Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 17/02/2011
Vraag om uitleg van de heer Robrecht Bothuyne tot mevrouw Ingrid Lieten, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, over de evaluatie van de Limburgse Reconversiemaatschappij (LRM)
- 1173 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Voorzitter, minister, collegas, op 1 februari 2011 konden we in Het Belang van Limburg lezen dat de Limburgse Reconversiemaatschappij (LRM) een evaluatierapport had gekregen vanwege het bureau Arthur D. Little. Er was afgesproken dat we deze evaluatie in deze commissie zouden bespreken.
In het artikel werden een aantal interessante zaken naar voren gebracht, ook positieve zaken over de LRM. Zo verdubbelde het aantal LRM-participaties over de periode 2005-2010 van 41 naar 81, en waren er 34 exits. Over de periode 1999-2008 nam de tewerkstelling dan weer toe met 3974 plaatsen in de LRM-bedrijven. Het is jammer dat we niet de recentste cijfers hebben, maar misschien kunt u ons die geven, zodat we de impact van het crisisjaar 2009 op de LRM goed kunnen inschatten. Het exacte rendement dat de LRM over de beoordeelde periode haalde, zou tevens interessant om weten zijn, maar valt uit het krantenartikel niet af te leiden.
Wat de toekomst van de LRM betreft, zou het rapport als voornaamste bedreiging wijzen op het feit dat de LRM slechts een mandaat heeft tot 2018. Het rapport raadt dan ook aan hierin snel meer duidelijkheid te scheppen, iets wat minister Lieten volgens het artikel voor het einde van de legislatuur zou willen doen.
Ten slotte is het vanzelfsprekend interessant te kijken hoe de activiteiten van de LRM zich verhouden tot de rest van het beschikbare Vlaamse overheidsinstrumentarium, in de eerste plaats ten aanzien van de activiteiten van de Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Vlaanderen (Gimv), maar ook bijvoorbeeld ten aanzien van het toekomstige Vlaams Energiebedrijf.
Het rapport-Soete indachtig waar we straks ook nog wel over zullen spreken , dient overlapping immers te worden voorkomen, en zijn harmonisering, rationalisering en afstemming de ordewoorden.
Minister, kunt u het rapport toelichten en aan de commissieleden bezorgen zodat we hierover op een goed geïnformeerde wijze van gedachten kunnen wisselen? Welke conclusies haalt u uit dit rapport?
Kunt u de werkgelegenheidscijfers van de LRM-bedrijven voor de laatste twee jaar geven om zo het plaatje te vervolledigen? Hoe beoordeelt u deze cijfers? Kunt u de resultaten van LRM vergelijken met de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) en private kapitaalsverschaffers?
Hoeveel bedraagt het jaarlijks rendement op het vermogen van de LRM? Hoe evalueert u dit rendement ten aanzien van de andere instanties? Hoe ziet u het concrete overwegings- en beslissingsproces met betrekking tot een mogelijke verlenging van het LRM-mandaat?
De voorzitter : Minister Lieten heeft het woord.
Minister Ingrid Lieten : Voorzitter, de adviseur is onderweg en hij heeft voor iedereen een exemplaar van het evaluatierapport bij.
Het betreffende rapport is het resultaat van een evaluatie van de LRM uitgevoerd door Arthur D. Little in opdracht van het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI). Het rapport werd definitief opgeleverd op 31 januari 2011. De aanleiding voor deze evaluatie is artikel 2 van de samenwerkingsovereenkomst tussen het Vlaamse Gewest en de LRM van 2008.
Deze evaluatie werd begeleid door een stuurgroep met vertegenwoordigers van het departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWl), een vertegenwoordiger van het Departement Financiën en Begroting, een vertegenwoordiger van de bevoegde minister en de gouverneur van de provincie Limburg of een vertegenwoordiger. De stuurgroep stond in voor de opvolging van de uitvoering van de opdracht en de kwaliteitsbewaking.
De evaluatie had tot doel om enerzijds na te gaan in hoeverre de LRM haar opdrachten heeft uitgevoerd en haar doelstellingen heeft behaald en anderzijds hoe een eventuele nieuwe samenwerkingsovereenkomst best vorm krijgt zodat de LRM in de toekomst haar doelstellingen maximaal kan realiseren en optimaal functioneert binnen het beleid. De conclusies en aanbevelingen van het rapport situeren zich dan ook rond deze twee kernvragen.
