Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie
Vergadering van 03/02/2011
Vraag om uitleg van de heer Peter Reekmans tot mevrouw Freya Van den Bossche, Vlaams minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, over de problematiek van de windmolens
- 1009 (2010-2011)
Vraag om uitleg van de heer Robrecht Bothuyne tot mevrouw Freya Van den Bossche, Vlaams minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, over de nieuwe regels tot inplanting van windturbines
- 1025 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
De heer Peter Reekmans : Onlangs bleek dat er vorig jaar in Vlaanderen maar tien bijkomende windturbines in bedrijf werden genomen. Netto kwam er net geen 20 megawatt opgesteld vermogen bij.
Minister, wind speelt een rol in de groenestroomdoelstellingen van Vlaanderen om tegen 2020 13 procent hernieuwbare energie te halen. U gaf onlangs in de media aan dat de knelpunten gekend zijn: De administratieve procedures voor de inplanting van een nieuwe windturbine zijn te omslachtig. Er is zowel een bouwvergunning als een milieuvergunning nodig, en niet zelden geven de bevoegde diensten tegenstrijdige adviezen.
U stelt dat evolueren naar één vergunning de administratieve rompslomp al een stuk zou kunnen oplossen. Daarnaast pleit u ervoor om zones aan te wijzen die geschikt zijn voor windmolens.
Minister, ik ga volmondig akkoord met deze twee intenties. Verder is er mijns inziens een dringende aanpassing of verduidelijking nodig van omzendbrief EME/2006/01-RO/2006/02 van 12 mei 2006 die het afwegingskader en de randvoorwaarden schetst voor de inplanting van windturbines. Daarover bestaat vandaag heel wat onduidelijkheid. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat er het afgelopen jaar nauwelijks windturbines zijn geplaatst.
Niet alleen zijn er tegenstrijdige adviezen, de procedures duren ook erg lang. In mijn eigen gemeente is zon procedure bezig. Daar heeft de firma in kwestie bijna twee jaar nodig gehad om een bouwdossier in te dienen. Na twee jaar was het dossier eindelijk ingediend, maar kwam het terug als onvolledig. Een firma die windmolens plaatst, slaagt er in twee jaar blijkbaar niet in om een deftig en volledig dossier in te dienen. Het gaat dan over een turbine van 2,3 megawatt, pal in het dorpscentrum. En dan zijn er natuurlijk mensen die actiecomités oprichten tegen windmolens. En ik begrijp die mensen. Dergelijke grote windmolens passen in havens, langs autosnelwegen en in industriezones maar niet in dorpscentra.
We zouden heel wat procedures en problemen kunnen vermijden indien er meer duidelijkheid zou komen over die omzendbrief. In die omzendbrief staat dat er moet worden gestreefd naar een gebundelde bouw van windmolens, en liefst van minimum drie windmolens. De aansluiting van de bekabeling kost nagenoeg evenveel voor een windmolen als voor drie windmolens. Vandaag zien we in Vlaanderen bouwaanvragen verschijnen voor een windmolen en niet voor meerdere windmolens, zoals in de omzendbrief staat. Hoe komt dat? Men krijgt dan tegenstrijdige adviezen. Er zijn ambtenaren die de omzendbrief zo interpreteren dat een gebundelde bouw volgens hen noodzakelijk is. Anderen vinden dat de bouw van één windmolen ook mogelijk is.
Minister, het is noodzakelijk dat de omzendbrief meer duidelijkheid geeft. Vaak verschilt de regelgeving per provincie. Wat denkt u van een aanpassing van de omzendbrief? Zou dat voor meer duidelijkheid kunnen zorgen?
Mevrouw Homans, lid van de N-VA, vroeg in de schriftelijke weerslag van haar vraag of er al contact is geweest met de Vlaamse ministers die medebevoegd zijn. Het gaat dan over minister Muyters, niet toevallig ook een N-VAer. Blijkbaar is mevrouw Homans daar niet van op de hoogte. Is er effectief al contact geweest?
Hoe kan men evolueren naar één vergunning voor windmolens? Hoe zit het met het gelijkheidsbeginsel?
Hoe ver staat het met het aanwijzen van zones die geschikt zijn voor windmolens? Hoe evalueert u wat tot nu toe op dat vlak gebeurde, bijvoorbeeld door de provinciebesturen? Hoe wilt u het aanwijzen van die zones concreet aanpakken? Zult u daarbij de echte dorpscentra bannen als locatie voor windmolens?
