Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie
Vergadering van 10/02/2011
Vraag om uitleg van de heer Marc Hendrickx tot mevrouw Freya Van den Bossche, Vlaams minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, over de versnelde toewijzing aan daklozen en de opvolging hiervan
- 1136 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Hendrickx heeft het woord.
De heer Marc Hendrickx : Minister, ik heb u al eens ondervraagd over uw voornemens uit de beleidsbrief Wonen met betrekking tot de problematiek van daklozen en de begeleiding richting sociale huisvesting. In uw beleidsbrief kondigde u overleg aan met alle betrokkenen, waarbij vooral het gebrek aan nazorg en de hieruit voortvloeiende conflicten en mogelijke uitzettingen van de daklozen onder de loep zouden worden genomen. In uw beleidsbrief stelde u expliciet dat de prioritaire mutatie naar een sociale woning die daklozen genieten, aan evaluatie zal moeten worden onderworpen. De huidige procedure leidt tot conflicten en uitzettingen.
Minister, het leek mij dan ook evident dat er in de eerste plaats een grondige studie zou komen van de precieze omvang van de problematiek. Hoeveel daklozen komen via prioritaire mutatie in een sociale woning terecht? Hoe vaak leidt dit tot conflicten met de sociale huisvestingsmaatschappij (SHM), met uitzetting of niet-verlenging van het huurcontract tot gevolg?
Tot mijn verbazing luidde het antwoord op mijn vraag destijds dat dat niet wordt bijgehouden en er geen gegevens beschikbaar zijn. Dat lijkt me een serieuze hinderpaal voor de doeltreffende aanpak die u in het vooruitzicht stelde. Gelet op het adagium meten is weten, zouden er cijfers ter beschikking moeten worden gesteld, bijvoorbeeld via de griffies van de vredegerechten of rechtstreeks via de SHMs, zodat u daar lessen uit kunt trekken en het probleem kunt aanpakken.
Minister, hoe kunt u een duidelijk beeld krijgen van deze problematiek zonder exacte cijfers over het aantal prioritaire mutaties en daaruit voortvloeiende uitzettingen of stopzettingen? Zult u alsnog proberen hier het nodige statistische materiaal over te verzamelen? Welke resultaten had het tot nu toe gevoerde overleg met de betrokken partijen over de aanpak van deze problematiek?
Vorige week werd een vraag ingediend over de lokale begeleidingsmaatregelen. Is het lokale huisvesters toegestaan om in hun lokale toewijzingsreglement speciale voorwaarden op te leggen aan daklozen die via prioritaire mutatie een sociale woning toegewezen krijgen? Mogen deze voorwaarden een overgangsperiode opleggen in een specifieke instelling vooraleer er een definitieve woning kan worden betrokken? Mag een huisvestingsmaatschappij een verzoek tot prioritaire mutatie wegens dakloosheid afwijzen indien de aanvrager weigert aan de in het lokale toewijzingsreglement opgelegde voorwaarden te voldoen, ook indien dit een voortzetting van diens dakloosheid met zich zou meebrengen?
De voorzitter : Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Mevrouw Mercedes Van Volcem : Ik vind het een goede zaak dat de daklozenproblematiek wordt aangepakt, maar in het kader van het toewijzingsreglement vind ik het ook wel logisch dat je een dakloze maar een sociale woning kunt geven op voorwaarde dat hij instemt met een vorm van begeleiding.
Enkele steden doen dat al, en ik vind dat een goede zaak. Ik hoop dat de minister op dat vlak doorgaat.
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van den Bossche : Mijnheer Hendrickx, ik beschik inderdaad niet over de cijfers van het aantal uithuiszettingen van mensen die voordien ooit dakloos zijn geweest. Ik denk ook niet dat dat zeer interessant is. Wat wel interessant is, is weten hoeveel uithuiszettingen er zijn. Wij hebben al eerder contact opgenomen met federaal minister van Justitie De Clerck, om te zien of we die gegevens kunnen verkrijgen via de vredegerechten. Dat lijkt mij zeer relevant.
Wat mij ook relevant lijkt, is een kwalitatieve analyse van die problematiek. Waarom wordt iemand uit huis gezet? Waar is het fout gegaan? Op basis van onze ervaringen in de praktijk durf ik te denken dat dat vaak te maken zal hebben met gebrek aan deskundige begeleiding. Wat al eens vergeten wordt, is dat iemand die dakloos is geworden, zelden maar één probleem heeft. Het probleem is niet alleen dat die mensen geen huis hebben, meestal gaat daar een andere problematiek mee gepaard. Die moet worden aangepakt als men dat dak boven het hoofd krijgt. Alles staat en valt, vinden wij, met een correcte begeleiding van die mensen en voldoende garanties daarvoor. Dat is de kritische succesfactor. Bij een aantal lopende projecten rond preventie van uithuiszetting in sociale woningen merken wij dat dat ook goed gaat.