Wat betreft de naleving van de samenwerkingsovereenkomst werd artikel per artikel onderzocht of de LRM de doelstellingen zoals neergeschreven heeft gehaald. Wat betreft de operationele doelstellingen vermeld in artikel 3 van de overeenkomst voldoet de LRM aan alle verplichtingen en dit voor alle verschillende deelelementen. De LRM heeft starters, kmos en grote bedrijven en projecten in een verscheidenheid aan sectoren gefinancierd en heeft bedrijfsgebonden vastgoed en bedrijventerreinen ontwikkeld en gecommercialiseerd. Zij heeft dit gedaan op een rendementsgebonden en niet-marktverstorende wijze, in veel gevallen door samen te werken met kennisinstellingen en private of publieke partners. Daarnaast heeft de LRM een stimulerende functie vervuld ten opzichte van het economisch initiatief in de provincie Limburg.
Artikel 4 handelt over de toepassing van de principes van deugdelijk bestuur. Ook hier voldoet de LRM voor de drie deelelementen aan alle verplichtingen. De LRM past de principes toe en voldoet ook aan het artikel. Daarnaast werd het corporate governance charter gepubliceerd op de website van de LRM zoals gevraagd in de overeenkomst en werd dit charter in 2008 geactualiseerd.
Wat betreft de operationele kosten waarover artikel 5 handelt, stelt het evaluatierapport dat de kostenratio nagenoeg constant op 2,5 procent is gebleven. Die is gedurende de overeenkomst nooit boven de 3 procent geweest.
Artikel 6 van de overeenkomst handelt over de financiële rendementsdoelstellingen en rendementsverplichting. Het rapport geeft aan dat de LRM bij haar investeringsactiviteiten in segmenten waar een markt bestaat, marktconforme prijszetting gehanteerd heeft. Hoewel de LRM zich niet altijd als een conservatieve risicoschuwe investeerder opstelt, is de LRM bij haar investeringsactiviteiten steeds zorgvuldig en professioneel te werk gegaan.
Wat betreft de rapportering zoals voorzien was in artikel 7 van de overeenkomst, heeft de LRM over haar resultaten en plannen aan de Vlaamse Regering gerapporteerd zoals die dat van de LRM verwachtte.
Wat betreft de evaluatie zoals vermeld in artikel 8 van de overeenkomst en artikel 10 wat betreft de nazorgrol van de LRM heeft de LRM aan al haar verplichtingen voldaan.
Artikel 9 van de overeenkomst omtrent eventueel bijzondere opdrachten is niet van toepassing aangezien de Vlaamse Regering geen dergelijke opdrachten aan de LRM heeft gegeven in de periode 2008-2010. Wat betreft de samenwerkingsovereenkomst wordt er dan ook geconcludeerd dat de LRM de verwachtingen op een duidelijke en zinvolle manier heeft ingevuld.
De tweede kernvraag van de evaluatie, met name hoe een eventuele nieuwe samenwerkingsovereenkomst het best vorm krijgt zodat de LRM in de toekomst haar doelstellingen maximaal kan realiseren en optimaal functioneert binnen het beleid, wordt beantwoord met een aantal aanbevelingen.
Men beveelt in de eerste plaats aan de grote lijnen van de vorige samenwerkingsovereenkomst door te trekken in een nieuwe overeenkomst. Daarnaast zijn er nog zes meer specifieke aanbevelingen met betrekking tot maatregelen om de continuïteit te verzekeren die volgen uit een SWOT-analyse (strengths, weaknesses, opportunities, threats) die deel uitmaakt van de evaluatie.
De eerste aanbeveling is het behoud van de gezonde financiële balans van de LRM. Deze gezonde financiële balans zorgt ervoor dat de LRM een belangrijke strategische flexibiliteit heeft om in te spelen op waardecreërende opportuniteiten als die zich in de toekomst presenteren. Dit element in combinatie met de intrinsieke onzekerheid over de timing en de omvang van de meerwaarden uit exits, maakt dat het belangrijk is om voldoende middelen binnen de LRM te houden.
Daarnaast moet de kwaliteit van de LRM-ploeg bewaard blijven. De geloofwaardigheid van de LRM op de markt en bij haar stakeholders is momenteel goed. Toch blijkt ook uit de klantenenquête die uitgevoerd is in het kader van deze evaluatie dat er ruimte is om de sectorkennis van de investeringsmanagers te versterken. Het behoud, aantrekken en/of ontwikkelen van toptalent bij de LRM is daarom belangrijk.
Ten derde dient de LRM continu een kwaliteitsvolle dealflow te genereren om een duurzaam financieel en dus maatschappelijk rendement te behouden. Samenwerking met andere investering- en infrastructuurmaatschappijen en actieve deelname aan internationale platformen in de speerpuntdomeinen kunnen in dit verband een belangrijke rol spelen.