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Voorzitter, de inleiding is al gegeven door de heer Reekmans, zeker wat betreft de aanleiding van onze vragen, namelijk de cijfers die door de Vlaamse WindEnergie Associatie (VWEA) zijn bekendgemaakt. Die cijfers laten weten dat er in 2010 amper tien windturbines effectief geïnstalleerd zijn, wat inderdaad vrij beperkt is. Ik denk dat er meer dan tien vergund zijn. Dat er maar tien geïnstalleerd zijn, is inderdaad niet veel. In Wallonië en andere Europese landen heeft windenergie een groter of belangrijker aandeel in de productie van groene hernieuwbare energie. Toch geven de cijfers aan dat ook elders in Europa 2010 geen goed jaar was voor windenergie wat nieuwe turbines betreft.
De sector wijt dit aan de administratieve mallemolen in Vlaanderen: het duurt te lang vooraleer een vergunning kan worden verkregen. Ik denk dat de sector daar zelf ook een verantwoordelijkheid in heeft. Sinds de codex toelaat dat in landbouwgebied installaties voor hernieuwbare energie kunnen komen, is er een stormloop ontstaan op landbouwgebied, met al dan niet verantwoord gedrag van de ontwikkelaars en promotoren die dergelijke turbines willen gaan gebruiken. Steden en gemeenten worden op die manier geconfronteerd met heel veel vragen, zowel bij henzelf als bij de inwoners en actiecomités, waar de heer Reekmans al naar verwees.
Ik heb zelf een enquête gedaan bij de Oost-Vlaamse gemeenten en er leeft inderdaad heel wat onrust bij onze lokale besturen over de regelgeving voor de installaties van hernieuwbare energie en meer bepaald de turbines. Het is inderdaad belangrijk het kader aan te passen u hebt in uw perscommunicatie een aantal pistes aangegeven. Wat betreft de piste die de heer Reekmans aangeeft, kan het aanpassen van de omzendbrief misschien nuttig zijn, maar eigenlijk is een omzendbrief een vrij zwak juridisch kader en altijd vrij vatbaar voor interpretatie en afwijking dat heeft u zelf ook aangegeven. De vraag is dus of een omzendbrief wel een nuttig instrument is om tot een duidelijk juridisch kader te komen voor de inplanting van de turbines.
Sinds 2009 is er een ware stormloop van projectontwikkelaars om vooral op landbouwgrond windturbines te kunnen plaatsen. Hoe denkt u daarmee om te gaan? Wat zijn volgens u de oorzaken van het gebrekkige groeiritme van de installatie van windturbines in Vlaanderen? Hoe ziet u de vergunningsprocedure concreet? Is er al overlegd met de sector, met de partners binnen de Vlaamse Regering? Wie ziet u als beroepsinstantie om tot een eengemaakte vergunningsprocedure te komen? De Interdepartementale Windwerkgroep (IWWG) werkt aan enkele aanbevelingen. Kunt u daar wat meer duidelijkheid over geven? Hoe zien zij de verdere ontwikkeling van het regelgevend kader inzake wind? Hoever staan ze met hun regelgeving?
Vlaanderen is een zeer dichtbebouwde regio. We moeten ons niet spiegelen aan andere Europese landen en zelfs niet aan Wallonië wat het potentieel voor windenergie betreft. Het is nu eenmaal zo dat door onze dichte bebouwing en de hinder die deze turbines ontegensprekelijk met zich meebrengen, de ruimte en het potentieel altijd beperkt zal zijn. Maar hoe ziet u dat potentieel dan concreet binnen de groene energiemix in Vlaanderen? Welke doelstellingen schuift u hierbij naar voren? Binnen welke termijn? Ik las daarnet dat het Wereld Natuur Fonds (WNF) zegt dat we in 2050 voor 100 procent op hernieuwbare energie kunnen overschakelen. Misschien is dat iets te optimistisch. U kunt daar ongetwijfeld meer over zeggen.
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Minister, die 20 megawatt bijkomende capaciteit is zeer weinig. De vergelijking met Wallonië werd inderdaad gemaakt. U hebt een voorzet gegeven in de zogenaamde eenheidsvergunning, die trouwens ook in Wallonië wordt toegepast. Maar, collegas, ik denk dat er veel meer aan de hand is.
