Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme
Vergadering van 25/01/2011
Vraag om uitleg van de heer Peter Reekmans tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, en tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over het idee van stemmen en domiciliëren van studenten in hun studentenstad
- 939 (2010-2011)
Vraag om uitleg van de heer Marnic De Meulemeester tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over het stemmen door studenten in hun studentenstad
- 984 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
De heer Peter Reekmans : Voorzitter, minister, collegas, recent hebben we in de media van de plannen of voorstellen gehoord van d e Leuvense en de Gentse burgemeester. Zij willen dat studenten voortaan ook kunnen stemmen in de stad waar ze studeren en dat ze zich daar ook kunnen domiciliëren. Ook eerder al werd dit voorstel vanuit diverse hoeken gesuggereerd.
Minister, mijn vragen zijn heel concreet. Hoe evalueert u het idee van de Leuvense en Gentse burgemeesters in verband met het stemmen en domiciliëren van studenten in hun studentenstad? Wilt u stappen ondernemen om een vernieuwde regeling haalbaar te maken met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2012? Het koppelen van het stemrecht aan de inschrijving zou verregaande gevolgen hebben, bijvoorbeeld voor de kinderbijslag en de studiebeurs. Is in dezen het Nederlandse voorbeeld u bekend, waar er naar verluidt een uitgebalanceerd systeem in werking is om tegemoet te komen aan die bekommernissen?
De voorzitter : De heer De Meulemeester heeft het woord.
De heer Marnic De Meulemeester : Voorzitter, minister, collegas, op voorzet van burgemeesters Louis Tobback en Daniël Termont van de studentensteden Leuven en Gent, kwam de discussie over het laten stemmen van studenten in de stad waar ze op kot zitten, opnieuw in de aandacht. Op zich is het idee niet nieuw. Open Vld is zelf steeds voorstander geweest van het studentenstemrecht, om de studenten zo meer inspraak te geven in het bestuur van de stad waar ze meer dan tien maanden per jaar verblijven.
In het huidige debat worden echter twee discussies onterecht met elkaar vermengd. Enerzijds is er de politieke participatie van studenten in de stad waar ze feitelijk verblijven tijdens hun studies, anderzijds is er de compensatie voor de kosten die ze meebrengen voor diezelfde stad. De enige manier om deze twee vliegen in één klap te slaan, is de mogelijkheid creëren, of eerder, het gemakkelijker maken dat studenten zich domiciliëren in hun studentenstad. Dit veroorzaakt echter meteen al tal van problemen op andere domeinen zoals het fiscaal ten laste zijn van de ouders, het kindergeld en de studiebeurzen, maar ook bij de steden zelf, aangezien er zo een recht op leefloon wordt gecreëerd.
Waarschijnlijk is het dus beter om de politieke representatie van studenten in hun studentenstad op een andere manier te regelen. De aangehaalde probleempunten behoren bovendien grotendeels tot de bevoegdheden van de federale overheid. Vlaanderen is echter wel bevoegd voor de organisatie van de gemeente- en provincieraadsverkiezingen. Bij een deel van de studenten leeft de vraag naar politieke participatie in de stad waar ze studeren, heel duidelijk. Er lijkt ook een steeds breder maatschappelijk draagvlak te ontstaan om hier een antwoord op te bieden.
Minister, graag had ik dan ook antwoord gekregen op volgende vragen. Zijn er plannen om in aanloop naar de gemeente- en provincieraadsverkiezingen van 2012 mogelijkheden te creëren voor studenten om te stemmen in de stad waar ze studeren, ook als ze daar niet gedomicilieerd zijn? Wat zijn de mogelijke grote gevolgen van een dergelijke ontkoppeling van domicilie en stemrecht? Zijn er andere mogelijkheden om de inspraak van studenten in het bestuur van hun studentenstad te verzekeren? Welke compensatiemechanismen bestaan er op dit moment voor bijkomende kosten veroorzaakt door de aanwezigheid van bepaalde groepen niet-inwoners, en van studenten in het bijzonder?
De voorzitter : De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie : Voorzitter, minister, een aantal politici nemen blijkbaar elke gelegenheid te baat om door de regionale of nationale media opgemerkt te worden. Nieuwjaarsrecepties worden door een aantal politici aangegrepen om bepaalde uitspraken te doen die al dan niet politiek gedragen worden. Het debat over de studenten moeten we wellicht eens voeren, maar dan in een breder kader, vandaag zijn er nog te veel onzekerheden.
De burgemeester van Leuven is een gewezen minister van Binnenlandse Zaken, en die was toen nog bevoegd voor de organisatie van de verkiezingen. Tien, vijftien jaar geleden was dit immers nog geen regionale materie. De heer Tobback weet heel goed hoe de wetgeving in elkaar zit. Zijn uitval heeft misschien te maken met zijn leeftijd of met voortschrijdend inzicht, of misschien wou hij gewoon wat aandacht.
In België is er nog altijd stemplicht en is er ook de geheimhouding van de stemming. Als het domicilie wordt losgekoppeld van de plaats waar effectief wordt gestemd, kan dat problemen veroorzaken in verband met het geheimhouden van de stemming. Het grootste probleem is echter dat wanneer de studenten zich effectief domiciliëren in een studentenstad, ze het recht hebben om daar te stemmen, maar dan zullen dezelfde politici die nu de oproep lanceerden, de eersten zijn op de barricaden te gaan staan omdat ze door Vlaanderen of de federale overheid gecompenseerd willen worden. De betrokken studenten zullen immers hun kinderbijslag verliezen, evenals de fiscale aftrekbaarheid. Bovendien de heer De Meulemeester heeft er al op gewezen zullen ze regelrecht naar het OCMW stappen. Dat gebeurt nu trouwens al: er zijn al studenten die zich domiciliëren in een studentenstad en daar het leefloon ontvangen. De burgemeester van Gent en de burgemeester van Leuven zullen dan de eersten zijn om meer middelen te vragen. Dat is misschien de achterliggende reden.
Vergeten we niet, beste vrienden, dat de aanleiding voor het voorstel van de heer Tobback was dat zijn stad explosief groeit in de studententijden. 8 procent van de middelen van het Gemeentefonds waar u voor of tegen kunt zijn wordt verdeeld op basis van het aantal studenten. Het gaat dan over scholieren. Leuven is een grote studentenstad. Gent is een grote studentenstad. Naast de voorafnames die deze steden doen, krijgen ze ook een grote hap van die 8 procent. 8 procent van 2 miljard euro is 160 miljoen euro, specifiek voor financiering van de steden en gemeenten die scholieren op hun grondgebied hebben.
