moeten een ondersteunende rol spelen. Elke vakminister moet dat doen. Daar ligt de hoofdverantwoordelijkheid. Het is aan minister Lieten om dat te coördineren, ook voor Brussel. Daarom moet ze overleggen met de VGC. Die bevoegdheidsafspraak is gemaakt.
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Minister, wat bij een andere minister ligt, zullen we daar verder bekijken. In deze commissie had ik het wel degelijk over de passage in het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding. Op dit ogenblik is iedere minister bezig met het vertalen van deze maatregelen in een concreet actieplan.
Minister Pascal Smet : Ik ben coördinerend minister voor Brussel, en geen vakminister. Eigenlijk ligt de hoofdverantwoordelijkheid voor de strijd tegen armoede in Brussel bij vakminister Vandeurzen. Hij gaat over het welzijn, het woonzorgbeleid en de senioren.
Ik ben coördinerend minister voor Brussel. We hebben afgesproken dat armoedebestrijding, zowel in Vlaanderen als in Brussel, toekomt aan coördinerend minister Lieten is, en niet aan mij.
Als het gaat over onderwijs, dan kan ik u antwoorden in de commissie Onderwijs. Dan zeg ik u dat we elk jaar 500 miljoen euro investeren in het Nederlandstalig onderwijs. Dat is al een mooi bedrag.
De heer Willy Segers : Ik neem aan dat we in deze commissie de voortgang of de evolutie kunnen opvolgen en bespreken. Anders wordt het een heel verwarrend verhaal. Als ik iets begrepen heb uit het actualiteitsdebat en uit de conclusies van alle partijen, dan is het dat dit een heel belangrijk probleem is, en dat het Vlaams Parlement best de vinger aan de pols houdt.
Minister, daarom hoop ik dat we hierover in de komende jaren met u, weliswaar niet onder uw verantwoordelijkheid als betrokken minister, maar in een coördinerende rol, kunnen discussiëren.
De voorzitter : We kunnen minister Lieten ook uitnodigen naar deze commissie.
De heer Willy Segers : Dat kunnen we doen, want anders zal het probleem verwateren in allerlei commissies.
De voorzitter : Het incident is gesloten.