Ik denk dat u, als minister, maar ook de Vlaamse Regering, de overheid in het algemeen, te weinig beleidsinstrumenten heeft om windenergie in Vlaanderen te stimuleren. U hebt natuurlijk de groenestroomcertificaten en spijtig genoeg hebt u daar net een minder positief voorstel om windenergie te stimuleren. Het verlagen van de boeteprijs, bijvoorbeeld. Verder zijn er zeer weinig beleidsinstrumenten. Minister, misschien moeten we die ook creëren, misschien moet de overheid een grotere rol krijgen in het ontwikkelen van gebieden met windturbines. Op dit moment is het vrijheid blijheid, wie eerst komt eerst maalt. Zoals de heer Bothuyne zegt, heeft dat niet altijd positieve effecten op de kwaliteit van het project en daardoor ook op het draagvlak binnen de gemeentes waar de windmolens worden ontwikkeld.
Ik denk dat er in Vlaanderen, door de specifieke situatie van dichtbevolkt te zijn, een veel belangrijkere rol is weggelegd voor de overheid bij het ontwikkelen van die gebieden met windturbines.
De voorzitter : Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Mevrouw Valerie Taeldeman : Voorzitter, ik wil mij ook graag aansluiten bij de vraag van de heer Bothuyne. In 2006 is er een omzendbrief ontwikkeld over het inplanten van die grote windturbines. We merken dat die omzendbrief voor interpretatie vatbaar is. Er worden nogal wat vragen gesteld over de draagkracht van die omzendbrief. Op 1 september 2009 was er dan de codex over de ruimtelijke ordening. Die codex heeft de deur opengezet voor het bouwen van grootschalige turbines in het agrarisch gebied, met als gevolg dat er een stormloop heeft plaatsgevonden op dat agrarisch gebied. Op die stormloop van stedenbouwkundige aanvragen kwam natuurlijk veel protest, daar had de heer Reekmans het al over.
Sinds het aantreden van de nieuwe Vlaamse Regering in de zomer van 2009, was minister Muyters de eerste om daar uitspraken over te doen. Bij zijn aantreden als minister van Ruimtelijke Ordening heeft hij aangekondigd dat hij wist dat de omzendbrief van 2006 voor interpretatie vatbaar was en dat hij een nieuwe omzendbrief zou opstellen. Eén jaar later hebben wij met een aantal collegas in de commissie Ruimtelijke Ordening aan de minister gevraagd waar die aangekondigde omzendbrief bleef. In die bewuste commissievergadering heeft hij gezegd dat hij als minister voor Ruimtelijke Ordening wel een aantal insteken kon doen, maar dat hij de ministers van Energie en van Leefmilieu ook mee in het debat wou betrekken, omdat die regels ook te maken hadden met Energie en Leefmilieu.
Iedereen is klaar met het huiswerk. U hebt uw huiswerk gemaakt in verband met energie, minister Schauvliege vanuit Leefmilieu, ook de administratie Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (RWO). Iedereen is dus klaar met zijn huiswerk. Die Interdepartementale Windwerkgroep ging zich daarover buigen om tot een voorstel te komen. Het duurt nu al een tijdje.
Wie trekt dat hele dossier eigenlijk? Misschien kunnen we die Interdepartementale Windwerkgroep hier eens uitnodigen om te horen welke insteken er allemaal werden gegeven?
De voorzitter : De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens : Ik zou graag voortbouwen op het betoog van mevrouw Taeldeman.
Minister Muyters heeft destijds inderdaad de opdracht gegeven om een ruimtelijk afwegingskader te maken. Er is toen gezegd dat de Interdepartementale Windwerkgroep de aanbevelingen uit dat afwegingskader zou beoordelen en daarover een advies ging uitbrengen.
Ik vraag me af of dat advies er al is. Zo ja, kunnen wij daarover beschikken? Ik denk namelijk dat er zo een en ander kan worden uitgeklaard.
Dit is inderdaad een problematiek die zich situeert op de drie beleidsdomeinen: Energie, Leefmilieu en Ruimtelijke Ordening. Ik hoop in ieder geval dat dat ruimtelijk afwegingskader ook een statuut kan toekennen aan de provinciale windplannen die effectief al zoekzones hebben afgebakend. Het is dus niet zo dat de overheden daar hebben stilgezeten. Er zijn al zoekzones afgebakend door een aantal provinciebesturen: West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Antwerpen enzovoort. Eigenlijk komt het erop aan die ook een duidelijk statuut te geven. Want vandaag stellen we inderdaad vast dat bijvoorbeeld de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaren niet altijd die plannen van de provincies als basis nemen voor het afleveren van stedenbouwkundige vergunningen. Dat zou ook kunnen worden opgelost met die permis unique, zoals we die vandaag al in Wallonië kennen. Ik denk dat we zo de problemen die er vandaag zijn, voor een stuk uit de weg zouden kunnen ruimen.