Het is te vroeg om nu concreet te zeggen dat we voor of tegen zijn. Er zijn een aantal positieve aspecten aan verbonden, maar ook een aantal negatieve. We moeten dit debat zeker kunnen voeren, maar in een bredere context en niet met het eerstkomende reparatiedecreet van het Gemeentefonds. Er zal veel denk- en studiewerk aan te pas komen. We moeten absoluut vermijden dat we het kind met het badwater weggooien en dat die steden binnen afzienbare tijd meer middelen eisen van Vlaanderen om de vele leefloners te betalen. We moeten met deze commissie eens nadenken over de mogelijkheden. Deze taak is in de eerste plaats weggelegd voor de minister en zijn administratie, als parlement hebben we de wijsheid niet in pacht. We moeten eerst de wettelijke mogelijkheden nagaan, alles op een rijtje zetten en dan binnen deze commissie overleg plegen.
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Voorzitter, minister, het lijkt sympathiek en het klinkt ook logisch dat studenten die tien maanden ergens verblijven, leven en studeren, ook politiek zouden mogen participeren. Het is echter niet sympathiek noch logisch. Het is bij ons nu eenmaal zo dat men stemt waar men woont en dat men woont waar men gedomicilieerd is.
Als men van die regel afwijkt en men het feit dat men tien maanden ergens woont maar laten we wel wezen, het gaat eigenlijk maar om vijf dagen per week als criterium neemt om ergens te kunnen gaan stemmen, dan is het hek van de dam en ik heb het trouwens niet over domiciliëren, want dat kan altijd, nu ook al.
Men zou dan dezelfde redenering kunnen opbouwen voor degenen die een tweede verblijf hebben, om fiscale redenen, en daar het hele jaar wonen en worden opgeroepen om te gaan stemmen in de gemeente waar ze gedomicilieerd zijn. Ook die groep zou kunnen zeggen dat ze zich de grootste tijd van het jaar, namelijk twaalf maanden, in een andere gemeente bevindt dan waar ze gedomicilieerd is. Hoe zullen we dat dan doen?
Er is nog een element. Alle pendelaars die in Brussel komen werken, spenderen waarschijnlijk ook de meeste tijd op hun werk en niet in hun gemeente zelf. Ik weet dat die vergelijking een beetje mank loopt, maar ik wil maar zeggen dat afstappen van het criterium domicilie ertoe kan leiden dat talloze groepen mensen komen vragen om elders te stemmen omdat ze op die plek de meeste tijd van het jaar doorbrengen.
Het voorstel lijkt in eerste instantie misschien een beetje sympathiek, maar ik zie er geen praktische oplossing voor en ook geen principiële oplossing. Als men dan toch de studentenpopulatie bij het bestuur van de stad wil betrekken, en dat lijkt me niet meer dan logisch, dan denk ik dat er andere mogelijkheden zijn, zonder zich te storten in dit avontuur. Ik begrijp ook niet dat dit van de burgemeester van Leuven komt, die normaal gezien toch een zeer logisch, praktisch en pragmatisch denkende mens is.
De voorzitter : Mevrouw De Waele heeft het woord.
Mevrouw Patricia De Waele : Inderdaad, wat de burgemeesters van de twee studentensteden hebben gelanceerd, roept wel wat vragen op, ook praktische. Ik wil me in die zin aansluiten bij de vraagstellers.
Ik wil ook wijzen op de mogelijke gevolgen voor de gemeenten van herkomst. Het kan leiden tot een serieuze afname van de politieke invloed daar. We weten allemaal dat veel jongeren nog zeer sterk betrokken zijn bij het sociale weefsel in hun gemeente van herkomst. Het zou dan betekenen dat zij daar geen verdere politieke betekenis meer hebben. De student zal de keuze hebben om te stemmen in de gemeente van herkomst, waar hij al dan niet een sterke binding met het sociale weefsel heeft. Dan stelt zich de vraag naar de gelijke behandeling van andere burgers die de keuze niet hebben.
Ik stel me ook de vraag wat dit zal betekenen voor de gemeenten van oorsprong, die daardoor minder kiezers zullen hebben. Welke gevolgen zal dit hebben bij het Gemeentefonds, de verkiezingen en dergelijke?
De voorzitter : De heer Vanden Bussche heeft het woord.
De heer Marc Vanden Bussche : Het is inderdaad een moeilijk probleem. De heer Van Hauthem heeft verwezen naar de tweedeverblijvers aan de kust. Dan zou je in die redenering moeten meestappen en die mensen laten kiezen waar ze hun domiciliëring nemen. Nu is dat niet zo. De mensen moeten zich domiciliëren waar zij in hoofdzaak hun maatschappelijke en sociale verplichtingen uitoefenen.
Men gaat ervan uit dat de studenten tien maanden verblijven in de studentenstad, maar is dat zo? Mijn kinderen zitten grotendeels thuis te blokken en als ze er dan door zijn in eerste zit, mag je zeggen dat ze het merendeel van het jaar in onze gemeente verblijven.
Het is blijkbaar een doorn in het oog van de heer Tobback dat de kust 1 procent extra krijgt omdat wij die tweedeverblijvers hebben. Hij wil dat ook voor zijn studenten, maar als ik goed ingelicht ben, krijgt hij al 4 procent extra van het Gemeentefonds. Altijd hetzelfde refreintje tegen de kust werkt op de duur op het systeem.
De studenten die vinden dat zij daar in hoofdzaak wonen en die de banden met thuis willen doorknippen, kunnen hun domicilie nemen op hun kot. Dat is nu al mogelijk.
De voorzitter : De heer De Loor heeft het woord.
De heer Kurt De Loor : Ik was van plan om iets te zeggen over het stemmen in de studentenstad en niet over hoe we de burgemeester van Leuven een keer in zijn hemd kunnen zetten. Ik denk dat de heer Van Hauthem de nagel op de kop slaat wanneer hij zegt dat burgemeester Tobback uitblinkt in zijn logisch denken en handelen. (Opmerkingen van de heer Joris Van Hauthem)
Ik merk dat er hier steeds vertrokken wordt vanuit de problemen. Ik heb bezwaren gehoord. Maar dit voorstel moet worden gezien als een pleidooi om studenten meer inspraak en verantwoordelijkheid te geven en ze meer te betrekken bij het beleid. Studenten zijn dit voorstel ook niet ongenegen, merk ik, minister. Ik verwijs naar de Leuvense studentenraad en de Vereniging van Vlaamse Studenten (VVS). Zij zijn in eerste instantie ook voorstander van dit voorstel of hebben er wel oren naar.
Ongetwijfeld heeft dit voorstel naast voordelen ook nadelen. We stellen vast dat jonge mensen in een studentenstad nu enkel volwaardig deel uitmaken van het sociaal-culturele leven, maar dat ze totaal geen deel mogen uitmaken van het politieke leven. De heer Van Hauthem heeft verwezen naar andere manieren om inspraak en overleg te krijgen, maar het gaat er net om dat het bestuur mee kiezen een stukje verder gaat. Dan kies je ook met wie je gaat overleggen. Dat is nu niet het geval.
