Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 13/01/2011
Vraag om uitleg van mevrouw Sabine Poleyn tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over Erasmusbeurzen
- 800 (2010-2011)
De voorzitter : Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn : Voorzitter, minister, dames en heren, Erasmus kent een groot succes in Vlaanderen. Dat is heel positief, want we hebben in de Verklaring van Leuven afgesproken dat we tegen 2020 20 procent van onze studenten een buitenlandervaring zouden meegeven. Dit academiejaar lijkt de plotse toename van het aantal beursaanvragen voor problemen te zorgen, want de middelen zijn op. Het probleem is dat de meeste studenten voor dit academiejaar al de verzekering hebben gekregen dat ze een Erasmusbeurs zouden krijgen. De meeste universiteiten en hogescholen maken eind juli al hun selectie voor het volgende schooljaar bekend. De informatierondes in de instellingen vinden in de periode februari-mei plaats. De studenten krijgen daar het bedrag van hun beurs toegewezen.
De vzw Europese Programmas voor Opleiding, Ontwikkeling en Samenwerking (EPOS) heeft voorgesteld om het bedrag te spreiden over alle kandidaten en zo het bedrag voor elke Erasmusstudent met 50 euro per maand te verlagen. Zo zouden meer studenten kunnen vertrekken. Nu blijkt dat ook deze maatregel niet voldoende zou zijn en dat er in sommige instellingen te weinig geld zal zijn om alle studenten een beurs te geven. Minister, ik weet dat de middelen beperkt zijn. Het is ook wel zo dat we instellingen en studenten trachten warm te maken om te internationaliseren en zo veel mogelijk deel te nemen aan de beurzen.
Klopt het dat er een sterke toename is? U zult dat wellicht bevestigen met cijfers. Ik dacht dat het ging over het bedrag dat wij ter beschikking hebben; het gaat over 1,3 miljoen euro. Hoe gaat u dit oplossen? Zal het bedrag worden gespreid over alle kandidaat-bursalen? Zal de Vlaamse bijdrage aan de beurs van 100 naar 50 en zelfs naar 0 euro gaan? Kan dat voor Europa? Want er is ook nog het Europese gedeelte. Bent u van plan om meer geld te zoeken? Zullen sommige studenten geen beurs krijgen? Hoe wilt u dat vermijden in de toekomst?
Er circuleren voorstellen om de beurzen op een andere manier te financieren zoals in sommige landen van de EU en om het Vlaamse deel rechtstreeks te laten uitbetalen door bijvoorbeeld de Dienst Studietoelagen. Die heeft alleszins ervaring in het erkennen en in het uitwerken van procedures. Of misschien kan het via de vzw EPOS die het systeem coördineert?
Ten slotte, is er nieuws over het algemene actieplan studentenmobiliteit dat u hebt aangekondigd? Gaat u hierover een hoofdstuk opnemen in het plan?
De heer Boudewijn Bouckaert : Minister, ik werk als hoogleraar in een Erasmusprogramma. Ik ben met de problematiek vertrouwd. In uw beleidsbrief staat dat u met Youth on the Move het aantal wil opdrijven naar 20 procent van onze hogeschool- en universiteitsstudenten. Als dat succes heeft, nemen de financiële problemen natuurlijk toe.
Het beursbedrag tussen 235 en 295 euro per maand is heel laag. In het buitenland studeren en logeren kost meer. Het is geen goede politiek om dat aan alle studenten te geven. Een pak studenten heeft dat niet nodig, en voor een pak andere is het totaal onvoldoende. Ik pleit voor veel meer selectiviteit. Er moet een systeem komen waarbij het bedrag wordt geïntegreerd in de studietoelage. Ik deel de mening van mevrouw Poleyn daarover.
Minister Pascal Smet : De Europese Commissie kent jaarlijks een budget toe aan de nationale agentschappen die belast zijn met de uitvoering van het Een Leven Lang Leren Programma. Met dit budget kunnen de agentschappen mobiliteiten en projecten betoelagen. Bijna de helft van dit budget is bestemd voor de financiering van Erasmus. Een aantal agentschappen, waaronder EPOS vzw, krijgen ook nog een nationale cofinanciering voor het Erasmusprogramma.
EPOS verdeelt de toelagen voor Erasmusmobiliteit onder de aanvragende instellingen, op basis van een aantal criteria en parameters die door Europa en Vlaanderen zijn opgelegd. Ik vermeld hier de belangrijkste. De Europese Commissie stelt dat de Erasmusbeurzen minimaal 200 euro per maand moeten bedragen. In Vlaanderen wordt een onderscheid gemaakt tussen beursstudenten, bijna-beursstudenten en beurstariefstudenten of categorie 1-studenten enerzijds en alle andere studenten of categorie 2-studenten anderzijds. De eerste categorie krijgt een hogere Erasmusbeurs dan de tweede. Verder wordt er nog een onderscheid gemaakt tussen de landen waarvan de onderwijstaal Engels, Frans, Duits of Spaans is. De beurzen voor de EILC-landen (Erasmus Intensive Language Courses) liggen hoger dan die voor niet-EILC-landen. Bij de berekening en toekenning van de beurzen wordt rekening gehouden met de past performance van elke instelling. Er kunnen niet meer beursmaanden worden toegekend dan het aantal aangevraagde beursmaanden.