De voorzitter : Mevrouw De Waele heeft het woord.
Mevrouw Patricia De Waele : Voorzitter, ik denk dat iedereen het erover eens is dat windmolens of windmolenparken voor heel wat hinder kunnen zorgen voor omwonenden. Ik hoor van de collegas toch ook dat ze het terecht vinden dat er actiecomités zijn. Die wijzen uiteindelijk wel op de steeds weerkerende slagschaduw of geluidshinder. Dat zijn zaken die inderdaad bestaan.
Mijn collega, de heer Reekmans, pleit ervoor zo veel mogelijk te vermijden dat windturbines worden geplaatst in dorpskernen of in bewoonde zones. Ik wil erop wijzen dat we voorstanders zijn van het bouwen van turbines in industriezones, havengebieden of langs autosnelwegen, maar dat wel op voldoende afstand van de bewoonde kern. Vandaag bestaan er afstandsregels. Zo is er de regel van 300 meter. De windturbines worden echter steeds groter en die regels worden eigenlijk niet aangepast aan de grootte van de turbine. Minister, wordt er nagedacht over het aanpassen van die afstandsregels, naarmate de turbines groter worden?
De heer Jan Penris : De leden hebben duidelijk gemaakt dat deze problematiek bijzonder complex is. Momenteel bevinden we ons in een soort spreidstand. Enerzijds willen we wel zo veel mogelijk alternatieve energie puren uit windmolens, maar anderzijds willen we niet dat ze te dicht bij onze deur worden ingeplant.
Er is nog een elementje dat nog niet is aangeraakt. Als er dan plaatsen worden gevonden waar alle betrokkenen wel windmolens willen inplanten, zoals in het Antwerpse havengebied, dan stelt een nationale instantie als Belgocontrol dat binnen die zone niet mag worden gebouwd, omwille van de veiligheid van de luchtvaart.
We zijn allemaal bereid om veel windmolens te bouwen, maar we stuiten telkens op regels die dat bemoeilijken. Ik zou er dan voor willen pleiten dat de Vlaamse overheid er ter zake niet al te veel regels bijmaakt.
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van Bossche : Voorzitter, geachte leden, in 2009 werden er in Vlaanderen nog 38 turbines bijgebouwd. Er werd verwacht dat het er in 2010 wat minder zouden zijn, maar 10 molens is natuurlijk veel te weinig. Voor 2011 ziet het er opnieuw wat beter uit, maar dat neemt niet weg dat het veel te weinig is en dat het tijd is voor actie.
Die trage groei is te wijten aan een combinatie van factoren. Veel factoren zijn hier aangehaald. Het is onder meer zo dat de ontwikkeling van windturbines in de havengebieden achterblijft. Heel concreet was er een knelpunt in de Antwerpse haven: eerst moest er worden gewerkt aan de beveiliging van de pijpleidingen, wat voor vertragingen heeft gezorgd met betrekking tot de windmolens. In het buitengebied zijn ook heel wat projecten geblokkeerd in procedurele kluwens. Dat is ook al aangehaald. In de kustregio waren er nogal wat projecten gepland, voor in totaal 110 megawatt, waarvan 35 megawatt enkel en alleen al uit windenergie. Die waren niet opgestart, omdat er geen plaats was om die aan te sluiten op het net. U weet dat dit euvel is verholpen: na overleg zijn we tot een akkoord gekomen met de netbeheerders, zodat die geplande projecten wel allemaal kunnen worden aangesloten op het net, in afwachting van het Stevin-project van Elia. Die ruimte is daar. Het net zou zwaarder worden gemaakt, zodat ze ook nadien kunnen blijven draaien. Het zou immers te gek voor woorden zijn dat, mocht er wind op zee komen, de windmolens op het land zouden moeten worden stilgelegd. Het zou al te gek zijn, mocht de ene windmolen de andere tegenhouden. Ook dat heeft dus gezorgd voor vertraging, maar dat knelpunt hebben we gelukkig wel al kunnen oplossen.