Heren Vanden Bussche en Verfaillie, ik merk dat er in de Westhoek een zekere schrik bestaat voor een braindrain, het wegtrekken van hoger opgeleiden dus. (Rumoer)
Ik heb dat wel gelezen. Ik begrijp uw bekommernis. Rustig.
Een ander punt, waar de heer Vanden Bussche ook naar verwezen heeft, is de duurzaamheid van de betrokkenheid. Uit de praktijk blijkt dat een zeker aantal studenten de eerste jaren niet op kot zit, daarna wel op kot gaat, maar in de laatste jaren dan weer naar het buitenland trekt. Wat is dus de duurzaamheid van de betrokkenheid bij die studentenstad? Ze werken eerder een flexibel traject af.
Ik vind het goed dat het debat geopend is. Het moet worden gevoerd. Minister, is er al overlegd met de twee burgemeesters om het voorstel te toetsen op zijn haalbaarheid en om alles uit te diepen of is dat overleg al gepland? 14 oktober 2012 lijkt me zeer optimistisch en niet realistisch als datum om dit te implementeren. Ik wil suggereren om dit debat verder te voeren, zeker niet overhaast, maar goed doordacht.
De voorzitter : Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Mevrouw Karin Brouwers : Ik wil als Leuvenaar nog iets toevoegen aan dit hoogst interessante debat. Er zijn uiteraard juridische en praktische aspecten. Ze zijn hier al aan bod geweest. Wat gebeurt er met het kindergeld voor de ouders? Moet de studentenstad dan leeflonen ophoesten? De studenten hebben daar vaak recht op omdat ze geen inkomen hebben. Die zaken moeten we zeker meenemen voor we met het eigenlijke idee verder gaan.
Studentenkoten hebben toch niet dezelfde kwaliteit als een permanent verblijf. Daarom vind ik domiciliëren daar problematisch. We zijn verplicht om mensen in te schrijven, zelfs al wonen ze bij wijze van spreken in een kartonnen doos. Dat is nu eenmaal de federale wetgeving. Het is zo dat je iemand moet inschrijven, zelfs op een plaats die niet helemaal geschikt is. (Opmerkingen van de heer Peter Reekmans en mevrouw Patricia De Waele)
U begrijpt mij verkeerd. Dat wil ik rechtzetten. We zijn federaal verplicht om iemand in te schrijven, zelfs al woont die in een kartonnen doos. Dat geeft heel wat problemen. Er zijn mensen die geen student zijn die in erbarmelijke koten wonen, al zijn die in orde met de codex. Heel veel koten worden niet gecontroleerd. Dat is al een probleem op zich. Permanent wonen in studentenkoten moeten we zeker vermijden, maar dat punt hoort hier niet echt thuis. In principe domiciliëren we geen mensen op studentenkoten, maar we merken dat we niet anders kunnen door de federale wetgeving. Als iemand dat komt vragen, moet je die persoon daar domiciliëren. Er is inderdaad een codex, maar dat betekent niet dat alle koten in orde zijn. Ik wil met u eens de rondgang doen. Maar ik doe mijn tijd op aan dingen die er maar zijdelings mee te maken hebben.
Er wordt gezegd dat de studenten er voorstander van zouden zijn. Ik wil morgen wel eens een referendum doen in Leuven om te zien of onze bevolking er wel achter staat. Daar twijfel ik ten zeerste aan. De studenten zijn een zegen voor de stad, maar soms ook een beetje een kleine vloek. U moet maar eens met een gewone Leuvenaar praten over problemen van overlast. De bijkomende kosten voor een studentenstad hebben ook vaak daarmee te maken.
Ik denk dat de gewone inwoners van de studentensteden er niet altijd blij mee zouden zijn dat hun stem relatief gezien in belang zou dalen omdat er een groot aantal kiezers bij komt. Er zijn meer dan 60.000 kiezers in Leuven. Stel dat die meer dan 30.000 studenten plots allemaal in Leuven zouden stemmen, dan komt er de helft bij! Dat geeft minder gewicht aan de eigen bevolking. Daarover is nog niet gesproken en dat vind ik minstens even belangrijk. Ik ben nog niet zo zeker dat de gewone inwoners van die steden daarop zitten te wachten. Verder laat ik het debat open. Alles moet eens grondig worden onderzocht.
Mevrouw Annick De Ridder : Mevrouw Brouwers, ik vind wel dat u niet mag veralgemenen. Nu komt het zo over alsof de studentenpopulatie een bedreiging vormt door wangedrag en overlast. Wij hebben in Antwerpen ook een zeer grote studentenpopulatie. (Opmerkingen van de heer Jan Verfaillie)
Maar, mijnheer Verfaillie, u mag zo dadelijk nog antwoorden. Ik mag mijn mening hier ventileren. Anders hoef ik geen voorzitter te zijn. Ik trek geen conclusies. Ik zal mijn zin opnieuw beginnen: ik wil hier heel graag een eigen beschouwing geven namens de Open Vld-fractie. Ik vind de manier waarop er door uw fractie over de studentenpopulatie wordt gesproken, kort door de bocht. Bij ons is dat een meerwaarde voor de stad. Ik verzet me in de gemeenteraad ook tegen individuen die doen alsof dat een kankerplek is en alsof studenten de facto voor overlast zorgen.
Als Open Vld staan wij uiteraard te springen voor initiatieven als referenda. Als er een voorstel is om in Leuven een referendum te organiseren, kan ik dat als lid van Open Vld enkel toejuichen. Dit was voor alle duidelijkheid een Open Vld-beschouwing en op generlei wijze een poging tot conclusie vanuit de commissie.
De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Minister, collegas, mijn verontschuldigingen voor wat ik gemist heb. Ik heb de vraag wel gelezen, maar ik kom nu van een andere commissie.
Het debat is niet nieuw. Het komt elke legislatuur eens terug. Dat is interessant. De vraag is niet enkel of het wenselijk is, maar ook of het praktisch haalbaar is. Het ging daarnet over inschrijven in de gemeente. Wat betekent dat? Voor welke duur is dat? Zijn studenten in het weekend niet liever thuis dan op kot? Waar mogen ze dan stemmen? Wat als ze een kot hebben in Leuven maar studeren in Brussel? Wat als het een Erasmusstudent is die in de periode van de verkiezingen in Spanje verblijft? Geldt het enkel in de blokperiode? Er zijn heel veel praktische bezwaren die welke discussie dan ook bemoeilijken.
Mijn verontschuldigingen als ik in herhaling val, maar deze thematiek geldt niet enkel voor studenten, collegas. Er zijn ook heel wat Vlamingen met een tweede verblijf. (Opmerkingen)
Je kunt de discussie niet enkel voeren voor studenten. Ik geef nog een inhoudelijk argument waarom we in eerste instantie zeggen liever niet.
