Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 10/02/2011
Vraag om uitleg van de heer Filip Watteeuw tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de besparingen bij de VDAB op Buzzy Pazzen voor jonge werkzoekenden
- 1049 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Tot voor kort konden de trajectbegeleiders van het centrum voor leren en werken voor deeltijds lerende jongeren een Buzzy Pazz aanvragen aan het sterk gereduceerde tarief van 12,50 euro. Daarmee kon de jongeren zich dan gedurende twaalf maanden verplaatsen met het openbaar vervoer van De Lijn naar het centrum voor leren en werken en naar hun werk gedurende de andere drie weekdagen. Zowat alle Vlaamse centra voor leren en werken maakten daar gretig gebruik van. Het was voor de jongeren ook een bijkomende motivatie om het voltijds engagement op te nemen.
Op 10 januari 2011 meldde de VDAB echter dat deze regeling vanaf 1 januari 2011 werd afgeschaft wegens de zeer sterke besparingen. Dat zou deel uitmaken van de nieuwe overeenkomst tussen De Lijn en de VDAB. De trajectbegeleiders werden daar niet op voorhand over ingelicht, laat staan betrokken bij de uitwerking van deze besparingsmaatregel.
Naast het gebrek aan overleg is dit vooral heel jammer voor de jongeren die kiezen voor deeltijds leren en deeltijds werken. Zij komen vaak uit kwetsbare gezinnen, vaak op de rand van de armoede. Ik heb een brief gekregen van een directeur van een centrum voor leren en werken. Hij zegt dat het vaak om jongeren gaat die uit een gezin komen dat het al moeilijk heeft om de schoolrekening te betalen. Als er dan plots een bijkomende kost van meer dan 150 euro komt, is dat verschrikkelijk veel. Het alternatief, zelf een Buzzy Pazz aanschaffen zoals de andere schoolgaande jongeren, kost al gauw meer dan 160 euro. Dit is tegenover de 12,50 euro van vóór de besparing toch wel een groot verschil.
Welke overwegingen hebben geleid tot deze afschaffing van de goedkope Buzzy Pazz? Hoeveel denkt de VDAB hiermee jaarlijks te besparen? Werd er een kosten-batenafweging van deze besparing gemaakt? Heeft men met andere woorden overwogen in hoeverre deeltijds lerende en werkende jongeren hierdoor zouden stoppen met hun voltijds engagement werken-leren? Worden er aan deze jongeren alternatieven aangeboden om toch aan een goedkoop tarief op hun leer- en werkplek te geraken? Zo ja, welke? Waarom werd er geen overleg gepleegd met de trajectbegeleiders over deze besparing?
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
De heer Philippe Muyters : Ik zal dadelijk wat meer uitleg geven, maar ik zou eerst willen zeggen dat het 0,000 euro besparingen oplevert voor de VDAB. De prijs van wat de VDAB aan De Lijn betaalt, was 1 miljoen euro en is 1 miljoen euro. De toon van uw vraagstelling zit hierdoor wat verkeerd.
In 2010 heeft De Lijn gevraagd om de bestaande samenwerking met de VDAB te herbekijken. Tot dan was het zo dat De Lijn de theoretisch gederfde ontvangsten van gratis abonnementen gecompenseerd zag met een bedrag van jaarlijks 1 miljoen euro. Dat moest De Lijn aan inkomsten derven voor de uitgegeven netabonnementen. In het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 was er naar voren gebracht dat de werkzoekende cursist gratis naar zijn cursus moest kunnen gaan. De VDAB moest zorgen voor de bijdrage in de vervoerskost van de werkzoekende cursisten. Daarnaast werd er in dat besluit van 5 juni 2009 ook gezegd dat er een mogelijkheid was om binnen de uitgetrokken budgetten akkoorden te sluiten met de betrokken vervoersmaatschappijen zodat niet-werkende werkzoekenden een verminderd tarief kunnen genieten voor verplaatsingen zoals sollicitaties, trajectbegeleiding enzovoort.