Iedereen is zich bewust van deze problematiek. Daarom hebben we vorige zomer de Interdepartementale Windwerkgroep opgestart, om te bekijken welke verbeteringen er mogelijk zijn. Eind september 2010 is er in de schoot van die werkgroep een brede evaluatie van het beleid opgestart, zowel projectgebonden als procesgebonden. Het doel van die werkzaamheden was te komen tot beleidsaanbevelingen aan de Vlaamse Regering, om het aanwezige potentieel aan windenergie in Vlaanderen beter te benutten. U weet dat in de werkgroep de diverse beleidsdomeinen die ter zake betrokken zijn, worden samengebracht met betrekking tot de aspecten van de inplanting van grootschalige windenergie. Het gaat dus over de diensten van Ruimtelijke, Ordening, Leefmilieu en Energie. Ook de Vlaamse windsector is daarin vertegenwoordigd. Het Vlaams Energieagentschap (VEA) zit dit overleg voor. U zou dus kunnen zeggen dat wij ter zake de trekkers zijn. Dat is niet zozeer zo omdat wij de meeste instrumenten in handen hebben. Als het gaat over het vergunningenbeleid, bevinden die zich wel degelijk bij Leefmilieu en Ruimtelijke Ordening, maar de doelstellingen die we allemaal willen halen, worden natuurlijk geformuleerd door Energie. Daarom zijn wij met plezier de trekkers ter zake.
De werkgroep heeft twee taken. Ze moet de vergunningverlenende overheden adviseren bij concrete vergunningsaanvragen. Daaraan besteedt ze het grootste deel van haar tijd. Ook moet ze proactief locaties voor windturbineprojecten selecteren. Het is mijn indruk, en zelfs een feit, denk ik, dat die tweede opdracht sterk in de verdrukking is gekomen ten voordele van de eerste. Nochtans is het proactieve beleid bijzonder belangrijk. Meerdere leden hebben er al op gewezen. Dat selecteren en invullen van die zones is zo belangrijk dat we ter zake zelf een wat actiever beleid zullen voeren. Dat beleidsadvies wordt momenteel afgerond. Alle adviezen zijn binnen. De voorzitter rondt alles af. Ik denk het advies volgende week te mogen ontvangen. Dat is zo ongeveer de timing zoals die me is meegedeeld. De laatste reeks opmerkingen worden nu verzameld en gebundeld.
Voor mij zijn er natuurlijk al een aantal dingen duidelijk. De administratieve procedures vormen sowieso een knelpunt. Er is een bouwvergunning en een milieuvergunning nodig. Niet zelden gaat het om tegenstrijdige adviezen. Er wordt me gevraagd wat mijn collegas daarover denken. Ik zal daarover met hen overleggen zodra die adviezen binnen zijn, maar als minister van Energie lijkt een eengemaakte vergunning me eenvoudiger voor de aanvrager. We moeten het dan zelf maar uitvechten achter de schermen. We zullen zien of de andere regeringsleden dat een goed idee vinden, maar die combinatie van vergunningen zou alvast mooi in de lijn liggen van de uitvoering van de aanbevelingen van de commissies-Berx en -Sauwens over de versnelling van maatschappelijk belangrijke investeringsprojecten.
Dan is er nog een essentieel punt dat diverse leden naar voren hebben gebracht: het zelf actief opsporen van zones waar die windmolens gemakkelijk zouden kunnen worden geplaatst en doordacht ingeplant. We moeten rekening houden met een aantal zaken, zoals het landschap, de geluidshinder, de natuur, de luchtvaartveiligheid, maar zeker ook met de capaciteit op het elektriciteitsnet. Het is al te gek dat men eerst begint te plannen en dan bekijkt of er wel capaciteit is om die zaken aan te sluiten. We moeten die zones dus actief aanduiden en invullen, in overleg met lokale besturen. Dan denk ik in eerste instantie aan havengebieden. Ook wat dat betreft, ben ik het eens met een aantal sprekers.
In principe is het niet mogelijk in dorpskernen te bouwen: die zijn de facto uitgesloten op basis van de afstandsreglementering. Ik zal zeer zeker ook de suggesties over die afstanden laten bekijken. Mevrouw De Waele, niemand betwist dat er slagschaduw is. U doet alsof dat nog enigszins ter discussie staat. Het is zeker niet de bedoeling dat omwonenden daar hinder van ondervinden. Er is plaats genoeg voor windmolens. Die kunnen doordacht worden ingeplant. Als we dat combineren met een betere procedure, dan zullen de mogelijkheden beter worden benut. We hebben elk megawattuur groene energie nodig, zodat we minder afhankelijk worden van vervuilende en schaarser en duurder wordende fossiele brandstoffen.