Ook de binding met de plek waar je woont, waar je bijvoorbeeld ook in de Chiro bent, of bij de KSA, waar je met andere mensen in de voetbalclub gaat sjotten, is een belangrijke factor voor je betrokkenheid bij politiek en democratie. We mogen geen louter consumptieve democratie creëren. De plek waar je op dat moment toevallig bent, legitimeert je om te stemmen. Het zou kunnen dat dat duurzamer is. Dan kan er zeker over gepraat worden. Ik schuif het duurzame verblijf als criterium naar voren. Wij mogen van de democratie geen duiventil maken.
De voorzitter : Minister, ik denk te mogen besluiten dat er nog zeer grote verdeeldheid heerst, niet enkel bij de oppositie maar ook bij de meerderheid. Ik kijk dus met zeer veel aandacht uit naar uw antwoord.
Minister Geert Bourgeois : Voorzitter, ik ben blij dat u uitkijkt naar mijn antwoord. Ik hoop dat dat iedere keer het geval is.
Ik kan me indenken dat dit debatje wat meer belangstelling wekt dan een aantal andere. Het is al gezegd: de zaak van het studentenstemrecht is een klein monstertje van Loch Ness. Het komt geregeld naar boven. Ik heb hier een artikel bij van het jaar 2000 waaruit ik straks zal citeren. Er worden telkens argumenten ontwikkeld. Vooral uit het feit dat die mensen daar een groot deel van hun tijd doorbrengen, wordt afgeleid dat het misschien goed zou zijn dat ze daar politieke rechten zouden kunnen uitoefenen.
Collegas, de huidige kieswetgeving bepaalt dat de gemeente waar je in het bevolkingsregister bent ingeschreven, de plaats bepaalt waar je je actief maar ook je passief kiesrecht uitoefent. De vaststelling van de kiezerslijsten gebeurt op 1 augustus voorafgaand aan de datum van de lokale en provinciale verkiezingen. Deze keer is het zelfs vroeger gebeurd. Niets belet op dit ogenblik de studenten om te stemmen in de stad waar zij studeren op voorwaarde dat zij daar zijn ingeschreven in de bevolkingsregisters.
De inschrijving van de student in de bevolkingsregisters van de studentenstad heeft grote gevolgen voor de student, de ouders, de stad zelf en de verhuurder. Voor de student en de ouders op het vlak van kinderbijslag, het fiscaal regime. De studentenstad vreest voor het recht op leefloon, in dit geval een stijging van het aantal leefloners en de verdelingscriteria van het Gemeentefonds. Ik kom straks terug op dit punt, dat overigens door de heer Tobback werd aangehaald op het moment dat hij deze discussie heeft geopend. Ten slotte zijn er eventueel ook implicaties voor de verhuurder. Bij een permanente inschrijving kun je in een ander regime van verhuring komen; je kunt onder de huurwetgeving komen in plaats van onder de specifieke regelgeving voor het verhuren van studentenkoten.
Theoretisch bestaat de mogelijkheid om studenten die dat wensen in een aanvullend register in te schrijven. Deze suggestie wordt hier gedaan. Men maakt een onderscheid tussen het bevolkingsregister en een aanvullend kiesregister dat wordt losgekoppeld van het bevolkingsregister. Dat betekent natuurlijk dat je wordt geschrapt uit het kiesregister van de gemeente waar je in het bevolkingsregisters staat. Ook dat heeft implicaties waarop ik straks terugkom, mede met het oog op het verdelen van het aantal zetels. Het is een zeer complexe aangelegenheid.
Ik ben op dit ogenblik absoluut niet overtuigd van het voorstel. Ik zie heel veel problemen en ook een aantal bijkomende vragen.
Er is de assumptie dat de studenten die het grootste deel van hun tijd doorbrengen in de studentenstad de grootste betrokkenheid hebben bij het leven in die stad. Ik weet niet of dat zo is. Als ik zelf terugkijk op mijn studententijd, kan ik stellen dat ik mij in al mijn studentenjaren heel weinig betrokken heb gevoeld bij het sociale, maatschappelijke en politieke leven van de stad waar ik studeerde. De heer Vanden Bussche bevestigt dat dit met jonge studenten ook zo is. Ik was wel betrokken bij een bepaald soort verenigingsleven in die stad. Dat was dan mijn verenigingsleven, het studentenleven.
Ik zie dat veel studenten in hun thuisgemeente wel nog betrokken blijven bij het maatschappelijke leven en dat ze daar veel meer de politieke situatie volgen dan in de studentenstad. Je mag minstens heel grote vraagtekens zetten bij de betrokkenheid en participatie. Uit eigen ervaring kan ik bevestigen dat veel jonge mensen betrokken zijn bij hun thuisgemeente.
De student bestaat niet. Er zijn heel veel spoorstudenten, die elke dag over en weer gaan. Volgens de Gentse burgemeester zijn 35.000 van de 65.000 studenten in zijn stad spoorstudenten. De student is dus niet altijd kotstudent. Studenten doorlopen ook steeds minder een statisch traject. Je hebt er die binnen Vlaanderen veranderen van universiteit. Je hebt er die een jaar op kot gaan en dan spoorstudent worden, of omgekeerd. Dan zijn er de Erasmussystemen waarbij studenten een periode in het buitenland verblijven. Zij blijven dus niet drie, vier, vijf jaar continu in een stad. Steeds meer studenten doen minstens één semester in het buitenland. Het is zeer zelden zo dat een student zes jaar aan een stuk in een studentenstad verblijft. Laat staan dat die zes jaar zouden samenvallen met een gemeentelijke bestuursperiode waardoor die studenten zouden kunnen zien en volgen wat er met hun stem gebeurt in die bestuursperiode.
Er is ook het punt van de belastingen. Ik weet dat de meeste studenten geen belastingen betalen. Maar je kunt op het ogenblik dat je je stem uitbrengt en mee beslist over het leven in een stad waar ook je ouders of familieleden of eigenaars van huizen niet bij betrokken zijn, een andere instelling ontwikkelen ten aanzien van bijvoorbeeld de fiscale politiek van die stad waarmee je voor het overige geen banden hebt op het fiscale vlak.
Het aantal gemeenteraadsleden is tot nu toe bepaald door het aantal inwoners. Zo staat het in het decreet. Dat ligt nu al vast. Maar dan heb je een probleem. Stel dat je een massale inschrijving hebt van 20.000 mensen meer. Ga je dan het decreet aanpassen? Het is de decreetgever die bepaalt wat het aantal verkozenen is. Ga je dat laten fluctueren? Je moet daarover nadenken. Ofwel zit je plots met een veel dunnere spoeling. Als je die mensen laat meestemmen, maar ze tellen niet mee voor het aantal gemeenteraadsleden, dan heb je plots veel minder effect met je stem dan in een vergelijkbare stad met een vergelijkbaar aantal inwoners.