De werkzoekenden in trajectbegeleiding betalen een persoonlijke bijdrage van 12,50 euro. Daar liet men de leerlingen van het deeltijds onderwijs ook gebruik van maken. Het is dus de vraag van De Lijn zegt de VDAB om over deze overeenkomst, waarbij zij voor een tegenprestatie van 1 miljoen euro deze abonnementen ter beschikking stelden, overleg te plegen. Want De Lijn wenst deze prestaties of abonnementen niet langer te leveren voor een derving van 1 miljoen euro.
Na overleg tussen de VDAB en De Lijn zijn ze tot een nieuwe overeenkomst gekomen. Die nieuwe overeenkomst is dat de VDAB, mits betaling van 1 miljoen euro, voor 2 miljoen euro aan lijnabonnementen en lijnkaarten kunnen kopen. Zo komen we dus op die besparing van 0 euro: er was een kostprijs van 1 miljoen euro en er is een kostprijs van 1 miljoen euro voor de VDAB. Het is dus niet uit besparingsoverwegingen gedaan. Dat is de afspraak die nu met De Lijn is gemaakt. Indien we voor meer dan 2 miljoen euro kopen, betaalt de VDAB het saldo van het geheel.
Als dat de nieuwe afspraak is, is het aan de raad van bestuur van de VDAB om te beslissen wat we voor die prijs van 2 miljoen euro kunnen doen. Men is gaan kijken op welke manier we het dichtst kunnen blijven bij wat we moeten doen. Allereerst komt dan aan bod dat de VDAB verplicht is de vervoerskosten te betalen van de cursisten die een door de VDAB erkende opleiding volgen. Op welke manier zal dat gebeuren?
Daar is een grote wijziging in gekomen: terwijl ze automatisch een abonnement voor een jaar kregen, krijgen ze nu een abonnement met een duurtijd van een maand. Indien de opleiding langer is, wordt die maand verlengd met één, drie of twaalf maanden. De kostprijs van dat geheel is 1,5 miljoen euro. U weet dat we goed kunnen tellen: er gaat van 2 miljoen euro 1,5 miljoen af en er blijft een saldo over van 0,5 miljoen euro, dat kan worden aangewend om werkzoekenden met financiële problemen Lijnkaarten te geven. Op die manier is de 2 miljoen euro opgebruikt. Dat is er uiteindelijk beslist.
Mensen in het project leren en werken, hebben als deeltijds lerende bij de VDAB al recht op gratis opleiding. Ze betalen dus geen inschrijvingsgeld en lesmateriaal, maar hebben ook geen recht op een cursistenvergoeding. De kosten-batenafweging van de 2 miljoen die ik heb beschreven, werd ook gemaakt voor deze groep. We moeten vaststellen dat alleen deeltijds lerenden zonder werk deel uitmaken van de werkzoekendenpopulatie. Het systematisch toekennen van een Lijnpas aan deeltijds lerenden, zoals in het verleden gebeurde, is niet conform de geest van het samenwerkingsakkoord want het gaat over de werkzoekendenpopulatie in opleiding. Een Lijnpas voor alle deeltijds lerenden zou de VDAB 250.000 euro kosten. U zegt dat er mensen zijn die zich dat niet kunnen permitteren, maar laat ons duidelijk zijn dat die uitgave wellicht voor de meerderheid van die mensen wel te dragen is. En als dat niet het geval is, stelt zich de vraag of de minister van Werk dan wel de minister van Onderwijs een financiële tegemoetkoming moet doen.
Deeltijdse leerlingen die om financiële redenen geen verplaatsing kunnen doen voor het traject naar werk, kunnen wel een beroep doen op een Lijnkaart voor die specifieke verplaatsing, net zoals andere werkzoekenden met financiële problemen. Zij zullen dus een Lijnkaart kunnen krijgen als ze financiële problemen hebben.
Dit is geen beslissing van de minister van Werk, het is een beslissing van de raad van bestuur van de VDAB. U weet dat die raad van bestuur is samengesteld uit de sociale partners. Ik ga ervan uit dat ze het nodige overleg voeren vooraleer ze deze beslissing nemen. Voor alle duidelijkheid: ik ondersteun deze beslissing ten volle, maar het is de autonomie van de raad van bestuur van de VDAB om binnen de budgetten van de VDAB de nodige maatregelen te nemen. En nogmaals, dit is geen besparingsmaatregel voor de VDAB.