Na advies van het Vlaams Erasmuscomité van 13 oktober 2009 had ik mij akkoord verklaard met de hierna vermelde maandelijkse beursbedragen voor de academiejaren 2009-2010 en 2010-2011: voor de categorie 1 geeft de EU 240 euro voor de EILC-landen en 210 euro voor de niet-EILC-landen; voor de categorie 2 geeft de EU voor de EILC-landen 210 euro en voor de niet-EILC-landen 180 euro; Vlaanderen legt overal telkens 100 euro bij.
Voor het academiejaar 2010-2011 werden in totaal 22.268 beursmaanden zowel voor studies als stages aangevraagd bij EPOS. Als dit cijfer gehaald zou worden, met de nadruk op als, zou dit een spectaculaire groei van ongeveer 30 procent inhouden ten opzichte van de vorige academiejaren.
EPOS vzw heeft mij in juli 2010 een nota gestuurd waarin het agentschap uiteenzet dat de financiën die Europa en Vlaanderen ter beschikking stellen, ontoereikend zijn om 22.268 beursmaanden te financieren a rato van een gemiddelde beurs van 300 euro. In augustus heeft EPOS daarom aan de universiteiten en hogescholen laten weten dat de Vlaamse cofinanciering 55 euro zou bedragen in plaats van 100. Door de beursbedragen te verminderen, kon EPOS op dat moment en op basis van de beschikbare aanvragen garanderen dat het over voldoende financiën beschikt om de 22.268 beursmaanden te betoelagen. Uiteraard zaten we nog altijd boven het Europese minimumbedrag.
Intussen heb ik via de regeringscommissarissen bij de universiteiten en hogescholen een extra onderzoek laten uitvoeren naar de aanvragen van de betrokken instellingen van hoger onderwijs. Uit deze cijfers bleek dat de aanvragen reeds gevoelig gedaald waren tot ongeveer 15 procent. Er dient tevens rekening mee gehouden te worden dat het aantal effectieve verblijven in het buitenland lager zal zijn dan de aanvragen.
De universiteiten en hogescholen hebben een initiële toekenning gekregen voor Erasmus-studentenmobiliteit. Deze toekenning is dus vatbaar voor herziening. Tegen medio maart moeten de universiteiten en hogescholen een aanvraag tot herziening indienen. Ze moeten dan hun definitieve cijfers voor het academiejaar 2010-2011 bekendmaken en deze staven aan de hand van deelnemerslijsten. Het zal pas op dat ogenblik duidelijk zijn hoe groot de reële groei van de Erasmusmobiliteit voor dit academiejaar is op het budget, en eventueel op het bijkomende budget dat we kunnen zoeken vinden is nog een andere zaak.
Intussen gaan mijn kabinet en de betrokken administratie na of en in welke mate de initieel toegekende beursbedragen alsnog kunnen worden opgetrokken op basis van de meest recente cijfers en de beschikbare kredieten. Het is voorbarig om daar al iets over te zeggen: ik hoop dat ik eind deze maand nog een beslissing kan nemen. Op langere termijn moeten we nagaan op welke manier we het beschikbare geld voor mobiliteit beter kunnen aanwenden zodat zo veel mogelijk studenten een buitenlandse onderwijs- of stage-ervaring kunnen opdoen.
De administratie heeft een ontwerp van actieplan opgemaakt, maar ik heb het teruggestuurd voor aanvulling. Daar wachten we nu op.
De voorzitter : Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn: U gaat altijd zo snel, minister. Het zou dus kunnen dat het allemaal nog zon vaart niet loopt. We zullen dat in maart weten. Ik zal dan checken of het met die 55 euro inderdaad opgelost is.
U bent niet ingegaan op de suggestie om de beurzen via de Dienst Studietoelagen uit te keren. Dat lijkt me nochtans interessant. Zoals de voorzitter ook aangeeft, er is wel iets voor te zeggen om het bedrag te koppelen aan het inkomen, zeker als de middelen beperkt zijn. Er is ook iets voor te zeggen om een gelijk bedrag aan iedereen te geven, want het is bedoeld als stimulans om te vertrekken. Het is niet zo dat wie veel middelen heeft, vanzelf gaat vertrekken. Toch moeten we er misschien een sociaal criterium aan toevoegen. Voor de eenvoud is het misschien evident om dat aan de Dienst Toelagen te geven en te integreren in de procedure. Ik weet niet of dat kan.
Minister Pascal Smet : De timing loopt alleszins verschillend. Ik zal het laten onderzoeken.
Mevrouw Sabine Poleyn : Of anders via EPOS? Het zou toch eenvoudiger moeten worden.
Minister Pascal Smet : Bovendien is dat in strijd met de automatische toekenning die we gaan organiseren. Ik wil er rekening mee houden in een onderzoek. Ik zie meteen al twee redenen waarom het niet evident is.
Mevrouw Sabine Poleyn : Ik hoop dat het actieplan, als u het zult hebben teruggestuurd, effectief zal zijn gebaseerd op onderzoek naar de kritische succesfactoren die bepalen of iemand vertrekt of niet. Zo kunnen we weten hoe belangrijk dat bedrag is. Is het een echte stimulans, of is het maar relatief en moet het maar een deel van de kosten dekken en is het niet echt motiverend om te vertrekken? Dat is belangrijk om te kunnen beoordelen wat we met die financiering moeten doen in de toekomst. Dit wordt, wat mij betreft, nog vervolgd.
De voorzitter : Het incident is gesloten.