Er werd me gevraagd of de omzendbrief moet worden aangepast. Ik denk dat vooral de reglementering moet worden aangepast. Dan gaat het dus over vergunningen. Misschien moet in functie daarvan de omzendbrief worden aangepast. Dan moeten we dat ook doen. Eerst zal er echter werk zijn wat de vergunningen betreft.
Wat de provincies betreft, moet er inderdaad een grotere harmonisatie komen. Er is een weinig harmonieus beleid wat die windmolens betreft.
Ik heb twee weken geleden overleg gehad met Belgocontrol. Die instantie heeft aangegeven opnieuw actiever en positiever te willen meewerken. U weet misschien dat ze een tijdje de werkzaamheden van de windwerkgroep niet had bijgewoond. Die mensen waren wat boos omdat weinig mensen rekening houden met hun verzuchtingen. Ik heb hun natuurlijk ook uitgelegd dat iedereen ook vindt dat ze niet moeten overdrijven, dat er wat gezond verstand moet zijn aan beide zijden. Die mensen zijn daartoe bereid.
Anderzijds hebben ze me gevraagd om eens te bekijken of er federaal niet enkele knelpunten kunnen worden weggewerkt. Zo melden ze me dat er in België, in tegenstelling tot in andere landen, geen lichtje staat op die hoge masten van de windturbines. Mocht de federale overheid voorzien in het plaatsen van dat lichtje en iemand verantwoordelijk maken voor de werking en de vervanging ervan, dan kunnen zij veel gemakkelijker veel meer zones vrijgeven. Dan verdwijnt immers het gevaar dat, als het mistig is, kleine vliegtuigjes daartegen zouden vliegen. Voor mij is het geen probleem dat dat lichtje er komt. Indien ze willen dat ik dat even vraag aan de federale overheid, dan zal ik dat zeker doen. Ik zal staatssecretaris Schouppe dus vragen om die lichtjes te laten aanbrengen. Misschien kan dat dan ook een knelpunt wegwerken. U ziet dat soms een groot probleem kan ontstaan door kleine dingen. Dit is iets heel specifieks, maar omdat de heer Penris het heeft aangehaald, meld ik dat even.
Wij zullen proberen de federale overheid te overtuigen van een aantal manieren van regelgeving die het Belgocontrol mogelijk zullen maken om meer te doen, zegt men mij. Belgocontrol is meer doordrongen van het besef dat we in havengebieden snel vooruitgang moeten maken. Ik heb Belgocontrol ook vriendelijk verzocht weer constructief mee te werken binnen de windwerkgroep omdat ik geloof dat we tot betere resultaten kunnen komen als we allemaal samenwerken.
Voor de specifieke vragen van de heer Bothuyne over het potentieel, verwijs ik naar een studie van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) dat het potentieel voor windenergie op land in Vlaanderen raamt op 1060 megawatt tegen 2020, met een energieproductie van ongeveer 1900 gigawattuur per jaar. Dat komt overeen met een duurzame elektriciteitsproductie voor ongeveer 540.000 gezinnen. De primaire energie die daardoor bespaard wordt, stemt overeen met de energie-inhoud van 400.000 ton olie-equivalent.
De VITO raamt de jaarlijkse vermeden uitstoot op 1100 kiloton CO2, 340 ton NOx, 200 ton SO2 en 13 ton fijn stof. Op die manier zouden de milieuschadekosten kunnen worden verlaagd met ongeveer 25 miljoen euro per jaar. Dat is niet min.
Groene jobs wordt door Agoria ingeschat op 3175 werknemers in 2010, stijgend tot 13.225 tegen 2020 in België.
De voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
De heer Peter Reekmans : Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik heb enkele bijkomende vragen die ik daarnet misschien niet heel duidelijk heb geformuleerd. U had het erover dat u het aanpassen van de omzendbrief wel zag zitten onder andere voor de vergunningen. Vandaag staat in die omzendbrief dat er moet worden gestreefd naar een gebundelde bouw. Sommige administraties die de vergunningen moeten toekennen, bekijken dat als rechtgevend, anderen beschouwen dat als louter adviserend. Ik heb hierover een suggestie en tegelijk een concrete vraag. Ik denk dat we daarover meer duidelijkheid moeten verschaffen. Wordt er nu gestreefd naar de gebundelde bouw of wordt er niet gestreefd naar de gebundelde bouw?