Een vierde aanbeveling is het geven van ruimte aan het speerpuntdomein Cleantech & Energy. Dit speerpuntdomein zou op termijn immers de meest duurzame impact op de provincie kunnen hebben. In dit speerpuntdomein neemt de LRM zelf projectinitiatieven, voert zij studies uit, heeft Limburg een aantal eigen activa met potentieel en is de behoefte aan ruimtegebonden testmogelijkheden groot. Het rapport geeft ook nog aan dat de twee andere speerpuntdomeinen ICT & Media en Life Sciences niet als minder belangrijk mogen worden beschouwd.
De vijfde aanbeveling wijst erop dat onzekerheid over het toekomstpad van de LRM een negatieve impact kan hebben op het vertrouwen dat de klanten, partners en medewerkers aan de LRM schenken. Het rapport stelt dan ook dat het belangrijk is om een stabiel kader te creëren waarbinnen de LRM op middellange termijn kan opereren. Daarnaast beveelt het aan om gedurende de tweede helft van de looptijd van de nieuwe overeenkomst een visie te ontwikkelen over de periode na 2018 wanneer de protocolovereenkomst tussen het Vlaamse Gewest en de provincie Limburg verstrijkt.
Tot slot zegt de laatste aanbeveling dat de huidige bewegingsruimte voor het bestuur en het management behouden dient te blijven. Door het bijzondere businessconcept functioneert de LRM bij de gratie van een aantal delicate evenwichten. De LRM heeft in de voorbije periode aangetoond dat ze de visie, de structuren en het talent heeft om die flexibiliteit op een verantwoorde wijze ten voordele van haar stakeholders te kunnen inzetten.
Ik geef u de cijfers waarover ik beschik. In 2004 bedroeg het personeelsaantal binnen de portefeuillebedrijven van de LRM 3799 VTEs, in 2009 bedroeg dat aantal 9390 VTEs. Een vergelijking tussen 1999 en 2008 wijst op een toename van 3974 VTEs. Het rendement op het geconsolideerd eigen vermogen van de LRM bedroeg in 2005 7,09 procent, in 2006 9,05 procent, in 2007 7,15 procent, in 2008 7,58 procent en in 2009 5,14 procent.
De evaluatie diende niet enkel om de voorbije periode te evalueren, maar ook om ideeën aan te reiken voor de volgende beheersovereenkomst. Zo werd aan de LRM gevraagd om een ontwerp van beleidsplan uit te schrijven voor de periode 2011-2015. In hoofdstuk 6 van het evaluatierapport werd een kwalitatieve en kwantitatieve analyse gemaakt van dit ontwerpbeleidsplan. Daarnaast werden concrete aanbevelingen voor een nieuwe samenwerkingsovereenkomst geformuleerd in het rapport. Nu de evaluatie is afgelopen, kunnen we starten met de onderhandelingen over een nieuwe samenwerkingsovereenkomst.
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Ik dank u voor uw antwoord, minister, en ook voor het rapport. Ik zal het aandachtig bestuderen.
Ik mis één aspect in uw antwoord. Hoe verhoudt de LRM zich, zowel qua resultaten als qua strategie, tegenover andere overheidsinstrumenten?
Minister Ingrid Lieten : Ik heb daar op dit moment geen gegevens over. Dat zat niet in de opdracht van het rapport. Als u het rapport gelezen hebt, en u hebt nog bijkomende vragen, dan kunnen we daar zeker op ingaan.
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Minister, het is voor het eerst dat ik deze opmerking tegenover u maak. De collegas kennen me al. Ik word ongerust als ik in het rapport lees: Zwak punt 2: Wervingskracht naar Limburg toe (...) wil LRM haar rol als brede investeringsmaatschappij voor Limburg op termijn blijven spelen, dan dient zij continu ook een venster te hebben op kwaliteitsvolle en rendabele bedrijven die vandaag weliswaar buiten Limburg (of nog beter, buiten Vlaanderen) zijn gevestigd maar overhaald zouden kunnen worden om een deel van hun toekomstige groei via een vestiging in Limburg te realiseren.
De LRM is natuurlijk beperkt in haar geografische omschrijving, maar de sociaal-economische situatie houdt niet op aan de grenzen. Een regio zoals het Hageland grenst aan Limburg en wordt geconfronteerd met een leegzuigeffect ten gevolge van de mogelijkheden die de LRM biedt. Ik denk aan Euro Shoe en Nikita. Ik hoop dat daar in de evaluatie en de gevolgen die daaraan worden gegeven, rekening mee wordt gehouden. Ik hoop dat Limburg geen bedrijven uit de randgebieden gaat aantrekken om die brede investeringsmaatschappij voor Limburg mee uit te bouwen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.