Het is zeer complex. Daarom wil ik u niet onthouden wat burgemeester Tobback daarover in 2000 heeft gezegd in Campuskrant, naar aanleiding van een voorstel dat toen werd ingediend. Hij is consequent gebleven. Toen zei hij ook: Ik ben geen principieel tegenstander van het studentenstemrecht. Nu heb ik de indruk dat hij voorstander is. Hoewel, de mensen die aanwezig waren bij zijn toespraak, hebben begrepen dat hij ook zeer grote praktische bezwaren heeft opgeroepen. In 2000 zei hij verder: Ik ben principieel geen tegenstander van studentenstemrecht. Maar dat ligt wettelijk wel bijzonder moeilijk. Een snel wetsvoorstel zoals dat van Van Quikendinges ik citeer, collegas zie ik niet zo zitten. Je zou een hele reeks ingrijpende wijzigingen moeten doorvoeren om de studenten in Leuven te kunnen laten stemmen. No representation without taxation, dat is een principe dat bijvoorbeeld al voor de nodige problemen zorgt. Studenten zijn ten laste van hun ouders. Ze betalen geen belastingen, en toch zouden ze mee gaan beslissen hoe het met de Leuvense financiën moet? Dat krijg ik niet verkocht. In dat wetsvoorstel staat bijvoorbeeld nog dat de koning, concreet: de minister van Binnenlandse Zaken en dus de uitvoerende macht, bepaalt wie mag stemmen. Daarmee doorbreek je het principe dat het de wetgevende macht is die dat bepaalt. En wat doe je met studenten die wel ingeschreven zijn, maar die na twee weken afhaken? Moet je die een half jaar later nog naar de stembus roepen? Bovendien ben ik er ook niet zo van overtuigd dat de meeste studenten wel in Leuven willen stemmen. Het studentenstemrecht zou ook leiden tot een vertekening van de electorale piramide. Leuven zou plots een injectie krijgen van 35.000 jongeren. Dat geeft een ingrijpende verschuiving in de politieke aandachtspunten, en ik geloof niet dat de Leuvense burger daar op dit ogenblik heel warm voor loopt.
Louis Tobback heeft daar toen dus een aantal politieke kanttekeningen bij geplaatst, die voor een deel ook de mijne zijn.
Collegas, een volgend punt is het passief kiesrecht. Nu is dat niet gesplitst. Waar je mag stemmen, kun je ook verkozen worden. Dat hangt nu samen aan elkaar. Als het actief kiesrecht impliceert dat je daar mag kandideren, zul je voor grote problemen komen te staan. Er zijn weinig studenten die exact die periode van zes jaar in die stad verblijven. Stel dat je een studentenlijst hebt, dan riskeer je met het beperkte aantal opvolgers dat het al na twee of drie jaar is uitgeput. Tenzij je dat gaat splitsen, dat je zegt dat je mag stemmen in een stad en dat je verkozen kunt worden in een andere stad. Maar niemand zal zon gek voorstel doen. Het is logisch dat wie mag stemmen, ook verkozen kan worden en dat je dat niet mag splitsen. Ik zie geen argumenten om het passief en het actief kiesrecht uit elkaar te halen.
Het effectieve uitoefenen van het mandaat is tot nu toe gekoppeld aan het ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters. En dat zou je dan eventueel loslaten. Dat is de toets die men doet. Iemand die verhuist en die dus niet meer in het bevolkingsregister is ingeschreven, verliest zijn mandaat in een gemeenteraad. Als je zegt dat het gaat om het ingeschreven zijn in het kiesregister, wordt dat bijzonder moeilijk om te controleren. Zo kun je tot situaties komen waarbij twee of drie mensen in de gemeenteraad van een gemeente zitten en daar niet wonen. Dat is een bijkomend probleem. En dan heb ik het nog niet over de vraag wat je met de andere verkiezingen doet. Ik neem aan dat je voor de provinciale verkiezingen hetzelfde zou doen. Maar wat met de deelstatelijke verkiezingen en de verkiezingen voor de federale Kamer? Voor de Senaat en voor Europa zou het minder een probleem zijn.
Het is evident dat er heel wat administratieve problemen zouden zijn. Er zou eventueel een apart kiesregister moeten zijn, dat dan op de een of andere manier zou moeten worden bijgehouden. Dat zou de steden en gemeenten voor grote problemen kunnen plaatsen.
Collegas, als zoiets zou worden geregeld, moet je dat volgens mijn overtuiging niet regelen in de kieswetgeving. Je moet dat doen door een inschrijvingsrecht of -plicht in de bevolkingsregisters van de studentenstad. Dan zit je bij de federale bevoegdheid, niet meer bij onze Vlaamse bevoegdheid. En dit dan nog los van het feit dat dergelijke inschrijvingen zware gevolgen hebben op het vlak van kinderbijslagen, studietoelagen, leeflonen en dergelijke meer.
Je kunt dit in elk geval niet inschrijven in onze decreetgeving voor de volgende verkiezingen. De heer Tobback heeft daarvoor ook gewaarschuwd in 2000. Je kunt dat niet holderdebolder doen, je kunt daarin niet improviseren. Dat zou heel veel problemen met zich meebrengen. En we zijn nu al zo dicht bij de verkiezingen waarvan we hebben gezegd dat we ze zouden doen op basis van een stabiele decreetgeving die ervoor zorgt dat er een kader is waarop iedereen zich kan beroepen.
Collegas, ook in Nederland wordt het studentenstemrecht niet in de kieswetgeving geregeld maar in de wetgeving op de gemeentelijke basisadministratie. Dat is het equivalent van onze gemeentelijke bevolkingsregisters. Het systeem in Nederland is in essentie hetzelfde als het onze. Artikel B.31 van de Nederlandse kieswet bepaalt: De leden van de gemeenteraden worden gekozen door degenen die op de dag van de kandidaatstelling ingezetenen zijn van de gemeente en op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar bereikt hebben.
De vraag, zowel bij ons als in Nederland, is dus: is de student ingezetene van de stad waar hij studeert of niet? Met andere woorden: of de student zich al dan niet domicilieert in de stad waar hij gaat studeren, bepaalt of zij of hij ook in die gemeente stemt.
De andere regelgeving inzake vooral studiebeurzen zorgt ervoor dat er in Nederland veel meer studenten zich daar domiciliëren. De Nederlandse studiebeurzen kunnen vollediger zijn als je niet bij je ouders verblijft. In Nederland bestaat er een inschrijvingsplicht voor Nederlandse studenten. Iedere Nederlandse student heeft recht op een basisbeurs. Bij toekenning van de basisbeurs wordt een onderscheid gemaakt tussen studenten die thuiswonend of uitwonend zijn. Een student die uitwonend is, zal een hogere basisbeurs krijgen dan een thuiswonende student, simpelweg omdat men ervan uitgaat dat een uitwonende student kosten heeft die een thuiswonende student niet heeft.
Daarnaast bestaat er in sommige gevallen ook recht op een aanvullende beurs. Het recht op en de hoogte van de aanvullende beurs is afhankelijk van het inkomen van beide natuurlijke ouders. Wie naast de basisbeurs ook de aanvullende beurs aanvraagt, zal dus te maken krijgen met een inkomensonderzoek. Daaruit vloeit vervolgens een maandelijkse ouderbijdrage. De ouderbijdrage is het bedrag dat een ouder zelf zou kunnen bijdragen aan de kosten van de studie van dochter of zoon.