Vandaag krijgen we heel veel aanvragen voor een grote windmolen die ergens opduikt in wat ik een dorpscentrum noem. Ik druk me misschien niet juist uit, minister. Ik bedoel met een dorpscentrum een centrum waar mensen wonen, los van de afstandsregels die vandaag gelden. U sprak over het herbekijken van de afstandsreglementering. Ik hoop u dat concreet gaat doen. Dat is effectief nodig vooral wegens de slagschaduw. Als u de intentie die u vandaag uit, concreet zult omzetten in beleid en de afstandsreglementering zult aanpassen en duidelijker maken voor de dorpsgebieden en de gemeentegebieden waar mensen wonen en waar vooral de actiecomités ontstaan, dan kunnen we al één probleem voor het realiseren van windmolens oplossen. We zullen dan onmiddellijk op de grieven van alle actiecomités kunnen antwoorden en hun problemen oplossen. Zo zullen we onze doelstellingen voor 2020 gemakkelijker kunnen bereiken.
Hopelijk komt u snel tot een initiatief om de afstandsreglementering aan te passen. Ik weet niet wanneer u dat plant. Daarom deze bijkomende vraag.
Het feit dat u bereid bent met uw collegas de overregulering aan te pakken door te gaan naar één vergunningsaanvraag en ‑verstrekking, kunnen wij alleen maar toejuichen.
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Minister, ik dank u voor het antwoord. Het is duidelijk dat er nog wel wat werk op de plank ligt.
Mijnheer Reekmans, er zijn verschillende ministers verantwoordelijk. De omzendbrief is niet van minister Van den Bossche, maar van minister Muyters. Wat u daarnet komt te zeggen, is dus niet zo evident.
Het is goed dat er een finaal advies komt van de Interdepartementale Windwerkgroep. Ik ga ervan uit dat dat kan worden overgemaakt aan de commissie. Het overleg met Belgocontrol is ook zeer positief. Anderzijds heeft ook Defensie een rol te spelen wat betreft de luchtvaart. Is er afgestemd met die twee? Hebt u een overleg gehad met zowel Belgocontrol als Defensie?
Een laatste vraag betreft het potentieel. U haalt de VITO-studie aan. Dat is uiteraard een indicator, maar die is voor interpretatie vatbaar, net als de groene jobs. Agoria geeft bijvoorbeeld een totaal ander cijfer dan de sectorfederatie van de windenergie als het gaat over jobs die ze wensen te creëren. (Opmerkingen van minister Freya Van den Bossche)
Ja, u hebt de meest optimistische. Ik vind ze allemaal goed. Iedereen die inspanningen doet om werkgelegenheid te creëren op een duurzame manier, is welkom in Vlaanderen. De doelstelling die we ons opleggen over het aandeel energie dat we wensen te produceren met windturbines, bepaalt ook deels hoe we kunnen omgaan met het kader. De heer Reekmans zegt dat overal waar mensen wonen, we geen windturbines mogen plaatsen. Dan kunnen we er in Vlaanderen bijna geen plaatsen. Ik pleit daar niet voor. Er zijn verschillende opties mogelijk en een duidelijk regelgevend kader is wel degelijk nodig. We zullen dat verder opvolgen.
De voorzitter : De heer de Kort heeft het woord.
De heer Dirk de Kort : Minister, het is verheugend vast te stellen dat u de verschillende knelpunten tracht weg te werken en dat er wordt gedacht aan een geïntegreerd advies of zelfs één vergunning voor het afleveren van windmolens. Ook het overleg met Belgocontrol is op het terrein effectief een groot knelpunt.
Het opbouwen van een draagvlak is in het dichtbebouwd Vlaanderen van belang. Overweegt u in de toekomst bij de bevragingsprocedures meer rekening te houden met hoe door de projectontwikkelaars van windmolens wordt omgegaan met de bevolking ten aanzien van participatie en communicatie? Zodoende kan de bevolking die in de onmiddellijke omgeving van dergelijke windmolens woont, daadwerkelijk participeren via een financieringscoöperatieve bijvoorbeeld.