Het is zeker een element dat ik zal meenemen bij de evaluatie van het Kaderdecreet Sociale Huur. Mijn collega Jo Vandeurzen en ikzelf hebben al een aantal gemeenschappelijke initiatieven genomen. Er is dus geen enkele reden om te denken dat wij niet voldoende huisvesting zouden kunnen openstellen voor mensen die dakloos zijn, maar natuurlijk met dien verstande dat de deskundige begeleiding wel degelijk verzekerd wordt vanuit Welzijn. We hebben de knowhow niet om dat op die deskundige manier te doen, die zowel belangrijk is voor de daklozen om te slagen, als voor de buren en andere bewoners van het complex. Het is belangrijk dat degene die een tijdlang niet gewoond heeft, en zeker niet samen met andere mensen gewoond heeft, die begeleiding krijgt.
De versnelde toewijzing wordt nooit aangevraagd door de daklozen zelf, maar wel door het OCMW. De verhuurder kan die aanvraag weigeren op een aantal gronden. Hij kan dat als hij de versnelde toewijzing wil koppelen aan begeleidende maatregelen, maar de dakloze niet bereid zou zijn om die begeleiding te aanvaarden. Het kan ook als het OCMW niet bereid is om in te gaan op de vraag van de verhuurder om te voorzien in die begeleidende maatregelen. De huisvestingsmaatschappij kan dus aan het OCMW ook zeggen dat het OCMW daarvoor moet zorgen. Het OCMW moet daar dus mee akkoord gaan, en de nieuwe huurder ook.
Het OCMW wil natuurlijk ook niet altijd de financiële verantwoordelijkheid voor die dakloze dragen. Dat is vaak een twistpunt. De huisvestingsmaatschappij wil zeker zijn van inkomsten. Het OCMW zou zich daar borg voor kunnen stellen. Als dat zo is, heeft men geen probleem met het opnemen van de dakloze in een woning. Soms wil een OCMW dat niet doen. Vandaag heeft een huisvestingsmaatschappij op dat moment het recht om de dakloze niet in huis te nemen. Dat is vaak een realiteit.
Als men al aan de 4 procent toewijzingen zit via de versnelde toewijzing aan daklozen, kan dat een grond zijn om te zeggen dat er geen plaats meer is. Ten slotte is er een specifiek toewijzingselement, waarin de toewijzing aan daklozen wordt geregeld. Als dat het geval is, kan men ook op basis van dat specifieke toewijzingselement op een andere manier handelen.
U ziet dat er zeer veel zaken zijn die huisvestingsmaatschappijen kunnen inroepen om een dakloze eventueel niet in huis te nemen.
In het laatste geval van dat toewijzingselement is het overigens zo dat de gemeente dan zelf een toewijzingselement kan uitwerken waarin specifieke maatregelen worden getroffen voor daklozen, eventueel gekoppeld aan een aantal andere maatregelen. Dat gebeurt ook hier en daar. Wij zien bijvoorbeeld dat de stad Antwerpen zon toewijzingselement heeft goedgekeurd, met een luik over de toewijzing aan daklozen. Dat luik is gekoppeld aan een samenwerkingsovereenkomst tussen de sociale huisvestingsmaatschappijen zelf en de centra voor algemeen welzijnswerk (CAWs) die instaan voor de begeleiding.
Wat mij zeker zou interesseren, indien wij over die gegevens zouden beschikken, is een kwalitatieve analyse van redenen waarom daklozen eventueel niet gehuisvest kunnen worden. Mocht bijvoorbeeld blijken en dat is toch een vermoeden dat wij hebben dat het vaak strop zit op het financiële probleem dat een OCMW niet altijd borg wil staan voor de dakloze, dan moeten we nadenken wat we kunnen doen om die situatie te verhelpen: het OCMW verplichten om borg te staan, dan wel zelf iets opnemen in ons financieringssysteem. Maar het is natuurlijk geen oplossing om te zeggen dat ze niet binnen mogen omdat niet aan alle voorwaarden is voldaan, en dat die mensen dus op straat blijven.
De voorzitter : De heer Hendrickx heeft het woord.
De heer Marc Hendrickx : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben er nogal gerust in dat u deze problematiek verder ter harte zult nemen, vooral ook omdat u hebt aangekondigd de komende maanden veel te zullen inzetten op de samenwerking met Welzijn. U geeft ook aan dat het vooral via Welzijn zal moeten verlopen. Mensen die begeleid moeten worden, het bijbrengen van woonattitudes enzovoort, dat is niet echt een opdracht voor de lokale huisvestingsmaatschappijen.
Waar ik u echter niet helemaal kan volgen, is dat de deelcijfers van het aantal uithuiszettingen van daklozen voor u niet zo interessant zouden zijn, maar dat u wel een kwalitatieve analyse wilt maken op basis van de totaalcijfers. Als je een deelproblematiek grondig wilt aanpakken, is het mijns inziens ook opportuun dat je ook over de deelcijfers beschikt. Maar goed, ik ben maar een simpel parlementslid.
De voorzitter : Het incident is gesloten.