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Minister, ik denk dat het de deeltijds lerenden en deeltijds werkenden worst zal wezen of het nu een beslissing is van de minister van Werk of van Onderwijs. Waar het over gaat, is dat we een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt hebben, waarvoor iedere stimulans belangrijk is. Dat zult u ongetwijfeld onderschrijven. We moeten proberen die groep mensen op alle mogelijke manieren naar de arbeidsmarkt toe te leiden. In het deeltijds onderwijs doet men daar grote inspanningen voor.
Men zegt me dat de Buzzy Pazz wel degelijk een belangrijke stimulans was om de stap naar werken te zetten. Bij het deeltijds onderwijs heb je leerlingen die werken maar ook heel wat die geen werk hebben. Het is daar niet gemakkelijk wat betreft arbeidsattitude en dergelijke. Het zijn allemaal zaken die meespelen om die groep geactiveerd te krijgen. U vindt dat enorm belangrijk, wij ook. Dan is het jammer dat dat wegvalt.
U kunt zeggen dat het geen onoverkomelijke uitgave is voor degenen die wel werk hebben, maar als je de populatie van mensen in de centra voor leren en werken kent, dan weet je dat het een kwetsbare groep is die het financieel moeilijk heeft. Die mensen komen vaak uit gezinnen die het financieel niet breed hebben. Het verschil tussen 12,5 euro en 66 euro is voor hen immens. Het kan wel zijn dat het geen besparingsmaatregel is van de minister van Werk of van de VDAB, maar het is in se een soort besparingsmaatregel van De Lijn. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Ik dacht dat we een Vlaamse Regering hadden met ministers die overleggen. Er is een houding van De Lijn gekomen die een impact heeft op uw beleid en het beleid van de VDAB. Ik acht u daar inderdaad niet voor verantwoordelijk, maar het heeft wel een impact. Ik vind het zeer jammer dat juist die kwetsbare groep het slachtoffer is. Het kan dan wel formeel geen besparingsmaatregel zijn, maar er zijn wel slachtoffers.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Ik heb gezegd dat de deeltijds lerenden zonder werk deel uitmaken van de werkzoekendenpopulatie. In uw repliek aan mij geeft u weer dat dat juist de moeilijke groep is. Ik heb aangegeven dat de mensen die financiële problemen hebben nog altijd, niettegenstaande ze niet werkzoekend zijn, een beroep kunnen doen op de Lijnkaart. Ik denk dat er binnen de VDAB afspraken zijn voor een oplossing voor de groep waar er moeilijkheden zijn.
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Minister, het is moeilijk voor deeltijds lerenden die geen werk hebben. Als je er dan voor kunt zorgen dat iemand uiteindelijk werk vindt en als je daar een stimulans zou kunnen geven: dat is voor hen enorm belangrijk want ondanks die drie dagen werk hebben die jongeren het over het algemeen niet breed, integendeel. Die stimulans kun je niet meer geven. Dat is nu juist het punt: de stimulans om de overstap te maken van geen werk naar werk valt weg. Blijkbaar tilt u daar niet zwaar aan. Ik vind dat betreurenswaardig.
De heer Matthias Diependaele : U zegt dat er een stimulans moet zijn om over te gaan van geen werk naar werk. Maar als ze zijn overgestapt naar werk, valt die stimulans weg. Die stimulans is echter nodig voordat men die overstap maakt van geen werk naar werk. Zodra men werk heeft, is die stimulans niet meer nodig. Dat is toch logisch? In die zin klopt uw redenering niet helemaal.
De heer Filip Watteeuw : Ik begrijp niet dat u zegt dat mijn redenering niet klopt. Je probeert die mensen de stap naar werk te laten zetten. Je weet dat als ze werk hebben, dat ze, in dit geval, die Buzzy Pazz niet meer zullen kunnen gebruiken. Dan neem je toch een stimulans weg? Ja of neen?
De heer Matthias Diependaele : Als je enkel gaat werken om een Buzzy Pazz te hebben, dan stel ik mij toch vragen bij de motivatie.
De heer Filip Watteeuw : Het is makkelijk praten vanuit een situatie zonder financiële moeilijkheden. U moet echt eens kijken naar de financiële situatie van die jongeren.
De voorzitter : Het incident is gesloten.