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Minister, ik merk weinig frustratie bij de collegas in de commissie, maar eigenlijk horen we al anderhalf jaar hetzelfde liedje. Het is geen rechtstreeks verwijt aan u, minister, of aan de hele Vlaamse Regering, en zelfs in extenso naar de andere niveaus. Over het overleg met Belgocontrol, Defensie en dergelijke meer, heeft minister Muyters anderhalf jaar geleden echter hetzelfde gezegd. Hij had het over overleg en dit en dat. We blijven eigenlijk rondjes draaien. In de praktijk, dat moet u toegeven, gebeurt er zeer weinig.
U hebt in uw antwoord benadrukt dat de capaciteit van het net ook belangrijk is voor het toekennen van vergunningen. Ik ben het daar niet helemaal mee eens. Ik vind dat het net de capaciteitsuitbreiding moet volgen, en niet omgekeerd. Dat is een belangrijke nuance.
Mijnheer Reekmans, ik ben ook voorstander van het actualiseren van de afstandsregels, maar de technologie staat ook niet stil. De masten worden steeds hoger en de windmolens worden ook stiller. Regelmatig moet je die normen actualiseren. We moeten natuurlijk opletten dat we de definitie van dorp niet zodanig maken dat heel Vlaanderen eigenlijk een dorp is en dat er geen windmolens kunnen worden geplaatst.
De voorzitter : Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Mevrouw Valerie Taeldeman : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik stel vast dat u als minister bevoegd voor Energie, klaar bent met een aantal aanbevelingen en dat u een visie hebt. Ook minister Muyters, bevoegd voor Ruimtelijke Ordening heeft een visie uitgewerkt puur op het vlak van ruimtelijke ordening. Ook minister Schauvliege heeft daar een visie op. Ik ben blij te vernemen dat de Interdepartementale Windwerkgroep zich daarover heeft gebogen en dat de aanbevelingen volgende week klaar zullen zijn.
Ik stel nogmaals de vraag aan de voorzitter om, wanneer de windwerkgroep daarmee klaar is, dat in de commissie te presenteren.
De voorzitter : We zullen dat straks tijdens de regeling van de werkzaamheden bespreken.
De heer Jan Penris : Minister, ik wil u ook danken voor uw antwoord. Ik onthoud vooral dat er meer lichtjes langs de Schelde komen, wat heel positief is.
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van den Bossche : Defensie werkt goed mee in de windwerkgroep. Dat was geen knelpunt van dezelfde orde als Belgocontrol. De omzendbrief is er een van drie ministers.
Mijnheer Reekmans, wat betreft de actiecomités en het wonen in buitengebied, zal het wellicht heel belangrijk zijn om goed na te denken over hoe we de financiële baten beter kunnen verdelen naar die omwonenden. Het is zoals de heer de Kort zegt: als die omwonenden via een correcte procedure voor communicatie en participatie worden betrokken en achteraf ook nog mee kunnen delen in de baten van de windmolen, via een of ander coöperatief verband of anders, dan zal het draagvlak ook veel groter zijn.
Het lijkt me belangrijk over een vergemakkelijking van de regeling na te denken. De financiële baten moeten ook naar de omwonenden gaan. Ik vermoed dat dit de aanwezigheid van actiecomités gevoelig zou verminderen. We moeten natuurlijk ook rekening houden met de objectieve factoren die hinder veroorzaken.
De voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
De heer Peter Reekmans : Mijnheer Bothuyne, u moet beter luisteren als een andere volksvertegenwoordiger iets uitlegt. Als u het verslag naleest, zult u merken dat u verkeerd op mijn woorden hebt gereageerd.
Uiteraard beschouw ik Vlaanderen niet als een groot dorp. Het gaat niet om elke plek waar huizen staan. Ik heb het over centra waar de bewoners van huizen last van de slagschaduw hebben. Door de geldende afstandsregels staan die molens te dichtbij.
De mensen zijn terecht bang. Ik ken trouwens colleges van burgemeester en schepenen waar CD&V in zetelt die hun vergunningen weer hebben ingetrokken. Er zijn immers actiecomités ontstaan waar ook leden van die partij in zitten. U zou beter, in plaats van een enquête in Oost-Vlaanderen te organiseren, in heel Vlaanderen rondgaan en nagaan wat die actiecomités echt willen.
Minister, als zelfs Groen!, de meest milieubewuste fractie in dit parlement, ermee akkoord gaat de afstandsregels aan te passen, kunt u, als milieubewuste socialistische politica, niet achterblijven. Ik hoop dan ook dat u snel aan de vragen van die actiecomités tegemoet zult komen en dat u de afstandsregels zult aanpassen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.