De wetgeving in Nederland is zo opgebouwd dat een student er alle baat bij heeft om zich te laten registreren in de studentenstad. Op die manier wordt hij een uitwonende en zullen zijn basisbeurs en zijn eventuele aanvullende beurs aanzienlijk hoger zijn. Of dit systeem meer uitgebalanceerd is dan het systeem bij ons, daarover wil en kan ik geen uitspraak doen. Wat ik wel weet, is dat er in Nederland vaak sprake is van domiciliefraude, met het oog op het verkrijgen van die hogere beurzen.
Mijnheer De Meulemeester, er zijn tal van andere mogelijkheden om de inspraak van studenten in het bestuur van hun stad te verzekeren. Zo is er in Leuven een schepen bevoegd voor studentenzaken. Deze schepen overlegt op geregelde tijd met studenten van de hogescholen en de universiteit over aangelegenheden die hun aanbelangen. Bovendien kan iedere gemeente op basis van artikel 199 en 200 van het Gemeentedecreet formele inspraakorganen oprichten. De gemeenten zijn autonoom om dit op de meest aangepaste wijze zelf te organiseren.
Welke compensatiemechanismen bestaan er op dit moment? De aanwezigheid van studenten wordt in aanmerking genomen bij de verdeling van het Gemeentefonds. In het Gemeentefonds genieten immers alle gemeenten, ook de niet-steden die een zekere centrumfunctie hebben, een financieel voordeel. Dat gebeurt aan de hand van de maatstaven actieve bevolking tewerkgesteld in de gemeente en aantal leerlingen en studenten dat onderwijs volgt op het grondgebied van de gemeente. Elk van beide parameters vertegenwoordigt 4 procent van de middelen van het Gemeentefonds. Dat is zeer aanzienlijk: 4 procent van de dotatie voor 2010, dat is 78.342.000 euro. Deze parameters meten de activiteitsgraad in een gemeente en de concentratie van personen die de gemeente bezoeken om er te werken of een opleiding te volgen. Het is immers duidelijk dat dit aanvullende uitgaven met zich meebrengt. Ik heb begrepen dat het pleidooi van de burgemeester van Leuven er ook een was om te voorzien in bijkomende middelen. Dit is voor Leuven niet onaanzienlijk: Leuven krijgt aanvullend, op basis van die populatie van leerlingen en studenten, 5.996.583,72 euro. Dat is 15,71 procent. (Opmerkingen)
Collegas ik geef u alle bedragen. Voor Leuven is het procentueel veruit het hoogste. Voor Antwerpen gaat het om 8.244.663,68 euro. Dat is een laag percentage omdat Antwerpen uit de voorafname heel veel middelen heeft. Voor Brugge is het 2.892.125,24 euro; Gent 9.730.075,41 euro; Hasselt 2.206.819,80 euro; Kortrijk 2.288.373,08 euro.
Ik zal daarover niet onmiddellijk in overleg gaan met die twee burgemeesters. U zult hebben gelezen dat die centrumsteden bij elkaar zijn gekomen, dat ze het niet eens waren over die vraag en dat ze hebben gezegd dat ze daarover een werkgroep zullen oprichten, om de hele problematiek grondig te bekijken.
Ik heb met dit antwoord een aantal zaken meegegeven die ernstig in overweging moeten worden genomen. Het zijn zaken van legistieke, praktische, fiscale en andere aard. Het zijn ook vragen van betrokkenheid en participatie bij de stad of gemeente. Dat is in onze democratie een heel belangrijke premisse waarvan we, hopelijk, allemaal uitgaan. Dat is volgens mij de allerbelangrijkste vraag.
De voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
De heer Peter Reekmans : Minister, na vandaag zal dit ideetje weer voor enkele jaren de koelkast ingaan, tot een of andere politicus, zoals de heer Verfaillie terecht stelde, op nieuwjaarsrecepties niet meer weet wat te vertellen en dan weer eens een mooi staaltje van aankondigingspolitiek gaat doen. Dat heeft de heer Tobback gedaan. Het is dan ook grappig om te zien hoe de meerderheidspartijen, en vooral sp.a waartoe de heer Tobback behoort, in Antwerpen tegen is en in Leuven voor. De partijen die het voorstellen, zitten dan nog niet eens op één lijn. De andere partijen die de meerderheid mee vorm zouden moeten geven, zijn er ook tegen.
Het spijtige van dit debat, dat door die aankondigingspolitiek wordt gecreëerd, is dat we aan de essentie voorbijgaan. Destijds was de enige echte vraag van de studenten niet om de stadskas van Leuven extra te vullen, en ook niet om als nieuw kiesvee in Leuven te worden opgevoerd om extra stemmen te leveren, maar het was om bij verkiezingen in juni, wanneer er examens zijn, te kunnen stemmen in de stad waar zij studeren. Zo moeten zij niet over en weer naar huis om te stemmen. Het was niet om voor de gemeenteraadsverkiezingen, zoals de heer Tobback nu zegt, in oktober 2012 te moeten stemmen in de gemeente waar ze studeren, neen, het was een terechte vraag van de studenten om tijdens de examens te kunnen stemmen op de plaats waar zij het meest verblijven.
Collegas, wij hebben hier vandaag weer een uur een debat gevoerd over pure aankondigingspolitiek, over zaken die bepaalde politici uit tijdverdrijf (Opmerkingen van de heer Jan Verfaillie)
Mijnheer Verfaillie, ik heb dit op de agenda geplaatst om dit debat eindelijk eens ten gronde te voeren. Wij moeten het in deze commissie hebben over wat de studenten echt vragen en niet over wat bejaarde politici, die op nieuwjaarsrecepties niet meer weten wat te vertellen, de wereld in sturen. Dat is de reden waarom ik deze vraag stel, mijnheer Verfaillie. U was het er daarnet mee eens dat de heer Tobback een beetje kort door de bocht is gegaan door dat nog eens te lanceren, u vond dat ook aankondigingspolitiek. We zijn het dan toch over één zaak eens.
Ik gebruik de vraag die ik heb ingediend om het debat te openen en om de minister een concrete bijkomende vraag te stellen: minister, wenst u naar aanleiding van dit debat de echte vraag van de studenten te bekijken? Kunt u onderzoeken of de mogelijkheid bestaat dat de studenten tijdens examens in de studentenstad kunnen stemmen, zodat zij niet over en weer moeten gaan naar huis? Zolang wij in een land leven waar er stemplicht is en geen stemrecht, denk ik dat wij als politici moeten onderzoeken of er naast de volmacht een andere mogelijkheid bestaat. Collegas, ik wil in deze commissie ingaan op de echte vraag van de studenten. Ik wil niet langer ingaan op bepaalde politici die te pas en te onpas ideetjes lanceren.
De voorzitter : De heer De Meulemeester heeft het woord.
De heer Marnic De Meulemeester : Voorzitter, minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord. We zijn er ons ten volle van bewust dat het een heel complexe problematiek is met nog een hoop juridische, financiële en administratieve obstakels.
Ik heb deze vraag gesteld omdat ik het belangrijk vond om een antwoord te krijgen van de minister van Binnenlands Bestuur, om uw standpunt hierover te kennen. Het is een heel interessant debat dat we moeten voortzetten. Open Vld pleit al tien jaar voor meer inspraak voor studenten. De vraag leeft onder de studenten en komt om de zoveel tijd terug. Studenten willen graag meer inspraak in de steden waar ze studeren.
Het is opmerkelijk dat de burgemeesters van de twee grootste studentensteden, Gent en Leuven, hier gezamenlijk mee naar buiten zijn gekomen. Dat is niet zo onschuldig. De heer Verfaillie zegt dat het een reclamestunt is, dat ze het doen om nog een keer de pers te halen. We nemen daar natuurlijk nota van, maar in het teken van het voortschrijdend inzicht is het toch wel raar dat sp.a hier tien jaar tegen is geweest en nu plots twee van de kopstukken, twee burgemeesters laten weten voor te zijn. Waarschijnlijk doen ze dit om de studenten gunstig te stemmen. Ze worden bijgetreden door Hasselt, het koninkrijk Hasselt, waar sp.a ook aan de macht is. Ik vind het opmerkelijk dat ze hier plotseling mee naar buiten treden om het daarna weer te nuanceren.
Minister, wij vragen om deze aangelegenheid verder te bekijken en te onderzoeken. De vraag zal ongetwijfeld nog terugkomen. We zijn in elk geval benieuwd naar de resultaten van de werkgroep van burgemeesters van de centrumsteden. We hebben al vernomen dat ze niet overeenkomen, dat ze niet op dezelfde lijn zitten inzake het stemrecht van studenten in een studentenstad. We blijven de problematiek verder opvolgen. Ik meen te mogen zeggen dat het een item is dat zal blijven leven onder de studenten.
De voorzitter : De heer De Loor heeft het woord.
De heer Kurt De Loor : Voorzitter, daarnet heb ik gezegd dat ik me aan het onderwerp van de vraag zou houden en niet zou deelnemen aan de scheldpartij, aan het in zijn hemd zetten van de burgemeester van Leuven. Ik had het nog enigszins al lachend gezegd. Ondertussen is het aantal decibels omgekeerd evenredig aan het niveau van het debat. Het debat is echt een scheldpartij geworden.
Mijnheer Reekmans, wij hebben de gewoonte om in deze commissie op een serene manier te debatteren, alle leden van de commissie kunnen dat beamen. In onze partij is het nog steeds niet verboden om ideeën te hebben, in tegenstelling tot uw partij. U verwijt ons om aan aankondigingspolitiek te doen, maar u hebt dit punt hier zelf op de agenda geplaatst, niet ik of de heer Verfaillie. U hebt er een hetze van gemaakt. U hebt ervoor gezorgd dat we er meer dan een uur over praten.
Minister, u verwees naar het interview met de heer Tobback in de Campuskrant van 2000. Daarin staan een aantal uitgangspunten die ik ook in mijn betoog heb gebruikt. Het getuigt inderdaad van voortschrijdend inzicht bij de burgemeester van Leuven. Ik heb er ook voor gepleit om zeker niet overhaast te werk te gaan, maar om het debat te openen en te voeren.
Op de vraag van de heer De Meulemeester antwoordde u dat er andere mogelijkheden zijn tot overleg en inspraak. Zo kan het dat een schepen van studenten wordt aangesteld, maar daarbij is het niet alleen belangrijk dat er overlegmomenten zijn, maar ook dat je kunt bepalen met wie je overlegt. Die nuance wou ik nog aanbrengen.
De voorzitter : De heer Vanden Bussche heeft het woord.
De heer Marc Vanden Bussche : Voorzitter, ik heb nog twee losse bedenkingen en een dooddoener.
Wat gaan wij doen? We hebben in Koksijde een fantastische hotelschool. Daar zijn internen die ouder zijn dan 18 jaar. Zullen we hun ook stemrecht geven? En wat met iemand die meer in zijn stamcafé zit dan thuis? Geven we die ook stemrecht?
Ik eindig met de dooddoener: studenten moeten in de eerste plaats studeren.
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Voorzitter, minister, ik dank u voor het antwoord waaruit toch blijkt dat er bijzonder veel hindernissen zijn om ertoe te komen. De heer De Loor heeft trouwens in het begin van zijn betoog al meegegeven dat het niet haalbaar is voor 2012. Het idee is begraven tot na 2012, tot het nog eens opborrelt.
Vroeger ging het er effectief over dat studenten in de examenperiode niet graag over en weer gingen omdat ze in de blok zaten. Dat had niets te maken met de politieke participatie van de studentenpopulatie in de studentenstad. Ik vraag me trouwens af waar de vraag van de studenten zit om op een politieke manier, namelijk via gemeenteraadsverkiezingen, te participeren aan de stad. Als men iets wil doen voor de participatie van de studentenpopulatie in de studentenstad, waar ze effectief een groot deel van het jaar verblijven, zijn er andere mogelijkheden.
Indien de heer Tobback nog minister van Binnenlandse Zaken zou zijn geweest en iemand anders zou dit voorstel hebben gedaan, dan zou hij er wellicht niet zoveel woorden aan vuil gemaakt hebben als u, minister.
De voorzitter : Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Mevrouw Karin Brouwers : Voorzitter, u geeft op een bepaald ogenblik een interpretatie aan mijn woorden. Ik herhaal even wat ik heb gezegd: Studenten zijn een zegen voor een stad en soms een kleine vloek. U hebt zich vooral op dat laatste geworpen en ik vind dat u daarmee een beetje buiten uw rol trad.
Ik ben heel tevreden met het antwoord van de minister en vooral met het artikel in Campuskrant, waarin de burgemeester in het jaar 2000 blijkbaar dezelfde analyse heeft gemaakt als ik nu. Ook hij heeft het over de bevolkingspiramide die compleet scheefgetrokken zou worden bij een massale deelname van studenten aan de verkiezingen. Dat was het belangrijkste punt uit mijn betoog, want op die manier zou de gewone Leuvenaar nog minder inspraak hebben in het beleid.
Mevrouw Annick De Ridder : Mevrouw Brouwers, bedankt voor uw verduidelijking. Er is wel een verschil tussen mijn rol als voorzitter en als lid van een politieke partij. Het is absoluut ook mijn bedoeling om hier af en toe een mening te ventileren, als dat met uw goedkeuren mag.
Mevrouw Karin Brouwers : U mag uw mening hebben. Als u als partijlid sprak, heb ik daar geen probleem mee.
Mevrouw Annick De Ridder : Waarvoor dank, maar dat had ik daarnet ook al verduidelijkt.
De voorzitter : De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie : Minister, ik dank u voor uw verhelderend antwoord. Als Louis Tobback vandaag nog minister van Binnenlandse Zaken zou zijn en een eminent lid van deze commissie had het voorstel gelanceerd, dan zou hij gezegd hebben: Dat is te zot om los te lopen, dat kan niet, we moeten dringend bekijken of bij die persoon nog alles mooi op een rijtje staat. (Rumoer)
Ik denk dat de burgemeester van Leuven maar al te goed weet welke uitspraken hij deed toen hij nog minister van Binnenlandse Zaken was.
Laten we het hele debat herleiden tot de essentie: de burgemeester van Gent en de burgemeester van Leuven zijn op zoek naar meer geld. Ze willen aan uw centen zitten, minister. Dat is de hoofdzaak van het betoog van de collega uit Leuven: hij wil meer geld van Vlaanderen. Op welke manier hij het kan binnenhalen, is voor hem om het even. Hij gebruikt er nu eventjes de studenten voor, maar binnenkort zal het de tgv-lijn zijn die er jaren geleden gekomen is en daarna volgt nog wel een andere reden. Hij wil gewoon meer geld van u.
De voorzitter : Mevrouw De Waele heeft het woord.
Mevrouw Patricia De Waele : Minister, ik wil u ook bedanken voor uw uitgebreid antwoord. Ik onthoud dat u heel wat praktische bezwaren ziet bij een eventuele invoering van het studentenstemrecht. Dezelfde praktische bezwaren zijn ook bij de vraagstellers aan bod gekomen. Ik onthoud dat het absoluut niet realiseerbaar is voor de komende gemeenteraadsverkiezingen van 2012.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Voorzitter, mijnheer Van Hauthem, had ik in de Kamer gezeten en was ik minister van Binnenlandse Zaken geweest, dan zou ik inderdaad misschien wat korter geantwoord hebben. Ik heb altijd begrepen dat er een andere debatstijl is hier en in de Kamer. In het Vlaams Parlement argumenteert men graag en dus heb ik geprobeerd om zo veel mogelijk argumenten op een rijtje te zetten. Het was mijns inziens ook nodig om de zaak eens vanuit alle oogpunten te bekijken. Er werd ook een vraag gesteld over Nederland en ik heb de moeite gedaan om dat ook eens te bekijken.
Ik zie een aantal fundamentele bezwaren, ik kom er niet op terug. Wettelijk is er in elk geval het aantal raadsleden, en het is evident dat dat een groot probleem zou zijn. Nu geldt het bevolkingsaantal, dat staat ook met zoveel woorden in het decreet.
Er is ook de tot nu toe onlosmakelijke band tussen actief en passief kiesrecht, waar ik drie grote problemen zie gelet op de discontinuïteit, het feit dat een student gedurende meerdere periodes niet in de stad is.
Mijnheer De Meulemeester, u stelt dat u dit debat wilt voortzetten. Dat is wat mij betreft uiteraard geen probleem, maar het zullen heel goede argumenten moeten zijn om mij van mening te doen veranderen, nog los van het feit dat dit geen onderdeel vormt van het regeerakkoord.
Mijnheer Reekmans, helemaal op het einde gooit u het over een andere boeg. U hebt een punt, maar de vraag van studenten om op afstand te kunnen meestemmen in hun studentenstad wegens de blok- en examenperiodes, is natuurlijk niet het voorwerp van debat geweest. Het lijkt me een verstandige vraag, maar ik kan daar niet zomaar op antwoorden, we moeten dat technisch bekijken.
Als je het elektronisch doet, moet je zeker zijn dat je de kieslijsten van de thuisgemeente van de student kunt oproepen. Er zijn misschien ingewikkelde programmas nodig om in elke studentenstad de lijsten te kunnen oproepen van al die thuisgemeenten. Misschien kan dat wel met bepaalde sleutels. Als je het niet elektronisch doet, is er een schriftelijke procedure nodig.
Ik geef deze antwoorden nu voor de vuist weg, maar hoe dan ook moeten we ervoor zorgen dat het geheim van de stemming onder alle mogelijke omstandigheden bewaard blijft. Er kan onder bepaalde omstandigheden ook vanuit het buitenland worden gestemd, ik zie dus niet in waarom dit technisch niet zou kunnen. In elk geval is dit nu niet aan de orde, ik geef deze antwoorden voor de vuist weg. Het is een vraag van een heel andere orde die wel eens kan worden onderzocht.
De voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
De heer Peter Reekmans : Voorzitter, minister, op het einde heb ik inderdaad de essentie aangehaald van de vraag van de studenten. Ik ben tevreden dat u akkoord gaat om dit eventueel technisch te bekijken. Ik begrijp dat u vandaag niet op deze vraag kunt antwoorden.
Collegas, door deze vraag wou ik dit terug naar de essentie brengen. De echte vraag van de studenten is dat ze tijdens de examens in hun studentenstad kunnen stemmen. Ik ben al tevreden met het feit dat dit hier vandaag aan bod is gekomen en dat de minister akkoord gaat om dit eens technisch te bekijken. Dat is al een stap vooruit. Hopelijk kunnen we hiermee een halt toeroepen aan alle politici die dit onderwerp al tien jaar gebruiken om in bepaalde periodes bepaald nieuws te creëren.
Mijnheer De Loor, meestal laat ik me er niet toe verleiden om op een persoon te reageren. (Rumoer)
U wou me daarnet lessen geven in sereniteit. Ik heb hier even de vriendelijkheid bekeken waarmee u met uw collega van CD&V, de heer Verfaillie, bent omgegaan. Als dat uw invulling is van het woord sereniteit, dan begrijp ik niet goed wat dat woord nog wil zeggen.
De voorzitter : De heer De Meulemeester heeft het woord.
De heer Marnic De Meulemeester : Voorzitter, het debat heeft aangetoond dat wij het kunnen voortzetten. Het antwoord van de minister stelt mij tevreden. Hij geeft een aantal zaken aan, onder meer de complexiteit van de problematiek waarover ook ik het had in mijn vraagstelling. Het is belangrijk dat wij verder kijken, wat ook de uitkomst moge zijn van de werkgroep van de burgemeesters van de centrumsteden. Die twee burgemeesters zijn daarmee naar buiten gekomen. Als je dat doet, moet het goed onderbouwd zijn. Dat was het dus niet. Dat wil ik hier namens mijn fractie zeggen: dat is een vorm van populisme. Als je met dergelijke zaken naar buiten komt, alleen maar om bepaalde mensen gunstig te stemmen; als je dossier bijlange niet goed onderbouwd is, en als je niet met argumenten kunt aantonen dat het wel zou kunnen, dan is het ondermaats om met zon belangrijk dossier op zon manier naar buiten komen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.